Artikelen die betrekking hebben op de geschiedenis van Lisse en haar bewoners

DE GESCHIEDENIS VAN WASSERGEEST: Deel 1:1660 -1804

Rob Pex verricht al enige jaren onderzoek naar het landgoed Wassergeest, dat gelegen was in het zuidelijk deel van de gemeen­te Lisse tussen de Heereweg en Leidsevaart. Doel is natuurlijk een boekwerk. Vooruitlopend daarop schreef Rob voor ons nieuwsblad een samenvatting.

door Rob Pex

Nieuwsblad Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

In dit nummer deel 1: Wassergeest van 1660 tot 1804.

Omtrent het midden van de 17de eeuw bestond het gebied tussen de Heere- en Achterweg nog slechts uit verspreid liggende perceeltjes weiland en teelland, die in handen waren van verschillende eigenaren zoals de Abdij van Leeuwenhorst, de Heren van Dever en Lisse en allerlei boeren en tuinders. Het gebied werd in de volksmond ook wel de Westgeest genoemd. Hier werden doorgaans de zandige gronden tussen (grofweg) de Heereweg en de Achterweg mee aangeduid. Deze bevonden zich ten zuiden van het dorp Lisse. Voor de toenmali­ge begrippen lagen deze echter westelijk, daar men het oosten in vroeger tijden altijd rekende daar waar de zon opkwam. (Meer naar het noorden dus).

Grondaankopen

Al gauw treedt een belangrijk persoon ten tonele: Jonkheer Adriaen van der Laen, lid van een familie die hier vele bezittingen had, zoals het Huis ter Specke. In 1656 begint hij in de Westgeest met de eerste grondaankopen. In latere jaren breidt hij dit bezit steeds meer uit, zodat in 1667 het hele gebied tussen Heere- en Achterweg, gaande van de gronden van het huidige tuincentrum Overvecht tot en met de huidige Catharijnelaan bij de buurtschap De Engel, in zijn handen is: dit nu is de buitenplaats Wassergeest en tot 1804 zou het bovenge­noemde omvang blijven behouden, om daarna fors uit te breiden.

De ligging van het oorspronkelijke landgoed Wassergeest in de gemeente Lisse tussen de Heereweg en de grens in het westen die ongeveer gelijk loopt met de huidige spoorbaan.
Gezigt van de groote Beuken en Dennenlaan op de hofstede Wassergeest met de vrijheidsboom.” Anno 1795. (G.A.Leiden)

Buitenverblijf

Inmiddels had Van der Laen in 1660 ter hoogte van de huidige Staalsloot, vlak ten zuiden van het huidige bedrijf Onderwater, een buitenverblijf opgetrokken, eigenlijk meer een soort herenboerderij. Volgens een aantekening doopte hij dit huis in oktober van het jaar 1660 om in Wassergeest: de eerste keer dat we de naam in de archie­ven tegenkomen.

Waar nu de naam Wassergeest vandaan komt blijft vrij onduidelijk; er is al veel over gespeculeerd. Het woordje “geest” is wel duidelijk: vermoedelijk is dit een verwijzing naar de geestgronden die hier voorkwamen. Waar het woordje “wasser” echter op slaat is veel min­der duidelijk. Men is geneigd te denken aan “water”, aangezien zich vlakbij het huis Wassergeest vanouds een drassig gebied uitstrekte, dat ook wel de Liesbroek werd genoemd. De naam “wasser” echter werd in de 17de eeuw niet gebruikt in plaats van het woord water.

Jonkvrouw

Na het overlijden van Jonkheer Adriaen in 1681 werd Wassergeest geërfd door Jonkvrouw Agnes van Wassenaer Obdam, lid van een belangrijke en machtige familie, die Wassergeest tot 1783 in handen zou hebben. Wassergeest aan een rijke familie nalaten was een goede keuze van Van der Laen , want de tak van de familie waartoe hij behoorde was bijna uitgestorven: met Magdalena van der Laen, zijn nicht, zou die tak in 1691 in vrouwelijke lijn uitsterven. Magdalena kreeg dan ook alleen het vruchtgebruik van Wassergeest toebedeeld, terwijl het eigendom naar Jonkvrouw Agnes ging. Als vruchtgebruik-ster heeft Jonkvrouw Magdalena ook op Wassergeest gewoond: de testamenten die ze opstelde in de jaren 1683 en 1687 zijn allen op Wassergeest geschreven en bevatten interessante bijzonderheden over het buiten in deze jaren.

