Artikelen die betrekking hebben op de geschiedenis van Lisse en haar bewoners

BIJ DE HARTPAGINA: Luchtfoto van uit 1974 van sportveld Ter Specke

Weer zo’n prachtige vogelvluchtopname. We vliegen nu over sportpark Ter Specke en we kijken richting Lisse. Ga er maar even voor zitten, want er is weer genoeg te zien. Even lekker herinneringen ophalen uit de tijd dat je zelf nog een balletje trapte.

Redactie

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

“Ter Specke” is de naam van ons nu zeer uitgebreide sportpark. Specke is een oude naam voor een speciaal soort veen dat in lagen is opgebouwd. Het veen dat hier als turf gedolven werd, was gelaagd veen. Door verzanding van de Rijnmonding bij Katwijk kon het overvloedige water uit de bergen niet of nauwelijks de Noordzee in stromen en zocht het water een andere weg naar de lagere delen van ons gebied. Zo zocht het water tussen de oude en nieuwe duinen zijn weg en nam veel organisch materiaal mee dat hier achterbleef. In de droge tijd stoof er duinzand overheen. Dit proces herhaalde zich jaarlijks,  zo vormde gelaagd veen ons veengebied. Lisse had turf van topkwaliteit. Het was geen baggerzooi omdat het zand tussen de veenlagen zorgde voor goede afwatering. De Achterweg is een oude Veendersweg.

Op de hartpagina zien we ons sportpark in 1974, de Spartaan liep nog hard om het hoofdveld van de beide voetbalclubs, Sportclub Lisse (tot 1968 RKVV Lisse) en Lisser Boys. Op de Spekkelaan werd toen nog de ‘Tour de Lisse” verreden. Altijd een spannende aangelegenheid! Toen de hardloopbaan nog uit sintels bestond waren er motor-speedwayraces, hazewindhondrennen, er was altijd van alles te doen.
Het corso maakte er wat showrondjes voor ze aan de grote optocht begonnen. Voor onze sportcultuur wordt nog steeds goed gezorgd
met al die mooie accommodaties. Wij van Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” zouden ook wel eens een beetje verwend willen
worden door de gemeente. Straks zijn we dakloos, waar wordt dan de geschiedenis van Lisse onderzocht en bewaard?
Een wijs man schreef eens; “Wie zijn geschiedenis niet waardig vindt, gaat onwaardig de toekomst tegemoet”.

Kampioenen van toen.

Hazewindhondrace.

Rondje voor de show.

“Tour de Lisse” team aan de start.

 

Een ziekenhuis en nieuw bloed in de huisartsengroep

Er was echt eens een ziekenhuis in Lisse! Op de plek waar je nu vanaf de Heereweg de Nassaustraat in rijdt. Paul Stelder schrijft erover in zijn serie over de zorg in Lisse door de jaren. Dat stukje Lisse komt aardig aan bod in dit nummer.

door Paul Stelder

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Na de oorlog en de bevrijdingsfeesten proberen ook de inwoners van Lisse zo snel mogelijk hun gewone leven weer op te pakken. In veel gezinnen is er verdriet of onzekerheid over familieleden. Nederlanders die fout zijn geweest in de oorlog worden bestraft, maar moeten na het uitzitten van die straf, ook weer integreren. Kort na de bevrijding blijkt een onafhankelijkheidsbeweging in Indonesië steeds meer steun van de lokale bevolking te krijgen. Hierdoor raakt de Nederlandse regering verstrikt in een nieuwe oorlog. Dat leidt van 1946 tot 1949 tot de zogenoemde politionele acties. Veel jonge mannen moeten als dienstplichtig soldaat hun families voor onbepaalde tijd verlaten om naar Indonesië te vertrekken, onder hen is de jonge huisarts Frans Haase.

Ziekenhuis Irene

Heereweg 113: van Huize Irene tot ziekenhuis naar pension

In 1946 neemt de Hervormde Gemeente in Lisse het initiatief om een voorziening op te richten waar zieken kunnen worden verpleegd en waar vrouwen kunnen bevallen. Er wordt een pand beschikbaar gesteld aan de Heereweg, destijds met het huisnummer 113. Het lag op de huidige kruising van de Nassaustraat en de Heereweg. Het krijgt als naam ‘Ziekenhuis Irene’. Het beleid in het ziekenhuis wordt bepaald door de plaatselijke huisartsen en de zorg wordt uitgevoerd door de directrice en haar personeel. Overigens zijn er voor katholieke inwoners van Lisse ziekenkamers beschikbaar. In Huize Pius. Vrouwen konden bevallen in het St. Josephhuis (Schoolstraat 2). In Huize Pius wordt de zorg uitgevoerd door de aldaar wonende nonnen, de zogenoemde vrouwelijke religieuzen.

In het jubileumboek ‘175 jaar Brandweer Lisse’ staat nauwkeurig beschreven hoe de brandweer in december 1948 het ziekenhuis bij een controle aantreft: met diverse kachels en haarden en een zeer brandonveilige situatie, waarbij er zelfs geen brandblusser aanwezig is! Op de begane grond bevindt zich een vrouwenziekenkamer en op de eerste verdieping een mannenziekenkamer plus een kamer waar bevallingen laats kunnen vinden. Op het moment van de brandinspectie verblijven er acht patiënten en twee baby’s in het ziekenhuis. Er is tevens een kamer voor de directrice, twee voor inwonend personeel, een kamer voor een maatschappelijk werkster en er wordt ook nog een kamer verhuurd! Van het personeel in het ziekenhuis wordt of veel geëist of het wordt heel slecht betaald, want binnen enkele jaren tijd is er driemaal een vacature. Volgens het brandweerrapport zou de capaciteit kunnen worden opgevoerd tot veertien patiënten en twee baby’s. Bij de aanleg van de Nassaustraat wordt het pand gesloopt, maar het is dan al lang niet meer in gebruik als ziekenhuis. Het is niet precies duidelijk wanneer het ziekenhuis is opgeheven. De laatste advertentie waarin om personeel wordt gevraagd is van eind 1949. Waarschijnlijk wordt kort daarna het ziekenhuis opgeheven want het pand krijgt de naam ‘Pension Irene’.

De eerste masseur

Het is natuurlijk gewoon Broeke, de meneer van de heilgymnastiek
en D.O.K. staat voor ‘Door Oefening Kracht’ (NLC 26-7 1948)

Jan Broeke was de wegbereider voor de fysiotherapeuten in onze gemeente. In Lisse is kort na de oorlog ruimte voor een geheel nieuwe beroepsgroep binnen de gezondheidszorg. Jan Broeke (geboren 12 april 1907 te Abcoude- overleden 4 maart 1992 te Heemstede) opgeleid als gymnastiekleraar, vestigt zich in 1947 als masseur en leraar heilgymnastiek. Tot 1975 blijft hij beroepsmatig actief.

In de jaren zestig wordt in Haarlem gestart met een opleiding voor fysiotherapie, waar naast massage ook diverse vormen van fysiotechniek worden onderwezen. Daar worden dus in onze regio de eerste echte fysiotherapeuten opgeleid. Broeke is de voorloper van een grote groep fysiotherapeuten in Lisse. In september 1967 komt de dan nog jonge fysiotherapeut Guus Kosters hem assisteren en in november 1975 draagt Broeke het laatste gedeelte van zijn fysiotherapiepraktijk over aan fysiotherapeut Jan Hersman.

Huisartsenpraktijk Haase na de oorlog
Bij zijn terugkeer uit Indonesië in 1949 ziet Frans Haase junior voor de eerste maal zijn vierde zoon, die bij zijn vertrek naar Indonesië nog niet geboren was. Frans voegt zich snel bij de praktijk van zijn vader, Frans senior. Zij werken samen in de praktijk die dan nog steeds gevestigd is in Maria ’s Hof aan de Heereweg 317. Op 3 februari 1952 viert Frans senior het feit dat hij 50 jaar huisarts is. Hij is op dat moment 77 jaar oud. Dan pas vindt hij het genoeg geweest en legt hij zijn praktijkwerkzaamheden volledig neer. Het apotheekgedeelte van de
praktijk mag volgens de geldende regels niet door zijn zoon worden voortgezet. Het gaat daarom officieel over in handen van de plaatselijke apotheker Sophie van Overbeek. Helaas kan Frans Haase senior niet lang van zijn pensioen genieten: hij overlijdt op 26 augustus 1953. Zijn
vrouw en zijn dochter uit zijn eerste huwelijk blijven tot 1967 in Maria’s Hof wonen. Tandarts K. R. B. van ’t Hoff (geboren 9 maart 1940 te Den Haag – overleden 14 juli 2002 te Epe) wordt de nieuwe bewoner van het pand. Frans junior verhuist reeds in 1952 met zijn gezin naar Heereweg 337, waar hij, vanaf 1975 samen met zijn zoon Frans, de nieuwe junior, tot 1984 praktijk houdt.

De komst van een nieuwe dokter
Het dorp Lisse heeft in 1945 11.000 inwoners, in 1955 12.250 en in 1960 13.500 inwoners. Er worden na de oorlog nieuwe woonwijken gebouwd. Eerst de Bloemenbuurt in de omgeving van de oude Broekweg, daarna in het verlengde van diezelfde Broekweg, worden de Van Speykstraat en de Zeeheldenbuurt ontwikkeld. Voor de Tweede Wereldoorlog is de Koninginne- en Prinsessenbuurt al gebouwd en deze wordt in de jaren ‘50 aangevuld met de Oranjelaan. Begin jaren ‘50 krijgt architect Aad Paardekooper, die sinds 1946 samen met architect Kees Barnhoorn een architectenbureau heeft aan de Grachtweg te Lisse, de opdracht om de Mariakerk met pastorie, de Mariaschool en de Dominicus Savio MULO te ontwikkelen, in de van hem bekende stijl van de Bossche School. In jonge gezinnen is er vaak behoefte aan een jongere huisarts. Dan vestigt zich op 17 november 1956 een jonge, ambitieuze arts aan het Nassaupark 43, op de hoek met de Nassaustraat. Hoe is deze buitenstaander in Lisse terechtgekomen en hoe valt zijn komst bij de zittende huisartsen?

Trouwfoto Riet en Klaas

Nicolaas -Klaas- Bet (geboren 16 januari 1925 te Noord- Scharwoude- overleden 3 oktober 2004 te Warmond) wordt geboren als tweede zoon in een arm landarbeidersgezin. Van de twaalf kinderen die in dat gezin geboren worden, overlijden er vijf voor hun tiende levensjaar. Klaas is het tweede kind in het gezin. Zijn oudere broer Kees overlijdt op achtjarige leeftijd, Klaas is dan zeven jaar oud. Hij blijft lang klein van stuk en hij kan goed leren. De bovenmeester ziet zijn talenten en schat in dat hij meer kan dan op het land werken. Hij stimuleert de ouders om Klaas te laten doorstuderen aan de HBS in Alkmaar. In 1941 haalt Klaas zijn diploma, maar door de oorlog kan hij niet verder studeren. In november 1946 mag hij met een lening van de plaatselijke zuurkoolproducent Kramer, toch de studie weer oppakken en hij gaat naar de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam om er geneeskunde te studeren. Tijdens die studie komt hij in contact met de pater jezuïet Jan van Kilsdonk, die acht jaar ouder is en als een soort mentor voor Klaas optreedt. Na het afronden van zijn studie in 1952 werkt hij ongeveer anderhalf jaar in de Sint-Willibrordusstichting, een psychiatrisch ziekenhuis in Heiloo opgericht in 1930. Hij is sterk geïnteresseerd in psychiatrie en de toenmalige behandelingen met electroshock maken diepe indruk op hem. Na deze periode moet hij in militaire dienst. Tijdens zijn studie krijgt hij op een feestje bij een studievriend thuis kennis aan Riet Seignette, een dochter van een bollenkweker uit Limmen. Zij trouwen op 30 december 1952 en zij gaan bij de ouders van Riet inwonen. De vader van Riet komt voor de handel met zijn bollen regelmatig naar Lisse en leert daar enkele lokale collega-bollenkwekers kennen. Hij hoort van de nieuwbouw in het dorp en hij suggereert Klaas  dat dat mogelijk een aantrekkelijke plaats is om zich te vestigen. Hij weet van de belangstelling voor het huisartsenvak van zijn schoonzoon en ziet hier een kans voor hem: Klaas is nog jong en wil graag aan de slag, maar hij heeft geen geld om een praktijk te kopen. Mogelijk met financiële steun van zijn schoonfamilie kan Klaas een hoekhuis aan het Nassaupark kopen en hij begint  op 17 november 1956 met zijn zogeheten vrije vestiging op twee van de slaapkamers.

