Artikelen die betrekking hebben op de geschiedenis van Lisse en haar bewoners

EERSTE II STEDENTOCHT

Leest u het goed? Er staat geen elf-maar tweestedentocht! Al in 1888 werd op de Leidsetrekvaart tussen Haarlem en Leiden een tweestedentocht van 29 km gereden.

door Huub Snoep

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

laas Pander won goud, hij was de latere trainer/coach van Jaap Eden

Al in 1888 werd op de Leidse trekvaart tussen Haarlem en Leiden de kiem gelegd voor het huidige marathonschaatsen. Op de 29ste februari van dat schrikkeljaar verscheen een advertentie in het Haarlems Dagblad, waarin de IJsclub voor Haarlem en Omstreken een ’Internationale Afstandsrit op schaatsen voor amateurs’ over 29 kilometer aankondigde. Klaas Pander werd de bejubelde winnaar, voor Pim Mulier.  Februari 1888 was een koude maand. Voor de derde maal die winter brak de vorst door en werden de houten schaatsen ondergebonden. “De baan
aan den Overveenschen weg wordt weder druk bezocht”, schreef het Haarlems Dagblad op maandag 27 februari 1888. Het hernieuwd invallen van de vorst was een buitenkansje voor de ijsverenigingen. In 1882 was de Nederlandse Schaats Bond (NSB) opgericht, maar slechts in 1885 en 1887 was het gelukt een enkele wedstrijd te organiseren. Geen wonder dat in 1888 direct werd gereageerd. De Amsterdamse IJsclub schreef voor 25 februari een ’Internationaal kampioenschap van Amsterdam’ uit. Drie dagen ater konden de hardrijders in Haarlem
aan de slag. Het Haarlems Dagblad schreef: “Wel woei er een scherpe koude wind, maar het deerde den velen rijders en voetgangers niet, die gekomen waren om den wedstrijd tusschen eenige hardrijders-liefhebbers bij te wonen,
welke beschenen door een vroolijk winterzonnetje en onder de opgewektetonen der muziek plaats had.” Helemaal vlekkeloos verliep de dag niet, getuige: “Een dame had het ongeluk met een der rijders, toen zij de baan wilde oversteken, in botsing te komen, waardoor zij bewusteloos nederviel en in de restauratie-tent werd gedragen, waar zij gelukkig kon worden bijgebracht.”

Afstandsrit

IJscub Haarlem

estimuleerd door het succes van de langebaanwedstrijd op de ijsbaan aan de Overveenscheweg op 28 februari, vooral vanwege de winst van de eigen Klaas Pander, schreef de IJsclub Haarlem voor donderdag 1 maart 1888
een afstandsrit uit tussen Haarlem en Leiden, een afstand van ongeveer 30 kilometer. Een anoniem lid van de IJsclub loofde een gouden, zilveren en bronzen medaille uit. Later zou Pim Mulier, de grote stimulator van veel sporten in Nederland en vooral van de schaatssport, onthullen dat jonkheer Ch. van der Poll de gulle gever was. Om de deelnemers gelijke kansen te geven bepaalde het wedstrijdreglement dat de rijders niet tegelijk, maar “met tusschenpoozen van 5 minuten zouden afrijden van de Prins Hendrikbrug op de Leidschevaart te Haarlem”. Daarna was de route als volgt: “Leidschevaart tot aan de waterleiding, alwaar, wegens de wakken, omgereden, afgebonden, of met schaatsen over den weg moet worden gegaan (’klunen’ dus, maar dat woord was toen in Holland nog niet bekend); geheel ter keuze van de rijder. Vervolgens Leidschevaart tot station Piet Gijzenbrug en vandaar de Leidschevaart tot de Marepoort in Leiden. Iedere deelnemer zal den weg alleen moeten afleggen. Het is verboden gebruik te maken van kunstmatige middelen van vervoer. Overtreding wordt bestraft met diskwalificatie”, besloot het reglement dreigend. Opvallend was het na elkaar van start gaan, een systeem dat op natuurijs voor het eerst pas weer werd toegepast bij de ’proloog’ van de Driedaagse van Ankeveen in 1986.

Enthousiast
Verschillende kranten toonden zich enthousiast over de langeafstandsrit tussen Haarlem en Leiden. “Men ziet
dat de grote afstand en de hindernissen waarmee de rijders te worstelen hebben, de wedstrijd nieuw en tevens zeer
belangwekkend maken”, schreef De Nederlandse Sport. Dat de schaatssport in die jaren een nog wat elitaire sport was, bewees het jurycorps dat bestond uit de jonkheren Quarles van Ufford, Teding van Berhout (’president’ van de IJsclub Haarlem) en Repelaer van Spijkenisse. Zij  bleken voor hun taak berekend. “Men werd overal gecontroleerd”, scheef Pim Mulier, zelf één der deelnemers, “ofschoon smokkelen niet wel mogelijk was, tenzij men zich met een zeer
goede harddraver een eind weegs de vaart langs had willen laten rijden.” De dertien deelnemers (allen Hollanders, de Friezen hielden zich toen nog vooral met de kortebaan bezig) vertrokken onder grote belangstelling tussen 10 en 11 uur. Toen 17 minuten over 12 H.A. Kampman als laatste arriveerde, bleek de snelste tijd gemaakt te zijn door de als voorlaatste gestarte Klaas Pander, die twee dagen eerder op de Haarlemse ijsbaan ook al de wedstrijd over één mijl had gewonnen. Op het op vele plaatsen slechte ijs noteerde hij een tijd van 1 uur 6 minuten en 15 seconden. Liefst drie van de voor hem gestarte tegenstanders had de latere leermeester van Jaap Eden onderweg ingehaald.
Als tweede eindigde Pim Mulier, op 3 minuten en 15 seconden, derde werd A. Jansen (1 uur 10 minuten). Volgens De Nederlandse Sport waren Pander en Mulier de enigen die bij het ’klunen’ de schaatsen uittrokken: “De heeren Pander en Mulier, die ook met succes vroeger aan hardlooperijen hebben deelgenomen, hebben op de plaatsen waar zij moesten afbinden, in iedere hand een schaats genomen en den afstand, die zij over land moesten nemen, als hardlopers afgelegd.”