Ter Specke

Magdalena van der Laen heeft in haar leven de buitenplaats Wassergeest niet verder uitgebreid. Alleen heeft ze van de erfgena­men Block in 1687 Ter Specke gekocht, waardoor het weer terug inde familie kwam. Aldus werd een oude schande, veroorzaakt door haar oom Jonkheer Adriaen, die het door schulden had moeten ver­kopen, uitgewist. Op 28 december 1691 is Jkvr. Magdalena op Ter Specke overleden.

Vrijwel onbewoond

De familie Van Wassenaer Obdam heeft zich, tot de verkoop van Wassergeest in 1783, weinig met hun Lissese buitenverblijf bemoeid en heeft er waarschijnlijk maar zelden vertoefd. Kasteel Twickel en andere bezittingen in het oosten des lands waren immers veel statiger en voornamer! En paste deze gebouwen ook niet veel meer bij hun eigen status? Het is juist hiermee dat Jonkheer Adriaen van der Laen bij zijn dood geen rekening gehouden heeft. Gebouw en bijbehorende tuinmanswoning daalden omstreeks 1730 in waarde: op Wassergeest woonden in deze jaren alleen nog tuinmannen, die de tuinen onder­hielden voor de familie Van Wassenaer Obdam en de gelden ontvin­gen van de houtverkopen die ieder jaar weer plaatsvonden. De familie Van Wassenaer Obdam zelf bewoonde de buitenplaats waarschijnlijk nog maar zeer zelden.

Schulden

Een en ander kan er de oorzaak van zijn geweest dat de status van Wassergeest als buitenplaats minder werd, hetgeen mogelijk zijn invloed kan hebben gehad op de verponding (belasting). In 1783 heeft Carel George van Wassenaer Obdam Wassergeest wegens schulden moeten overdoen aan A.J.C. Lampsins, die eenjaar eerder eigenaar was geworden van de naburige buitenplaats Grotenhof, dat ook aan de Achterweg lag. Ook deze eigenaar zal zich vermoedelijk niet zeer veelvuldig met Wassergeest hebben beziggehouden. We lezen althans in 1785 dat hij door zijn functie als schepen van Amsterdam “niet veel te Lisse kan koomen”. En als hij er toevallig wel was, zal hij zich voornamelijk op het veel statiger Grotenhof heb­ben opgehouden.


Reigersbos

Lampsins heeft zijn bezit in 1785 nog uitgebreid met het latere Reigersbos en bijbehorende afzanderij, doch zeer kort erna zit hij diep in de schulden: op l januari 1786 komt hij voor schout en sche­penen van Lisse verklaren dat hij van een tweetal bankiers het kapitale bedrag van 50.000 gulden heeft geleend. Als borg verbindt hij zijn gehele Lissese bezit: Wassergeest en Grotenhof.

Verkocht

Hoe moet dat aflopen? Lampsins kan het nog een paar jaar volhou­den, doch is dan toch genoodzaakt Wassergeest en Grotenhof te ver­kopen. Grotenhof vond zijn weg naar Pieter van Walré, terwijl Wassergeest werd verkocht aan Izaak van Buren uit Leiden. Onder Van Buren ging Wassergeest betere tijden tegemoet: hij nam er zelf zijn intrek en bracht kort na 1191 zijn speeltuin “Amerika” vanuit Leiden over naar Wassergeest.

Tot 1795 leidt Van Buren een luxe leventje op zijn nieuwe buiten­goed. Er wordt in 1792 ook een zoon, genaamd Hendrik, ter wereld gebracht, die in februari van het volgende jaar te Lisse wordt gedoopt. Van Buren laat zich bij deze gelegenheid nog heel feodaal Heer van Wassergeest noemen.

Vrijheidsboom

In 1795, als de Fransen ons land binnenvallen, worden vele bestuur­ders van hun functies ontheven. Zo ook Izaak van Buren als schout van Zoeterwoude. Wellicht om bij de bezetters in een goed blaadje te komen, richt hij op 15 mei 1795 samen met de jeugd van de vier ambachten Lisse, Sassenheim, Voorhout en Noordwijkerhout, waar­van hij nog maar kort tevoren baljuw was geworden, een grote Vrijheidsboom op het plein voor zijn huis.

