Artikelen die betrekking hebben op de geschiedenis van Lisse en haar bewoners

Restauratie torens aan westzijde van Kasteel Keukenhof

De meest rechtse toren is nu gerestaureerd. De perikelen rondom de verbouwing worden besproken. Er werden vele namen op oude lijsten of hout gevonden van rond 1800.

NIEUWSBLAD Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

Door Ignis Maes en Arie in ’t Veld

Het vernieuwen van de dakbedekking van drie torens van Kasteel Keukenhof aan de westzijde is een klus die je niet even snel op een achternamiddag doet. Integendeel. Het is een arbeidsintensieve klus en bovendien gaat er het nodige papierwerk aan vooraf, want er moet eerst heel wat worden gerekend en getekend en bovendien moeten diverse instanties worden aangeschreven en moet er op hun goedkeuring worden gewacht. De restauratie van het dak van de eerste toren is inmiddels afgerond en Ignus Maes, bouwkundige en bestuurslid van de Stichting Kasteel Keukenhof vertelt daarover.

Afgerond

“Vorig jaar hebben we in het kader van de BRIM (Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten) een subsidieaanvraag gedaan t.b.v. de restauratie van de dakens van drie torens en die subsidieaanvraag is gehonoreerd. Dat betekent concreet dat we in de komende zes jaar de dakbedekking van de torens aan de westzijde van het kasteel gaan restaureren. En dat is bepaald geen overbodige luxe. Zo zijn twee torens van ruberoid singels als dakbedekking voorzien. Buiten het feit dat deze bedekking hier niet op z’ n plaats is, heeft het ruberoid ook negatieve invloeden op onder andere het zink en lood. Daar moet dus worden ingegrepen.”

Toren aan westgevel van Keukenhof tijdens de restauratie (foto Arie In’t Veld)

Maes constateert verheugd dat inmiddels het dak van de eerste toren is aangepakt en het karwei goed is geklaard. “De kop is er af en achteraf is het een grotere klus geweest dan we dachten, want tijdens het werk zijn we
op diverse dingen gestuit waarmee in het bestek niet of nauwelijks rekening was gehouden: in de restauratie heet dat een verborgen gebrek en we hebben hiermee ook eigenlijk geen rekening kunnen houden. Zo waren
de muurplaten, houten goten en geprofileerde neuslijsten slechter dan we dachten. Aan de andere kant was het dakbeschot weer beter. Meevallers waren er dus ook en al met al kunnen we stellen dat de restauratie redelijk volgens het beschikbare budget is gerealiseerd en dat het dak er zeker weer vijftig jaar tegen kan, wat ook een restauratie eis is.” De toren is opgeknapt door aannemersbedrijf Du Prie uit Leiden die op het
gebied van het restaureren van monumentale gebouwen zijn sporen ruimschoots heeft verdiend. “De Stichting Kasteel Keukenhof mag zich verheugen in een groot aantal vrijwilligers die alle mogelijke klussen
aanpakken, maar dit soort werk besteden we uit aan vakmensen.
Bovendien worden door de Monumentenzorg wat dat betreft ook de nodige eisen gesteld.”

Traditioneel

Dat nu de steigers zijn verwijderd en wordt gewacht op het aanpakken van de volgende toren heeft zo zijn reden. Maes: “In de periode dat er volop evenementen en manifestaties zijn willen we niet dat het gebouw constant in de steigers staat. Wat dat betreft ging het dit keer overigens maar net goed, want de weersomstandigheden zaten niet helemaal mee en er moesten zelfs fikse stormen worden getrotseerd. ” Maes vertelt dat het dak traditioneel is hersteld, hetgeen wil zeggen dat de oorspronkelijke leien zijn aangebracht. “Deze leien komen uit

het Franse Angers en zijn aangebracht in een zogenoemde “Maasdekking”. Bovendien werden nieuwe, overeenkomstig de bestaande, 40 ponds loden goten aangebracht hetgeen noodzakelijk was omdat de oude dakbedekking met ruberoid singels een stof afscheidden die het lood aantastte. Die leien zijn in de zestiger jaren aangebracht en waren eigenlijk een lapmiddel. Oorspronkelijke leien waren toen hoogstwaarschijnlijk te kostbaar en het dak moest toch waterdicht.”

Maes vertelt ook dat tijdens de restauratie men op wetenswaardige zaken stuitte. “De toren waarvan het dak nu is gerestaureerd moest eerst van een ingang worden voorzien. Eeuwenlang is er niets of niemand bovenin de torenspits geweest, want j e kon er niet komen. De dakkapelletjes zijn dan in feite ook pure sier maar verder nutteloos, want je kunt er niet door naar binnen of naar buiten. Ze dienen dus puur ter verfraaiing van het gevelaanzicht en een onderbreking van de drie dakvlakken.

Bij de dakkapel dat toegang geeft tot de torenzolder blijkt, dat hierbij het dakbeschot in het (korte) verleden ruw is verwijderd.

Men kan met redelijke zekerheid vaststellen, dat na de bouw van de toren in 1861/2 de torenzolder niet bereikbaar was en de drie dakkapellen puur voor verfraaiing zijn aangebracht. Het oog wil ook wat! In het boek “Keukenhof’ staan op bladzijde 163 twee foto’s uit 1913 met daarop de huidige entree. Aan de rechterzijde hiervan bevond zich aan de gevel ter hoogte van de eerste verdieping een opgehangen/geplaatste lantaarn met

glas in loodramen. Ook deze was ter verfraaiing van het geheel, want in het metselwerk erachter was géén opening aanwezig. De tekening met het wapen van de familie van Pallandt en van Lisse laat deze lantaarn op de eerste verdieping ook duidelijk zien. Waar staat die tekening in het boek Keukenhof?? Hulkenberg schrijft hierover; de bont beglaasde koekoek’ , die ‘ koud’ tegen de muur was aangebracht en geen enkele functie had, verdween toen. We weten dat het Huys Keukenhof in 1861/2 is verbouwd en zijn torens heeft gekregen om het uiterlijk tot Kasteel Keukenhof te laten worden en uitstralen. De (verdwenen) lantaarn en de dakkapellen

hebben daar destijds hun bijdrage toe geleverd.”

Namen

Maes vertelt dat bij het herstellen van de spanten, vloerbalken en blokkeels de ontdekking werd gedaan dat op vele spantbenen en korbeels met potlood namen staan geschreven. Maar ook data en zelfs de weersomstandigheid waaronder aan de toren is gebouwd. “Daar blijkt uit dat er door timmerlieden in 1864 aan deze kap met spanten is gewerkt en kun je concluderen dat er naast de al bekende startdatum van 1861/2 ook nog in 1864 aan deze toren is gebouwd. In latere jaren is er eveneens hersteld aan de toren, want er staan ook namen uit 1900 en 1918.” Maes vertelt verder dat men enkele bekende Lissese namen is tegengekomen en de gedachte gerechtvaardigd lijkt dat ook de plaatselijke aannemers met hun vaklieden aan het verfraaien van de van oorsprong rechthoekige buitenplaats naar kasteel hebben gewerkt. “De naam van Cornelis v.d. Zaal staat op z’n kop, dus hij heeft zijn naam geschreven toen het spant nog uit elkaar op de werkbank lag. Er hebben een Siem, Albert en Cornelis van de Zaal aan gewerkt. Van der Zaal had een aannemersbedrijf aan het Vierkant waar nu het museum de Zwarte Tulp is gevestigd. Ze bouwden en herstelden ook molens. (Bekend van het boek ‘In de schaduw der molenwieken’).

Sommige namen staan er twee keer op. Onder hen A. Molenaar. Wellicht is dat de Abraham Moolenaar (geb.19 december 1828) die op 35-jarige leeftijd aan de toren heeft gewerkt. Later (1870) begint hij een eigen aannemersbedrijf aan de Kanaalstraat. W.Dorrepaal schrijft in 1900 over koud, winderig weer. Op een strook voetlood bij de schoorsteen staan ook nog wat namen in het lood gekrast, waaronder D.Vink, J. Vink, Buckaert en Vermolen 7 april 1926.”

Vervolg

Du Prie heeft achter de dakkapellen het dakbeschot verwijderd om in de torenspits te kunnen en stuitte daarbij op een centimeters dikke laag dode vliegen en uitwerpselen van insecten. Ook bevind zich in het archief nog een leitje waaruit blijkt dat hier ooit de ‘Deutsche Leigesellen” hebben gewerkt. Eveneens in 1864. Kortom: het kasteel heeft nog altijd allerlei grote en kleine geheimen en het is natuurlijk altijd verrassend als zo’n geheim wordt ontsluierd.”

Komende vanaf de ingang van het terrein kan eenieder zien hoe fraai het dak van de meest rechtse toren (bij de Olifant’) is geworden. De leidekkers werkten van onderaf aan en hebben alle leien met behulp van zogenoemde leihaken keurig in het gelid vastgetimmerd. “Een keurig geheel in neo­gotische stijl, waarbij ook gedeeltelijk het lood van de pyronnen op de dakkapellen en nok is vernieuwd,” aldus Maes die blij is dat de restauratie is geslaagd, maar intussen ook al weer kijkt naar de volgende opdracht die voor de deur staat. Behalve het feit dat er nog twee torens gerestaureerd moeten worden, is ook de procedure in gang gezet om de schoorsteenkappen te vernieuwen.

Kasteel Keukenhof vanaf de westzijde gezien (foto Rob Kind)

Lisse en haar ontwikkeling

Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?
Lisse was vroeger een klein dorpje met heel weinig voorzieningen. Naar mate er meer bewoning kwam in dit dorp, kwamen er ook meer voorzieningen voor etenswaren en kookgerei. Er kwam meer ontwikkeling en na enige tijd werd ook alles steeds luxer.

Brit van Kesteren heeft de geschiedenis van Lisse beschreven in ‘Lisse en haar ontwikkeling’.

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

door Britt van Kesteren, HAVO 4, leerlinge van het Fioretti college.

Zij maakte in 2006 een fantastisch verhaal over de lokale geschiedenis van Lisse. Ze maakte deze opdracht door verschillende boeken, nieuwsbladen van de Ver.Oud Lisse en bronnen op het internet te raadplegen, naast het inwinnen van adviezen bij cultuur- en landschapsgeograaf Dr.Jan Beenakker en Wim Bosch voorzitter van de Ver.Oud Lisse. Haar complete verhaal incl. afbeeldingen ziet u hieronder.

LISSE EN HAAR ONTWIKKELING

Naam: Britt van Kesteren
Klas: 4H4
Inleverdatum: 10 april 2006
Docent: Dhr. Hinsbergen

Inleiding
Deelvraag 1: Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
Deelvraag 2: Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
Deelvraag 3: Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
Deelvraag 4: Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?
Conclusie
Eigen mening
Logboek
Bronvermelding
Vragen aan Dhr. J.J.J.M. Beenakker
Het verhaal als pdf-bestand

Inleiding:

Toen ik een onderwerp voor deze Praktische Opdracht moest kiezen had ik geen idee waaraan ik moest denken. De voorbeelden van andere Praktische Opdrachten die de leraar mij gaf hebben mij hierbij erg goed geholpen. Ik kwam een Praktische Opdracht tegen met het onderwerp Hillegom, vroeger en nu. Het ging in dit werkstuk niet alleen maar over de onderwerpen die ik in mijn Praktische Opdracht behandelt heb, maar dit hielp mij enorm om een keuze te maken voor het onderwerp dat ik moest kiezen voor mijn Praktische Opdracht.