Geen vervolg
Jammer genoeg is de IJsclub Haarlem niet in staat geweest de wedstrijd een vervolg te geven. Plannen waren er wel. Een jaar later stond de wedstrijd zelfs als ’Internationale Wedstrijd voor Amateurs’ op de kalender, maar een reeks slappe winters voorkwam dat de trekvaart tussen Haarlem en Leiden voldoende dichtvroor. Ook Pim Mulier bleef er naar streven om naast reguliere wedstrijden over 500, 1500, 5000 en 10.000 meter vooral ook afstandswedstrijden te organiseren. “Een afstandsrit, door den Bond uitgeschreven, en goed gecontroleerd, zal zeker succes hebben”, schreef de Haarlemmer in 1894. Op 21 december 1890 had hij de 11 Friese steden op één dag per schaats bezocht en in 1909 gaf hij als secretaris van de door hem opgerichte Nederlandsche Bond voor Lichamelijke Opvoeding de aanzet voor de eerste Elfstedentocht. Als alternatief voor de tocht van Haarlem naar Leiden noemde Mulier de wedstrijdtocht Amsterdam-Leiden-Woerden of Utrecht, of van Leeuwarden naar Groningen en terug.

Haarlem-Leiden is na 1 maart 1888
nog slechts eenmaal gehouden. Zondag 27 december 1981 organiseerden het Haarlems Dagblad en de IJsclub Haarlem gezamenlijk de tweede editie, tussen Heemstede en Voorhout. Dit maal als een toertocht. Deze schaatsprestatietocht over de Leidsevaart trok1760 deelnemers.

In deze bundel voor de liefhebber staan 43 verhalen uit de rijke Nederlandse schaatshistorie. Van de oorsprong van het georganiseerde schaatsen aan het eind van de negentiende eeuw tot de introductie van de klapschaats ruim 100 jaar later.
zie verder op: www.facebook.com/huub.snoep

BERICHT UIT HELLENDOORN: Leendert Albertus Boogerd

De Lisser Leenderd Albert Boogerd werd in de oorlog opgenomen het TBC Sanatorium ‘Krönnenzommer’ bij Hellendoorn. Op de dag dat Helledoorn bevrijd werd is hij overleden. De vraag is hoe.

door Deen Boogerd

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

Dorpsfiguur, een rare man met vreemde gewoonte  er werd ook wel eens de gek met hem gestoken. Plotseling was hij niet meer in Lisse.

Leendert Albertus Boogerd woonde in de huisjes bij De Heul aan de Kanaalstraat. Hij werkte bij de gemeente als vuilophaler en stratenveger. Een verteller met een dikke duim, Leendert gaf wat trompetles in het voortraject van “Trou Moet Blijcken”. Op een gegeven moment ging het bergafwaarts, men zag hem dan ook steeds verder afglijden. Hij riep zeer opmerkelijke dingen bv. als hij de kerk in kwam liet hij de andere kerkgangers steevast weten dat hij er was. “Lang Leven De Bolsjewieken” klonk het dan door de kerkzaal. Waar hij precies op doelde? We weten het niet. Al straatvegend liet hij een andere vreemde spreuk luid en duidelijk horen: “HOP HOP HOERA ORANJE ROGGEL”. Deze gevleugelde woorden riep hij ook in de vroege oorlogstijd. Hij werd  ook wel gewaarschuwd “pas nou op Leendert anders gebeurt er nog wat naars met je”. Het mocht niet baten. Plotseling was hij uit het straatbeeld. Had de gemeente er voor gezorgd dat hij opgenomen werd in het TBC Sanatorium ‘Krönnenzommer’ bij Hellendoorn? Mooie gebouwen met prachtige tuinen, in de bossen, goed voor Leendert! Prima verzorging, frisse lucht, helemaal geen rare dingen, hartstikke fijn hier! Dat fijne werd minder naarmate het eind van de oorlog naderde. Een deel van ‘Krönnenzommer’ werd tegen het eind van de oorlog geconfisqueerd door de Duitsers. Voor ondermeer de vluchtleiding van de V2 lanceerinstallatie die vlak bij het sanatorium was gestationeerd. Hellendoorn werd op 10 april 1945 bevrijd. Een bericht uit Hellendoorn laat zien dat die zelfde dag Leendert zijn laatste adem uitblies. Dat roept vragen op! Bij de Hellendoornse heemkundekring is men bezig om antwoorden te zoeken. Ook zij hebben last van Coronaregels die het zoeken in archieven bemoeilijken. Daar komt bij, dat net als in Lisse er veel burgerlijke gegevens zijn vernietigd tijdens de bezetting om mensen veilig te stellen. Was Leendert net als nog wat andere burgers omgekomen door geallieerd vuur? Was hij opgenomen en na genezing daar gebleven? Er is een gerucht dat
er een ‘Boogaard’ als chauffeur dienst deed tussen het sanatorium en het dorp. Hoe heeft Maria Alida van der
Riet, de dame die het overlijden kwam aangeven, Leendert aangetroffen? Zou Leendert nog net de uniformen van
de bevrijders hebben kunnen zien? Hopelijk komen er toch nog antwoorden op onze vragen. We wachten op
bericht uit Hellendoorn!

 

Leenderd Boogerd

Henk Schaap overhandigt de voorpublicatie van Sporen van Six in Lisse aan Burgemeester Lies Spruit.