Artsen mogen zich nog steeds overal waar zij willen, vestigen: het is een zogenaamd vrij beroep. De plaatselijke huisartsen sporen hun patiënten in dit geval niet aan om zich naar hem over te laten schrijven. Hij begint dus zonder patiënten op zijn naam en moet het hebben van de bewoners van de nieuwbouw om hem heen en van mond-opmond-reclame, want een wervende advertentie plaatsen is niet toegestaan. Aanvankelijk mag hij wel met de andere huisartsen meedoen in de waarneming in het weekend: op zaterdagmiddag en op zondag. De huisartsen hebben alle andere dagen van de week altijd zelf dienst voor hun eigen praktijk. Maar binnen een jaar op 14 oktober 1957 wordt hem de wacht aangezegd. Wat precies de aanleiding is geweest is niet meer duidelijk, maar op die avond staat zijn collega Haase onverwachtvoor de deur met een door alle collega’s ondertekendebrief, waarin Klaas moet lezen dat hij uit de waarneemregeling is gezet.

Dit is een zeer zwaarwegende maatregel, want het betekent dat Klaas niet meer op vakantie kan en niet meer tijdens een weekend op familiebezoek kan gaan in Noord-Holland. Deze buitensluiting duurt ongeveer een jaar en wordt pas bijgelegd onder druk van een aantal vrienden. Met name Dick de Vroomen maakt zich sterk voor hem. Zij eisen van de zittende huisartsen dat Klaas weer in de waarneming wordt opgenomen. Zij zetten hun eis kracht bij door te dreigen er voor te zullen zorgen dat grote
aantallen patiënten een overschrijving naar de praktijk van Bet aanvragen. Daarop is de uitsluiting teruggedraaid, geleidelijk is de relatie weer beter geworden. Klaas rijdt aanvankelijk zijn visites op de fiets, want een auto heeft hij niet. Ook moet hij andere werkzaamheden doen om enig inkomen te verkrijgen. Zo geeft hij les aan kraamverzorgsters van het kraamcentrum in Sassenheim en hij geeft enkele jaren biologieles op het kort daarvoor geopende Fioretti College en aan de huishoudschool aan de Achterweg. Zijn patiëntenbestand groeit en in 1961 is er voldoende inkomen om een praktijkvleugel aan het huis te laten bouwen, zodat de slaapkamers beschikbaar komen voor
de kinderen van het groeiende gezin. In de jaren zestig gaat er opnieuw een huisarts de politiek in en doet opnieuw een nieuwe discipline zijn intrede in de eerstelijnszorg.

 

Vier huisartsen aan de thee, nadat de onenigheid was bijgelegd. v.l.n.r.: Henk Holl, Lex Duymaer van Twist, Marius van Dijk en Klaas Bet.

Daarover meer in het volgende hoofdstuk over de geschiedenis van de medische zorg in Lisse.

Bijlage

Baanbrekende ontwikkelingen op medisch gebied na 1945
In de oorlog waren besmettelijke ziektes als tuberculose, difterie, kinkhoest en mazelen gevaarlijk rondgegaan en daardoor vielen vele dodelijke slachtoffers. In 1953 is het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu opgericht en konden kinderen gratis worden gevaccineerd tegen difterie, kinkhoest en tuberculose. In 1957 kwam daar nog poliomyelitis bij en in de jaren daarna zijn de vaccinaties nog veel verder uitgebreid en werd al begonnen op de babyleeftijd. Een andere grote ontwikkeling in de strijd tegen de besmettelijke ziektes is de ontdekking van penicilline geweest. Een  Nederlands bedrijf (Gist Brocades) heeft bij de bedrijfsmatige ontwikkeling van penicilline een belangrijke rol gespeeld. Vanaf 1948 was het op grote schaal in Nederland beschikbaar. Ziektes als longontsteking en nierbekkenontsteking waren daardoor goed te behandelen en veel minder levensbedreigend. In de jaren 60 kwam er voor een heel ander doel  een nieuw medicijn op de markt. De anticonceptiepil, toen nog in een veel zwaardere vorm dan tegenwoordig, kwam beschikbaar. Hoewel er aanvankelijk veel weerstand was vanuit de kerken en ook vanuit de medische wereld, heeft dat een betere gezinsplanning mogelijk gemaakt: de gezinnen werden kleiner en vrouwen konden daarmee makkelijker deel blijven nemen aan het arbeidsproces. In 1953 werd de structuur van het chromosoom ontdekt met het DNA als bouwsteen. Het overervingspatroon van vele erfelijke ziektes kon hiermee worden verklaard en later ontwikkelde zichdaaruit bij voorbeeld de prenatale diagnostiek.

Bronvermelding
Jubileumboek 175 jaar Brandweer Lisse
Cees Paardekooper: Biografie van ir. A. H. J. Paardekooper
Frans en Marjolein Haase
Guus Kosters
Jan Hersman
Diverse krantenarchieven, wikipedia
M.m.v.: Ria Grimbergen

(1) De introfoto laat zien dat Huize Irene gesloopt moest worden om de Nassaustraat aan te laten sluiten op de Heereweg

 

 

 

 

BRAND BIJ NOTARIS VAN STOCKUM!!!

Februari 1906 gaat de boel in de hens bij notaris J. B. van Stockum. Laura Bemelman schrijft over dit stukje Lisse, maar ook Liesbeth Brouwer gaat op pagina 30 nog eens in op Heereweg 107 in onze rubriek.

Door Laura Bemelma

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Helemaal links op de introfoto zien we het pand van bollenbedrijf De Graaff en Huize Irene van Blokhuis. Het huis met kantoor van notaris Van Stockum moet deels in het zichtveld van het bollenbedrijf van De Graaff hebben gestaan. Deze foto is in het voorjaar van 1907 gemaakt tussen de sloop van de notariswoning en de bouw van huize Maria.

De in ’s Gravenhage geboren Dirk Johannes van Stockum trouwde in 1859 in zijn geboorteplaats met de veel jongere Sophia Lastdrager uit Amsterdam. Dirk werd aangesteld als notaris in Lisse en daar huurde het echtpaar een deel van een groot huis aan de Gracht. Het huis waar later geneesheer Van Eeuwijk ging wonen en dat vele Lissers nog kennen als het pand van Tibboel, ooit een zadelmakerij. In 1860 werd daar het eerste kind geboren en volgden er nog vier kinderen.

Na enkele jaren wonen aan de Gracht kocht Dirk Johannes in 1866 een groot herenhuis op de Heereweg. Dát huis bestaat al geruime tijd niet meer, want het ging verloren bij een hevige brand. Maar het heeft gestaan op het perceel van het huidige nummer 107 en lag aan de noordkant direct tegen het oude laantje van Blommenstein aan (later Klisterlaantje) en op het westen pal aan de doorgaande Heereweg. Het huis had eerder prominente eigenaar-bewoners gekend voor het in bezit kwam van de notaris. Daar zijn de volgende kinderen geboren, waarna het gezin met negen kinderen compleet was. Op de eerste verdieping van het huis vestigde notaris Van Stockum zijn kantoor.

Lustgrond
Gelijk met de aankoop van het huis had Dirk Johannes o.a. een stuk boomgaard gekocht aan de zuidkant van zijn  woning. Niet het huis maar een stuk van de boomgaard was ruim drie decennia eerder eigendom van de weduwe van bloemist Cornelis Simonsz de Graaff. Na haar dood is de gehele nalatenschap van deze familie verdeeld tussen de nazaten De Graaff en Blokhuis, die elk hun eigen stempel  drukten op ons dorp. Het oude huis staat als plattegrond op een oude kadasterkaart en het stuk boomgaard van Van Stockum komt in het kadaster in 1882 voor als ‘tuin’ en ‘lustgrond’. Dat de notaris juist aan de zuidkant van zijn huis een grote erker liet bouwen was een uitstekende keuze. Als er toen nog fruitbomen stonden, zal het een heerlijke tuin voor een groot gezin geweest zijn. Er was nog weinig bebouwing daar, rond die tijd. De twee woonhuizen ten zuiden van het huis zijn geruime tijd later ook op een deel van dezelfde oude boomgaard gebouwd. Maar dat was ná de brand.

Brand
Op dinsdagavond 16 januari 1906 rond kwart over zeven, brak brand uit in het kapitale herenhuis van notaris Van Stockum. In zijn kantoor op de eerste verdieping greep de brand mede als gevolg van de stevige zuidoostenwind razendsnel om zich heen. De oorzaak was vermoedelijk een branden- de lucifer die in de prullenmand gegooid was waardoor de inhoud vlam vatte en de gordijnen in brand zette. Dat de brandblusmiddelen in dorpen als Lisse zeer ontoereikend waren en het bluswater een half uur verderop gehaald moest worden, maakte het er niet beter op. Rond tien uur was het prachtige pand tot de grond toe afgebrand. Het weinige dat van de inboedel overgebleven was, kon op een gewone handkar geladen worden. De krantenberichten komen al snel uit het gehele land en buitelen op inhoud over elkaar heen in beweringen en veronderstellingen. Het is onduidelijk wat er nu werkelijk gebeurd is, maar de kern is duidelijk genoeg. Ook over de staat van de notariële papieren die gered zijn, is veel tegenstrijdigs beweerd. De brandkast van 40 jaar oud was van een verouderd systeem en is de volgende morgen in de puinhopen gevonden. Het ene bericht meldde dat alles in goede staat is gebleven en het andere dat alles verloren
gegaan is, een volgende beweerde iets ertussenin. De moraal: ’hoe voorzichtig de mensch moet wezen met lucifers, vooral tegenwoordig,
nu zelfs de leerlingen van bewaarscholen er mee in den zak lopen’ komt uit De Graafbode van 24 januari dat jaar.

Brandkast niet veilig genoeg
Het meest waarschijnlijke is het bericht dat de inhoud van de brandkast, die na de brand in de grond begraven was om af te koelen, vrijwel geheel verloren is gegaan. Er moeten nog wat geldstukken teruggevonden zijn maar op geen enkel document, obligatie of geldswaardig papier zou nog meer een aanwijzing leesbaar zijn over de waarde of inhoud. De ’brandkast’ was die naam niet waardig en hoe ermee omgegaan is tijdens de brand zou ook zeker niet juist geweest zijn. Een notaris uit Groningen stelde vragen aan het Ministerie van Justitie en pleitte voor een wet op het bewaren van de protocollen van notarissen en voor afdoende brandvrije kluizen om die in te bewaren.