Hoofdvraag:
Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?

Deelvragen:
1) Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
2) Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
3) Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
4) Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?

Eerst ga ik op internet kijken, zodat ik weet of er op internet veel informatie te vinden is. Al is dat niet het geval, dan ga ik naar de mediatheek of de bibliotheek voor veel boeken en informatie. Ook ga ik naar het museum `De Zwarte Tulp’. Dit is een museum van de Duin- en Bollenstreek. Misschien ga ik nog op zoek naar personen die betrokken zijn met de ontwikkeling van Lisse.
lk ben van plan om elke week aan de Praktische Opdracht te gaan werken, zodat ik niet alles op het laatst of moet maken en dat het dus niet netjes is.

Ik denk dat alle informatie die ik op ga zoeken erg goed gaat uitpakken. Misschien zal er op internet niet zo heel veel te vinden zijn, maar dat zal verder geen consequenties hebben voor het eindresultaat.

Deelvraag 1
Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?

Het ontstaan
De laatste ijstijd, het Weichselien wat is vemoemd naar de Poolse rivier de Weichsel, begon ongeveer 75.000 jaar geleden en heeft geduurd tot circa 10.000 jaar voor heden. Gedurende deze periode reikte het landijs tot aan de Elbe. De gletsjers en de landijsbedekking onttrokken water aan de oceanen. De zeespiegel daalde daardoor ongeveer 100 meter zodat ondiepe zeeën zoals de Noordzee droogvielen. In ons land en in het droogliggende Noordzeebekken heerste in die tijd een toendraklimaat. Het was heel koud en droog. ’s Zomers werd de gemiddelde temperatuur niet hoger dan 6 C, terwijl in de winter de gemiddelde temperatuur ver onder het vriespunt bleef.
Door deze klimatologische omstandigheden was er weinig vegetatie tijdens het Weichselien. De toendravlakte was schaars begroeid met mossen en kruiden_ In dit gebied leefden dieren als de mammoet en de wolharige neushoorn. De stormen die over de ijskap en toendra’s heen waaiden konden zand over een groot stuk land verstuiven. Dit zand werd in de vorm van dekzand in hele dikke lagen over oudere lagen afgezet. Deze afzettingen vormden de Formatie van Twente. De bovenzijde van dit oude landoppervlak ligt ter hoogte van Lisse ongeveer 12 tot 15 meter beneden NAP.

Tegen het einde van de ijstijd kwam er een wereldwijde klimaatsverandering. Daardoor begon 10.000 jaar geleden het Holoceen. Dit is het tijdvak waarin wij nu leven. De wereldwijde opwarming van de aarde na het Weichselien is de laatste grote klimaatswisseling die op aarde heeft plaatsgevonden en is in de archeologie de overgang van het Paleolithicum (Oude Steentijd) naar het Neolithicum (Nieuwe Steentijd). In deze tijd was er een grote toendravlakte waar wolharige neushoorns rondliepen. Een toendravlakte is een vlakte waar kruiden en heel erg weinig bomen groeien. Het is een bevroren vlakte wat een beetje smelt in het voorjaar en de zomer. In het voorjaar en de zomer is het land hierdoor een beetje modderig.
De wereldwijde klimaatsverandering was iets heel belangrijks, iets wat in deze tijd ook een belangrijke rol speelt. De gemiddelde jaartemperatuur begon te stijgen met een graad per jaar. Dit betekende dus dat de gletsjers in Groenland, Scandinavië en de Alpen begonnen af te smelten. Dit zorgde voor een stijging van de zeespiegel met meer dan 100 meter. De zee overstroomde het Noordzeebekken en bereikte uiteindelijke de tegenwoordige kuststrook van Nederland.

Door de klimaatsverandering maakte de toendravegetatie plaats voor een bebost landschap. Het gevolg van de stijging van de zeespiegel was dat er in het kustgebied drie verschillende afzettingsmilieus ontstonden die zich in de loop van het Holoceen naar het zuiden en oosten verplaatsten:
1. de zandige zone van strandwallen en duinen
2. de kleiige zone van wadden, kwelders en brakwaterlagunes
3. het verst van de zee af in een verzoetend nat milieu een zone van veenvorming

Het landschap was helemaal droog. Door dit landschap stroomden wat rivieren.
Al dit water stroomde in het Noordzeegebied. Dit Noordzeegebied is de huidige Noordzee. Door deze klimaatverandering verzamelde het smeltwater zich allemaal in het Noordzeebekken. Zo kwam het dat er 9000 jaar geleden eerst maar één meter zee was, daarna twee meter enzovoorts. Kortom op een gegeven moment was er een Noordzee die op sommige plaatsen wel honderd meter diep was. Nu betekende dit, dat de bodem van de Noordzee soms wel honderd of meer dan honderd meter lager ligt dan het land waarop we nu leven.
Terwijl al dit water zich verzamelde in het Noordzeebekken, kwamen er na enkele duizenden jaren allemaal zeestromen. Deze zeestromen zetten zandbanken af. Het afzetten van de zandbanken betekende ook dat er duinvorming kwam. De zandbanken waren eigenlijk duinen. De eerste duinen waren in feite heel lage duinen van ongeveer tien meter hoog. Het Keukenhofbos is een overblijfsel van deze eerste duinen en is hier dan ook een goed voorbeeld van. Deze eerste duinen zetten zich af in verschillende rijen.
Lisse lag bijvoorbeeld ook op een stukje duin, alleen is hier niets meer van te zien. Alle eerste duinen zijn afgegraven. Het overgebleven landschap is bollengrond geworden.
4000 a 5000 jaar geleden zijn er allemaal duinen ontstaan tot aan het Haarlemmermeer. Dit komt omdat het Haarlemmermeer en de Kagerplassen nog allemaal open water was.
De duinen die 4000 a 5000 jaar geleden ontstaan zijn, bestaan nu met meer. Deze duinen zijn allemaal afgegraven en bollengrond geworden. Pas grofweg het jaar 1000 zijn de duinen ontstaan zoals we die nu kennen. Deze duinen liggen aan de zee. Maar voordat deze duinen er waren, zijn er al een heleboel rijen duinen ontstaan. Deze eerste duinen zijn landinwaarts ontstaan, in tegenstelling tot de huidige duinen die zeewaarts zijn ontstaan.

Het ontstaan van de duinen
De zeestromen langs de Noordzeekust vervoerden grote hoeveelheden zand. In rustig water werd dit zand in de vorm van zandbanken evenwijdig aan de kust afgezet. Deze zandbanken waren de zogenaamde strandwallen. Dankzij de grote hoeveelheden afgezet zand samen met een overheersende over het land gaande wind vond er duinvorming plaats. De duinen raakten begroeid met planten die het zand vasthielden en ze werden steeds hoger door het stijgende zandoppervlak. Er ontstond een gesloten kust die slechts onderbroken werd door enkele riviermondingen zoals de Oude Rijn bij Katwijk. De duinen die op deze manier vanaf ongeveer 5000 jaar geleden zijn gevormd, werden de Oude Duinen genoemd. Later zijn op deze oude duinruggen de dorpen in de Duin- en Bollenstreek ontstaan. In de tweede helft van de tiende eeuw vond een belangrijke verandering langs de gehele Noordzeekust plaats. De meest westelijk geleden strandwallen werden door de wind en de golven afgebroken waardoor grote hoeveelheden zand van de zeebodem vrij kwamen. Nadat de stormfrequentie in het kustgebied sterk was toegenomen, werd dit zand het land in verplaatst en afgezet over de bestaande duinruggen. 
In een smalle strook vlak aan de kust vormde zich op deze manier een nieuwe rij duinen van enkele kilometers breedte. Deze duinen waren de Jonge Duinen. De Jonge Duinen liggen dus voor een deel over het oude duinlandschap heen.

Het grondgebruik door de jaren heen
In de Middeleeuwen (toen er bewoning was) waren er grove groenten, zoals rapen en wortelen en heel laagwaardige graansoorten, zoals gierst en spelt. Spelt is een oud tarweras met een opvallend lange en slanke aar.
Vanaf de Middeleeuwen kun je al zien dat het Duin- en Bollenstreek gebied een veeteeltgebied wordt met rundvee en melkvee.
In de zeventiende eeuw werd er hop verbouwd. Hop is een kruidachtige klimplant. De bitterstoffen uit hop zijn een bestanddeel van bier. Er werd ook vlas voor de linnenindustrie verbouwd.
Naarmate de duinen werden ontgonnen zie je dat er steeds meer tuinbouwgronden kwamen. Dit ging dan voornamelijk om de fijne tuinbouw met de fijne groenten, zoals sla en asperges maar ook fruit, zoals appels, peren, kersen en ook kruisbessen en aardbeien. De Bollenstreek was heel beroemd in het telen van kruisbessen en aardbeien. Hillegom had zelfs een hele aparte markt in Amsterdam waar de Hillegomse aardbeien verkocht werden. Lisse had een heleboel kruidentuinen. Kruiden voor geneesmiddelen en voor in de keuken, maar ook kruiden om make-up van te maken.
Rond 1800 kwam er aardappelteelt. Er werden toen ontzettend veel aardappelen verbouwd. Rond 1850 kwam hier de grootschalige bloembollenteelt.

Er wordt vaak vergeten dat Lisse vroeger een heel belangrijk veeteeltgebied was. Tussen 1700 en 1800 leverde Lisse producten zoals boter, kaas en melk aan de markt in Leiden en Haarlem. In die tijd exporteerde Lisse ook kaas naar Indië. Indië was toen ook een kolonie van Nederland. Deze export maakte Lisse een heel belangrijke bron voor Indië.

Deelvraag 2

Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?

Het ontstaan en de ontwikkeling van Lisse
Er wordt beweerd dat Lisse niet tot een van de oudste dorpen van de Bollenstreek behoort. De oudste dorpen zijn waarschijnlijk Hillegom en Sassenheim. Lisse is ietwat later ontstaan, maar dat wil niet zeggen dat Lisse geen oud dorp is. Waarschijnlijk is Lisse tussen het jaar 500 en 800 na Christus ontstaan. Dit is namelijk de periode waarin de huidige Duin- en Bollenstreek werd ontgonnen. Hierover zijn geen precieze gegevens te vinden.
In 1198 is er een vermelding van een kapel van de kerk van Sinte Marie in Lisse geweest. Dit is de eerste betrouwbare vermelding van Lisse. Het woord Lisse komt wel vaker voor in oude archieven, maar dan is er geen zekerheid of deze bron wel betrouwbaar is.
Doordat de eerste betrouwbare vermelding van Lisse in 1198 was, werd er besloten dat Lisse vanaf dat jaartal officieel bestond. Lisse zal wel iets langer bestaan hebben dan vermeld, maar dit zal niet veel langer zijn geweest.