Boek ‘Sporen van Six in Lisse’ nu beschikbaar

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

Nieuwsflitsen

De Cultuur-Historische Vereniging Oud-Lisse heeft het onderzoek afgerond naar ‘Sporen van Six in Lisse’. De bevindingen zijn vastgelegd in het boek , dat op maandag 23 november door Henk Schaap namens het onderzoekscomité aan burgemeester Lies Spruit werd aangeboden. Het onderzoekscomité bestond uit de auteurs: Jos van Bourgondien, Maarten van Bourgondien , Leo van der Geer, Rob Pex , Brigitte Rink en Henk Schaap. Ook andere leden van de Cultuur-Historische Ver. Oud Lisse verleenden hulp en bijstand. Het boek, uitgegeven door Uitgeverij Verloren, is volgens de burgemeester ‘een prachtig boek dat nieuwe inzich ten en hoofdstukken toevoegt aan de rijke geschiedenis van Lisse in de 17de en 18de eeuw’. Het boek bestaat uit 236 pagina’s en bevat ca. 150 veelal kleurrijke afbeeldingen. De Nederlandse familie Six behoorde eeuwenlang tot de elite van de maatschappij. Over de verschillende generaties Jan Six die in Hillegom veel buitenplaatsen en landgoederen bezaten is veel geschreven. De lezing van Geert Mak in 2016, over ‘De levens van Jan Six’ wat zich v.n.l. in Hillegom afspeelde, was voor de burgemeester de aanleiding tot dit onderzoek naar de ‘Sporen van Six in Lisse’’. Over de drie generaties Pieter Six die in Lisse veel hofstedes en land hadden is weinig bekend. Wie waren zij en welke sporen hebben zij achtergelaten in Lisse? In dit nieuwe boek worden deze vragen gedocumenteerd beantwoord en worden de generaties Pieter Six met hun hofstedes en landgoederen in Lisse prachtig in beeld gebracht. Hun achtergrond, de netwerken, de huwelijkspolitiek en de rijkdom uit de textielnijverheid. Ze maakten deel uit van de vroedschap in Amsterdam en werden advocaat, burgemeester of bewindhebber van de VOC. Pieter Six III (1686-1755) zorgde door middel van zijn testament en een legaat aan de Diaconie van de Grote Kerk, dat er in Lisse een hofje ontstond. Dat het hofje in een dorp gesticht werd en niet in de stad, is uitzonderlijk.Het ontstaan van dit Hofje van Six aan de Kanaalstraatwordt in dit boek beschreven. Het Hofje van Six bestaat nog steeds en is onlangs grotendeels gerestaureerd.vHet boek is nu verkrijgbaar via de website www.oudlisse.nl en in de boekhandel Grimbergen voor €25.

WE MOETEN ONS MAAR SCHIKKEN (oorlogstijd)

Naar aanleiding van 75 jaar bevrijding vertelt de 95-jarige Mien Witsenburg. Zij heeft haar hele leven in Lisse gewoond. Haar jeugd en haar herinneringen aan de oorlog en daarna worden weerggegeven.

door Liesbeth Brouwer

Jaargang 19 nummer 3, 2020

Deze coronatijd is voor iedereen lastig. We moeten ons schikken naar wat mogelijk is. De viering van 75 jaar vrijheid werd erdoor beperkt. Er zijn weinig ooggetuigen meer die over die 75 jaar en de tijd ervoor kunnen vertellen. Maar Mien Witsenburg, bijna 95 jaar geleden in Lissin oorlogstijde geboren, wil haar herinneringen wel met ons delen.

Ze woont al weer meer dan 20 jaar in haar appartement aan de Heereweg. Natuurlijk mankeer je, wanneer je bijna 95 bent, wel wat en die coronatijd maakt alles wel stiller. Toch blijft het bijzonder wanneer je op die leeftijd nog kunt vertellen dat je de week ervoor weer hebt gejeu-de-bould. Verhalen over vroeger worden graag gedeeld. Als kind woonde ze al aan de Heereweg. Maar dan een stukje zuidelijker, op nummer 207, waar nu Trattoria da Marco zit.

Bakkerij Witsenburg

Op warme dagen vielen de ijsjes van Witsenburg zeer in de smaak. Hier staat ijscoman Kees van Oeffelen zijn bijbaantje uit te oefenen ongeveer bij Kanaalstraat 7.
Foto Van Oeffelen

Vader was brood- en banketbakker en later ook ijsbereider. Van banketbakkersijs natuurlijk. Je had ijsjes van 2 en 3 cent en zelfs van een stuiver en nog duurder. Dan kreeg je echt een behoorlijke schep ijs op je bakje. Gewoon geschept met een grote eetlepel, een ijslepel kenden ze niet. Mien is de oudste dochter, ze heeft een oudere broer en na haar komen nog een zus en 3 broers. Tijdens de mobilisatie waren aan de overkant veel officieren ingekwartierd. Rats, kuch en bonen was er genoeg voor alle militairen die opgeroepen waren, maar ze wilden ook wel eens wat smakelijkers. Daar kon de bakkerij wel voor zorgen. Ze bakten voor een luttel bedrag kleine krentenbroodjes. Er was zelfs een militair uit het Noorden (van huis uit ook bakker) die in de bakkerij meehielp. Ook het ijs ging er bij de militairen goed in. Deze coronatijd is voor iedereen lastig. We moeten ons schikken naar wat mogelijk is. De viering van 75 jaar vrijheid werd erdoor beperkt. Er zijn weinig ooggetuigen meer die over die 75 jaar en de tijd ervoor kunnen vertellen. Maar Mien Witsenburg, bijna 95 jaar geleden in Lisse geboren, wil haar herinneringen wel met ons delen.

School
Mien ging naar de St. Agathaschool. Moeder Witsenburg vond het belangrijk dat de meisjes ook goed
konden breien. Zelf breide ze ook veel. Wanneer de meisjes thuiskwamen uit school, al vanaf hun eerste schooldag, hadden ze eerst een brei-opdracht. 10 ribbels moesten er gebreid worden. Aan een werkje wat uiteindelijk een onderbroek voor een van de broertjes moest worden. Wanneer de 10 ribbels klaar waren werd het aan moeder getoond, die natelde of het klopte en weer met een draadje aangaf waar ze gebleven waren. Daarna pas mochten ze buiten gaan spelen. Lekker zullen die gebreide onderbroeken niet gezeten hebben, maar ook de broertjes moesten zich schikken.