Het perceel in de verkoop

Veranderingen in de kadastertekeningen bij Heereweg 107

Algemeen dacht men, volgens de krantenberichten, dat de 80-jarige notaris wel niet lang meer werkzaam zou blijven, dat hij zijn ontslag zou aanvragen en naar Den Haag zou willen vertrekken. Eind februari werd bekend dat de heer J. Tuijmelaar, kandidaat-notaris in Lisse, werd beëdigd tot plaatsvervangend notaris wegens het toegekende verlof aan de heer Van Stockum, voor de tijd van een jaar.

De overblijfselen van het afgebrande huis en vernielde perceel werden publiekelijk verkocht. Het stond vast dat de heer Van Stockum niet van plan was het huis te herbouwen, maar het perceel als bouwterrein te willen verkopen. De notaris heeft zijn perceel inderdaad verkocht en ging tijdelijk in een huis aan de andere kant van Lisse wonen, enkele huizen zuidelijker van de latere Zwanendreef. In dat huis is hij in juni 1908 op 81-jarige leeftijd overleden, volgens de aanspreker en de veldwachter die het overlijden op het gemeentehuis kwamen aangeven. Aan de Heereweg is het kaalgeslagen perceel in een publieke veiling aangeboden maar opgehouden. In 1907 is het daarna onderhands verkocht. Een gedeelte is verkocht aan timmerman H. Marseille, die het later verkocht voor de bouw van de woonhuizen Heereweg 109 en 111. Een ander gedeelte is in 1907 als ‘tuin’ verkocht aan Jacobus Matthijs van Til, bloembollenhandelaar en bloemist. Half december 1907 verkocht hij bomen, struiken en hakhout en besloot een nieuw huis op deze mooie locatie te bouwen.

 

 

 

 

Oud Nieuws: HOEFSMEDEN IN LISSE

De smid is al eeuwenlang een zeer gewaardeerd ambachtsman. Ook in Lisse hebben we er al heel wat gehad. Dirk Floorijp heeft daar flink wat onderzoek naar gedaan en geeft ons een inkijkje. Ook een kort stukje over de patroonheilige van de smeden.

Dirk Floorijp

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Hoefsmid, een gerespecteerd ambacht
In de 17e en 18e eeuw waren er in Lisse honderden paarden die ook onderhouden en dus beslagen moesten worden. De hoefsmid had het er druk mee en was ook een man van aanzien. De hoefsmid was nogal honkvast in een woonplaats, evenals bijvoorbeeld wagenmakers. Dat kwam omdat er een smidsvuur aanwezig was dat je niet zo vlug meenam naar elders. Een paard rondom beslaan kostte een paar uur werk; vijlen, schaven, branden en vernagelen. De nagels moesten op een bepaalde manier op de hoef worden gezet zodat de nagel buiten de hoef kwam en kon worden afgeknepen. Deed je dit niet goed dan gingen de nagels naar binnen en werd het paard kreupel. Er waren ook smeden voor landbouwwerktuigen zoals ploegen, eggen, schoppen en harken. Toen onder Napoleon de achternamen verplicht werden ingevoerd, werd daarvoor vaak een beroepsnaam gekozen zoals schilder, bakker, molenaar en smid. In akten was dan niet altijd meer duidelijk of iemand Smid heette of smid was. Dat werd zowel met d als met t geschreven. Inmiddels zijn de travaljes, die in vroeger eeuwen in elke plaats stonden, uit het straatbeeld verdwenen. We weten vaak niet eens meer de betekenis van travalje, maar het is een open bouwwerk, ook wel hoefstal genoemd, waar het paard (of de (muil)ezel) in vastgezet staat zodat de hoeven door de smid bewerkt kunnen worden. Er waren ook kachelsmeden, zoals rond 1960 Van Rooijen op Kanaalstraat 53 en Johannes Oldenhage in de Meer en Houtstraat. Oldenhage was een grote sterke man. Van hem ging het verhaal dat hij eens met de fiets van Leiden naar Lisse reed met een kachel op zijn nek. Als het echt is gebeurd zal het met een gietijzeren kachel een loodzware last geweest zijn.

 

Het Dorp van Lisse in 1612, detail uit kaart van Jan Pieterszoon

Eerste hoefsmid uit archieven
De eerste meester-hoefsmid die we in de archieven tegenkomen is Jan Dircksz. Vougel, alias de oude, zoon van Dirck Pietersz Vougel en Maritje Corssendr, geboren in 1557 en overleden voor 1624. Hij kwam uit Spaernwoude en was meester-hoefsmid in Lisse. Hij is drie keer getrouwd geweest: 1e Dirckje Gerritsdr van Tiel, 2e Maritje Jorisdr, 3e Pietertje Claesdr. Hij staat op de lijst van weerbare mannen uit 1585 en is bewapend met een knevelspit. Een knevelspit is een slagwapen. Smeden waren ook heel belangrijk voor het vervaardigen van wapentuig. Hij woonde op het Vierkant en kocht daar het huis “de Camer” aan de Groene Weide zoals het Vierkant toen werd genoemd, op de plaats waar nu Fotovak Engel is. Vougel moet wel een smid met goede vakbekwaamheid geweest zijn, want hij werd “Smid deser Ambachte”. Dat hield in dat al het smeedwerk voor het ambacht Lisse aan hem werd gegund. Zijn derde vrouw Pietertje Claesdr had een voorzoon, Barent Aelbertszn. Deze was wapensmid bij Volgende reeks smeden De volgende reeks geeft de namen van smeden die in Lisse actief waren. Vaak zie je dat een smederij generaties in de familie blijft. Volledig zal de reeks nog niet zijn, want via archiefonderzoek komen we nog steeds nieuwe feiten tegen. Een twintigtal namen van smeden is zelfs bewust weggelaten omdat we daarvan niet weten of ze smid of hoefsmid waren, noch in welke smederij zij werkten. Er zijn drie locaties bekend, waar een smederij gevestigd was. De oudst bekende plaats van een smederij was gelegen tegenover de dorpskerk, ongeveer waar garage Heemskerk was en nu druk gebouwd wordt aan een appartementencomplex. Dan was er de smederij op de hoek van de Kanaalstraat (eerder Broekweg genoemd) en de Heereweg en was er ook een smidse ongeveer ter hoogte van Heereweg 208 waar nu Beter Horen zit. In 1623 zien we Pieter Quirijnsz als hoefsmid, getrouwd met Maritgen Cornelisdr. Dan volgen Hendrik Cornelisz van Limmen (1646-1693), gehuwd met Maria Jacobsdr Hopbergen op de hoek Heereweg/Kanaalstraat. Hendrik Gerritse Rietveld (1645-1680), gehuwd met Grietje Jans Heemskerk. Cornelis Clase Blok, meester-smid (1698-1769). Hij woonde op Westerlis en was tevens kerk- en armenmeester, gehuwd met Anna Adriaans van Grieken, zijn zoon Gerrit is ook meester-hoefsmid. In 1716 diende meester-smid Herman Schuurman (1687-1759) een verzoek in om op de Broekweg (nu Kanaalstraat) een travalje op te richten. Dit moet op de plaats geweest zijn waar later smederij Schuts was, Heereweg 181, nu zit daar een kapsalon. Schuurman was driemaal getrouwd en had twaalf kinderen. Pieter Christiaansz Cremer (1754-1827), gehuwd met Wijntje Juriaansdr Vreeburg. Hij was ook kerkmeester. Hij koopt in 1782 van Jan Wagemakers, meester-smid in Zoetermeer, twee huizen en een hoefsmidse tegenover de parochiekerk voor 3450 gulden. Abraham Leendertsz Koevoet (1747- ), gehuwd met Maria Pietersdr van Oerle. Hij koopt de smederij tegenover de kerk in 1781 en verkoopt die vijf jaar later aan Jan Schenk. Deze Jan Schenk (1744-1828) is ook hoefsmid. Hij was gehuwd met Catharina Lipman. Het echtpaar had geen zoons, maar gelukkig trouwde dochter Maria Schenk met smidsknecht Jan Balman die al in de smederij werkte. Jan Balman nam de smederij na het overlijden van Jan Schenk over. Na zijn overlijden wordt de smederij door zijn weduwe verkocht aan haar schoonzoon Roelof Pelle die er toen al werkte. Roelof Pelle (1824-1879), gehuwd met Maria Balman, kwam uit Vreewijk (Ut.). Zijn zoon Johannes Wilhelmus Pelle (1849-1922) volgde hem op. Wouter Jansz van Zoelen (1796-1868) gehuwd met Marie van Bakel, met de smederij tegenover de kerk, werd opgevolgd door zijn zoon Pieter van Zoelen die deze in 1867 kocht. Dan volgt Wilhelmus Bruijnen (1848-1925), gehuwd met Agnes Oostveen, daarna zijn zoon Mathias Bruijnen (1874-1939), gehuwd met Maria Johanna van Soest.

De hoefsmid verdwijnt
Pieter Dirk Schouten (1859–1950) koopt in 1896 de smederij van Johannes Wilhelmus Pelle en bouwt er in 1900 een nieuwe smederij, Heereweg 208. In 1914 nemen zijn zoons Dirk Jan Schouten (1890-1970) en Jan Pieter Dirk Schouten (1891-1978) de zaak over. De zaken gaan goed en hun werkterrein wordt breder. Uit hun briefhoofd uit 1915 blijkt dat men naar Gebr. Schouten, voorheen P. D. Schouten, Lisse, hoef-, huis en rijtuigsmederij, moet gaan voor de aanleg van centrale verwarming, gas- en waterleiding, elektrische apparaten, dat het bovendien een herstelplaats is van Stoom- en Landbouwwerktuigen en Bonds rijwielhersteller. Na 25 jaar gaan de broers in 1939 ieder hun eigen weg. Jan blijft op de oude locatie van de smederij aan de Heereweg 208 en beëindigt zijn bedrijf in 1956. Daarmee kwam op die locatie een eind aan het smederijwerk. Dirk ging op Kanaalstraat 74 verder als installateur. Eén van de laatste hoefsmeden in Lisse was Johannes Theodorus Schuts (1892-1958) op de hoek Heereweg en de Kanaalstraat. De paarden verdwenen zachtjesaan uit het straatbeeld. Toen het werk van hoefsmid min of meer verdween werd dat werk een nevenfunctie in combinatie met een loodgietersbedrijf. Inmiddels zijn er weer veel meer paarden, maar nu voor de paardensport. Het beroep van hoefsmid bestaat dus nog steeds. Het is een vrij beroep, iedereen kan zich hoefsmid noemen. Er bestaat wel een vakopleiding. Veel hoefsmeden werken tegenwoordig ambulant en rijden met een bedrijfswagen naar hun klanten.