Kaart van Lisse van Balthasar uit 1615

Lisse was op dat moment een heel klein dorpje en is dat gebleven tot het midden van de 19e eeuw. Er waren een paar boerderijen en er wonen nog geen honderd mensen. Het hele landschap was bos met hier en daar een akker of een paar koeien op een stuk grasland. Er was een houten kapel wat diende als de Nederlands hervormde kerk zoals we die nu kennen. Lisse is pas een beetje beroemd geworden door de bollenteelt rond het jaar 1840. Voor deze tijd stelden alle dorpen in de Bollenstreek niet zoveel voor. Maar toen de bollenteelt eenmaal begon, ging alles in een razend tempo. Vanaf dat moment werd Lisse en al de dorpen eromheen heel beroemd.

Het ontstaan van de bloembollenteelt

De bollen kwamen vroeger uit Azië. Ver in de 17e eeuw kwam er iemand uit Turkije en ging naar Charles de 1’Escluse (Clusius). Clusius was een professor en de baas van de keizerlijke tuinen in Praag en in Wenen. Hij heeft geleefd van 1526 tot 1609. Hij zorgde ervoor dat de tuinen er mooi uitzagen. Uiteindelijk nam de ambassadeur van Turkije tulpenbollen of tulpenzaad mee, dit is niet helemaal zeker. In Turkije en ook in andere delen van Azië was al een hele tulpencultuur ontstaan. Alle sjeiks hadden al prachtige tuinen vol staan met tulpen en andere bloemen. 
Al die tulpen kwamen bij Clusius. Hij moest weg uit Praag en uit Wenen vanwege godsdienstongeregeldheden. Hierdoor verhuisde hij naar Leiden. In Leiden werd hij professor aan de Universiteit van Leiden. Hier ging hij verder met het planten van zijn tulpenbollen.
In het begin vond men deze bloem maar heel raar, want een bol diende in die tijd als geneesmiddel. De bloembollen werden niet gekweekt voor de sier, maar voor reuma, verkoudheid enzovoorts.

Op een gegeven moment begon men toch anders over deze bloemen te denken. De tulp was toch wel een mooie bloem. Dit was eigenlijk het begin van de bloembollenteelt. De bollen werden vermeerderd en er werden tulpenveldjes aangelegd met allerlei mooie soorten tulpenbloemen.
Na enige tijd was het zelfs zo dat er geen tulpenbollen meer van Azië naar Nederland geëxporteerd werden, maar dat Nederland tulpenbollen naar Azië ging exporteren. Veel bollenboeren gingen zich hier ook specialiseren in nieuwe soorten tulpenbollen. Dit is iets wat nooit gedaan is in het oosten. In de Bollenstreek is men zich dus echt gaan specialiseren op de tulpenteelt. Later ook op de hyacinten- en narcissenteelt.
Rond 1635 deed zich een verschijnsel voor dat ’tulpomanie’ of ’tulpemwoede’ werd genoemd. Steeds meer mensen wilden een of meerdere tulpen kopen. Een bloembol werd een beleggingsobject. Tussen 1634 en 1636 vertwintigvoudigden de prijzen zich. Voor één bloembol werd tijdens de tulpomanie 5.000 gulden betaald. Bekend is de transactie waarbij een bol in natura werd betaald:
– twee ladingen graan
– twee ladingen rogge
– vier vette ossen
– acht vette varkens
– twaalf vette schapen
– 5.000 liter wijn
– 35 liter bier
– 1500 kilo boter
– 500 kilo kaas
– Een bed
– Een zilveren beker
– Een pak van lakense stof

Eerst was de bloembollenteelt vooral in Haarlem, aan de randen van Haarlem. En pas rond 1850 kwam de bloembollenteelt meer richting de kant van Lisse en Hillegom. Dit was omdat de vraag naar de bollen heel erg groot werd. De Haarlemse kwekers konden het op een gegeven moment met meer aan. Op datzelfde tijdstip worden ook de duinen afgegraven en er bleek toen dat er van het afgegraven land uitstekende bollengrond overbleef. De Haarlemse kwekers vonden dat zij deze grond erg goed konden gebruiken. Dit is de reden waarom de bloembollenteelt uitgegroeid is van Haarlem naar Lisse en omstreken.

De toekomst van het Lissese landschap en de cultuur
Er is in de loop van de afgelopen jaren ontzetten veel cultuur vernietigd in Lisse. De monumentencommissie in Lisse doet op dit moment best goed werk. Er is dus in Lisse heel erg veel verdwenen aan cultuurhistorische waardevolle zaken. Er wordt dan ook gehoopt dat er van het verleden geleerd is. Dat niet alles zomaar op de schop gegooid moet worden, alleen gebeurt dit natuurlijk nog steeds. 
Maar er zijn heel veel mensen die hun best doen om de bollengrond to bewaren. Deze mensen werken bijvoorbeeld aan kasteel Keukenhof om het mooi te restaureren. Ook Huys Dever, het hervormde kerkje op het Vierkant en de Agathakerk zijn helemaal opgeknapt.
Er gebeuren een heleboel goede dingen. Maar het grote gevaar blijft de opdringende nieuwe bebouwing. Het is natuurlijk noodzakelijk om huizen te bouwen. Maar er moet meer nagedacht worden over hoe je nieuwbouw plant in het bestaande landschap.
Het is erg goed dat er steeds meer mensen gevoel krijgen voor cultuurhistorie. Voor de monumentale gebouwen en het landschap in het dorp

Deelvraag 3
Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?

Lisse stelde vroeger helemaal niets voor. Het was een klein dorpje waar je liever niet wilde wonen. Totdat de bollenteelt kwam. In Lisse waren een aantal goede enthousiaste ondernemer die dachten dat ze heel veel geld zouden kunnen verdienen met de bollenteelt. Die ondernemers hebben de bollenteelt hier in Lisse opgezet.
In de tijd dat de bollenteelt is opgezet begon men ook al met bloembollententoonstellingen. Deze tentoonstellingen werden niet in Lisse maar in Haarlem gehouden. De Lissese bollenkwekers zonden dan gewoon hun materiaal in naar Haarlem, zodat het alsnog getoond kon worden.
Met name toen de tentoonstellingstuin Keukenhof in 1949 werd opgericht, werd Lisse wereldberoemd. De streek zelf was al heel beroemd, want vanaf het begin dat de bloembollen werden geteeld gingen bollenreizigers naar Amerika. Dit was allemaal nog heel primitief, de reizigers gingen met stoomboten naar Amerika en met stoomtreinen naar het oosten enzovoorts.
Langzaam maar zeker werd de streek hier bekend, maar dankzij de oprichting van het tentoonstellingsterrein Keukenhof werd deze streek echt wereldberoemd. Sindsdien is Lisse nog steeds voor de hele wereld het middelpunt van de bollenstreek, terwijl Lisse allang niet meer de plek is waar heel veel bollen geteeld worden. Er worden nu zelfs een heleboel bollen in bijvoorbeeld Noord-Holland geteeld. Maar voor het toerisme zijn Lisse en de Keukenhof nog steeds het centrum van de bollenteelt.

Het ontstaan en de rol van de Keukenhof
De plek van het tentoonstellingsterrein Keukenhof ligt op een heel andere buitenplaats dan Keukenhof. De buitenplaats waarop het tentoonstellinnsterrein Keukenhof zich bevindt is Santvliet. Vroeger had je een heleboel buitenplaatsen en kastelen. Op een gegeven ogenblik kwam er een familie die bedacht om een huis te bouwen op de plek waar nu de Keukenhof is. Dit huis heeft in de loop der tijd een heleboel verbouwingen ondergaan, totdat het kasteel eruit ziet zoals het er nu uitziet. Het was niet direct gebouwd als kasteel, maar in de loop der jaren zijn er steeds stukjes bijgebouwd en afgebroken. Uiteindelijk heeft de familie van Palland ervoor gezorgd dat het kasteel eruit ziet zoals het er nu uitziet.
Momenteel is de laatste kasteelheer overleden, dit is 3 à 4 jaar geleden. Er zijn geen plannen om een nieuwe kasteelheer aan te stellen. Het kasteel is nu in handen van een stichting die het helemaal gaat restaureren en toegankelijk gaat maken voor het publiek.
De rol van de Keukenhof is heel duidelijk. Het is een enorme toeristische trekpleister en is het middelpunt rondom de gehele verkoop van bloembollen.

Deelvraag 4
Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?

De eerste bewoners van Lisse en omstreken
De eerste bewoners in de Duin- en Bollenstreek waren mensen die opzoek waren naar nieuwe landbouwgrond. Lisse is ontstaan rond het jaar 800 a 900. Officieel is Lisse ontstaan in 1198, maar het zou ook eerder kunnen zijn omdat hier geen definitieve bewijzen van zijn. In de tijd van het ontstaan van Lisse was er een enorme bevolkingsdruk. De bevolking nam toe en zocht naar landbouwgrond.
Het Haarlemmermeer was vroeger allemaal veengebied. Het was er erg nat. Mensen zochten hierdoor naar nieuwe grond om op te wonen en te werken. Ze gingen naar de duinen, want daar was het in ieder geval droog. Bij de duinen konden ze huizen bouwen en grond ontginnen. Dit gebeurde allemaal heel kleinschalig en heel primitief.
Misschien kwamen deze mensen uit het Haarlemmermeergebied of langs de randen van de rivier de Rijn en zochten naar nieuwe grond om voor hun kinderen een bestaan op te bouwen. Die mensen bouwden hier een huis. Het was nog allemaal woest bosgebied dus kapten ze bomen, brandden stukken bos af of spitten de grond om en zaaiden er iets in.
In de beginfase waren deze mensen zelfvoorzienend. In de loop der tijd zie je dat ze met een overschot aan voedsel gingen ruilen. Er kwamen mensen langs, marskramers, die hen zout of potten verkochten. Dit ruilden de marskramers weer voor etenswaren.
In deze beginfase was er met name ruilhandel waarbij de eerste boeren in Lisse agrarische producten gebruikten om te ruilen. Dit was geheel zelfvoorzienend. Ook qua kleding betreft. De bewoners weefden zelf hun kleding. Het wol haalden ze van hun schapen. Er waren niet zoveel schapen, een paar runderen voor wat melk, geiten en kippen. Deze dieren leken totaal niet op hoe ze er nu uitzien. Ze waren veel kleiner een veel magerder.
In de loop der tijd begon er meer handel met Leiden en Haarlem te ontstaan. Vooral in de 16e en 17e eeuw de hopproductie voor de bierbrouwerijen. In Leiden en Haarlem had je een heleboel bierbrouwerijen die hop nodig hadden voor de bierbereiding.
Dan begint er langzaam maar zeker een handel te ontstaan. Op een gegeven ogenblik kwam er via het Haarlemmermeer, dit was toen het nog een grote watermassa was, handel met steden die was verder weg lagen voor groenten en fruit.

Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met zoveel inwoners als dat het nu heeft?
In de 15e eeuw woonden er in Lisse nog maar 100 a 150 mensen. Tot ongeveer het jaar 1800 woonden er nog maar heel weinig mensen in Lisse. Je ziet pas een bevolkingsgroei ontstaan met de opkomst van de bollencultuur. Dit is vanaf het jaar 1800.
De groei van de bevolking was een heel langzame trend tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor nam de bevolking wel iets toe, maar dit gebeurde echt heel langzaam. Pas na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking ineens heel hard. Er was natuurlijk na de Tweede Wereldoorlog een geboortegolf, die niet alleen in Lisse maar ook in de rest van Nederland heeft plaatsgevonden.
Hierna begint Lisse ook andere activiteiten aan te trekken. Door de uitbreiding van de bloembollenteelt groeit de hele economie en de bevolking. De echt sterkte groei van de bevolking was tussen 1945 en 1950. Hiervoor ging de bevolkingsgroei druppelsgewijs.

Het ontstaan van de naam Lisse
Het ontstaan van de naam Lisse is eigenlijk niet bekend.
Er wordt wel gesproken over ‘Lis’ als bloem. Sommigen zeggen dat Lisse komt van ‘Liusna’ alleen hiervan is ook niet bekend wat het precies betekent.
Op dit moment is hier verder geen antwoord op te geven.
Enkele naamkundigen zijn hiernaar op zoek, alleen komen zij ook niet verder dan de naam `Liusna’.

De Heereweg
De Heereweg is een weg die er eigenlijk al vanaf bet begin heeft gelegen. Deze weg bestaat al vanaf bet jaar 700. Dit houdt dus in dat hij al meer dan 1500 jaar oud is. Hij heeft niet altijd op dezelfde plek gelegen, maar wel altijd als doorgaande route van Leiden naar Haarlem gediend.
In de franse tijd, de tijd van Napoleon, is de weg bestraat. Het was eerst gewoon een zandweg waar postkoetsen overheen reden. Maar in de Napoleontische tijd maakte deze weg deel uit van een heel belangrijke route van Antwerpen naar Amsterdam. Dan kon je over een bestraatte weg met je postkoets of leger van zuid naar noord en andersom. Niet alleen tussen Leiden en Haarlem heette deze weg ‘Heereweg’, maar ook op andere plekken werd de weg wel Heereweg genoemd. Het woordje Heere heeft waarschijnlijk te maken gehad met het feit dat de weg door iedereen werd onderhouden, het was dus niet de weg van een heer, graaf of koning. Maar het was een weg van de gemeenschap. Het was hard nodig dat de weg werd onderhouden, want ook een paar eeuwen geleden gebeurden er ongelukken op de Heereweg. Deze ongelukken gebeurden dan alleen niet met een auto maar met een postkoets. Er werd toen ook rommel op straat gegooid. Die rommel was dan wel geen plastic, maar mest of as uit de kachels.
Het bijzondere aan deze weg is dat hij over de duinen loopt. Het huidige wegenpatroon in de Duin- en Bollenstreek is van zuid naar noord en er zijn nauwelijks dwarsverbindingen.

Conclusie:

Deelvraag 1:
Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?
Het landschap van Lisse is eigenlijk ontstaan door de duinen. Eerst de oude duinen en later de jonge duinen. Hoofdzakelijk zijn dus de duinen die het landschap van Lisse hebben gevormd.

Deelvraag 2:
Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?
Lisse ontstond in 1198. Lisse was op dat moment nog een heel klein dorpje met heel weinig inwoners.
Lisse is pas een beetje beroemd geworden door de bollenteelt rond het jaar 1840. Voor deze tijd stelden alle dorpen in de Bollenstreek niet zoveel voor. Maar toen de bollenteelt eenmaal begon, ging alles in een razend tempo. Vanaf dat moment werd Lisse en al de dorpen eromheen heel beroemd.

Deelvraag 3:
Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?
Langzaam maar zeker werd de streek hier bekend, maar dankzij de oprichting van het tentoonstellingsterrein Keukenhof werd deze streek echt wereldberoemd. Sindsdien is Lisse nog steeds voor de hele wereld het middelpunt van de bollenstreek, terwijI Lisse allang niet meer de plek is waar heel veel bollen geteeld worden. Er worden nu zelfs een heleboel bollen in bijvoorbeeld Noord-Holland geteeld. Maar voor het toerisme zijn Lisse en de Keukenhof nog steeds het centrum van de bollenteelt.

Deelvraag 4:
Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met het aantal inwoners dat het nu heeft?
In de 15e eeuw woonden er in Lisse nog maar 100 a 150 mensen. Tot ongeveer het jaar 1800 woonden er nog maar heel weinig mensen in Lisse. Je ziet pas een bevolkingsgroei ontstaan met de opkomst van de bollencultuur. Dit is vanaf het jaar 1800.
De groei van de bevolking was een heel langzame trend tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Hiervoor nam de bevolking wel iets toe, maar dit gebeurde echt heel langzaam. Pas na de Tweede Wereldoorlog groeide de bevolking ineens heel hard. Er was natuurlijk na de Tweede Wereldoorlog een geboortegolf, die niet alleen in Lisse maar ook in de rest van Nederland heeft plaatsgevonden.

Hoofdvraag:
Hoe heeft Lisse zich ontwikkeld ten opzichte van vroeger?
Lisse was vroeger een klein dorpje met heel weinig voorzieningen. Naar mate er meer bewoning kwam in dit dorp, kwamen er ook meer voorzieningen voor etenswaren en kookgerei. Er kwam meer ontwikkeling en na enige tijd werd ook alles steeds luxer.

Eigen mening:

Ten eerste wil ik even laten weten dat ik het echt superleuk vond om deze Praktische Opdracht te maken. Ik heb er erg veel energie in gestoken wat dan ook een goed eindresultaat op heeft geleverd. Ik vind het erg leuk om te weten hoe Lisse nou eigenlijk ontstaan is. Helemaal omdat ik zelf ook in Lisse woon en er nu toch een andere kijk op gekregen heb.
Mijn voorspellingen aan het begin van mijn Praktische Opdracht zijn naar mijn mening aardig gelukt. Voordat ik aan het echte werk begon, ging ik eerst even op internet zoeken naar informatie. Hier was toch minder te vinden dan dat ik gedacht had. De informatie die op internet stond was een beetje oppervlakkig, het ging niet wat dieper in op bepaalde punten. Daarom ging ik naar de mediatheek en de bibliotheek van Lisse om op zoek te gaan naar boeken met wel veel informatie over Lisse en de Duin- en Bollenstreek. Hiermee kwam ik al een heel stuk verder. Aan de hand van de boeken heb ik mijn deelvragen bedacht. Zo kon ik mooi mijn informatie sorteren per deelvraag.
In de mediatheek had een vrouw voor mij het nummer van een meneer van Vereniging Oud Lisse opgezocht. Zij vertelde mij dat deze meneer Wim Bosch heette en dat hij mij misschien verder kon helpen. Ik heb Wim Bosch toen opgebeld en hij was zeer enthousiast. Ik maakte met hem een afspraak en kreeg heel veel boeken mee naar huis. Later ben ik nog een keer bij hem langs geweest voor plaatjes van kaarten en het landschap. Deze plaatjes heb ik helaas niet in mijn werkstuk kunnen verwerken, omdat het programma niet werkte.
Doordat ik zoveel boeken had, had ik erg veel keus aan informatie. Wat mij erg opviel tijdens het lezen, was de naam J.J.J.M. Beenakker. Dus bedacht ik deze man op te bellen. Ook deze was erg enthousiast en nodigde mij ook uit om een keer langs te komen. Hij vertelde mij dat hij cultuurlandschapsgeograaf is en dus ook heel veel van het landschap afwist. Ik had een paar vragen gemaakt en die natuurlijk aan hem gesteld. Omdat ik van te voren wist dat het een lang verhaal zou worden, had ik met mijn mp3-speler het ‘interview’ opgenomen. Tijdens het gesprek kreeg ik nog een kopie van een landkaart die gemaakt is in het jaar 1575. deze mocht ik houden. Ook kreeg ik nog een boekje over de bollenstreek.
Ik vond het echt heel erg leuk dat deze mensen mij zo geholpen hebben. Mijn werkstuk is hierdoor erg mooi geworden.
Naar mijn mening zijn er geen dingen fout gegaan. Mijn resultaten zijn erg betrouwbaar. De informatie komt uit boeken en/of personen. Door deze Praktische Opdracht ben ik meteen op een onderwerp voor mijn profielwerkstuk gekomen. Ik wil mijn profielwerkstuk namelijk gaan doen over Huys Dever.

Logboek:

Wanneer
Hoelang
Wat
Week 6
2 uur
Informatie zoeken
Week 7
1 uur
Informatie zoeken

1 uur
Deelvraag 1 + 2
Week 8
2 1/2 uur
Informatie ontstaan landschap
Week 9
2 uur
Boeken doorgelezen en plaatjes gezocht

1/2 uur
Bezoek aan Museum De Zwarte Tulp
Week 10
1/2 uur
Bezoek aan Wim Bosch

2 1/2 uur
Bezoek aan J.J.J.M. Beenakker

1 uur
Gewerkt aan verslag van J.J.J.M. Beenakker
Week 11
1 1/2 uur
Gewerkt aan verslag van J.J.J.M. Beenakker
Week 12
1 uur
Bezoek aan Wim Bosch voor oude kaarten en overige plaatjes
Week 14
3 uur
Gewerkt aan verslag + verwerkt van verslag van J.J.J.M.Beenakker
Week 15
2 uur
Verwerken van alle Informatie

1 1/2 uur
Alle Informatie goed bij elkaar gezocht

2 uur
Gehele werkstuk in elkaar gedraaid

Bronvermelding:

Internet:
– http://www.kustgids.nl/lisse/fr_index.html?/lisse/main.html
– https://www.oudlisse.nl/

Boeken:
– Lisse, op de grens van droog en nat
– Vereniging “Oud Lisse”
– Met ’t oog op de Bloembollenstreek
– De Duin- en Bollenstreek in ‘caert’ gebracht
– De Duin en Bollenstreek in vogelvlucht
– De Duin- en Bollenstreek beschreven
– Kijk, foto-archief Lisse en omstreken foto Mieloo
– Kaartreportage Zuid-Holland

Overige
– uitzending Schooltv 27 maart 2006

Personen:
– Wim Bosch (voorzitter van Vereniging Oud Lisse)
Nassaustraat 1B
2161 RJ Lisse
0252-416373

– J.J.J.M. Beenakker (cultuurlandschapsgeograaf)
Stationsweg 202
2182 BH Hillegom
0252-516477

Vragen aan Dhr. J.J.J.M. Beenakker

1. Hoe is het landschap van Lisse ontstaan en/of opgebouwd?

2. Hoe zijn de duinen ontstaan?

3. Wat is het grondgebruik door de jaren been?

4. Hoe is Lisse ontstaan en hoe heeft Lisse zich ontwikkeld?

5. Hoe is de bollenteelt begonnen en/of ontstaan?

6. Hoe heeft de bollenteelt bijgedragen aan de ontwikkeling van Lisse?

7. Hoe is de Keukenhof ontstaan en wat heeft de Keukenhof voor speciale rol gespeeld voor Lisse?

8. Wie waren de eerste bewoners?

9. Hoe is Lisse uitgegroeid tot een dorp met zoveel inwoners als dat het nu heeft?

10. Hoe is de naam Lisse ontstaan?

11 Wat is er voor bijzonders met de Heereweg?

12. Hoe staat het met de toekomst van het Lissese landschap en de cultuur?

 

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Herdenking 350 jaar Trekvaart met historie Huize Halfweg (1)

In een uitgebreid artikel wordt het begin van de Trekvaart beschreven. Daarna wordt de geschiedenis van het Huys Halfwegen beschreven.

door Drs. Brigitte Rink

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

Inleiding
Het vrachtvervoer door Holland ging bijna altijd over het water. De Romeinen gebruikten al de grote rivieren de Rijn en de Maas als de gemakkelijkste waterwegen om goederen over te vervoeren. Goederen zoals tufsteen uit het Eiffelgebergte dat voor kerkenbouw werd gebruikt, wol uit Engeland voor de lakenindustrie van Leiden en Haarlem en hout en graan uit de Scandinavische landen, en wijn uit Frankrijk en Duitsland. In het binnenland ging bier, baksteen en nog veel meerover het water. Al deze goederen worden per zeilschip vervoerd, soms over zee, dat heette dan de soute vaert, maar meestal over de rivieren. Als er gevaren werd, dan konden ook passagiers meegenomen worden. Vaak waren het gevaarlijke tochten, vooral als er over zee gevaren moest worden. Over de rivieren en het IJselmeer werd de soete of gecostumeerde vaart genoemd. Altijd bleef men afhankelijk van de wind.