Het gezin Witsenburg met Mien staande achteraan

Mien mocht de eerste klas van de ulo doen, maar daarna vond vader Witsenburg het genoeg. Ze moest maar naar de naaischool. Kon ze het werk van de huisnaaister overnemen. Er was best veel naaiwerk in een gezin met zes kinderen. De meisjes hadden meestal dezelfde jurk. Voordelig was het om uit een lap 2x hetzelfde patroon te knippen en dan was het ook nog zo dat zo’n jurk lang mee moest gaan, dus een dubbele zoom voor op de groei. Eerst is een nieuwe jurk alleen voor de zondag, het volgende jaar voor naar school, weer een jaar later mag je er mee buiten spelen en afgedragen wordt de jurk in huis. Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kastelen, zegt men. Maar in de crisistijd was zuinigheid maar al te nodig. Na oud en nieuw had je de jaarlijkse uitverkoop en de eerste dag van de uitverkoop toog moeder Witsenburg met haar zuster naar Den Haag om daar haar slag te slaan. Mien moest dus naar de naaischool die in het St.Agathaklooster was. Boven de voordeur was het lokaal. Ze deed 2 jaar naaischool, maar ondertussen moest er thuis gewerkt worden. Toen haar zusje de 7e klas afgerond had moest ook zij van school. Thuis was werk genoeg. De hulp in de huishouding, de huisnaaister, allemaal kostenposten voor werk dat de meisjes ook konden doen. In die tijd werd er in hun gezin nog een enorm verschil gemaakt in de opleiding die de meisjes kregen en die de jongens mochten volgen. De broers mochten wel verder studeren. Meisjes waren voorbestemd voor het huishouden. Je moest je er maar in schikken. Daar kwam nog bij dat moeder vaak last had van een open been. Ze moest de klanten in de winkel helpen, maar had zelfs achter de toonbank een kruk staan waar ze haar been op kon leggen om die te ontzien. Staan is natuurlijk funest voor zo’n open wond. Op een dag zat Mien thuis voor het raam huiswerk te maken toen er opeens aan de overkant allemaal ingekwartierde
officieren naar buiten kwamen rennen. Duitsland had aangevallen, Nederland was in oorlog. Zo’n moment dat het begin van de oorlog inluidde vergeet je nooit. We weten allemaal dat het een ongelijke strijd werd, op 15 mei volgde de capitulatie. ‘Nederland staakt den strijd’, kopten de kranten.

Oorlogstijd
Langzamerhand veranderden de omstandigheden. Om te voorkomen dat er schaarste zou ontstaan werd al snel het distributiesysteem verder uitgebreid. Dat systeem zou een eerlijker verdeling van goederen moeten geven. Het systeem dat iets “op de bon” was bestond al tijdens de mobilisatie, bijv. voor suiker. Distributiestamkaarten voor het bonnensysteem waren er dus al. Het zou ook hamsteren moeten voorkomen. Voor de bakkers gold het bonnensysteem vanaf juni 1940 voor brood. Voor banket volgde dat later. Voor de klanten was het wennen, dat gedoe met die zegels, maar voor Mien betekende het veel meer werk. In de winkel natuurlijk, maar ook bij de bestellingen voor het meel. Grossier Verduijn leverde het meel, maar ook daar gold zo’n verdeling. De vaste klanten van de bakkerij werden door de bakkersknecht, met zijn fiets met mand voorop, bezocht. Hij inde dan meteen de bonnen. Wekelijks afrekenen was gebruikelijk. Dat alles moest dan thuis gecontroleerd worden en hoorde bij de taken van Mien. Ze heeft wat bonnen geplakt!

Laatste oorlogsjaar
De oorlogstoestand werd steeds moeilijker, maar het laatste oorlogsjaar was echt dramatisch. Moeder wordt in de winkel een keer bedreigd en gesommeerd fietsen af te geven. Maar moeder komt oorspronkelijk uit Zeddam, vlak bij de Duitse grens en kan daardoor prima in het Duits van repliek dienen. “Ich ruf den Ortskommandant” en het loopt goed af. Wanneer Mien op een avond na spertijd even de straat op loopt komen er een paar militairen met hun vriendinnen aanlopen. Wilden ze indruk maken op die meiden? Feit is dat ze Mien achterna gaan, maar die rent het huis in en verdwijnt in het toilet. Wanneer de Duitsers haar aanwezige broer vragen weet die zogenaamd van niks. “Ze is het poortje uitgelopen”. Eigenlijk maar kleine ergernissen. Maar het wordt wel steeds dreigender. Miens broer moet onderduiken en als vanzelfsprekend neemt Mien zijn werk over. Dat bestaat uit illegale krantjes ophalen in Hillegom en ze dan weer verspreiden in Lisse. Het is een strenge winter en ze vertelt van de wandeling met zus en vriendinnen naar Hillegom. Zij even alleen naar een huis in het begin van Hillegom om de blaadjes op te halen. Diepe zakken in de rok voldoen daar prima voor. Dan weer terug naar de anderen en samen in de sneeuw weer terugwandelen naar Lisse. In Lisse volgt het distribueren, waarbij ook een huis is in de Veldhorststraat, naast een huis waar Duitse militairen verblijven. Niet ongevaarlijk, maar je deed het gewoon. Ondertussen kwam er gebrek aan van alles. Voor hout werd ’s nachts wel illegaal gekapt in het Keukenhofbos. Daar waren ook agenten bij betrokken, zoals de huisvriend van de familie, Tien L’Abée, die actief was in het verzet. De houtoogst werd wel naar de bakkerij gebracht om daar verzaagd te worden. De bakkerij was toch leeg omdat er inmiddels centraal gebakken werd. Elektriciteit hadden ze nog wel, want het gist voor alle bakkers werd bij hen in de ijskasten bewaard. Voedsel werd een enorm probleem. Gelukkig had vader contacten in de Haarlemmermeer waardoor er wat extra, weliswaar illegaal, meel was. Regelmatig kwamen er onbekenden uit de stad die op voedseltocht waren.
Eerst konden ze nog wel een half broodje krijgen, maar met het steeds toenemende aantal mensen dat langskwam was ook dat niet meer mogelijk. Zij kregen dan een boterham met bietenstroop. Nu was dat brood niet meer van beste kwaliteit. Er zat ook aardappel- en peulvruchtenmeel in. Het was heel donker, beetje zurig, brood, maar met de zoete bietenstroop toch wel te eten. Nog verbaast Mien zich over de jonge vrouw die op een dag ook zo’n snee brood met bietenstroop kreeg. Met een “vreet dat zelf maar”, gooide ze de boterham weg. “Dat doen we ook” kon Mien antwoorden. Het gezin Witsenburg at het brood met bietenstroop inderdaad zelf ook. Anderen hielp vader Witsenburg graag. Er waren er genoeg in de winkel die heel blij waren met zo’n snee met stroop.