Sint Eligius ofwel Sint Eloy
Het beroep van smid bestaat al sinds de mens begon met metaalbewerking. Veel oude beroepen hebben een patroonheilige. Voor de smeden is dat Sint Eligius of Eloy (~590-660). Deze Eligius werd in de buurt van Limoges, Frankrijk, geboren. Zijn moeder was er van overtuigd dat ze een ‘heilig’ kind zou krijgen, maar daar leek het eerst niet op. Eligius werd handwerksman, eerst hoefsmid en later goudsmid en muntmeester. Hij kwam in dienst van het Franse vorstenhuis en ontwierp en sloeg munten, vervaardigde reliekschrijnen, bustes en smeedde een gouden zetel voor koning Chlotarius II. Dan komen ook de fabelachtige verhalen over zijn heiligheid. Eligius zou de benodigde hoeveelheid goud voor de zetel op wonderbaarlijke wijze hebben vermenigvuldigd en het restant stiekem aan de armen hebben gegeven. In 632 verliet hij het hof, stichtte klooster Solignac en werd zelfs bisschop van Tours en van Doornik (Tournai)-Noyon, van waaruit hij delen van Vlaanderen kerstende, vele kloosters stichtte, slaven vrijkocht en nog steeds zo nu en dan zijn oude beroep uitoefende. Daar is ook de volgende wonderbaarlijke legende op gebaseerd. Hij zou eens een onwillig paard beslaan. Zijn oplossing was het been van het paard af te hakken, vervolgens de hoef met het ijzer te beslaan en daarna het been weer aan het paard zetten. Een fantastisch verhaal natuurlijk wat weer een inspiratiebron was voor vele kunstenaars, bijvoorbeeld voor de Italiaanse schilder Botticelli. Eligius stierf op 1 december in het klooster van Noyon. Sindsdien is de gedenkdag voor hem op 1 december. In vroeger tijd wist iedereen dat met ’op St. Eloy’ bedoeld werd op 1 december’. Staat in oude geschriften dat er betaald moet worden op St. Eloy dan was dat voor tijdgenoten volkomen duidelijk. Vanaf de Middeleeuwen waren beroepsgroepen georganiseerd in gilden. Na een opleiding kreeg je de titel gezel en na het afleggen van een gildeproef kreeg je de titel meester. In Utrecht staat aan de Boterstraat het Sint Eloyen Gasthuis. Dit is nog een heel oud gildehuis. Behalve dat de leden van het smedengilde er bijeenkwamen was het ook een opvangplek voor armlastige en zieke gildebroeders, die er verzorgd werden. Dit Utrechtse Smede Gildt St. Eloy bestond al voor 1304 en was een machtige organisatie. Hoefsmeden, slotenmakers, goud- en de zilversmeden, geweer- en pistoolmakers en beoefenaars van vergeten smederijberoepen zoals vingerhoedmakers en harnasmakers konden lid worden. Het gilde bestaat nog steeds, hoewel er wel geen smid meer onder de broeders van het gilde zal zijn. Het gilde houdt zich nu bezig met de instandhouding van het Sint Eloyen Gasthuis, met de gildegebruiken en gewoonten, met het beheer van de eigendommen van het
gilde en met charitas.

Smederij Schuts in 1965 met travalje, geschilderd door Piet Horsman

KIJK NOU EENS: Huize Maria of Kornoelje

De bewoners van huize Maria of Kornoelje op Heereweg 107 worden weergegeven. Ook wordt het huis uit  907/08 beschreven.

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Detail huize Maria

Deze fraaie voordeuromlijsting hoort bij Heereweg 107, een heel charmant huis dat in 1907/08 gebouwd is als Huize Maria.

Voorgeschiedenis
Op blz. 20 van dit Nieuwsblad vertelt Laura Bemelman over het huis wat eerder op deze locatie stond, het in 1906 afgebrande huis van notaris van Stockum. De latere koper van het perceel, Jacobus Matthijs Van Til (1873-1960), trouwt op 28-09-1899 in Haarlem met Maria London (1877-1908). Haar vader is aannemer en haar broer, getuige bij het huwelijk, is architect. Het paar gaat in Lisse wonen op A186 (Heereweg 88). In 1901 wordt zoon Hendrik geboren. Ze vertrekken naar Hillegom waar in 1903 nog een zoontje wordt geboren dat helaas maar enkele maanden oud wordt. Eind 1905 staat het gezin weer geregistreerd op A186.

Huize Maria

Dus in januari 1906 wonen ze min of meer aan de overkant wanneer bij de notaris brand uitbreekt. Enkele maanden later, op 30 juni, wordt dochter Elisabeth geboren. Van Til is bloemist. Sinds wanneer hij bij de fameuze bollenfirma H. de Graaff werkt en een leidende functie heeft is niet precies te achterhalen, maar een andere dramatische gebeurtenis speelt zeker ook een rol. Herman de Graaff leidt na het overlijden van zijn vader in 1886 het bollenbedrijf. Herman sticht een gezin en bekleedt zoals gebruikelijk in deze familie tal van bestuursfuncties. Kindersterfte is hoog in die tijd. Ook enkele kinderen van Herman leven maar kort. In 1904 slaat het noodlot toe. Er wordt een levenloos kindje geboren en 5 dagen na deze dramatische gebeurtenis komt moeder Sophie de Ridder te overlijden. Herman kan dit verlies niet aan, trekt zich terug uit bedrijf en nevenfuncties en vertrekt met zijn kinderen naar Leiden. In 1908 wordt de zaak verkocht.

Bouwplan

compilatie van Huize Maria

Van Til wordt directeur van H. de Graaff en zonen. De zaken gaan goed, een fraaie toekomst wacht. Geen wonder dat Van Til de kans grijpt om op de plaats van de villa van de notaris een modern landhuis te laten bouwen. De broer van zijn vrouw, architect Jacob (Jack) London (1872-1959), heeft inmiddels naam gemaakt. Hij begon zijn carrière in Haarlem en behaalde vanaf 1900 verscheidene prijzen. Hij was een veelzijdig kunstenaar die ook, niet ongebruikelijk in die tijd, een stempel drukte op het interieur van een pand. In Haarlem en omgeving zijn nog veel voorbeelden van zijn ontwerpen te zien. Zoals de voormalige bakkerij Brakenhoff op Koningsstraat 37 (1900) en Huis voor Militairen, Jansweg 34 (1903) in Haarlem, Huis Sonnevanck in Aerdenhout (1903), raadhuis Halfweg (1905). London had dus al een respectabele reputatie toen hij voor zijn zus en zwager begon aan het ontwerp en de realisatie van de Lisser villa. Natuurlijk is er voor dit artikel gezocht naar meer informatie rond dit ontwerp, maar helaas is in het gemeentearchief niets terug te vinden van de ingediende bouwplannen. Ook uit privécollecties is geen informatie bekend. Toch is er wel iets. In 2011 ontving onze vereniging een mail van Ton Bruseker uit Heemstede met de vraag of er iets meer bekend was over Huize Maria. Hij had een zakhorloge met inscriptie dat zijn grootvader volgens overlevering bij de oplevering had gekregen van de opdrachtgever. Mogelijk is er toen ook gezocht naar meer informatie in het gemeentearchief. Bouwvergunningen ed. waren ook in 1907 verplicht. Maar helaas. Opdrachtgever moet Van Til zijn geweest. Hij zal het horloge geschonken hebben aan A.N.H. Bruseker (1868-1963) uit Haarlem. Bruseker was van beroep timmermanaannemer. Of hij in Lisse ook de aannemer was valt niet te achterhalen, maar als timmerman kon hij zijn hart ophalen. Door dit zakhorloge kunnen we dus afleiden wanneer er gebouwd is. Er staat ingegraveerd: nov. ’07-april ’08. Onwaarschijnlijk kort voor zo’n toch uniek bouwplan. Er is nog een bron waar we iets uit kunnen halen. In 1916 verscheen de uitgave “Het moderne landhuis in Nederland” door Leliman en Sluijterman. Ruim 150 landhuizen werden gepresenteerd en er waren 3 villa’s van architect London in opgenomen. Het moet gezegd dat de Lisser villa mogelijk de kleinste uit het boek is, maar toch zeer aansprekend. Meer informatie uit die begintijd is er niet, het gebouw moet dus voor zichzelf spreken. Dat doet het ook; de fraaie voordeur met rondboog en de twaalf raampjes erboven maakt natuurlijk een rijke indruk, wat nog eens verstrekt wordt door de natuurstenen omlijsting met vruchtmotieven. Het iets overhellende, gebogen dak met blauwe Maasleien geeft het geheel een chalet-achtige uitstraling. Hier is ook goed te zien dat er veel houtwerk aan het huis zit. De waardering voor Bruseker is duidelijk wel op zijn plaats geweest. Via de weduwe van Ton Bruseker kregen we foto’s van het horloge dat nu in het bezit is van inmiddels de 4e Bruseker met dezelfde initialen: A.N.H. Bruseker.

J. M. van Til
De familie Van Til kan dus in 1908 verhuisd zijn naar Huize Maria. Maar het is niet zeker of Maria in het naar haar genoemde huis heeft gewoond. Op 9 juli van dat jaar overlijdt zij en blijft Van Til achter met 2 kleine kinderen. Advertenties voor huishoudsters voor Huize Maria zijn in de krant terug te vinden. In het boek “Het moderne landhuis in Nederland” staat een foto van Huize Maria met dochter Elisabeth bij de tuiningang. In 1918 hertrouwt Van Til met Alida Adriana Nieuwenhuijs (1886-1935). Op 11 mei 1920 wordt zoon Jacobus Matthijs van Til jr. geboren. Ondertussen gaat het met de firma H. de Graaff en Zonen prima. In 1917 staat er in de krant dat de bloeminstenfirma H. de Graaff en Zn. (v. Til) een mooie verbetering voor de arbeiders heeft ingevoerd. Hun arbeidsdag begint in het vervolg niet meer op 5 uur maar om 6 uur! Blijkbaar een te prijzen verbetering van de firma. Het krantenstukje eindigt met een: Ter Navolging! In 1920 staat Van Til in Lisse geregistreerd met telefoonnr. 6. Ook blijkt uit diverse krantenberichten dat Van Til maatschappelijk zeer actief is. Hij bekleedt diverse bestuursfuncties, natuurlijk op zijn eigen vakgebied van de bollenteelt, maar ook op diverse andere terreinen. Zo werd hij in mei 1919 gekozen in de gemeenteraad voor de zogenaamde vrijzinnigen, was hij in 1921 commissaris van het NV. Electriciteitsbedrijf Hillegom, Lisse en Sassenheim en werd hij in 1927 door de minister van Financiën benoemd in de Raad van Beroep voor de directe Belastingen. 13 febr. 1930 doet de krant verslag van de feestelijke heropening van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek. Van Til is, als voorzitter van de wetenschappelijke commissie, een der sprekers. Hij benadrukt de verdiensten van prof. Van Slogteren en zijn mensen en memoreert dat er bij de komst van Van Slogteren wel eens anders gedacht werd. Van Til refereert aan Van Slogterens strijd tegen het narcissenaaltje en maakt het belang in zijn toespraak op een aardige manier duidelijk: ”wat dit onze kweekers, ja ons geheele land, tot voordeel werd, is niet in millioenen te taxeren, en de kweekerspaleizen, die een journalist in zijn verslag memoreerde, zouden zeer gewone huisjes geweest zijn als professor van Slogteren aan dit aaltje niet zijne voortdurende aandacht gewijd had”. De vooroorlogse crisistijd was ook voor het bollenvak een rampzalige tijd. Van Til is actief binnen zijn vakgebied. In zijn eigen thuis nadert weer een drama. Zijn 2e echtgenote komt op 03-04-1935 te overlijden. Op 07-12-1939 trouwt Jacobus Matthijs van Til voor de derde keer, met Martina Petronella Maria Louisa van Vlerken
(geb. 1891). Ze zijn waarschijnlijk na de verkoop van hun huis naar Heemstede vertrokken. Op 18 maart 1950 wordt Van Til daar koninklijk onderscheiden tot ridder in de orde van Oranje Nassau. Op 20 april 1960 komt deze markante man in Heemstede te overlijden.