Twee kaarten, één zonder en één met trekvaarten

Over de zandwegen gingen karren en koetsen. Na de tachtigjarige oorlog die eindigde in 1648 met de Vrede van Munster, of zoals het ook wel is genoemd de Vrede van Westfalen, werd het veiliger om te reizen. Het voert hier te ver om alle waterwegen met de daarin gelegen tollen en dammen te bespreken, maar een belangrijke stad als Gouda, was voor zijn welvaart afhankelijk van de tol die geheven werd bij de Donkere sluis, die midden in de stad lag. Dat was onder andere de reden dat deze stad zich erg verzette toen de handelaren van de steden Haarlem en Leiden, een aanvraag indienden bij de Generale Staten om een Trekvaart te mogen graven. Het was ook represaille omdat Leiden en Haarlem erg gekant waren tegen de aanleg van een trekvaart naar Amsterdam. Toen de vroedschap van Gouda echter zelf nogmaals vroeg om een octrooi voor de trekvaart naar Amsterdam, zagen Haarlem en Leiden hun kans schoon om hun eigen aanvraag door te drukken.
In 1656 werd toestemming verkregen en onmiddellijk gingen twee landmeters, te weten Joris Gerstekoren van Leiden en Andries van der Walle van Haarlem een traject uitzetten. Het hele traject besloeg zo’n kleine 30 kilometer. Er zijn 41 tekeningen van het traject gemaakt.
Een aantal voorbeelden van deze kaarten die door hen zijn getekend komen hier aan bod.

Begin van de Trekvaart

Besteding van ’t graven ende maken van een trekvaart Tussen de steden HAARLEM EN LEIDEN. Op de 27ste februari anno 1657. Nieuwe Stijl/zijnde dinsdag. (Reg.Archief Leiden PV37550.1)

De landmeters hadden het hele traject in kaart gebracht en het bleek dat vlak bij de Delffweg, het midden lag van het uitgezette tracée voor de trekvaart.
“Op dinsdag, 25 april 1656 werd door de Heren Andries van der Walle en Joris Gerstecoren, gezworen landmeters van de steden Leiden en Haarlem op de hoek van de ‘cromme vaart’ ten westen van Lisse omtrent één hondt en vijftig roeden ten zuiden van de Delfweg, een paal van elzenhout in de grond gestoken”.
Als eerste baken in het landschap ging deze paal het ‘Halfscheyd’ markeren van de te maken ‘Treck-vaert’ en ‘Treck-wech’ tussen de steden Leiden ende Haarlem.

Op 27 september 1656 werd de eerste spade geslagen voor het graven van de doorgang door strandwal bij Vogelenzang/Bennebroek. Dit was een zware graafklus!!
De officiële aanbesteding vond plaats op 27 februari 1657, waarna het echte werk begon. Het trace van 28,4 km werd verdeeld in 49 stukken van ca 70 tot 200 Rijnlandse roeden of “parcken” ( 1 roede is 3,78 meter), waarop aannemers konden intekenen. 1150 arbeiders hebben in zeven maanden het werk geklaard. Zij kwamen v.n.l. uit West Brabant en Zeeland en verdienden 1 gulden/dag! ! De totale aanlegkosten bedroegen ca 423000 gulden (=200000 Euro). De vaart was 18,5 meter breed en 2,4 meter diep.
Op 1 november 1657 voer al de eerste schuit door de vaart!
Een “onmooglijk wonder” zei men in die tijd!!

Kaart t.b.v. aanleg Trekvaart bij Halfweg van Joris Gerstecoren en Adries m der Walle (1656) (Reg.Archief Leiden PV 32553.21)

Vlak bij bet Halfscheidt moest een brug worden gemaakt voor de Delfweg. Er werd grond gekocht, waarop een Commissarissenhuis werd gebouwd. Het werd Halfwegen genoemd, of zoals het nu heet Halfweg.

HALFWEG(EN)

Het midden van de afstand Haarlem Leiden was belangrijk om de inkomsten uit de vaar- en tolgelden te kunnen verdelen. Op de kaarten die de landmeters daarna van het hele traject tekenden kwam als markering een zonneroos en hun handtekeningen.

Klik hier voor het volgende deel

 

 

 

 

Huidige Hardstenen paal bij Halfweg met wapens van Haarlem en Leiden (zie foto hiernaast) die de elzenhouten paal ter “Halfscheydt” verving.

 

HET HUYS TE HALFWEG(EN)

Kaart van J.Dou, van 1678, herzien in 1746, met Sixenburg naast Halfweg en de paal (Reg Archief Leiden PV 70295

De elzenhouten paal is later vervangen door een van hardsteen waarop de wapens van de twee steden is uitgehakt, zoals boven te zien is.

Het huis Halfweg ziet u hier staan, naast de buitenplaats Sixenburg van Pieter Six, burgemeester van Amsterdam, die de eerste was die in zijn gebied de duinen liet afgraven om het zand te kunnen verkopen voor de uitleg van de steden Amsterdam, Haarlem en Leiden.

De kosten voor de gronden voor Halfweg bedroeg f. 1070,00, de bouw van het huis en de stallen aan de Delffweg bedroeg f. 7.260, de kosten voor het bouwen van de tolhuizen in Warmond en Heemstede was tezamen f. 5445. – en de aanbesteding van 8 trekschuiten bedroeg f. 48.864. Leiden had 8 schuiten en Haarlem aanvankelijk 6, waar later nog twee bijkwamen.
In een van de eerste verordeningen stond dat de “Schippers mogen niet aanleggen zonder dat iemand betaald heeft, zelfs niet aan de Delfweg, waar van paard wordt gewisseld, “maer sullen de Jongens op de Paerden rydende, gekomen zijn tot op vijftich roeden nae aen de Deffwech/ gehouden syn te blasen op een hoorn/ ten eynde een versch paerd uyt de stalle op de Treckweg ghebracht ende aende lyn daer de schuyt mede getrocken werdt /by den Commissaris op de Delff-wech vast gemaeckt mach werden /sonder dat de schippers aldaer eenighe persoonen sullen vermoghen aen landt te setten /die sy naederhandt wederom inne nemen /maer sullen de voornoemde Schippers gehouden syn sonder vertoeven voort te varen” (op straffe van een boete en, bij recidive, schorsing uit hun ambt).

Voor het huis was eerst een ontwerp gemaakt door de Haarlemse stadarchitect Salomon de Bray. Er waren al twee houten modellen gemaakt, maar zijn ontwerp stuitte echter in Leiden op verzet: ze vonden het daar veel te groot en te imposant. De kosten zouden wel navenant kunnen zijn.
Leiden stelde voor dat hun stadstimmerman, de architect Willem van der Helm een ontwerp zou maken. Het ontwerp ziet u hier.

Opstand en plattegrond, getekend door Willem van der Helm 1657 (Reg.Archief Leiden PV78054)

Het is een eenvoudig huis met een vrijwel vierkante plattegrond.
Breed 60 voet = ca. 18.85 m., de hoogte van de pui is 15 voet = ca. 5.65 m. en met het dak mee is het 30 voet = ca. 11.50 m. hoog. De diepte is ca. 58 voet = ca. 18.10 m. Een flink gebouw dus.
De stal is aan het huis gebouwd onder een dak. Het huis had 4 zadeldaken.
In het midden was een binnenplaatsje.
Bij het beschrijven van de plattegrond, kwam naar voren dat de twee kamers links bewoond werden door de commissaris die moest zorgen voor de paarden, voor het tolgeld en voor de “Sael van de heeren” zoals in de rechter ruimte staat geschreven. Achter de entree is het voorhuis, waarachter een open ruimte is, waar de deur van de trap zich bevindt, evenals de deur naar de stallen, de deur naar een pleetje, en de toegang naar de “sael” en een hardstenen wasbak met twee pompen. De trap heeft een bordes, en er lijken twee ramen in de muur van de achterkamer te zitten om licht in het trapgedeelte te krijgen. In de “sael”zijn twee deuren, één naar het voorhuis en één in naar de “lantaem”. In de achterkamer van de beheerder is het bed al aangegeven. De aangegeven trap naar beneden laat zien, dat er ook een soort kelder was onder de linkerachterkamer, en waarschijnlijk ook onder de “sael” De stal bood ruimte aan 24 paarden.

Het huis kon in 1658 bewoond gaan worden.. Twee hardstenen “fruytposten”, die vermoedelijk in de schoorstenen waren verwerkt en een ovaal dat in het fronton zat, en licht in het zoldergedeelte gaf, waren de enige versieringen aan het huis. De kosten ervoor bedroeg de som van f. 13-15-0.
Bij nader inzien wilden de bestuurders toch wat duidelijker aangegeven hebben dat het hier ging om een prestigieus bedrijfspand, en dat er wapenstenen van de beide steden nodig waren om dat te benadrukken.
Rombout Verhulst, de beroemde Vlaamse steenhouwer had op dat moment zijn werkplaats in Leiden. Hem werd gevraagd twee wapenstenen te houwen uit Bentheimer zandsteen. De rekening ervoor is bewaard gebleven, en dateert van 1660.
Rombout Verhulst diende een rekening in van 400 gulden, maar de uitbetaling werd aangehouden omdat daar nog over vergaderd moest worden om te zien of hij er wel alleen aan had gewerkt. Dat bleek niet het geval, er hadden ook stadssteenhouwers aan gewerkt, en die werden al door de stad betaald, dus hun loon dat werd van de rekening afgetrokken.
De betaling kwam op 315 guldens. De wapenstenen zijn dus later in het gebouw aangebracht, evenals een nieuwe vulling voor het frontispice.
Er is een vermoedelijk eenzelfde donkere baksteensoort gebruikt als voor de poortgebouwen van Leiden. Daardoor werd er later over het huis gezegd dat het een verbazend ruim maar akelig gebouw was, en de ligging koud, eenzaam en woest.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Een roddeltje en de gevolgen (1847)

In de politierapporten van 1847 wordt een roddel vermeld in verband met de korenmolen Speelman. Molenaar van Rhijn zou een schepel rogge hebben achtergehouden. Dat gaf veel commotie. Zelfs ‘heer officier van Justitie’ bemoeide zich er mee. Het bleek achteraf een grap te zijn.

door R.J. Pex

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 3, juli 2007

Uit het politierapport van Lisse, deel 8

Wie rond 1847 zijn graan wilde laten malen, had keus genoeg: hij kon terecht bij de koren-molenaar aan het einde van de Grachtweg in Lisse of hij bracht het naar molenaar Jan Jacobus van Rhijn te Sassenheim, op de latere molen De Speelman. Van Rhijn was in 1798 geboren in Durgerdam, maar kwam rond 1821 naar Lisse. In dat jaar kocht hij van Pieter Oudshoorn de koren-molen aan de Grachtweg, alsmede een woning aan diezelfde weg, meer richting het dorp. Rond 1827 liet hij de oude korenmolen vervangen door de stellingmolen die we nog op tal van oude ansichten kunnen bewonderen.
Hij geraakte echter in de schulden en tussen 1830 en 1840 heeft hij Lisse vaarwel gezegd en is zich gaan vestigen in Leiden. Vervolgens verhuisde hij naar Sassenheim, waar hij de latere molen De Speelman bouwde.