Tijdens de mobilisatietijd was er al schaarste aan producten. Het bonnensysteem ging tot ver na de bevrijding door.

De bevrijding

Bevrijdingsoptocht, weer eens lekker gek doen
met vrienden en vriendinnen. Mien met bakkersmuts.

Eindelijk was Nederland dan vrij. Er werd veel gefeest, maar niet alleen dat, er was ook veel kwaadheid. Politieman L’ Abée heeft haar nog gevraagd naar namen van moffenmeiden. Hij had een lijst met namen en vroeg wat zij wist. Ze heeft gezegd wat ze wist; die wel, die niet en ik weet het niet. Langzamerhand werd het leven wat normaler. Hoewel het voedselprobleem niet meteen is opgelost. Mien herinnert zich heel goed de droge kaakjes die beschikbaar kwamen. Grote blikken met droge kaakjes kwamen in de bakkerij en moesten daar weer verdeeld worden over de klanten. Een nieuwe, maar wel dankbare taak voor Mien. In het begin vond je de kaakjes heerlijk, maar goedbeschouwd bleek een gewoon biscuitje veel lekkerder, maar dat waren ze totaal ontwend, die waren er al zo lang niet meer. Mien kreeg voor haar activiteiten zoals het rondbrengen van de illegale kranten een penning of een oorkonde. Maar die zijn in de loop der jaren onvindbaar geraakt.

De winkel

Na de oorlog stopte vader met broodbakken. Hij had zwaar astma en het werk kon hij niet meer aan. De ijssalon kreeg meer aandacht. Zondags ging de zaak om 1 uur open. Van oudsher at het gezin tussen de middag warm, maar de zaak ging voor. Nog niet gegeten, jammer dan, eerst de ijsverkoop, waarbij ook wel vriendinnen van de dochters werden ingeschakeld. Omdat vader door zijn astma steeds vaker moest verzuimen leerde ook Mien het ijs maken. Toch werd langzamerhand duidelijk dat de zaak en alles wat er bij kwam kijken, ondanks de hulp van Mien en haar zus, niet vol te houden was voor vader. Hij wilde
de zaak verkopen. Hij vroeg nog wel of ze de zaak wilde overnemen, maar was zo onduidelijk over hoe
dan, dat ze nee heeft gezegd. Binnen een paar weken was de zaak beklonken. De zaak werd verkocht aan J. Beijersbergen, onder de voorwaarde dat ze nog een half jaar boven de zaak mochten blijven wonen. Voor Mien kwam daarmee ook een einde aan haar werk in de salon. Ze moest op zoek naar een baan en vond die bij V&D in Leiden. Tot haar trouwen heeft ze daar gewerkt in de hoofdkassa. Werken
met klanten, met centen, dubbeltjes, met bonnetjes en kasopmaken, ze was er van jongs af an vertrouwd mee.
Vinden van een woning
Hoe vind je een woning rond 1950. In 1948 verklaarde minister van Wederopbouw In ’t Veld de woningnood al tot volksvijand nummer 1. In de oorlog lag de woningbouw stil en er was natuurlijk ook veel vernield. Op het gemeentehuis kreeg Witsenburg te horen dat hij een woning aan de Kanaalstraat kon krijgen. Het pand stond al jaren leeg en was met recht een onbewoonbare woning. Commentaar van vader Witsenburg: dan leg ik wel een matras op het Vierkant. Uiteindelijk kwam er gelukkig toch een woning beschikbaar in De Engel. Nu wilde de familie graag naar Leiden. Daar woonden broers van vader Witsenburg en hij had al een huis gekocht naast dat van een van zijn broers. Maar dat huis was al
bewoond, dus niet beschikbaar. Uiteindelijk is het er nooit van gekomen om in dat huis te gaan wonen, maar Leiden lukte op een gegeven moment wel. Woningruil bood de mogelijkheid om naar die plaats te verhuizen.