Het heeft alles bij elkaar weinig mogen baten, want spoedig kwam Van Buren in de schulden, wat er toe leidde dat hij in 1804 zijn gehe­le bezit moest overdoen aan D.P.J. van der Staal.

Met deze verkoop begon voor Wassergeest een geheel nieuwe periode.

Lees hier het tweede deel

REMBRANDT EN HET BRUGGETJE VAN SIX

Schilder Rembrandt van Rijn schilderde ‘Het bruggetje van Six’ over waarschijnlijk de Elsbroekervaart. Het torentje zou dan de Maartenskerk moeten zijn.

door R.J. Pex

Nieuwsblad Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Tot 1867 bevond zich ten zuiden van Hillegom het uitgestrekte land­goed Elsbroek. Het bijbehorende herenhuis bevond zich net iets ten zuiden van de Elsbroekerlaan. Van 1642 tot 1801 is de naam van de familie Six onlosmakelijk aan deze buitenplaats verbonden geweest. Eén van de leden van deze familie was Jan Six (1618-1700) die zich in zijn vrije tijd naast het schrijven van gedichten en toneelstukken ook met schilderen bezighield. Misschien vanwege dit laatste stond hij op goede voet met de beroemde schilder Rembrandt van Rijn. Op een mooie lentedag in het jaar 1645, zo gaat het verhaal, logeerde Rembrandt bij zijn vriend Six op het buiten Elsbroek. Laatstgenoemde was vroegtijdig op pad gegaan om in Haarlem zaken te doen. Rembrandt toog naar buiten om in de landelijke omgeving van Elsbroek het een en ander vast te leggen in zijn schetsboek. Nu had hij ’s morgens van zijn vriend vernomen dat het de 17de juni was, de sterfdag van zijn geliefde Saskia, zodat hij die ochtend in een iet­wat droevige stemming verkeerde. Zijn tekenwerk wilde dan ook maar niet vlotten. Tegen half twaalf kwam Six de laan naar het huis op wandelen, waar Rembrandt nog steeds achter zijn schetsboek zat te mijmeren. “En”, vroeg Six, “hebt gij uw schetsboek met eenige mooie schetsen voor schoone schilderijen verrijkt ?”, waarop Rembrandt antwoordde dat hij die ochtend niets had uitgevoerd. “Alle duivels te paard op een houtvlot! Wat zijt ge dan lui geweest! Dat zijn we niet gewend. Maar het is jammer van die mooie dag”, zei Six. Zijn vriend wilde het echter niet opgeven en wilde met hem wedden om vijf gouden ducaten dat hij in een half uur tijd nog een mooie schets kon maken. Die weddenschap is door Rembrandt nog juist op tijd gewonnen en heeft ons de ets, bekend als “het bruggetje van Six” opgeleverd. Het betreffende bruggetje zou over de Elsbroekervaart gelegen hebben, terwijl dan het torenspitsje aan de horizon de Hillegomse St. Maartenskerk moet zijn. Bovengenoemd verhaal is ons overgeleverd door Van Loenen’s Beschrijving en kleine Kroniek van de Gemeente Hillegom dat in 1916 verscheen. Van Loenen dankte het verhaal op zijn beurt aan Ds. W.P. Wolters, leraar op de H.B.S. te Leiden, die het ietwat uitgebrei­der publiceerde in de Volksalmanak van “het Nut” van 1883. “Of het op historie berust is niet uit te maken”, zo lezen we aan het einde van het verhaal, al zal Rembrandt ongetwijfeld als goede vriend van Six, vaak diens buitenplaats te Hillegom bezocht hebben. In hetzelfde boek van Van Loenen lezen we verder met betrekking tot Elsbroek: “In den j are 1867 is dit groote landgoed, dat met zijn ap­en dépendenties niet minder dan 782.70.06 H.A. groot was, uiteenge-spat, door verkoop, onder leiding van den (Lissese) notaris Van Stockum”. In 1870 viel tenslotte het landhuis onder de slopershamer. Het eens zo machtige Elsbroek was niet meer…