De molen van Speelman in de negentiende eeuw. In 1847 werkte J.J. van Rhijn hier als korenmolenaar. Op 30 januari 1868 kwam Cornelis Johannes Speelman, van beroep korenmolenaar, naar Sassenheim. Hij woonde in het huis rechts op de foto. Tussen 1890 en 1900 werd de molen afgebroken. Tegenwoordig resteert nog de romp. Bron: G. Verschoor, Sassenheim in oude ansichten (Zaltbommel 1969), p. 10.

Hoe het begon…

Op een dag zat Willem Wubbe, tuinder van beroep en wonende aan het Mallegat op boerderij Klopjeshoven, in de herberg De Engel iets te nuttigen. Hij hoorde met belangstelling de verhalen van de gasten aan. Een van hen was Jan Wezelenburg, boer in Voorhout. Hij had eens een zak rogge aan Van Rhijn in Sassenheim aangeboden om te malen, maar, zo zou hij verteld hebben, de molenaar had vervolgens “een schepel rogge” achtergehouden. De dief! Een paar dagen later bevond Wubbe zich “in de publieke gelagkamer aan ’t Warmonderhek”. Toevallig kwam hij Van Rhijn daar tegen en ze raakten met elkaar in gesprek. Het werd zowaar gezellig, want er kwam al gauw een fles jenever bij te pas. Heel en passant kwam vervolgens het verhaal ter sprake dat hij in herberg De Engel – meende! – gehoord te hebben, namelijk dat Van Wezelenburg had gezegd dat Van Rhijn een schepel rogge had achtergehouden. Het roddeltje was nu verspreid…

De gevolgen…

Hoe de Sassemse korenmolenaar precies reageerde weten we niet, maar mogelijk heeft hij het hoog opgevat, want het kwam ook “de heer officier van Justitie” ter ore en dan was er toch echt iets loos! Het opvallende was echter dat Van Wezelenburg nergens iets van af wist. Ook Willem Wubbe was “hoogst bevreemd” dat aan het verhaal “zodanig gevolg was gegeven”. Hij verklaarde dat “de gesprekken (met Van Rhijn) zijn gehouden en de mededeling van t gezegde aan Van Rijn gedaan is onder een glas jenever en vertrouwelijk met elkander zittende praten”.

De aap komt uit de mauw…
In opdracht van diezelfde “heer officier van Justitie” verscheen dan ook op 10 juni 1847 Willem Wubbe ter secretarie van Lisse aan ’t Vierkant. Hij verklaarde dat hij inderdaad niet ontkennen kon dat hij aan Van Rhijn verteld had “dat Wezelenburg gezegd had een baksel rogge te kort te zijn gekomen van het mud rogge dat hij bij hem had laten malen”. En dan komt het: mogelijk had hij Van Wezelenburg echter verkeerd begrepen “en deze vroeger van Van Rijn gesproken hebbende, later van andere molenaars en van zoodanig afhouden van graan sprekende, hij die gesprekken ten onjuiste kan zamengevoegd hebben”. Het was dus gewoon een roddeltje geweest dat Wubbe aan Van Rhijn had verteld! Willem had nooit de bedoeling gehad “aan een hunner (dus aan Van Wezelenburg of aan Van Rhijn) eenig leed of nadeel te hebben willen berokkenen”. Hij wilde dan ook best zich met Van Wezelenburg “in ’t vriendelijke verstaan, teneinde mogelijk misverstand te verklaren”. Het kwaad was echter inmiddels al geschied…

Conclusie
Het is interessant om te zien hoe vroeger bepaalde verhaaltjes konden ontstaan en vervolgens zich verspreidden. Herbergen en in het algemeen drinkgelegenheden speelden daarbij kennelijk een grote rol. Logisch natuurlijk, omdat het hier belangrijke ontmoetingsplaatsen betrof in het sociale leven van die tijd. Daarom waren er ook zoveel “logementen” in het Lisse van die dagen.
Een roddeltje kon gemakkelijk ontstaan, onder meer doordat men zich weinig rekenschap gaf van de eventuele gevolgen ervan. Zeker wanneer er een fles jenever een rol ging spelen en er een gezellige atmosfeer ontstond, zoals uit het bovenstaande verhaal blijkt.
Het blijft de vraag of Willem Wubbe hieruit een les voor zichzelf heeft getrokken. In ieder geval zal de lucht in de herbergen wel met allerlei verhalen van een twijfelachtig gehalte vervult blijven. Roddeltjes hebben altijd al bestaan. Waarschijnlijk zijn ze zo oud als de mensheid…
Bron: Gemeentearchief Lisse, inv.nr 1115.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Liss

Vreewijk – Peuepark

Post

NIEUWSBLAD Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Bij toeval op uw site gestuit en met genoegen het stukje over Vreewijk gelezen, ben daar zelf in 1939 geboren en heb er tot mijn huwelijk in 1965 gewoond. Daarna vertrokken naar Nieuw Vennep. Over de oorsprong van de naam Peuepark kan ik u het volgende vertellen. Mijn vader, in 1901 geboren, heeft het dikwijls verteld. De eerste eigenaar van de woningen, Pieter Marseille, ging in Lisse door het leven als “Piet de Peu” en omdat je toen nog aan de achterzijde van deze woningen een weids uitzicht had over de bollenvelden (dat pas verdween met de aanleg van de Oranjelaan) en het aan de rand van Lisse lag, ontstond er een buurt die een relatie had met de natuur en omdat Lissers altijd goed waren in het bedenken van spotnamen was het al gauw “Peuepark”. Over Arie Tet kan ik nog vertellen dat wanneer hij vroeg of je een snoepje wilde, je op je hoede moest zijn, want als je daarop bevestigend antwoordde en je daarna je hand ophield, duwde hij zijn pruim in je hand. Nieuw Vennep, RJ. Langelaan

Genealogische Werkgroep start met de Lissese ‘welgeboren geslachten’

De genealogische werkgroep van de VOL start met onderzoek naar de geschiedenis van 14 bekende Lissese families.

Maarten van Bourgondiën

NIEUWSBLAD Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Het uitgangspunt van de kortgeleden opgerichte Genealogische Werkgroep van uw Vereniging Oud Lisse is het doen van onderzoek naar de geschiedenis van Lissese families. Daartoe zal eerst een genealogische database moeten worden aangelegd.

Het aanleggen van een database kost veel tijd. Daarom is het onderzoek in eerste instantie gericht op veertien bekende Lissese families. Na verloop van tijd zal er ook aandacht worden besteed aan andere Lissese geslachten. Op de lijst met welgeboren mannen van Lisse (uit ca. 1619) staan vermeld de families Van Beieren (en Bergen in Henegouwen), Brederode (alias Jonghout/Hits), Van Heemskerk, Van Langeveld, Schrama, Van Tetterode en Van Wassenaar.

Bekende Lissese families die evenwel niet op die lijst staan zijn De Graaf, Hoogkamer, Van der Klugt, Van Larum (alias Van Stein/Van der Voort), De Roo, De Vlieger en Vreeburg.

De helft van de bovengenoemde families behoorde tot de zogenoemde ‘welgeboren geslachten’. De meest gangbare opvatting is dat het welgeborenschap duidt op een oude adellijke afstamming. Het welgeborenschap vererfde alleen via de manlijke lijn. Iemand werd alleen tot de welgeborenen gerekend als hij kon aantonen dat zijn vader, grootvader én overgrootvader eveneens welgeboren waren.

Gewone landbouwers

Veel weigeborenen waren ‘gewoon’ landbouwer. Zij hadden niet meer de middelen om er een adellijke levensstijl op na te houden, maar vanwege hun adellijke afkomst hadden ze tot het eind van de zestiende eeuw nog wel bepaalde voorrechten (met name op belastinggebied). Het is interessant om na te gaan of er wezenlijke verschillen zijn aan te tonen tussen de zeven welgeboren families en de zeven ‘gewone’ families: bijvoorbeeld hun sociale positie, de ambten die ze vervulden en hun huwelijkspolitiek (als daar sprake van was).

Inventariseren

Allereerst is het van belang om te inventariseren wat er zoal over de te onderzoeken Lissese families is geschreven. Deze informatie kan natuurlijk worden gebruikt, maar bij twijfel dient altijd een extra controle te worden uitgevoerd aan de hand van de originele archiefbronnen. Daarnaast dient te worden nagegaan welke archiefbronnen er al zijn gepubliceerd, of op een andere manier toegankelijk gemaakt. Er zal dus logischerwijs veel archiefonderzoek gedaan moeten worden. Om te beginnen dient daarbij aandacht geschonken te worden aan belastingkohieren, notariële en rechterlijke archieven en de Burgerlijke Stand.
Meedoen?                                                                                               
Wie wil meedoen in de Genealogische Werkgroep kan zich aanmelden bij Maarten van Bourgondiën,

Margriete so was haar name

In het Kabinet van Nederlandse en Kleefse Oudheden wordt veel over Lisse geschreven. Vele geschriften over Lisse zijn gebaseerd op wat er in bovenstaande document staat. Margariet trouwde in 1198 in Lisse met Diederik, Graaf van Kleef. Daar wordt voor het eerst over Lisse gesproken.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

LISSE TOEN (slot)

In aantal afleveringen hebben we de oude geschiedenis van Lisse gevolgd zoals die is beschreven in het standaardwerk “Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche Oudheden”, oorspronkelijk beschreven door Mattheus Brouerius van Nidik, R.G. en Isaac le Long, tweede druk 1792.
De oorspronkelijke tekst hiervan werd behouden. Deze tekst is niet bepaald gemakkelijke kost, omdat men indertijd nogal lange zinnen maakte. In het vorige stukje werd kort verteld over het landgoed Meerenburgh dat in 1638 werd gebouwd.
“Niet onaanmerkelijk is het verhaal van den geschiedkundige P. Scriverius”, aldus de schrijvers. In zijn aanteekeningen op de levensbeschrijving der Graven van Holland,waarin hij meldt dat Diederik, Graaf van Kleef, in het jaar 1182 in den echt tredende met Margaretha van Holland, dochter van Graaf Floris den III van Holland, en van vrouwe Ada, zuster van den Koning van Schotland, (in Lisse) zijn bruiloft gehouden heeft.
In de Kronijk der Abdij van Egmond, gedrukt in kwarto, gedenkt Melis Stoke in zijn IIde boek vers 687, dit huwelijk in het leven van Graaf Floris III met deze woorden: Als LXXX en twee was beschreven, Nam Diedric de Grave van Cleven, Grave Floris dochter en vrouw Aden, Met groter feesten, met hoghen daden, Als hem heden was bekwame: Margriete so was haar name”.  Achthonderd jaar later zou Lisse naar aanleiding daarvan op grootse wijze feest vieren.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Het oude stoomgemaal wordt totaal vernieuwd

Het voormalig stoomgemaal in de Rooversbroek uit 1898 wordt in ere hersteld. De geschiedenis wordt besproken.

door Sjaak Smakman

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Lisse familie investeert fors

Anderhalf jaar geleden, zegt Ruud Roozen, stond hij voor de vraag wat er moest gebeuren met het voormalige stoomgemaal naast zijn huis. Het was lang in gebruik geweest als opslagplaats, maar zelfs als berghok was het door de steeds verder gaande aftakeling niet meer geschikt. Het gebouw stond op instorten. Opknappen of slopen, dat was nu de keuze. Het werd – gelukkig – het eerste.

