De periode van 1544 tot 1709 wordt besproken. Onder anderen worden de belevenissen van Joris van den Bos besproken. Hij pleegde fraude.
door R.J.Pex
Nieuwsblad Jaargang 5 nummer 3, juli 2006
Deel II: 1544-1709 (2)
Zomer 1689: Joris, onze herbergier, had inmiddels lucht gekregen van de hele affaire met zijn dochter. Daar Anna haar gedoodverfde vriend kennelijk vaak ontmoette op weg naar school (wachtte hij haar ergens op?), besloot Joris zijn dochter zelf naar school te brengen. Op een dag in de zomer van bovengenoemd jaar, toen Van den Bos zijn dochter ôhad uyt den huys ter schole besteltö was Jan Kroes op bezoek bij Cornelia Claasdr. van Parlevliet.
Jan Kroes was “geheel misnoegt” en trok zich “het voorszegde schoolleggen” erg aan. Wat moest hij nu? Stel dat Anna met iemand anders zou trouwen? En met “groote hevigheijt” dreigde hij dan ook “dat soo de voornoemde Anna van den Bos tot eenigen tijde met ymand anders kwam te trouwen, hij Jan Meijnardse den gene die haar getrout mogt hebben het leven soude benemen”. Onze charlatan moet wel diep gefrustreerd zijn geweest (en daarnaast ook wel wat bezitterig). Nog in 1690 was Kroes bij Adriaan Mathijse van den Berg te Amsterdam geweest. Daar had hij onder meer “geseijt, dat hij na haar (Anna van den Bos) niet meer soude sien, maar wagten tot datse kwam te trouwen, ende dat hij alsdan haar eerst soude aanranden, ende soo de man voor haar wilde spreken, gesworen had, dat hij de Man in riemen soude snijden”. We kunnen ons voorstellen dat de angst er bij zowel Anna als haar ouders diep in zat.
Het Vierkant, waar zich een belangrijk deel van het dorpse leven afspeelde. Links de serre van De Witte Zwaan. De stoomtram is juist gearriveerd. Coll. auteur.
Eerlijk en betrouwbaar
Inmiddels was al duidelijk met wie Anna binnenkort zou gaan huwen, namelijk met Abraham Jacobse Kok, vlasser van beroep. Veel minder begiftigd weliswaar met het aardse slijk, maar tenminste een eerlijke en betrouwbare echtgenoot. En daar ging het in deze toch maar om. In mei 1692 traden ze in het huwelijk. Anna kreeg een zeer rijke uitzet mee. Helaas, het huwelijk heeft niet lang geduurd. Slechts zo’n kleine vijf maanden later is Abraham begraven. We lezen in het rooms-katholiek begrafenisregister: “Abraham Jacobsz. obiit 9 octob.” (1692). Had Jan Kroes zijn woorden waargemaakt, waarmee hij ruim anderhalf jaar geleden had beweerd dat hij degene met wie Anna in het huwelijk zou treden “in riemen” zou snijden? Hoe dan ook, het moet wel een bijzonder onplezierige tijd zijn geweest voor de familie Van den Bos.
Fraude!
Jarenlang bleef “d’eersame” Joris van den Bos een eenvoudige, eerlijke herbergier, die gewoon, net als iedereen, met hard werken de kost moest zien te verdienen. Een eenvoudige, eerlijke herbergier?
Al gauw gingen er roddels in het kleine dorpje Lisse rond. Van den Bos had fraude gepleegd! Zo zou hij op 23 augustus 1689 vijf vaten bier besteld hebben bij Cornelis Hugens van der Kluft, biersteker van beroep, maar aan de belastingpachter Maarten van’t Hoog slechts vijf halve vaten opgegeven hebben. Dat liet Joris niet zomaar over zijn kant gaan. Hij liet op 23 november van hetzelfde jaar een getuigeverklaring afleggen bij de secretaris Jacob van Dorp. Op die datum verschenen voor laatstgenoemde, Cornelis Hugens van der Kluft, Willem Hugense van Velsen, Gerrit Franse, Jannetje Adriaens Doorneveld en Jannetje Willems. Willem Hugense verklaarde pertinent dat hij op 23 augustus 1689 ’s morgens ten huize van Maarten van’t Hoog, belastingpachter “van de Bieren over Lisse”, vijf halve vaten bier had aangegeven die alle voor Joris van den Bos bestemd waren. Vervolgens zou hij samen met de eerste “deposant”, Cornelis Hugense, drie halve vaten bij Joris van den Bos “in de kelder gewerkt hebben”, waarna de twee resterende vaten later op de dag zijn bezorgd. Twee deurwaarders en de ontvanger van de belastinggelden, Maarten van’t Hoog, zouden zelfs de vaten gepeild hebben! Dat peilen hield vermoedelijk in dat de vaten bier op inhoud gecontroleerd werden, teneinde te bepalen of er inderdaad zoveel bier was besteld als opgegeven bij de belastingpachter of “collecteur”. Ze stelden vast dat Joris inderdaad vijf halve vaten bier had liggen in zijn kelder.