Het bruggetje van Six door Rembrandt van Rijn. Uit: Beschrijving en kleine Kroniek van de Gemeente Hillegom door J.B. van Loenen.
Dever 2002

HET MASTERPLAN VOOR ‘T HUYS DEVER: Cultureel erfstuk verantwoord bewaren

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Tekst: Ignus Maes

De Stichting Vrienden van Dever heeft een heldere visie op de vraag hoe in de komende 100 jaar de ruimtelijke ordening van de gronden, het water, de beplanting en de opstallen rond ‘t Huys Dever zich dienen te ontwikkelen.

 

’t Huys Dever heeft zijn naam te danken aan Reinier d’Ever, een ridder die mogelijk als dank voor bewezen diensten aan de graven van Holland omstreeks het jaar 1375 een versterkt stenen woonhuis mocht bouwen. Daarbij behoorde, zo kunnen wij op een kaartje (Caertgen) uit 1575 nog zien, een voorhof met een boerderij. Het geheel was omgeven door grachten.

Johan van Schagen bouwde in de jaren 1631 tot 1634 tegen het versterk­te huis met zijn dikke muren een groot voorhuis aan. In die tijd zijn door de landmeter Steven van Brouckhuysen de bebouwing, de omliggende landerijen en de bomensingels opgemeten en getekend. Ook dat kaartje is bewaard gebleven.

In de tweede helft van de negentiende eeuw raakten door verval het voorhuis en stenen woonhuis onbewoonbaar waarbij het voorhuis door een slechte fundering instortte en het dak van het woonhuis ernstig ging lekken. Als gevolg van verdere verwaarlozing ontstond in de eerste helft van de twintigste eeuw ‘De ruïne Deveren,’ zoals de steenpuist in de volksmond werd genoemd. De grachten waren gedempt, de gemetselde funderingen van het voorhuis en de voorhof waren tot 50 cm onder het maaiveld verwijderd ten behoeve van de bloembollencultuur.

Stichting Vrienden van Dever

In 1963 werd de Stichting Vrienden van Dever opgericht met als doel­stelling ’t Huys Dever voor de toekomst te behouden en te restaureren.

Allereerst moest het verval van de oude Hofstede gestopt worden en daarna wilde men de ruïne tot een bruikbaar gebouw restaureren. Omdat de ruïne eigendom was van de gemeente en tevens beschermd rijksmo

nument, moest zowel de plaatselijke- als de rijksoverheid met argumen­ten overtuigd worden van de noodzakelijkheid dit voor Nederlandse begrippen unieke, versterkte woonhuis te restaureren en te bewaren als een belangrijke cultuurhistorisch erfgoed.

Dank zij een doorzettende stichting onder de bezielende leiding van de heer F. Hulkenberg is de restauratie tot stand gekomen in de jaren van 1973 tot 1978. Vanaf 1978 was ’t Huys Dever weer toegankelijk.

De tweede doelstelling van de Stichting Vrienden van Dever was om ’t Huys Dever als ‘Ridderhofstad’ op de kaart te zetten. Hiertoe moesten gronden worden aangekocht om de voorhof met grachten te kunnen reconstrueren. Vanaf het begin van de restauratie in 1973 is de gemeente met de eigenaren van de omliggende gronden in onderhandeling gegaan. Met succes. De muren werden gemetseld, de voorhof werd opgehoogd en de grachten gegraven. En aan de oost-, noord- en zuidzijde werden bomen aangeplant. Als tenslotte in de nabije toekomst ook de bruggen kunnen worden geconstrueerd is deze doelstelling gehaald.

Het derde doel van de Stichting is om de ‘Ridderhofstad’ in de bestaan­de structuur te behouden en waar mogelijk te versterken.

Een verdedigbaar huis.

Deze nieuwe uitdaging kreeg in september 2000 bij het feestelijk in gebruik nemen van de voorhof gestalte in de vorm van het ‘Rapport Dever, een verdedigbaar huis. Een visie op ’t Huys Dever en omgeving.’