Theo Grimbergen

Van dit papiertje werd Theo waarschijnlijk een stuk vrolijker

Toen de zaak Witsenburg verkocht werd had Mien net haar latere echtgenoot, Theo Grimbergen, ontmoet. Ze kende hem wel vaag, maar hij was 6 jaar ouder dan zij en pas weer terug in Lisse. In het begin van de oorlog werkte hij bij bollenbedrijven. Dat werk was geen vast werk dus aan het eind van het seizoen betekende dat: naar het arbeidsbureau (sinds oktober 1940 Rijks arbeidsbureau geworden) op zoek naar een nieuwe baan. Zo kon het gebeuren dat hij als 17-jarige werkloze gedwongen werd naar Frankrijk, Normandië, te gaan om er te werken via Organisation Todt aan de verdedigingslinie, de Atlantikwall. Hij was beslist niet de enige uit onze streek die via het arbeidsbureau tewerkgesteld werd in
Frankrijk. Ook een broer en zwager werden in Frankrijk tewerkgesteld. Wanneer je weer werk vond kon je natuurlijk in Lisse blijven, maar dat lukte niet. Theo is wel met verlof in Nederland geweest, maar moest toch weer terug. Na de geslaagde invasie van de geallieerden in Normandië in juni 1944, sloot Theo zich aan bij het Engelse leger. Hij maakt deel uit van de troepenmacht die Zeeuws Vlaanderen bevrijdt in het najaar van 1944. Ze verblijven nog 3 maanden in Zeeuws-Vlaanderen voor ze de Schelde over kunnen steken voor de verdere bevrijding van Zeeland. Na de bevrijding gaat hij met zijn legereenheid mee naar Engeland waar hij nog een half jaar in de kazernezit. Nederland is bevrijd, maar in Indië zijn de Japanners eerst nog aan de macht. Na de capitulatie van Japan moet het Nederlandse gezag hersteld worden denkt de Nederlandse regering. Dat houdt in dat er dan ook een krachtig Nederlands leger moet zijn, dus wordt er geronseld onder de Nederlandse militairen die in Engeland zitten. Theo is een van de vrijwilligers die tekent om met bataljon “Zeeland” naar Indië te gaan. Mien weet dat er in ieder geval nog een jongen uit De Engel met dezelfde groep naar Indië ging. In 1947 krijgt Theo de machtiging om het Oorlogsherinneringskruis met gesp “krijg te land 1940-1944” te dragen. Hij vertelde nooit veel over de oorlogsperiode. Over het tekenen van een contract voor Indië zei hij later: dat was het stomste wat ik gedaan heb. Na de bevrijding gaat hij met zijn legereenheid mee naar Engeland waar hij nog een half jaar in de kazerne zit. Nederland is bevrijd, maar in Indië zijn de Japanners eerst nog aan de macht. Na de capitulatie van Japan moet het Nederlandse gezag hersteld worden
denkt de Nederlandse regering. Dat houdt in dat er dan ook een krachtig Nederlands leger moet zijn, dus
wordt er geronseld onder de Nederlandse militairen die in Engeland zitten. Theo is een van de vrijwilligers die tekent om met bataljon “Zeeland” naar Indië te gaan. Mien weet dat er in ieder geval nog een jongen uit De Engel met dezelfde groep naar Indië ging. In 1947 krijgt Theo de machtiging om het Oorlogsherinneringskruis met gesp “krijg te land 1940-1944” te dragen. Hij vertelde nooit veel over de oorlogsperiode. Over het tekenen van een contract voor Indië zei hij later: dat was het stomste wat ik gedaan heb. Na de bevrijding gaat hij met zijn legereenheid mee naar Engeland waar hij nog een half jaar in de kazerne zit. Nederland is bevrijd, maar in Indië zijn de Japanners eerst nog aan de macht. Na de capitulatie van Japan moet het Nederlandse gezag hersteld worden denkt de Nederlandse regering. Dat houdt in dat er dan ook een krachtig Nederlands leger moet zijn, dus wordt er geronseld onder de Nederlandse militairen die in Engeland zitten. Theo is een van de vrijwilligers die tekent om met bataljon “Zeeland” naar Indië te gaan. Mien weet dat er in ieder geval nog een jongen uit De Engel met dezelfde groep naar Indië ging. In 1947 krijgt Theo de machtiging om het Oorlogsherinneringskruis met gesp “krijg te land 1940-1944” te dragen. Hij vertelde nooit veel over de oorlogsperiode. Over het tekenen van een contract voor Indië zei hij later: dat was het stomste wat ik gedaan heb.

Verkering
In 1948 komt Theo terug naar Lisse en ontmoet hij dus Mien Witsenburg. Ze krijgen verkering en er
komen trouwplannen. Was het voor het gezin Witsenburg al moeilijk om een woning te bemachtigen, voor een jong stel is het schier onmogelijk. Je moet je weer schikken naar de omstandigheden. Na
6 jaar verkering konden ze inwonen bij de ouders van Theo. De meeste kinderen uit dat gezin waren
inmiddels uitgevlogen. De familie woonde aan de Kanaalstraat in een behoorlijk groot huis met beneden kamer en suite. In de achterkamer kwam een opklapbed te staan. De achterkamer werd slaapkamer voor vader en moeder Grimbergen. Een slaapkamertje boven, aan de voorkant, werd een soort huiskamer voor het jonge stel. Theo timmerde een keuken in een slaapkamer achter en ze sliepen op zolder. Uiteindelijk hebben ze 3 jaar ingewoond en zijn ook de beide kinderen daar geboren. Gelukkig was er toen al een extra slaapkamer beschikbaar gekomen omdat een andere Grimbergentelg het huis
uit ging.

Mien Witsenburg

 

Lisse in 2050 energieneutraal ?

De ambitie van Nederland is om 2050 energieneutraal te zijn. Zo wil ook Lisse van het gas af. De VOL is tegen het gebruik van het landschap voor zonnepanelen en windmolens. Gas is het beste alternatief.

Nieuwsflitsen

Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020

Energietransitie betekent dat we straks geen gebruik maken van fossiele brandstoffen zoals olie en aardgas en dat we daarvoor onze nodige energie duurzaam gaan opwekken. In het Klimaatverdrag van Parijs in 2015, dat door Nederland is ondertekend, moesten we actie ondernemen om de opwarming van de aarde te beperken tot 2 graden Celsius, en liever nog tot 1,5 graad. Dat kan alleen als we overstappen naar bronnen waardoor energie neutraal opgewekt wordt. Zoals door windmolens, zonnepanelen, warmtepompen en door aardgas niet meer te gebruiken. Dertig regio’s in Nederland werken aan een eigen Regionale Energie Strategie (RES) waaronder Holland Rijnland. Dit is de regio met 13 gemeenten waar Lisse ook toebehoort. De RES ambitie van de Holland Rijnland regio is om in 2050 energie neutraal te zijn en in 2030 1 Terawattuur (1 miljard kWh) aan elektriciteit duurzaam op te wekken, wat
overeenkomt met het elektriciteitsgebruik van 54000 huishoudens. Daarvoor zijn veel windmolens nodig (45 tot 70 grote of 70 tot 100 kleinere windmolens). Het kan ook met ca. 1400 a 1500 hectare zonneparken wat neerkomt op ca. 3000 voetbalvelden. In de Bollenstreek is dit echter niet eenvoudig omdat dit een van de drukste regio’s van Nederland is en ook mag de cultuurhistorische waarde van het bollenlandschap niet aangetast worden. Gezien de twijfel die er bij velen heerst of de doelstellingen van het klimaat wel worden gehaald worden op initiatief van de Gemeente Lisse de meningen van inwoners, bedrijven en verenigingen hierover gepeild. Zie de vragenlijst van de gemeente Lisse op www.lisse.nl/energietransitie en ook het artikel in Elseviers Weekblad van 28 november 2020: ‘ Het failliet van het Klimaatplan’ waarin 6 punten besproken worden waarom de energietransitie niet gaat lukken. De Ver. Oud Lisse werd hierover geïnterviewd. De Ver. Oud Lisse is vóór het gebruik van zonnepanelen op huizen en warmtepompen in nieuwe huizen, zoals in Getsewoud in Nieuw Vennep is gedaan. Zonnepanelen en grote windmolens plaatsen in de velden van onze Bollenstreek tast ons cultuurlandschap te veel aan. Warmtepompen plaatsen in bestaande huizen is ook veel te duur.
Grote windmolens vinden we niet passen in ons Bollenstreek cultuurlandschap, tenzij ze in zee ver voor de kust
geplaatst worden. Ook is de Ver. Oud Lisse geen voorstander van het stoppen met het aardgas gebruik. Aardgas heeft
een hoog waterstof gehalte en is lang niet zo milieu vervuilend als andere brandstoffen die veel meer CO2 uitstoten. Als de reden om met het gebruik van aardgas te stoppen de vele aardbevingen in Groningen zijn, dan kunnen
we het altijd nog invoeren via de Nordic gaslijn uit Rusland of Noorwegen.