De Vereniging Oud Lisse was meteen blij met de plannen, vanaf het eerste moment dat Roozen contact opnam. Bij een inventarisatie van monumentale panden was het stoomgemaal eerder over het hoofd gezien. Ten onrechte, want het gemaaltje dateert al uit 1898 en heeft dus een historie die er mag zijn. Het Hoogheemraadschap van Rijnland bouwde het een dikke eeuw geleden om de Rooversbroekpolder droog te houden. Het gemaal was een relatief groot gebouw, omdat het een stoommachine moest herbergen. Het kolenhok naast het hoofdgebouw – waar nu overigens een aanbouw komt – getuigt daar nog van op de oude foto’s.

De stoommachine was zo bewerkelijk dat de machinisten, eerst Lissenaar Cozijn en daarna vader en zoon Koelewijn, het warme eten vaak naast de machine opaten. De vervanging door een dieselmotor in 1924 was een hele verbetering, ook al moest de motor om het uur worden gesmeerd. Voor de familie Koelewijn was het bedienen van het gemaal overigens een bijverdienste, want vader en zoon waren in eerste instantie bollenkwekers. Op de ruim 3,5 hectare die de familie Roozen in 1992 overnam van de familie Koelewijn wordt ook nu nog geteeld.

Pal naast het gemaal stond lange tijd een stenen dienstwoning. In 1961 kwam daar, toen zoon Koelewijn ging trouwen, een houten woning voor in de plaats. Terwijl het gemaal op houten palen was gefundeerd, werd de dienstwoning gewoon op de klei van de dijk neergezet. Na verloop van tijd begonnen de muren zodanig te scheuren dat sloop onvermijdelijk was.

De onderdelen voor de veel lichtere houten woning werden vanaf de Lisserdijk overgevaren naar het gemaal. Ook voor de huidige restauratie en verbouwing van het gemaal is vrijwel al het materiaal overgevaren over de Ringvaart. Waarbij, vertelt Ruuds moeder Mary die helemaal vooraan bij de kassen van de kwekerij aan de Middenweg woont, een keer een kraan in het water is gevallen die er vervolgens met een andere kraan is uitgetakeld.

Ruud woont nog even in de houten woning met zijn vrouw Willeke en zijn dochtertjes Jasmijn (4) en Merel (6). Een geweldige plek, beaamt hij meteen. Direct aan het water, een schitterend uitzicht over de Haarlemmermeerpolder en volop ruimte om het huis. De woning wordt straks gesloopt, zo is overeengekomen met de gemeente Lisse, in ruil voor de medewerking aan de bouwplannen voor het gemaal.

De plaats is heden ten dage dan wel een droom, maar in voorbije jaren was dat anders. Door de afgelegen ligging bleven het gemaal en de twee huizen verstoken van gas, elektriciteit en waterleiding. Het drinkwater kwam uit de regenton en als die leeg was, werd het aan de overkant gehaald met een melkbus en een paar pannen. De warmte kwam van een kolenkachel, het licht van olielampen en gekookt werd er op een butagasstel. In 1965 kreeg de polder elektriciteit en kon grondwater worden opgepompt.

Na een halve eeuw dienst begon de Crossley-dieselmotor van het gemaal gebreken te vertonen en werd gekozen voor een andere oplossing: het overtollige water van de Rooversbroekpolder werd via een duiker afgevoerd naar de lager gelegen Poelpolder en daar de Ringvaart ingepompt via het gemaal bij de molen van Duineveld.

Het gebouw van het oude gemaal zelf bleef, evenals de houten woning, staan. Begin jaren negentig kwam de familie Koelewijn naar de Middenweg. Toen mevrouw Koelewijn weer terug wilden naar het dorp, kwam de houten woning vrij en trokken Ruud en zijn gezin erin. Het in onbruik geraakte gemaal kregen ze er bij. Roozen besloot uiteindelijk Frits Treffers van de Vereniging Oud Lisse te benaderen met de vraag of het complex niet kon worden opgeknapt. Dankzij medewerking van de gemeente Lisse kon afgelopen september begonnen worden met de verbouwing. De restauratie betekent wel flink veranderingen. Aan de buitenkant springen vooral de dakkapellen en de aanbouw aan de zijkant op de plaats van het kolenhok in het oog. Maar de uitbreiding was nodig om voldoende woonruimte te creëren, zegt Ruud. Goedkoop is de restauratie niet geweest: de benodigde baksteen moest zelfs uit Frankrijk komen omdat die een speciale maat heeft die alleen daar nog wordt gebakken.

Maar het leed is nu bijna geleden. Over een paar maanden moet de verbouwing af zijn en heeft Lisse een monumentaal gebouw – al zal het nooit een gemeentelijk monument worden, want Ruud wil niet aan allerlei verplichtingen vast komen te zitten. ‘Deze verbouwing heeft al genoeg gekost’, zegt hij.

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Reacties in 2013

Op onze website staat het in 2007 in het Nieuwsblad gepubliceerde artikel “HET OUDE STOOM-GEMAAL WORDT TOTAAL VERNIEUWD” van Sjaak Smakman. We kregen enkele aanvullingen op dit artikel van Henry Kozijn uit de VS. De eerste machinist van het stoomgemaal was Hein Kozijn, grootvader van Henry Kozijn. Hein, evenals zijn kinderen, spelde zijn naam met een K. Pas in 1963 werd de naam veranderd in Cozijn. Enige van Hein’s nakome­lingen, die intussen geëmigreerd waren, gingen daar niet in mee. Henry schrijft verder:

Tegen het einde van de 19e eeuw was men begonnen met het uitvenen van de Rooversbroekpolder. Grond en waterniveau verlaagden daardoor zoda­nig dat de windmolen het niet langer kon verwerken en vervangen moest worden door een stoomgemaal, waarvan de bouw in 1898 aangevangen werd.

Hein solliciteerde naar de functie van machinist en werd als zodanig aange­steld maar moest de windmolen, (die stond aan de Achterdijk en uitsloeg op de Ringsloot), bedienen tot het gemaal klaar was. De plaats waar de molen stond was vóór 1959 te herkennen aan een verbreding van de dijk aan het einde van de 2e Poellaan.

In het stenen woonhuis woonde het echtpaar Kozijn van 1898 tot 1914. Daar werden 10 van hun 11 kinderen geboren…

 

 

Stoomgemaal aan de Ringvaart

Cultuurhistorische waarde vaak groter dan monumentale belang

Wethouder Mesman geeft een uitgebreid interview over zijn ideeën over een groot aantal oude gebouwen en situaties

door Sjaak Smakman.

Nieuwsblad Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Wethouder Guus Mesman over het monumentenbeleid

Guus Mesman (PvdA) is bijna een jaar wethouder met monumentenbeleid in zijn portefeuille. Met onze verslaggever praat hij vrijuit over het Hofje, het oude Schooltje op het Vierkant, het CNBgebouw en het behoud van een evenementenhal. Of is het wellicht meer haalbaar het parkeerterrein bij Hoogvliet te overkappen?

Niet alleen Ruimtelijke ordening is zijn werkterrein. Hij doet ook het monumentenbeleid. ‘Persoonlijk vind ik het heel jammer dat ik als monumentenwethouder gelijk wat moest laten slopen. Kanaalstraat 44! Dat was niet wat deze wethouder voor ogen stond’.

Wat trof je aan bij je aantreden?
‘We hebben een beleid in verandering. Naar aanleiding van Kanaalstraat 44 hebben we geconstateerd dat de redengevende beschrijvingen niet in orde zijn. Op dat moment is gezegd: die moet voor alle monumenten opnieuw gemaakt worden. Tegelijkertijd hebben we gezegd: we gaan opnieuw door heel Lisse: wat hebben we aan monumenten geregistreerd, zijn er panden die er bij moeten en zijn er nog die er ook af zouden kunnen?’

Hoe ver is het daar nu mee?
‘Daar is de Stichtingt Dorp, stad en land mee bezig. Van de hofjeswoningen is nu net een redengevende omschrijving binnen waarin staat dat het Hofje monumentwaardig is. Oók als het op zichzelf staat en geen onderdeel is van een ensemble.’

En de rest van de monumenten?
‘De rest moet ik nog krijgen. De monumentencommissie kan daarna advies uitbrengen. Ik verwacht dat we dit jaar nog een nieuwe monumentenlijst kunnen vaststellen. En bij alles komt ook een goede redengevende beschrijving.’

Zodat de ellende zoals met Kanaalstraat 44 wordt voorkomen?
‘Ja. Wij hadden beweerd dat sigarenmagazijn Juliana zo’n bijzonder interieur had, terwijl dat er niet meer in zat. Dat kwam doordat er niemand echt langs was gegaan! Nu zal elk pand echt bezocht worden en van binnen en van buiten bekeken.’

Monumentenbeleid en geld staan vaak op gespannen voet met elkaar. Kanaalstraat 44 bezweek onder dreiging van een claim van de projectontwikkelaar, de openbare school aan de Heereweg en de CNB-hallen sneuvelen waarschijnlijk om de zelfde reden?
“Van Kanaalstraat 44 hebben we als politiek geoordeeld dat we het ons niet konden veroorloven voor één pand een exorbitant bedrag neer te leggen. Er zijn meer zaken die voor de gemeenschap belangrijk zijn. Een belangenafweging dus.
De reden dat we ons zo hebben ingezet voor de CNB-hallen, is niet zozeer de monumentale waarde, maar de cultuurhistorische waarde. En dan niet van het geveltje, maar van wat zich daar achter allemaal heeft afgespeeld. Bij de CNB is gezegd: van het hoofdgebouw willen we een cultureel centrum maken. Dan blijft de gevel behouden en als je achter die gevel kijkt: daar is niets monumentaals aan.”