De bedreigingen worden gevormd door de aan te leggen ontsluitingsweg aan de noordzijde van ’t Huys Dever, de oprukkende industrie aan de oostzijde, de op dat moment te koop staande gronden aan de zuidzijde en de door een aannemer aangekochte grond aan de westzij­de. Aan het bureau Bosch en Slabbers, tuin- en landschapsarchitecten, werd gevraagd een visie te ontwikkelen voor ’t Huys Dever en zijn directe omgeving. In maart 2001 werd dit rapport aan het gemeentebe­stuur, gemeenteraadsleden, gedeputeerden, belanghebbenden, land- en tuinbouworganisaties en belangstellenden overhandigd. Doel van dit Masterplan is om alle betrokkenen te laten zien op welke wijze ’t Huys Dever met zijn directe omgeving beschermd kan worden tegen de oprukkende verstedelijking.

Het Masterplan

Het Masterplan Dever op tekening. De belangrijkste aspecten: open landschap richting westen en zuiden, singles van linden en eiken rondom.

De belangrijkste onderdelen van het Masterplan: De (nieuwe) weg aan de noordzijde ter ontsluiting voor het Industrieterrein aan de Vennestraat zal aan de Dever-zijde over de volle lengte voorzien van een dubbele rij lindebomen met een fiets- en wan­delpad. Tussen de weg en rij bomen een lage beukenhaag. De bomenrijen vormen rondom de Ridderhofstad een zogenaamde mantel. Een sloot vormt de werkelijke afscheiding.

Naar de oostzijde dient het open grasveld te blijven met een afsluiting naar de industrie zowel in de hoogte door middel van bomen alsook op laag niveau door middel van struiken. Wellicht is het mogelijk hier een fiets- en wandelpad naar Ringsloot en Poelpolder te realiseren. Achter ’t Huys Dever is een hoogstamboomgaard en een kruiden- en moestuin gepland. De boerderij wil men behouden als zelfstandig bedrijf of moge­lijk als een onderdeel van ’t Huys Dever.

De zuidzijde dient open te blijven met tussen de gras- en bollenvelden langs de sloot een dubbele rij lindebomen die van de Heereweg richting Poelpolder loopt. Deze bomenrij vormt de mantel aan de zuidzijde. De zieke lepenbomen langs het Dever-laantje vervangen door eiken en door laten lopen tot aan de sloot voor de boerderij.

De westzijde dient open te blijven met lage beukenhagen ter afschei­ding zoals dat ook bij de oudere bollengronden nog bestaat. Het zicht op ’t Huys Dever vanaf de Heereweg blijft hierdoor behouden. De bestaan­de wilgenbomen aan de Heereweg vormen het sluitstuk van de mantel rond Dever. Bij vervanging zal men aan linden dienen te denken.

De Stichting Vrienden van Dever beoogt met dit rapport een praatstuk te leveren voor de toekomst. Daarmee wil zij het vanaf het oprichtings­jaar 1963 zo zorgvuldig opgebouwde cultureel erf stuk, in een verant­woorde omgeving aan de volgende generatie doorgeven.

Nieuw Laboratorium

Dit jaar nog hoopt Praktijkonderzoek Plant en Omgeving, de opvolger van het Laboratorium voor Bloembollen Onderzoek, gevestigd aan de Vennestraat in Lisse, aan de westelijke kant van de Heereweg, ongeveer tegenover de voormalige Land- en Tuinbouwschool, te beginnen met nieuwbouw. Men hoopt in het voorjaar de eerste paal te kunnen slaan en in de zomer van 2003 de eerste gebouwen te kunnen betrekken.

Nieuwe weg

De bouw van het nieuwe laboratorium is een van de vele veranderingen die in het gebied tussen de villa Wassergeest en Tuincentrum Overvecht zullen plaatsvinden. Er wordt ook een rotonde aangelegd en vandaaruit een ontsluitingsweg richting Achterweg en richting Tuincentrum Overvecht. Het landschap zal hier dus danig veranderen!

Kanaalstraat hoek Kapelstraat ca. 1935

CENTRUM VAN LISSE IN ONTWIKKELING

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

door Ton Rouwhorst

De gemeente heeft adviesbureau RBOI opdracht gegeven een visie te geven voor de ontwikkeling van het centrum van Lisse. De VOL is nauw betrokken geweest bij de eerste fases. De inventarisatiefase is nu achter de rug.