Oud Nieuws: KRIJG TOCH ALLEMAAL DE ….

Epidemieën zijn een actueel onderwerp. We hebben er veel langs zien komen in de afgelopen eeuwen. Een aantal pandemieën, epidemieën en endemieën (streeekgebonden) passeert de de revue.

Louise Kerkvliet

Jaargang 19 nummer 3, 2020

Epidemieën zijn een actueel onderwerp, we hebben er veel langs zien komen in Nederland. In de 20e eeuw tot nu zijn er 16 epidemieën en 1 pandemie geweest, in de 19e eeuw 10 epidemieën en 26 endemieën (streekgebonden besmettingen). De ziektes volgden elkaar in rap tempo op, de impact op de bevolking was enorm. Als we kijken naar de doodsoorzaken van de overlijdensgevallen in onze eigen stamboom, zien we de gevolgen ervan. Jarenlang wordt al gewaarschuwd dat er een wereldwijde ziekte zou kunnen uitbreken, een pandemie. Helaas is dat dit jaar een feit, met alle gevolgen van dien.
Vooral de pest en de Spaanse griep zijn de massamoordenaars van onze geschiedenis. We hebben zeker verschillende endemische ziektes gekend in onze omgeving, zoals in 1865-1866 toen er een cholera- en tyfusepidemie in deze streek heerste, waardoor er veel slachtoffers vielen.

Het vroegere pestbosje bij boerderij Langeveld

In de jaren daaropvolgend was er veetyfus in de omgeving van Leiden, het Groene Hart en de Bollenstreek, alle gebieden werden zwaar getroffen. De Leidse kranten van 1866-1867 meldden regelmatig wat de status was van de besmettingen. Cijfers van getroffen dorpen werden gepubliceerd met bijbehorende maatregelen en adviezen. In de 19eeeuw leefden veel Lissese gezinnen van de veeteelt en tuinderijen. Een dierziekte was ook destijds een ramp voor de economie. De maatregelen lijken hetzelfde als tegenwoordig, echter werden alleen getroffen bedrijven geïsoleerd. Dat is tegenwoordig soms ook nog zo, want dat hangt af van de betreffende dierziekte. Er zijn in Lisse alleen al duizend stuks vee overleden aan deze ziekte, voor veel gezinnen een flinke aderlating. Zou hier sprake zijn geweest van besmetting overgaand van mens op dier? In Brabant zijn nu veel nertsfokkerijen getroffen door dit verschijnsel. Er is destijds vee afgemaakt,
maar er stierven ook dieren aan de ziekte. Volgens de hygiëneregels van destijds werd dit vee in zogenaamde pestbosjes begraven. Dat zijn kleine met bomen begroeide gebiedjes aan de rand van een weide, vaak met een sloot er omheen.

In Lisse zijn er nog drie pestbosjes bekend, wie heeft ze niet gezien terwijl je aan het fietsen bent in de omgeving. Ziektes en epidemieën maken deel uit van onze gezamenlijke geschiedenis, zo ook in ons taalgebruik. Is het mogelijk dat verwensingen op basis van ziekten in die tijd populair zijn geworden en hoe vaak horen wij het nog? Krijg toch de kolere (cholera), tyfus of tering hoorden we vaak in het verleden. Ook dat je een ‘etterbak bent of een ‘pokkekind’. Tegenwoordig horen wij dat je een ‘coronalijer’ bent. Het zou een onderdeel zijn van ons gezamenlijke taalgebruik en onze cultuur, anderen
beweren dat het komt doordat er een taboe op godslastering heerst. Laten we met zijn allen hopen dat er snel een einde komt aan deze vreemde tijden en we allemaal weer veilig en zonder beperkingen verder mogen.

Bronnen:
yori.nl/epidemieën in de geschiedenis
Leidse courant/historische kranten
Wikipedia/lijst verwensingen op basis van ziekte

BIJ DE VOORPLAAT

Bij de sloop van de MVO Lucia aan de Achterweg zijn drie glas-in-lood ramen bewaard. P Huijzer heeft ze gemaakt. Een van deze ramen staat op de voorpagina.

Jaargang 19 nummer 3, 2020

Redactie

Dit is één van de drie gebrandschilderde glas-in-loodramen die we kregen uit het depot van het Fioretti College locatie Hillegom. Ze zijn gelukkig gespaard gebleven bij de sloop van de M.V.O. “Lucia” locatie van het Fioretti College aan de Achterweg. Het zijn alle drie prachtige kunstuitingen van ene P. Huijzer. Wie was die P. Huijzer die dit mooie werk heeft gemaakt. Hij kan best een kennis van architect ir. A.H.J. Paardekooper zijn geweest, die deze school vorm heeft gegeven op de tekentafel. Een oud-medewerker van zijn architectenbureau, Ignus Maes, gaat op zoek naar gegevens over de herkomst en naar beschrijvingen van deze zeer fraaie doorzichtige glaskunstwerken. Dus in een volgend nummer komen we hier uitvoerig op terug. Het kunstwerk op de voorplaat leek ons voor het thema “75 jaar vrijheid” dat we dit hele jaar gebruiken zeer geschikt. Een nogal oranje zonnetje, twee vredesduiven, een dartelende vlinder en wat weelderig natuurschoon met een helder blauwe hemel. Hoeveel vrediger kun je vrede uitbeelden? Hopelijk ontdekt Ignus Maes nog wat verrassende bijzonderheden.