Slegtkamp en Cornoelje

Nog een compilatie van huize Maria

Het huis Heerweg 107 werd in 1941 verkocht aan Wilhelmina Slegtkamp. Het gezin Slegtkamp woonde op Heereweg 291 waar vader Hendrik in 1939 was overleden. Zelf woonde Wilhelmina in Den Haag, maar de koop was waarschijnlijk bedoeld om voor haar moeder een geschikter woning te hebben. Wanneer de naam van Huize Maria veranderd is in Cornoelje is niet bekend. Mogelijk met de komst van mevrouw Slegtkamp. Toen zij in 1952 overleed stond in de rouwadvertentie “Cornoelje” vermeld en zo kennen oudere Lissers het pand nog. In de achtertuin stond een prachtige kornoelje. Wanneer de naam Cornoelje van de gevel is verdwenen is niet duidelijk. Volgende bewoners uit de periode na het overlijden van mevr. Slegtkamp zijn diverse bewoners bekend, maar dat voert in het kader van dit artikel te ver om daarop in te gaan. In 1968 werd het huis verkocht aan de heer en mevrouw Zwetsloot. Het gezin Zwetsloot woonde jaren in dit huis. In die tijd was er al heel wat veranderd aan het oorspronkelijke interieur. Joop Zwetsloot heeft de oude heer Van Til wel eens gezien wanneer hij bij zijn vader, directeur van de HoBaHo, op kantoor kwam. Een heel aimabele man. Ook kregen zij eens bezoek van een oude dame die ooit in het huis had gewoond. Dat bleek het meisje Elisabeth van Til te zijn dat op de foto bij de tuindeur zit. Het huis werd verkocht aan de familie Van Stegeren. Zij zorgen er met name voor dat het huis geïsoleerd wordt. Het huis was enkelsteens gebouwd en werd aan de buitenkant geïsoleerd. Je keek op zolder zo langs de blauwe leien naar buiten, dus werd het dak totaal vernieuwd waarbij gelukkig ook weer blauwe leien gelegd werden.

Bij de aanleg van de rotonde met de Nassaustraat is helaas flinke schade ontstaan aan het oorspronkelijke tegelwerk en moest een deel als verloren beschouwd worden. De Van Stegerens kwamen uit Amsterdam. Zou het leeuwtje aan de trapopgang met een knipoog gerestaureerd zijn en een Amsterdams tintje hebben gekregen? De huidige bewoners, de heer en mevrouw Eriksson, zijn de dochter en schoonzoon van de Van Stegerens.
Bij de renovatie die zij aan de binnenkant van het huis toepasten bleek dat er achter diverse wanden nog de oorspronkelijke betimmering aanwezig was. Dat en ook granitovloeren die weer tevoorschijn kwamen zijn opgeknapt en waar nodig hersteld. Zij waren zo vriendelijk om hun huis, waar ze heel verknocht aan zijn, te laten zien en zo weten we dat er ondanks meer dan een eeuw wonen, nog veel fraais te herkennen is van het oorspronkelijke ontwerp van Jacob London.

 

DE LISSERPOELPOLDER 400 jaar: Geschiedenis en Verandering

Dit boek beschrijft de boeiende geschiedenis van de Lisserpoelpolder, met nadruk op twee belangrijke kantelpunten: de droogmaking in 1624 en de woningbouw aan het eind van de 20e eeuw. Dit boek is nu te bestellen bij de VOL.

Redactie

Nieuwsblad 23 nummer 2  2024

Dit boek beschrijft de boeiende geschiedenis van de Lisserpoelpolder, met nadruk op twee belangrijke kantelpunten: de droogmaking in 1624 en de woningbouw aan het eind van de 20e eeuw. De Lisserpoelpolder, een van de oudste droogmakerijen van Zuid-Holland, veranderde in de 17e eeuw van een veenplas in vruchtbare landbouwgrond. Het beleg van Haarlem en Leiden was nog niet zo lang geleden, en de Tachtigjarige Oorlog duurde voort. Maar de bevolking in de steden groeide, er was meer behoefte aan landbouwproducten, en er heerste optimisme onder investeerders. Leidse investeerders gaven de aanzet tot de droogmaking, maar uiteindelijk vielen de opbrengsten tegen.
De droogmaking begon met twee schepradmolens, die voor 1645 werden omgebouwd tot vijzelmolens. De Grote Poelmolen, gebouwd in 1676 na een rampzalige dijkdoorbraak, was ook uitgerust met een vijzel. De Ringdijk beschermde eeuwenlang de Lisserpoelpolder en haar bewoners, maar faalde minstens vijfmaal, waardoor de polder onder water kwam te staan. De drooggelegde polder leverde een aanzienlijk stuk weidegrond op, wat de plaatselijke veeteelt en zuivelproductie een flinke impuls gaf. Bijna drieënhalve eeuw zou daar weinig veranderen, totdat de eerste woningbouw aan het eind van de 20e eeuw plaatsvond. Toen ging het snel: in enkele decennia werden ongeveer 3.200 woningen gebouwd, waarin nu zo’n 7.500 mensen wonen. Het aantal inwoners groeide sterk met mensen die niet van oorsprong uit Lisse kwamen. Ondanks deze veranderingen bleef een deel van de Poelpolder agrarisch, beheerd door boeren met lange familietradities.
De geschiedenis van de Poelpolder is nog steeds zichtbaar in het landschap, met fysieke en historische sporen zoals de Ringdijk en de Ringsloot. Dit boek benadrukt de culturele waarde van de Poelpolder en het belang van herinnering en eerbetoon aan het land en de mensen die er hebben geleefd en gewerkt.
Het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan nu besteld worden. Van 1 juni tot 15 juli 2024 is dit prachtige boek verkrijgbaar tegen de voordelige intekenprijs van € 20,-. 250 bladzijden met 150 illustraties Genaaid in harde band Intekenprijs € 20,- na 15 juli 2024: € 25,- Bestellen via: https://oudlisse.nl/bestel-boek-poel/

 

 

OUD NIEUWS: Het verhaal over Joris van Steijn uit de gevangenis in Lisse

Vroeger konden ze pas straffen! Voor relatief kleine vergrijpen werden hoge straffen geëist. Soms werd er dan wat milder gevonnist, maar echt mild was dat toen ook weer niet. Dirk Floorijp heeft een verhaal opgediept over ene Joor die het met de wet niet zo nauw nam.

door Dirk Floorijp

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Strafbaar feit

Aan de galg tot spijze van de vogels

Gezien de strenge straffen die vroeger werden uitgedeeld door de bailiuw en gezwore welgeboren mannen zou je je wel twee keer bedenken om strafbare feiten te plegen. Zondagmorgen 7 junij 1789 ging Arie de Ruit, 28 jaar en knecht van Gijsbert Persoon, naar het land om de koeien te melken en ontdekte dat het hek van de schapen open stond, wat hij de vorige avond aan een paal had vastgemaakt. Er waren acht schapen verdwenen. Ook uit het naastgelegen land van Jan de Roode waren acht schapen weg. Hij is daarop direct naar huis gegaan om dat te vertellen. Bij informatie hoorden ze van de schipper van het veer dat er bij Haarlem een persoon liep drijvende een koppel schapen richting Amsterdam. Gijsbert Persoon, wonende op Overgeest onder Noordwijkerhout, heeft toen een rijtuig met twee paarden gehuurd en is samen met knecht Gerrit van commissaris van der Ende en Jan de Roode vanaf het veer naar Haarlem gereden. Bij de grote houtpoort gekomen vertelden de soldaten die daar wacht hielden, dat een persoon drijvende een koppel schapen richting Amsterdam ging. Jan de Roode reed ze voorbij en bij het eerste tolhek werden de schapen opgewacht. Jan de Roode herkende zijn acht schapen aan een stukje dat uit het rechteroor was gesneden. Joris van Steijn, zoon van Pieter van Steijn in de volksmond genoemd Joor, wilde de schapen in Amsterdam verkopen om aan geld te komen.

Hout raspen om textiel kleurstof te winnen

Hij werd opgewacht en er werd gevraagd hoe hij aan de schapen kwam, waarop Gerrit hem aangreep en zei: donderskind gij moet mede. Dat Joor van Steijn tegen hem zeide: o god laat me los, als het de jouwe zijn dan moet je ze mede nemen. Neen, je moet ze brengen waar je ze gehaald hebt, wat hij weigerde.

Gevangen gezet
Joris van Steijn oud 26 jaar geboortig van Noordwijkerhout werd gevangen gezet in de gevangenis op het Vierkant in Lisse in afwachting van zijn proces. Op 16 juni kwam hij voor de geswore welgebore mannen en moest hij op een dertigtal vragen antwoorden. Op 16 juli een maand later werden hem nog een 20-tal vragen gesteld en daarna kwam de eis. De weled, gestr. heer Pieter Boers bailiuw beklaagt in deze hoge vierschaar Joris van Steijn oud 26 jaar geboortig van Noordwijkerhout laatst gewerkt en gewoond hebbende in het hartenkamp onder Haarlem hem aanzeggende verscheide diverijen, dat hij geleid en gebracht te worden op het  publieke schavot ter plaatse en aldaar door de scherprechter aan een galg tussen hemel en aarde gehangen en met de koorde gewurgd dat de dood er op volge, en wijders dat na verloop van twee uren het doode lichaam van den galg zal afgenomen en gevoerd worden naar het galgenveld deser hoge gerechte, en aldaar als de begrafenisse onwaardig zijnde, wederom aan de galge gehangen worden, tot spijze van de vogels des hemels, en dat de gevangene zal worden gecondemneerd in de kosten. Wat een vreselijke eis voor alleen een diefstal waar hij ook niets aan heeft verdiend en alles weer terug heeft gegeven. Leven in de onzekerheid tot het vonnis.

Vonnis

Geswore welgebore mannen van de vierschaar

Op 10 augustus komt dan het vonnis. De gevangene wordt gebracht naar het schavot, aan een paal gebonden met een strop om de hals, met roeden strengelijk gegeseld en gebrandmerkt en voor de tijd van 15 jaar in een tuchthuis geplaatst en moet gedurende die tijd met zijn handen de kost verdienen, voorts ten eeuwigen dage uit de lande van Holland en WestFriesland verbannen zonder daar ooit weder te komen op poene van zwaardere straffen. Aldus gedaan 10 augustus 1789. Present alle de welgebore mannen. Dwangarbeid in het Rasphuis Gedurende de eerste jaren van dit Amsterdamse tuchthuis kregen de gevangenen lichte lijfstraffen en moesten ze dwangarbeid verrichten. In 1599 werd het recht verkregen om hout te raspen, en werd het gebouw omgedoopt tot ‘Rasphuis’. Vanaf dat moment moesten de opgesloten delinquenten Braziliaans hout raspen. Het geproduceerde poeder werd vervolgens gebruikt in de textielververij. Niet veel later kreeg het Rasphuis in Holland en West-Friesland zelfs het monopolie op de verwerking van verfhout. Overigens werden in dit tuchthuis alleen mannen opgesloten. Niet lang na de oprichting van het Rasphuis zag elders in Amsterdam het Spinhuis het licht, waar met name jonge bedelaarsters en prostituees werden opgesloten en gedwongen werden garen te spinnen.

Rasphuis als verbeteringsinstituut
Terwijl misdadigers voorheen slechts gestraft werden voor wat ze hadden gedaan, was het Rasphuis vooral bedoeld als een ‘verbeteringsinstituut’. Daarmee vormde het Rasphuis een belangrijke opmaat voor het moderne juridische denken. Op het toegangspoortje van het Rasphuis werd een reliëf aangebracht, van een wagen volgeladen met rasphout en getrokken door leeuwen, een wolf, een everzwijn en een beer. Zij worden in toom gehouden door een menner. Dit illustreerde de achterliggende gedachte van het Rasphuis: ‘wilde beesten moeten getemd worden’.

Pompen of verzuipen?
Er bestaan verhalen over een kelder die zich onder het Rasphuis zou bevinden, waar de gevangenen in werden gegooid als ze zich niet fatsoenlijk gedroegen of hun werk niet goed verrichtten. Deze kelder stroomde dan voortdurend vol met water. Om in de nijpende situatie het hoofd boven water te kunnen houden, was er maar één oplossing: het handmatig bedienen van een kleine waterpomp die in de kelder aanwezig was. Het vooruitzicht te moeten ‘pompen of verzuipen’ zou er voor hebben gezorgd dat veel gevangenen het niet snel in hun hoofd
haalden de regels te overtreden.