Voorlopig zal Joris van den Bos wel buiten vervolging zijn gebleven met deze verklaring. Doch reeds verzamelden zich donkere wolken boven het hoofd van onze herbergier. In 1702 zou hij tenslotte voor de tweede maal betrapt worden “op fraude” door een van zijn eigen dorpsgenoten. Toen kwam hij er minder goed vanaf…
Nog meer aantijgingen, 1702
Dertien jaar later deden er opnieuw verhalen de ronde over de hospes in De Witte Zwaan, Joris van den Bos. Op een kwade dag had Gerrit Willemse Oudshoorn ontdekt dat Van den Bos opnieuw de belasting ontdoken had. Hij zou hem zelfs hebben aangebracht bij de belastingpachters die over deze streek gingen. Het nieuws verspreidde zich als een lopend vuurtje door het dorp en spoedig wist iedereen het. Er verscheen zelfs een liedje over, geschreven door enige fanatieke Lissenaren! Helaas is de inhoud van het liedje niet bekend, maar het kwam erop neer dat Gerrit Oudshoorn de hospes “had verklikt ende aen de Pagters (belastingpachters) aengebragt soude hebben”. Vreemd genoeg werd Oudshoorn hierdoor met de nek aangekeken. Het werd hem te warm onder de voeten en hij zag zich zelfs genoodzaakt uit Lisse te vertrekken, zijn vrouw en kinderen achterlatende, zodat die “onderstand” moesten krijgen van de diaconie. Een en ander zou zich in de winter van 1702 afgespeeld hebben. Heeft toen ook Joris van den Bos Lisse verlaten? In 1703 probeert hij zijn aandeel in De Witte Zwaan, gekocht op 9 maart 1698, te verkopen, waarin hij echter niet slaagde. In 1704 hield hij bovendien boelhuis op de Zwaan, wat hem zo’n f 400 opleverde en het jaar erop verkocht hij een perceel gelegen aan de Gracht aan korenmolenaar Lenard Willemse Oote voor f 1525. Er wordt dan reeds in de akte vermeld dat Van den Bos te Haarlem woonachtig was, waarschijnlijk in het huis dat even buiten de stadsmuren van Haarlem gelegen was en dat hij vermoedelijk had geërfd van zijn in 1686 overleden neef Johannes Dankerts.
Insolvent, 1709
Van den Bos heeft nog een aantal jaren in zijn huis bij Haarlem gewoond, doch het ging kennelijk met hem financieel steeds verder bergafwaarts. Al spoedig kon hij ook de belastingen niet meer opbrengen. De schulden liepen dus op en in 1708 was Van den Bos insolvent. Dit hield in dat de schulden groter waren dan zijn vermogen. In zo’n geval moest er een curator worden benoemd. Dat werd op 19 december 1708 Hendrik Hardenberg. Hij heeft in 1709 een lijvige rekening laten opstellen. Er is heel wat verkocht. Allereerst is “den Opstal van een huysmans ofte Boere Woninge (…) staande even buyten de klijne houtpoort in de Poellaen”, in welk huis Joris van den Bos de laatste jaren woonde, verkocht voor f 455. Verder werd nog wat mest verkocht en een partij hooi. Bovendien was op 6 februari 1709 in Haarlem het aandeel dat Van den Bos had in “de herreberge” De Witte Zwaan verkocht aan Maria van der Maarsche, weduwe van Johan van Bergum, die het overige gedeelte van de herberg bezat. Opbrengst van deze veiling was f 500. Alle veilingen tezamen leverden zo’n f 1044 op, genoeg om de schulden mee af te lossen.
De jaren na 1709
In de periode na 1709 komen we de naam van Joris van den Bos niet meer tegen in de Lissese archieven. Ongetwijfeld is hij naar elders vertrokken, maar waarheen is onbekend. Hij lost dus na 1709 volkomen op in de mist. Zijn zoon Jan komen we nog wél een aantal malen tegen. Zo legt hij als inwoner van Lisse op 8 augustus 1713 getuigenis af over Pieter Colaert, eigenaar van Berkhout. Hij is dan achtendertig jaar oud en moet dus geboren zijn in 1675. In 1714 wordt Jan Jorisse van den Bos genoemd in verband met een aanstelling in de stille nachtwacht. De jongste vermelding dateert uit 1747. Jan is dan tweeënzeventig jaar oud. Hij moet dus op vrij hoge leeftijd gestorven zijn.
Conclusie
Aldus blijven er aangaande Joris van den Bos nog heel wat vragen over. Vanwaar zijn vertrek uit Lisse? Werd ook hem de grond te heet onder de voeten, nadat bekend was geworden dat hij fraude had gepleegd? En waarom ging het financieel zo snel bergafwaarts na die tijd? Waar is hij na 1709 gaan wonen? Allemaal vragen waar we vooralsnog geen antwoord op hebben kunnen vinden.
Inmiddels was er in De Witte Zwaan een nieuwe logementhouder gekomen: Cornelis Janse Onnosel. Meer over zijn reilen en zeilen in het volgende deel.
Bronvermelding
– Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse, inv.nr. 10, 13, 30, 31, 62
– Gemeentearchief Haarlem, Oud Rechterlijk Archief, inv.nr. 90.67.
– Streekarchief Rijnlands-Midden, Notarieel Archief Alphen, inv.nr. 174.
– Gemeentearchief Lisse, inv.nr. 229.
Gebruikte literatuur
– A.M. Hulkenberg, ’t Roemwaard Lisse (tweede druk, Lisse 1998), pp. 40, 44.
Copyright © 2006 Vereniging Oud Lisse