Bij de sloop van de MVO Lucia aan de Achterweg zijn drie glas-in-lood ramen bewaard.

 

Het nieuwe plan van het pand De Zon

Jaargang 19 nummer 2, 2020

Nieuwsfltsen

Mevrouw Peggy van der Mark van Blokhuis BV, eigenaar van het pand De Zon (voorheen Tissing, Kanaalstraat 33), nodigde de omwonenden en de Vereniging Oud Lisse op woensdag 18 juni uit om in De Zon het nieuwe plan voor dit pand toe te lichten. Peggy en haar broer Cees gaven een goede toelichting op het nieuwe plan De Zon door Blokhuis
BV. Wel zijn er enkele bezwaren naar voren gekomen van omwonenden die tegenover het pand De Zon in de Van de Veldstraat wonen m.b.t. de hoge westgevel van het nieuwe gebouw waarop een puntdak komt van 10 meter hoog, waar zij veel last van zullen hebben omdat het zonlicht bij hen wordt weggenomen door dit hoge pand en ook het hoge dakterras van de bovenwoningen van het naastliggende pand van De Zon. Ook de parkeerproblematiek kwam aan de orde, omdat er elf woningen komen in plaats van negen. Cees van der Mark gaf aan dat de bewoners van de
appartementen gebruik zouden kunnen maken van de steeg om naar het achterliggende parkeerterrein op het Meer en Houtplein te lopen. Maar dit zal nog nader worden bekeken. Het nieuwe plan is ook in de Erfgoedcommissievergadering van donderdag 11 juni kort besproken. De commissieleden hadden wat bezwaren tegen sommige aanpassingen van het gemeentelijk monument en vroegen of de architect en/of planindiener het plan zou willen toelichten aan de Erfgoedcommissie. Voor de Erfgoedcommissievergadering van donderdag 13 augustus 2020 zullen ze worden uitgenodigd om het plan toe te lichten.

Winkelmagazijn De Zon

Bij de voorplaat: Van Rijckevorsel en Kraak bij het gemeentehuis

De grauwe grijze jaren zijn voorbij, de velden dragen extra kleuren op de wangen, oranje sjerpen overal. Onze driekleur mag weer uit de ramen hangen. Mensen groot en klein verdringen zich bij het raadhuis om getuige te zijn van de terugkeer van burgemeester Van Rijckevorsel (links). Hij was niet ver weg geweest, hij was zelfs nog in Lisse.
Ondergedoken bij het broederklooster bij de Engelen kerk als zijnde broeder Seraphinus geheel in stijl. De heer Kraak (rechts) was de leider van het Lisses verzet. Als dierenarts kon hij overal komen, bij boeren, burgers en buitenlui, ook de Duitsers hadden paarden. Dierenarts was misschien wel de beste dekmantel die je kon bedenken. Overal waren er dieren die wel eens een bezoekje van Kraak nodig hadden. Anders was er wel een dierenziekte te bedenken voor een bezoekje, zelfs in de nachten is een dierenarts actief. Zo kwam men aan belangrijke informatie over van alles en nog wat. Er kon ook nog wel eens wat heen en weer gesmokkeld worden onder die dekmantel (wat speklapjes of zo). Zal wel wennen zijn geweest om het gewone leven weer op te pakken.

Burgemeester Van Rijckevorsel en verzetsbaas Kraak

Van Misdienaar tot Kardinaal Kardinaal

Jaargang 19 nummer 3, 2020

Nieuwsflitsen

Ad Simonis (1931-2020) is op 2 september 2020 overleden.
Adrianus Johannes Simonis is geboren op 26 november 1931 in Lisse. Hij werd in 1983 geïnstalleerd als
aartsbisschop van Utrecht, dat hij tot 2007 is geweest. In 1985 werd hij door paus Johannes Paulus II
benoemd tot kardinaal. Zijn benoeming tot bisschop van Rotterdam in 1970 werd wel gezien als poging om de conservatieve krachten te mobiliseren tegen de liberale stroming binnen de Rooms-Katholieke Kerk. Dat maakte Simonis jarenlang tot middelpunt van de heersende tegenstellingen binnen rooms katholiek Nederland. Hij was ook tot in elke vezel orthodox en trouw aan Rome. Toch won Ad Simonis met zijn zachtaardige persoonlijkheid ook de sympathie van progressieve katholieken. Al zullen velen het hem dat ene Duitse zinnetje nooit vergeven. In 2010 zei hij in een tv-programma dat de top van de kerk tientallen jaren niet op de hoogte was van misbruik van kinderen door geestelijken met zijn woorden:
”Wir haben es nicht gewusst”. Daar voegde hij aan toe: “Het is een beladen term, maar het is wel waar”. Toen kardinaal Simonis in 2008 met emeritaat ging, leek hij de snel veranderende wereld maar moeilijk te begrijpen. “Het grote manco van de westerse cultuur is dat de meeste mensen niet onder de ogen willen zien dat het leven hier maar eindig is”, vond hij. “De kerk zal haar relevantie alleen behouden als ze de moed heeft tegen de stroom in te gaan.” Hij gaat weer in de Bollenstreek wonen. Het Lisse van zijn jeugd met het katholiek geloof als onomstreden middelpunt bestaat niet meer. In museum de Zwarte Tulp was in 2010 een expositie over zijn bijzondere leven te zien, met de titel ‘Adrianus Simonis, zoon van de Bollenstreek’. Met dankbaarheid dacht Simonis altijd terug aan zijn jeugd in Lisse waar hij een goede rooms-katholieke opvoeding kreeg in hun huis aan de Grachtweg 1, waar zijn vader tandarts was.

Grachtweg 1, vroegere huis van fam. Simonis