Bronnen
tekst: Geschiedenis24, De Gevangenis, 2003
schilderij detail: 1767 Reinier Vinkeles, (*1741-†1816)
Een veroordeelde man wordt naar het rasphuys gebracht foto’s en illustraties: Wikipedia publiek domein

Een veroordeelde man wordt naar het Rasphuys gebracht

Bij de hartpagina: Een luchtfoto uit 1974 van de Stationsweg

Een halve eeuw geleden lag de Stationsweg er braak bij. Maar er was ook nieuwbouw. In dat jaar kwam dat leuke boekje, nu te zien bij de schenkingen, uit. Vanuit de hartpagina liep je over de Stationsweg richting de voorplaat van dit nummer

Redactie

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Vliegen we hier over Lisse in 1973 of 1974 Berkhout is bewoond. De bloembedden op de voorgrond lijken al van het riet ontdaan.  Dus het vroege voorjaar van 1974 lijkt logisch. Maar kijk eens goed beste mensen, de Blinkerd was nog bollenland, de loods langs het laantje van Buts staat nog op z’n plek. Op het landje van Cardol waar we voetbalden met jongens uit de buurt, staat al een deel van het postkantoor wat nu alweer vergane glorie is. Toen ging de file keukenhofgangers nog door de Veldhorststraat naar de parkeervelden van de Keukenhof. In dit nummer hebben we het over Plan de Graaff waar toen nog geen sprake van was. Waar nu winkelcentrum Blokhuis en de Koninginneweg zijn
nog niets van te bespeuren. Ja en kijk ook vooral nog wat hoger op deze plaat, links van het oude Fioretti zien we de oude ijsbaan en de Nieuwsloot nog. Rechts van het schoolgebouw de Sporthal en de galerijflats aan de Van Speyckstraat. Het gloednieuwe overdekte
zwembad van Lisse is nu alweer weg. Ons dorp ondergaat de ene metamorfose na de andere, het is haast niet bij te houden. Wel fijn
dat we mooie, niet eens zo oude, vogelvluchtfoto’s hebben waarop we nu kunnen zien hoe het vroeger erbij stond. Het is ook leuk om
even af te dalen en van dichtbij dat stukje Stationsweg (nu Berkhoutlaan) te bekijken. U mag zelf de bijschriften er bij bedenken.

Huisartsen in bezet Lisse

Er waren heel wat Duitse soldaten ingekwartierd in Lisse tijdens de bezetting. Als huisarts kwam je er niet onderuit om af en toe ook één van die ongenode gasten te helpen. Hun paarden hadden ook zorg nodig van dierenarts Jan Kraak.

door Paul Stelder

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Na de beurscrash op Wallstreet in New York in 1929, gaat het in de gehele wereld en dus ook in Nederland, economisch bergafwaarts. In Duitsland is sinds 1933 een dictatuur waarbij de nazipartij van Adolf Hitler aan de macht is en aan het eind van 1938 wordt in de Kristallnacht een begin gemaakt met de massale Jodenvervolging.

De oorlogsjaren
Op 1 september 1939 valt Duitsland Polen aan en dat wordt gezien als het begin van de Tweede Wereldoorlog. Nederland wordt op 10 mei 1940 door Duitsland aangevallen en na het bombardement op Rotterdam capituleert Nederland op 15 mei van datzelfde jaar. Een aantal inwoners van Lisse komt in de eerste fase van de oorlog als militair of als toevallig slachtoffer om het leven door kogels of bombardementen. Verschillende uit Lisse afkomstige militairen verliezen het leven bij het verdedigen van vliegveld Valkenburg. In de loop van de oorlog worden steeds meer jonge mannen opgeroepen om in Duitsland te gaan werken, voor de zogenaamde Arbeitseinsatz. Soms gaan zij vrijwillig, maar veel vaker worden zij na een razzia van straat geplukt en zo gedwongen om naar Duitsland te vertrekken. Veel jonge en oudere mannen duiken daarom onder of verstoppen zich tijdens een razzia. Verschillende inwoners van Lisse komen na hun tewerkstelling in Duitsland niet meerv terug. Ook de huisartsen in Lisse ontsnappen niet aan het oorlogsgeweld, enkelen van hen worden zwaar op de proef gesteld, maar uiteindelijk overleven ze alle vijf de oorlog.

De huisartsen Haase

Achterweg 42, huisadres jonge dokter Haase

De jonge dokter Haase is in 1939 op 24-jarige leeftijd afgestudeerd als arts en hij kan nog net enkele maanden zijn vader, die op dat moment al 65 jaar oud is, in de huisartsenpraktijk helpen. Maar eind 1939 wordt hij opgeroepen voor de militaire dienstplicht. Hij wordt ingedeeld bij het Tweede Regiment Huzaren Motorrijders. Hij weet dan nog niet dat hij na korte tijd mee moet strijden in een oorlog. Als arts hoeft hij niet aan het front te vechten en na de capitulatie in 1940 wordt hij naar huis gestuurd en mag hij het werk in de praktijk van zijn vader weer
oppakken. In mei 1943 trouwt hij met M.C. (Marijke) Nieuwland (geboren 23 november 1919 te Heemstede – overleden 29 november 2014 te Lisse). Zij gaan wonen in het huis op de hoek van de Vuursteeglaan en de Achterweg. Hij heeft zijn huisartsenpraktijk in het huis van zijn vader aan de Heereweg 317, die daar ook nog zijn praktijk heeft. Ook worden er spreekuren gehouden in Huize Pius, het centrum voor rooms-katholieke ouderenzorg. In het praktijkhuis van Haase sr. worden enkele malen onderduikers opgevangen, die gelukkig nooit verraden of ontdekt zijn. Zij verblijven op een raamloze zolder die bereikbaar is via een ruimte boven een groot glas-in-loodraam.b De Lisser huisartsen moeten gedurende de oorlog regelmatigvvoor elkaar waarnemen. De samenwerking wordt daardoor steeds sterker en er ontstaan twee hechte teams: van Haase en Duymaer van Twist, die vlak bij elkaar aan de Heereweg wonen, en van Van Dijk en Holl. De zwaarste periode voor de jonge dokter Haase komt echter pas na de Tweede Wereldoorlog. In 1946 wordt hij opnieuw onder de wapenen geroepen om voor Nederland in Indonesië te gaan strijden bij de zogenaamde politionele acties. Hij vertrekt op het moment dat zijn vrouw in verwachting is van hun vierde kind en zal pas drie jaar later in 1949 terugkeren! Hij heeft zijn jongste zoon dan nog nooit gezien. Voor zijn vrouw is dit een heel moeilijke periode. Niet alleen moet zij haar man missen, maar omdat de praktijk van haar man in het huis van haar schoonvader wordt voortgezet, krijgt zij gedurende die drie jaar enkele voor haar onbekende waarnemers als kostgangers  in huis en dat zijn in haar ogen niet altijd prettige lieden. Met vier kleine kinderen om zich heen moet zij als jonge vrouw de praktijk van haar afwezige man, plus het gezin in goede banen leiden. Daarbij heeft ze ook nog een andere kostganger in huis die met het gezin mee-eet en regelmatig in hetzelfde huis slaapt. Haase senior is al die jaren nog steeds actief als huisarts en heeft er ook de zorg voor de apotheek bij, want die wil hij voorlopig niet kwijt. Pas in 1953 zal hij na 50 jaar huisarts te zijn geweest, zijn praktijkgedeelte aan de Heereweg neerleggen en gaat zijn apotheek uiteindelijk over in de handen van mw. Sophie van Overbeek. Zijn zoon, de jonge dokter Haase, blijft tot 1953 praktijk houden in het huis van zijn ouders. In dat jaar verhuist hij naar de Heereweg 337 en zal de praktijk daar worden voortgezet.

Huisarts Duymaer van Twist

Heereweg 293, woonhuis en praktijk Duymaer van Twist

Lex Duymaer van Twist is bij het uitbreken van de oorlog 36 jaar oud. Zijn eerste huwelijk is moeizaam ten einde gekomen en hij is op 28 september 1938 hertrouwd. Zijn dochter uit het eerste huwelijk groeit op in zijn nieuwe gezin en er komen nog vier kinderen bij. Hij heeft het financieel niet gemakkelijk omdat hij zijn huisartsenpraktijk is gestart met slechts weinig patiënten en ook omdat hij nog studieschulden heeft. Hij is als huisarts heel zorgvuldig en geduldig en geeft zijn patiënten veel tijd. Zijn vrouw, Wilhelmina (Mien) Weggemans (geboren 25 augustus 1912 te Amsterdam – overleden 9 oktober 2001 te Leiden), is tot haar huwelijk in 1938 als onderwijzeres werkzaam geweest. Na haar huwelijk is zij behalve actief in het gezin, ook actief in de praktijk en in de apotheek.

De winter van 1944 -1945 is bitter koud. Brandstof om het huis te verwarmen, is schaars. Met name het Reigersbos, maar ook het Keukenhofbos, waar in 1944 V1 toestellen worden opgesteld, is in die winter doorveel Lissers gebruikt om hout te kappen en te sprokkelen, om te kunnen gebruiken voor de eigen kachel. Ook in huize Duymaer van Twist is het moeilijk om alle ruimtes warm te krijgen. Uiteindelijk wordt alleen de kachel in de spreekkamer aangemaakt. De kinderen, die nog erg klein zijn, mogen achter een kamerscherm bij de kachel zitten, maar mogen niet laten merken dat zij in de spreekkamer aanwezig zijn.

Heereweg 337, woonhuis en nieuwe praktijk

Dit blijkt teveel gevraagd: ze kunnen zich niet lang stil houden. De enige oplossing is dan om ze in bed te stoppen: in bed wordt het tenslotte langzaam aangenaam warm; alle kinderen slapen op zolder. De spreekkamer ligt op de eerste verdieping, een tweede slaapkamer doet dienst als wachtkamer en in de derde slaapkamer slaapt het echtpaar. Als de 6 zitplaatsen in de wachtkamer bezet zijn, zit men op de trap! Op de avond van 24 december 1944 vindt in Lisserbroek juist over de brug bij de Kanaalstraat een schietincident plaats. Lex Duymaer van Twist is in die nacht naar een patiënt in de Haarlemmermeer geroepen en hij ziet bij zijn terugkeer naar Lisse dat bij de Lisserbrug opvallend veel Duitse militairen staan. Hij besluit daarom via de Buitenkaag en de 3de Poellaan terug naar Lisse te reizen. De Duitse militairen zien hem omrijden en willen hem daarom de volgende dag aanhouden voor verhoor. Hij heeft zich echter in het huis verstopt. Daarop besluiten de Duitse militairen om zijn vrouw en kinderen mee te nemen naar het politiebureau. Moeder Mien ziet de angst in de ogen van de kinderen en besluit te vertellen waar haar man in huis verstopt zit. Nadat hij daar gevonden is, mag zij met de kinderen naar huis. Duymaer van Twist wordt drie dagen vastgehouden en daarna vrijgelaten. Een gedeserteerde Duitse soldaat bleek bij het incident betrokken te zijn. Deze soldaat had in verband met een schotwond, medische hulp gehad van dokter Marius van Dijk. Van Dijk wist dat zijn collega Duymaer van Twist in grote problemen zat, omdat ook hij van betrokkenheid verdacht werd. Toch mocht hij zijn medisch beroepsgeheim (‘geef nooit door aan derden wat in de spreekkamer besproken is’) niet doorbreken.