En bij de veilingzaal geldt: die bankjes die zo bijzonder zijn, die gaan er uit.
‘Daar is discussie over. De een zegt: je moet ze laten staan. De ander zegt: met een andere indeling is wel wat mogelijk.’

Achter de gevel blijft er dus niets over.
‘Van die zaal moeten we nog maar eens bekijken of dat wel zo handig is. Er zit bijvoorbeeld ook nog geen lift in dat gebouw. Als je de voorste bankjes weg haalt, dan krijg je wel ruimte om het podium te vergroten. Maar ja, je hebt ook nog coulissen nodig.’

Een oude veilinghal zou toch wel in te passen in het monumentenbeleid?
‘Daar heb je gelijk in. We zouden kunnen zeggen: we laten zo’n veilinghal staan en daar kun je ook wat zinnigs mee doen.’

Wil Veldhoven, Fred Broersen en Proper Stok zijn met een plan gekomen. Is dit niet het moment voor hen om de grote woorden waar te maken?
‘Dat kan, maar dan heb je toch nog het probleem van het parkeren, dat ze in hun oorspronkelijke plan hebben laten liggen. We hebben ze gevraagd: hoe los je dat parkeren op? Henri Stol heeft later voor ons nog een studie gemaakt en hij kwam toen met het idee om in de hal die evenementenhal zou moeten worden, een vloer aan te brengen waaronder geparkeerd kan worden en waarop de evenementen dan plaats vinden. Dat was de goedkoopste manier, maar dat kost wel 1,8 miljoen euro meer voor 84 parkeerplaatsen. Dat is relatief goedkoop, maar als je die evenementenhal na drie jaar moet afbreken omdat het niet blijkt te lopen, ben je wel 1,8 miljoen kwijt!
Dat zou zonde zijn. Het verhaal was ook: dat parkeren is nu ook geen probleem, de gemeenschap accepteert op zo’n dag dat er wat parkeeroverlast is. Dat is wel zo als het gaat om een handjevol evenementen. Maar als je een evenementenhal gaat exploiteren, dan moet je wel proberen elk weekend een evenement te hebben anders hoef je daar geen hal voor te laten staan. En je kunt niet elk weekend zeggen: de gemeenschap vindt het wel goed.’

Het viel niet op te lossen in de Hobaho?
‘Wel als je daar extra parkeerplaatsen gaat maken. Maar die moeten ook betaald worden. Provast zegt ook: wij kunnen alles best onder de grond stoppen, maar er moet wel betaald worden. Je kunt niet alles op het bordje van Provast of Joop Zwetsloot schuiven. Dat gaat gewoon niet.’

Heeft het je niet verbaasd dat het CDA daar zo makkelijk mee akkoord ging?
‘Dat ging niet makkelijk, hoor, het was een heel groot pijnpunt. Fred Broersen is natuurlijk een prominente CDA’er en die heeft zich het vuur ervoor uit de sloffen gelopen. Tot op het einde toe hebben we als college ook gezegd: we nemen de uitdaging op ons. We kijken hoeveel evenementen er worden gehouden en we kijken waar we die onder kunnen brengen. Keukenhof heeft ook al eens aangeboden om een grote tent neer te zetten bij het kasteel. Maar voor de eerste de beste rommelmarkt die nu niet in de CNB werd gehouden, werd meteen een andere plaats gevonden. Dus voor kleinschaliger evenementen zijn best oplossingen te vinden. Als we straks de doorsteek maken, krijg je op het parkeerterrein achter de Hoogvliet een soort binnenplaatsje. Voor het zelfde geld zeg je: we zetten daar een kapconstructie overheen waar je wat kleinschaliger dingen kunt onderbrengen. Dat vind ik ook een belangrijk signaal naar de Lissese gemeenschap.’

Het schooltje tegenover het Gemeentehuis. Dat is nog uit 1885 en dus nog monumentaler dan de CNB-hallen.
‘Maar het ligt wel heel onhandig. Vandaar dat we ook wel speculeren op de creativiteit van projectontwikkelaars. Daarom is het ook handig dat we er een prijsvraag van maken, dan kunnen we zeggen: jullie kunnen extra punten verdienen door het schooltje in het plan op te nemen of in elk geval een deel van het schooltje. Alleen de gevel bijvoorbeeld als onderdeel van een groter geheel. Er zijn landelijk voorbeelden genoeg waaruit blijkt dat dat heel mooi mogelijk is. Maar daar zit natuurlijk weer een prijskaartje aan.
In feite vind ik dat van het CNB gebouw ook. We zeggen: het gaat om de cultuurhistorische waarde van het gebouw! Wat gebeurde daar? Dan heb ik ook zoiets van: dat zou een gevel kunnen zijn die je heel fraai in zou kunnen pakken. Dan maak je er toch iets moderns van. Als je in Haarlem kijkt naar de schouwburg, met die glazen wanden waardoor je iets ouds ziet schemeren, dat is schitterend!’

Laten we nog even kijken naar Kanaalstraat 44 en het Hofje. De diakonie wil nu een op een of andere manier schadeloos worden gesteld als het Hofje moet blijven staan. Hebben ze daar geen gelijk in?
‘Dat weet ik niet.’

Laten we zeggen dat ze redelijke argumenten hebben.
‘Dat ben ik met je eens, maar dat is wat anders. Ik geef onmiddellijk toe dat de directe omgeving de monumentwaardigheid van het Hofje aantast. Het wordt er ook niet leuker op om daar in een huisje te zitten, maar dat geldt ook voor elk ander plan dat de Diakonie daar zou willen ontwikkelen. En verder hebben we net een redengevende omschrijving binnen die zegt dat het Hofje nog altijd monumentwaardig is.’

Maar hebben ze dan geen recht op een schadevergoeding?
‘Het is niet zo dat de Diakonie het Hofje heeft gekocht en dat wij er een monument van hebben gemaakt. Het was al heel lang het bezit van de Diakonie en toen het een monument werd, hebben ze geen bezwaar gemaakt. Nu willen ze het slopen. Maar ze hadden toch niet in alle redelijkheid kunnen verwachten dat er een sloopvergunning gegeven zou worden?

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse

Door den docter zijn nog vruchteloos alle mogelijke middelen in het werk gesteld

In het politierapport uit 1847 wordt het relaas beschreven over het verdrinken van Mietje, de diensmaagd van Leembruggen, eigenaar van Veenenburg, vroeger Huis ter Panne genoemd.

door R.J. Pex

INHOUD Jaargang 6 nummer 2, april 2007

Uit het politierapport van Lisse, deel 7

Reeds vanaf de zestiende eeuw bevond zich op de grens van Lisse en Hillegom het Huis ter Panne, later wel Veenenburg genaamd. Het uitgestrekte duingebied tussen de Loosterweg-Noord, de Veenenburgerlaan en de Heereweg maakte deel uit van het landgoed. In 1847 was Veenenburg het eigendom van de Leidse textielfabrikant Johannes Leembruggen. In mei van dat jaar verdronk zijn dienstmaagd Mietje.

Op 22 mei 1847 verscheen voor de burgemeester van Lisse Nicolaas Deen, tuinknecht op Veenenburg.1 Hij verklaarde “op gisteren morgen ten zes uren in het huis gekomen te zijn om de bloemen daar uit te halen, als wanneer hem door de werkmeid wierd gevraagd of hij Mietje (Anna Maria Bosch, dienstmaagd bij den heer J. Leembrugge) niet gezien had”. Ze was reeds om half vijf in de ochtend opgestaan om naar de “beste kamer” te gaan, maar ze had haar niet teruggezien. Had Nicolaas haar soms bij de tuinman gezien? “Het antwoord daarop was neen”.

Mietje wordt gevonden
Nicolaas begon een ongeluk te vermoeden en “liep even achter het huis om en zag daar een rok boven op het water”. Daarop haalde hij de betreffende persoon uit het water. Het bleek inderdaad Mietje, de vermiste persoon, te zijn. Met behulp van enige andere mensen bracht Nicolaas haar binnen in het huis. “Daar gekomen zijnde zijn nog alle mogelijke middelen in het werk gesteld door den heer J. Leembrugge en door den heer docter van Dieren om er eenig leven in te ontdekken, maar alles vruchteloos”.

Veenenburg gezien vanaf de huidige Loosterweg-Noord omstreeks 1900. Het huis waarvan we hier de voorgevel zien, dateert uit omstreeks 1797 en is afgebroken in 1913. Het bevindt zich temidden van een fraaie parkaanleg, een zogenaamde Engelse Tuin. Aanvankelijk zal hier echter een Franse Tuin, dus een meer formele tuinaanleg, aanwezig zijn geweest. (Coll. Auteur

De brief
De vorige avond had Mietje nog “met de laatste spoortrein” een brief aan haar moeder gezonden. Aan de rand van het landgoed van de heer Leembruggen bevond zich namelijk sinds enige jaren een station. Met de aanleg van het spoor in 1842 had hij deze voorziening van de Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij afgedwongen. Vanaf die tijd beschikte Leembruggen dus over een privé-station. Stond er wellicht iets in de brief dat enig licht zou kunnen werpen op de mysterieuze dood van Anna Maria Bosch, ook wel Mietje genaamd? De brief werd inderdaad weer teruggevonden, maar helaas kon men uit de brief niet vernemen “dat ten tijde dat die ontvangen zou worden, zij er niet meer zijn zoude”.

Conclusie
De dood van Mietje zal wel hard aangekomen zijn. Toch kwam het in vroeger eeuwen wel vaker voor dat wanneer men om de een of andere reden te water geraakte, dit voor de betrokkene fataal afliep. Men moet nu eenmaal rekening houden met het feit dat niet iedereen kon zwemmen. Hoogstwaarschijnlijk gold dit ook voor Mietje.
Ironisch genoeg staat dit geval niet alleen. Ook Gerard, zoon van Johannes Leembruggen, zou op Veenenburg in de herfst van 1865 tijdens een jachtpartij om het leven komen door verdrinking.
Ook elders in de politierapporten lezen we weleens van een enkel geval van dood door verdrinking en in de begrafenisregisters is er eveneens zo nu en dan sprake van drenkelingen die bijvoorbeeld op de Lissderbroek aan de rand van het Haarlemmermeer waren aangetroffen na een flinke storm. Het zal dan ook niet zomaar om een slootje zijn gegaan, waarin Mietje was verdronken. Eerder denken we in dit verband aan een vijver, die deel uitmaakte van de parkaanleg ter plaatse.

Bronnen: Gemeentearchief Lisse inv.nr. 1115; Idem, bevolkingsregister 1840-1850 (huisnr. 68); Idem, huwelijksregisters (1851); A.M. Hulkenberg, ’t Roemwaard Lisse (tweede druk 1998), p. 31.

1 Nicolaas of Klaas Deen was in 1845 op Veenenburg als tuinmansknecht aangenomen. In 1847 was hij 27 jaar oud. Op 27 juni 1851 trad hij in het huwelijk met Maartje van der Werff. 

Copyright © 2007 Vereniging Oud Lisse