Huisarts Holl

Veldhorststraat 50, woonhuis en praktijk
huisarts H.A. Holl

Huisarts Henk Holl heeft ook veel meegemaakt in de oorlog. Hij is 34 jaar oud als de oorlog uitbreekt en sinds november 1937 huisarts in Lisse. Met financiële hulp van zijn schoonvader wordt er voor hem een huis gebouwd aan het einde van de Veldhorststraat, huisnummer 50. Het huis wordt in zes maanden tijd gebouwd en in januari 1940 is het klaar. Het gezin en de praktijk verhuizen van het oude en klassieke huize Rosendaal naar dit nieuwe en moderne huis. Op 13 augustus 1941 moeten alle mannen wonend in de Veldhorststraat en in de Von Bönninghausenlaan, inclusief huisarts Henk Holl en burgemeester Frans van Rijckevorsel, als straf twee uur stilstaan bij de Prins Bernhardboom, aan het begin van deze straten. Wat was er gebeurd? Iemand had in deze buurt een bord geplaatst met een V-teken. Dat V- teken was in de ogen van de Duitse bezetter een duidelijke provocatie. Churchill had de gespreide wijs- en middelvinger overgenomen
als teken van Victorie en de vrijheidszender van de BBC opende zijn uitzendingen met de tonen van de Vijfde symfonie van Beethoven. Deze nog steeds welbekende tonen: kort-kort-kortlang, staan in de Morsetaal voor de letter V. De plaatselijke Duitse bezetters waren zeer ontstemd over het plaatsen van het V-bord en namen een represaillemaatregel. Gelukkig bleef het voor de betrokkenen hierbij. Of de dader ooit gepakt is, is niet bekend…
Eind 1944 vorderen de Duitsers het huis van dokter Holl en moeten mevrouw Holl-Antonides en haar zoon Sake verhuizen. Haar man was in augustus van dat jaar opgepakt en verblijft op dat moment in Kamp Amersfoort. Moeder en zoon kunnen inwonen in het huis van burgemeester Van Rijckevorsel aan het begin van de Veldhorststraat (Huize ‘In de bocht’). De spreekuren van de praktijk worden in dit burgemeestershuis voortgezet, met als waarnemer dokter K.A. van Praag, die na de oorlog een huisartsenpraktijk in Noordwijkerhout start Op 22 augustus 1944 wordt huisarts Henk Holl samen met twee andere Lissers, Henk Wesselo (47 jaar) en Jan de Graaf (38 jaar), zoon van zijn voorganger dokter Martinus de Graaf, door de Duitsers in de bollenschuur van Wesselo gearresteerd, omdat zij illegaal naar Radio Oranje luisteren. De bollenschuur van Wesselo ligt tussen de Veldhorststraat en de toenmalige Stationsweg in en dus direct achter de tuin van Holl. Zij worden alle drie geboeid en met de Blauwe Tram afgevoerd naar Rotterdam. Via Utrecht belanden zij in Kamp Amersfoort. De Graaf en Wesselo zullen van daaruit worden vervoerd naar het concentratiekamp Neuengamme, waar zij enkele maanden na aankomst beiden om het leven komen. Holl blijft in kamp Amersfoort. In dat kamp blijken veel meer artsen te worden vastgehouden. Holl wordt ingedeeld bij de ziekenbarak, waar hij onder de leiding van NSB’er en kamparts J. Klomp moet functioneren. In die positie zijn de omstandigheden voor hem net iets minder slecht dan voor de andere gevangenen, maar hij ziet veel leed en mishandeling. In de ziekenbarak verblijven mensen met besmettelijke ziekten of andere infecties. Zij krijgen daar iets meer te eten en hij kan hen langer rust bieden door ze nog niet genezen te verklaren. Op 15 april 1945 wordt het kamp ontmanteld en wordt hij vrijgelaten. In drie dagen loopt hij vanuit Amersfoort naar Overveen, waar op dat moment zijn moeder woont. Zijn jongste, nog thuiswonende zus fietst daarop naar Lisse en vraagt goede vriend Maarten van der Putten om hem de volgende dag op te komen halen. Van der Putten heeft nog een koets met paarden en zo wordt Henk Holl op 19 april met de koets thuisgebracht om zich eindelijk weer bij zijn vrouw en kinderen te kunnen voegen. Op 23 mei begint hij gewoon weer met zijn spreekuren! Henk Holl gaat na de oorlog voor de Stichting 1940-1945, samen met anderen, inventariseren welke slachtoffers van de bezetter en/of oorlogsweduwen en -wezen in aanmerking komen voor een Buitengewoon Pensioen. Hij helpt de slachtoffers tevens bij het aanvragen van dit pensioen. Politiediensten die onderzoek doen naar overleden gevangenen van Kamp Amersfoort vragen zijn hulp bij het identificeren en het vaststellen van de doodsoorzaak van deze personen. Hoe verwerk je zelf zo’n kampverleden? Er is geen slachtofferhulp en pas in de jaren zeventig richt prof. J. Bastiaans te Oegstgeest het Centrum ‘45 op voor mensen met een kampsyndroom. Henk Holl verwerkt zijn eigen leed in stilte: op zijn vrije zaterdagmiddagen gaat hij uren naar bed of gaat hij snoeken of vissen op de pier van IJmuiden. Dan kan hij er voor zijn gevoel weer een poos tegen…..

Dierenarts Kraak

Burgemeester Van Rijckevorsel en Jan Kraak (Leider Lisses verzet)
net na de bevrijding op het bordes van het gemeentehuis

Jan Kraak (30 januari 1895 te Lemsterland – 1 juli 1973 te Lisse). In dit artikel over de oorlogsjaren mag de dierenarts van Lisse, Jan Kraak, niet ontbreken. Hij is, net als zijn vrouw, uit Friesland afkomstig en neemt op 4 oktober 1921 in Lisse de dierenartspraktijk van dierenarts Muller over. Hij is op dat moment 26 jaar oud. Op 20 september 1922 trouwt hij in Leeuwarden met Gepke van der Krieke (15 september 1896 te Utingeradeel – 21 augustus 1976 te Leiden). Zij krijgen twee zoons, Geert en Adolf-Jan, die na de Tweede Wereldoorlog Jan wordt genoemd. De praktijk wordt aanvankelijk voortgezet op de Heereweg 73, het pand dat hij overnam van Muller. Zijn werk bestaat uit de geneeskundige zorg voor het vee en de kleine huisdieren. Behalve veel bollenboeren kent Lisse in die jaren ook een aantal veeboeren en sommige inwoners van Lisse hebben een varken op het eigen erf. Daarnaast is Kraak directeur van de vleeskeuringsdienst en uit hoofde van die functie beoordeelt hij het slachtvee dat gezond moet zijn vóór het geslacht wordt. In 1937 koopt hij een perceel grond aan de Achterweg 44 en hij laat daar het huis bouwen dat de naam ‘De Hulst’ draagt. In het nieuwe huis zet hij zijn praktijk voort. In de oorlog wordt hij het hoofd van het ondergronds verzet in Lisse en omstreken. Na de bevrijding wordt hij hoofd van de Binnenlandse Strijdkrachten in de regio en speelt hij in samenwerking metn belangrijke rol bij het oppakken en beoordelen van de NSB’ers in het dorp. Deze functie staat uitgebreid beschreven in enkele boeken over deze periode, die na de oorlog zijn uitgegeven (zie bronvermelding). Jan Kraak en zijn echtgenote stonden op zeer goede voet met de huisartsen uit het dorp: de vrouwen kaartten elke twee weken met elkaar en de mannen bezochten na de oorlog wekelijks restaurant ‘de Witte Zwaan’ om zich met enkele andere notabelen gezamenlijk te ontspannen. Ook in de oorlog was er regelmatig onderling contact. Er waren bijzondere vriendschapsbanden met de familie Holl (mevrouw Holl kwam ook uit Friesland!) en de familie Duymaer van Twist, onder andere tennisten zij samen. Op 1 juli 1973 overlijdt Jan Kraak onverwacht in zijn slaap. Het huis ‘De Hulst’ wordt inb1974 verkocht.

Na de oorlog
Na een korte periode met bevrijdingsfeesten proberen de Nederlanders weer verder te gaan met hun leven. Velen moeten in dat eerste bevrijdingsjaar nog terugkomen uit Duitsland. Door het oorlogsgeweld zijn ook vele Nederlanders omgekomen en hun familieleden wachten tevergeefs op hen. Het verdriet en de vreselijke ervaringen worden veelal weggestopt en niet besproken. Men gunt zich geen tijd om er bij stil te staan, want het land moet verder. In Lisse worden plannen gemaakt om een ziekenhuis op te richten en dat komt er ook, maar het zal niet lang bestaan. Het dorp breidt uit en er dient zich weer een nieuwe dokterspraktijk aan.

Bronnen
Herman van Amsterdam en Peter van der Voort: Een bollendorp bezet. Pag.110-111.
Floris van Dijk en Cees Rodenburg: Het artsenverzet en Kamp Amersfoort.
Nico Groen: Sporen van vroeger. Over dierenarts J. Kraak. Website VOL, 19 mei 2020.
Ed Olivier: Wat toch een tijd, herinneringsboek Lissese oorlogsslachtoffers 1940-1945.
Arie in ’t Veld: Kroniek van Lisse 1940-1949.
50 jaar MC. In: Medisch Contact (1995). p.569.
Herman Hollander: Het Landgoed in de oorlog: Henk de Duitscher, najaar 2014.
Diverse krantenartikelen.
Wikipedia
Informatie en foto’s uit archief van Frans en Marjolein Haase
Informatie en foto’s uit archief van Ajo Duymaer van Twist
Informatie en foto’s uit archief van Sake Holl
M.m.v. Ria Grimbergen

Het artsenverzet
De Duitse bezetter probeerde in de oorlog om de Nederlandse artsen in te zetten voor het kunnen oppakken van onderduikers en Joden. Onderduikers hadden natuurlijk ook af en toe medische hulp nodig en de artsen wisten wie hun eigen patiënten waren en wie niet. Echter: in de spreekkamer was men veilig, want wat daar besproken werd, bleef geheim. Reeds aan het begin van de oorlog was er een grote groep artsen die zich verzette tegen de steeds verder gaande maatregelen van de Duitse bezetter. Zij vormden in het hele land kleinere groepen die door middel van brieven elkaar op de hoogte hielden. De brieven werden in het geheim aan elkaar overgedragen en moesten na lezing worden vernietigd. Door deze communicatie konden zij gezamenlijk een front vormen. Zij noemden zich het Medisch Contact. Door deze
organisatie werden veel acties gecoördineerd en deze konden door de brieven eensgezind worden uitgevoerd. Dit geheime overleg was natuurlijk ten strengste verboden, maar de bezetter heeft nooit grip op de organisatie kunnen krijgen. Aan het begin van de oorlog waren de
artsen vrijwel allemaal lid van de Nederlandse Maatschappij ter bevordering van de Geneeskunst (de NMG). De bezetter gebruikte deze vereniging al snel om de artsen tegen hun zin, allerlei maatregelen op te dringen. De leiding van de NMG werd overgenomen door Nederlandse artsen met NSB-sympathieën en de naam van de vereniging werd veranderd in ‘de Artsenkamer’. Het lidmaatschap werd verplicht gesteld en artsen die weigerden om lid te worden, werd een boete van Fl. 1000,= opgelegd. Als reactie op die verplichting werd het lidmaatschap van die vereniging massaal opgezegd.

Duitse sympathisanten en NSB’ers verfde het woord ‘arts’ op de gevel!

Tevens besloten de artsen om op hun naambord dat buiten bij de deur hing, het woord ‘arts’ af te plakken. In sommige gevallen schreven Duitse sympathisanten en NSB’ers dan met verf het woord ‘arts’ op de gevel! (foto) Ook in Lisse plakten de huisartsen hun naambord af. De Duitse bezetter heeft als represaillemaatregel enkele artsen opgepakt, maar, omdat het protest landelijk zo massaal werd, het verplichte lidmaatschap en de boete ingetrokken. Samenscholing was ook voor artsen verboden. Zij werden om deze reden regelmatig opgepakt en meestal vastgezet in Kamp Amersfoort, waar ook Henk Holl aan het eind van de oorlog terechtkwam. Er zaten echter niet alleen artsen in dat kamp. Veel gevangenen werden vanuit Kamp Amersfoort naar Duitsland vervoerd.

Kamp Amersfoort was een gruwelijke plaats om te moeten verblijven. Sinds kort is er aldaar ter nagedachtenis aan de gevangenen een museum (Nationaal monument Kamp Amersfoort) ingericht, dat zeker de moeite waard is om te bezoeken.

 

 

KIJK NOU EENS: Maria’s Hof

Weet u al waar het haasje uit het vorige Nieuwsblad vinden is? Liesbeth Brouwer doet de deur voor u open en dan kijken we van binnenuit onder het haasje door naar buiten.
Elders in het blad is plek gemaakt voor een nieuwe ‘KIJK NOU EENS’.

Door Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Op onze oproep in deze nieuwe rubriek om te reageren op de foto uit het vorige Nieuwsblad werd prompt gereageerd. Tot onze verrassing meldde zich mevr. Snippe. Zij woonde jaren in Maria’s Hof, Heereweg 317, waar haar man, tandarts Van ’t Hoff, zijn praktijk aan huis had.
Een betere bron van informatie kun je je niet wensen.

Het haasje
Deze villa werd gebouwd in 1906 in opdracht van dokter Haase, die zijn artsenpraktijk in Lisse toen net was begonnen. Vandaar ook het fraaie haasje waarmee het traliewerkje voor het raampje in de voordeur mee versierd is. Mevrouw Snippe vertelde dat ze via dit raampje menig patiënt met kiespijn aan pijnstillers had geholpen. Kiespijn is geen medische reden om bij nacht en ontij een beroep op de tandarts te doen, maar het kastje bij de voordeur bood dan uitkomst met een pilletje. Architect Joling Dokter Haase gaf dus opdracht om de villa aan de Heereweg te bouwen. Architect was Antoon J. Joling (1857-1934). Deze Joling was in die tijd al een bekend architect. Hij werd geboren in Zevenaar en leerde de praktijk in het bouwbedrijf van een oom. Toen hij twintig was ging hij naar Amsterdam waar hij begon als opzichter en ontwerper. Toen hij 22 was kwam hij in dienst van de bekende architect Pierre Cuypers waar hij 8 jaar ervaring opdeed bij vele grote bouwprojecten, zoals bij de Dominicuskerk in Amsterdam waar hij hoofdopzichter was. Daarna vestigde hij zijn eigen architectenbureau. Hij ontwierp fabrieken, scholen, kantoren, ziekenhuizen e.d.

In Amsterdam kun je nog diverse van deze gebouwen terugzien zoals: ’t Kasteel van Aemstel aan de Nieuwezijds Voorburgwal (lange tijd de thuisbasis van het katholieke dagblad De Tijd), de voormalige chocoladefabriek Bensdorp (nu hotel Eden aan de Amstel) en het Peek en Cloppenburggebouw op de Dam. Zijn rooms-katholieke achtergrond speelde bij zijn opdrachten zeker een rol. Zo ontwierp hij diverse scholen en was hij medeoprichter en bestuurslid van de katholieke kunstkring De Violier. Van deze kunstkring was ook de bekende kunstschilder Jan Dunselman lid, die verantwoordelijk is voor het ontwerp van de kruiswegstatie in de Sint-Agathakerk.

Woonhuis in Lisse
Architect Joling ontwierp voornamelijk utiliteitsgebouwen en maar enkele woonhuizen. Het is opmerkelijk dat hij in Lisse een villa ontwierp. Dat had waarschijnlijk te maken met de schoonvader van dokter Haase. Zijn jong gestorven eerste echtgenote was Emilia Sweens, ook wel Maria genoemd. De Sweens-familie behoorde in ’s Hertogenbosch al generaties tot de notabelen en ze waren zeer welgesteld. Den Bosch was in diezelfde periode een belangrijk centrum voor de verbetering van de positie van de katholieken in Nederland. In Den Bosch werd ook een afdeling van kunstkring De Violier gevestigd. Er werd volop gebouwd, o.a. door de bekende architect Eduard Cuypers, die ook gewerkt had bij het architectenbureau van zijn oom Pierre Cuypers in Amsterdam. Bekend was het fraaie Bossche station van deze Cuypers, maar hij bouwde ook andere objecten waarbij hij zeker te maken had met leden van de invloedrijke Sweens-dynastie. Door dit soort contacten is het niet meer zo verwonderlijk dat voor het ontwerp voor een villa met huisartspraktijk gekozen kon worden voor  een bekende architect als Joling.

Bouw in Lisse
Joling krijgt dus de opdracht voor de bouw van de villa en vraagt in januari 1906 een bouwvergunning aan. In die tijd was het buurhuis van De Graaf praktisch het laatste huis van de lintbebouwing langs de Heereweg. Daar ontstond meteen al een probleem. Op 11 februari meldt de architect aan dokter Haase: “Hij staat met de fundering op en met de goot over uw eigendom.” Hoe het opgelost is valt niet te achterhalen, maar feit is dat de huizen wel merkwaardig dicht op elkaar staan en ook mevrouw Snippe weet wel over problemen met de goot. Sta je voor het huis dan zie je meteen dat het een bijzondere architectuur heeft. Het asymmetrische zadeldak, de uitspringende ingangspartij, het torentje, het heeft allemaal een monumentale allure. Overigens heeft Joling wel meer panden ontworpen met een torentje. Functioneel was zo’n torentje echter niet. Verder is het ontwerp zeker functioneel te noemen. In 1905 schrijft de architect hierover aan dokter Haase: “Zo kwam het mij noodzakelijk voor dat de gehele dienst van uw ambt moest gescheiden blijven van uw familieleven” en “dan moet de keukendienst kort bij de patiëntenbel zijn en de keuken weer zo diep dat kook en etensluchten binnen het huis niet kunnen hinderen”. De patiënten kwamen natuurlijk niet door die fraaie voordeur naar binnen. Zij kwamen door de zijdeur, naar het gedeelte waar ook de kleine wachtkamer, de spreekkamer/apotheek en de donkere kamer waren.

Interieur
In de tijd van dit ontwerp was het niet ongebruikelijk dat de architect zich ook bezighield met het interieur. Zo ook bij Joling. Bijzonder aan dit huis, in tegenstelling tot de andere nog bestaande woonhuizen die ontworpen zijn door deze architect, is dat er nog heel veel van het oorspronkelijke interieur bewaard is gebleven. Maar natuurlijk zijn ook hier verbouwingen en aanpassingen geweest. Joling had geen groot architectenbureau, maar werkte vaak samen met andere kunstenaars, waarbij de kunstkring geholpen zal hebben. Hij tekende veel. Ideeën werden even geschetst op bijvoorbeeld de achterkant van een sigarendoosje en er gaat het verhaal dat hij tijdens een diner zijn keurig gesteven manchetten  gebruikte om wat op te schetsen. Joling werkte vaak met glas-in-lood, met tegeltableaus en paste ook graag toepasselijke teksten toe in zijn ontwerpen. Daarvan is veel bewaard gebleven. Een van de teksten is te vinden in de vroegere spreekkamer.

Daar staat: “TIS NUTTER ZAECK GESOND TE BLYVEN DAN ZIEKTE KONSTIG TE VERDRYVEN “. Nog  een paar teksten uit het ontwerp: “OVERLEG.EN.LEG. WAT.OVER” en “GEEN GAST TOT LAST”. Om licht in de hal te krijgen werd vanaf boven een schacht gebouwd die het buitenlicht doorlaat via een prachtig plafond met blauw glas-in-lood. Boven kon je via planken over dit plafond lopen en bereikte je het zoldertje boven de patiënteningang. Een veilige schuilplek die in de oorlog wel door onderduikers gebruikt werd. Woonhuis met praktijk
Heel wat jaren is Maria’s Hof gebruikt als woonhuis met praktijk. Ook nadat dokter Haase in 1953 komt te overlijden, blijven zijn weduwe en de dochter uit zijn eerste huwelijk er wonen. Natuurlijk is de villa inmiddels gedateerd. Oorspronkelijk zijn op alle ruimtes voor de familie stookplaatsen in het hele huis, gestookt op kolen waarvoor speciaal iemand is aangesteld om ze te verzorgen. De slaapruimte voor de
inwonende hulp had geen stookplaats. De kolen konden van buitenaf gestort worden in de kelder. In 1965 vraagt mevrouw Haase een offerte aan voor verwarming en wordt overgeschakeld op oliestook. Die installatie stond ook in de kelder en is pas bij de laatste verbouwing verwijderd. In 1968 wordt huismet praktijkruimte overgenomen door tandarts Van ’t Hoff.  Als beginnend tandarts was een rigoureuze verbouwing, achteraf gelukkig, niet haalbaar. Wel werd de wachtkamer vergroot (die was in de oorspronkelijke tekening ook maar
2.80m X 1.77m), het toilet voor patiënten en de dienstbodenopgang werden aangepast. Veel oud-patiënten van tandarts Van ’t Hoff zullen zich de wachtruimte en behandelkamer nog kunnen herinneren. In 1995 werd het huis verkocht en kwam de functie van praktijk te vervallen.

Laatste renovatie
Het huis wisselde daarna enkele keren van eigenaar, maar gelukkig bleef “vernieuwingsdrang” daarbij uit. Maria’s Hof is een gemeentelijk monument en geniet daardoor enige bescherming. Maar dat geldt alleen voor het exterieur. Terwijl in dit geval het interieur ook zeer waardevol is. De huidige eigenaar, Luc Beelen, heeft in 2013 het pand gelukkig met zeer veel respect voor dit interieur tot een fraai en leefbaar geheel omgetoverd. Atelier Koningsblauw uit Amsterdam begeleidde de renovatie. Kleurhistorische verkenningen waren nodig.
Sjabloontekeningen zijn hersteld en de plafonds werden waar nodig geretoucheerd. Een van de eerste activiteiten was het verwijderen van het prachtige blauwe glas-in-loodplafond in de hal. Het was redelijk bewaard gebleven maar wel erg smerig. Aan het eind van de restauratieperiode is het, waar nodig gerepareerd, teruggeplaatst. Het dunne glas waar het raam op lag is vervangen door veiligheidsglas. Overigens is ook in deze hal nog een fraaie spreuk op een plafondbalk te zien: “CHRIST AVANT TOUT”. Het fraaie parket, waarvan de oorspronkelijke ontwerptekeningen nog bewaard zijn, was niet meer overal aanwezig. Daarom werd ervoor gekozen identiek parket terug te plaatsen. De totale renovatie verdient zeer veel waardering. Het heeft ervoor gezorgd dat er in Lisse een uniek woonhuis van de bekende architect Joling staat, waarin veel van de oorspronkelijke stijlelementen uit de oorspronkelijke bouwtijd zijn terug te vinden en waarin bovendien het beroep van de opdrachtgever, dokter Haase, nog zeer herkenbaar aanwezig is in de vorm van de spreuken en zijn initialen in
grisaille in de tussendeur. Dat interieur begint natuurlijk met die sjieke voordeur met erboven in glas-in-lood de apothekervijzel en esculaap en de klopper in de vorm van een haasje.

Maria’s Hof