De gemeente heeft het adviesbureau RBOI opdracht gegeven een visie te geven voor de ontwikkeling van het centrum van Lisse. De Vereniging Oud Lisse is nauw betrokken geweest bij de eerste fases. De inhoudelijke inbreng van de VOL is dan ook

duidelijk herkenbaar.

Het plan van aanpak van het RBOI omvat zeven werkstappen, waarvan nu de eerste drie (initiatiefase, ideeënfase en inventarisatie­fase) zijn gezet. Dat resulteerde in een Werkboek waarin een inzicht wordt gegeven in de ruimtelijke mogelijkheden en wenselijkheden. Uitgangspunten zijn: behoud van het dorpse karakter, (de aantrekke­lijke dorpssfeer van de Kanaalstraat en de historische en kleinscha­lige sfeer van de Heereweg dienen dus behouden te blijven), handha­ven van evenementen in het centrum, verbetering van het toerisme en verkeersluw maken van bepaalde gebieden.

Het Werkboek behandelt uitgebreid een aantal projecten. We vatten ze samen. Het Vierkant zal een culturele identiteit krijgen met de nodige ondersteuning van horeca. Het bedrijf Digros aan het Vierkant zou daarom verplaatst moeten worden. (Er zijn mensen die dromen van de terugkeer van Herberg De Witte Zwaan) Het winkelcentrum Blokhuis is en blijft het economische hart, dat waar nodig versterkt zal worden. Uitbreiding in de richting van de Haven is een mogelijkheid. Binnenkort zal een conceptplan gepre­senteerd worden voor een doorsteek van de Kanaalstraat naar de Grachtweg.

Voor het grote, vrijgekomen terrein van garagebedrijf Heemskerk zijn conceptplannen in ontwikkeling met als uitgangspunt een cultu­rele bestemming. De mogelijkheid wordt bestudeerd de Haven te verbinden met het Blokhuis. (Wat betreft de Haven, er zijn mensen die dromen van terugkeer van de Gracht en de Brug.

Overwogen wordt het stalen casco van gebouw De Madelief (hoek Kanaalstraat-Westerdreef) meer in overeenstemming te brengen met de kleinschalige en historische sta­tus die wordt nagestreefd. Men poogt nieuwe functies te geven aan de Lisser Passage. Zodra in de toekomst de hallen van de CNB en van de Hobaho vrijkomen doordat deze oude Lissese bedrijven naar elders in de gemeente verhuizen, zullen ook deze locaties opnieuw ontwikkeld kunnen worden. De Vereniging Oud Lisse wil graag één van deze hallen behouden voor grote evene­menten.

Zoals te zien is wordt de zoge­naamde Glazen Hal afgebroken. Woondiensten Trias, die het terrein verworven heeft, gaat hier wonin­gen en kantoren bouwen alsmede een nieuw eigen kantoor. Op de plaats van het oude kantoor aan de Nassaustraat kunnen nieuwe plannen tot ontwikkeling komen.  Er zijn dus de nodige ontwikkelin­gen in ons dorp gaande. Die zijn ook af te lezen aan de vele strategi­sche aankopen van panden en ter­reinen door de gemeente. De Vereniging Oud Lisse volgt de activiteiten op de voet en stuurt waar mogelijk en gewenst bij.

 

Gemaal Ringdijk

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Nieuwflits

De eigenaresse van het oude Gemaal aan de Ringdijk in Lisse, mevrouw M.C.M. Roozen-van Gerven van de Middenweg in Lisse, heeft de Vereniging benaderd, omdat zij het gebouw graag wil laten restaureren. Deskundigen van de Vereniging hebben de zaak in onderzoek genomen. Het Gemaal werd in 1898 in gebruik genomen. Als krachtbron fungeerde een stoommachine. Die werd in 1924 vervangen door een dieselmotor, een Crossley. Het gemaal functio­neerde tot het jaar 1974.

Deze foto van het Gemaal aan de Ringdijk werd gemaakt in 1915. Gezien de forse rookpluim was de stoommachine in vol bedrijf. De woning ter rechterzijde is afgebroken.

LIISSE TOEN: SCHRAALHANS IN DE BOLLEN

Rond 1900 werden de vakbonden in de bloembollenteelt opgericht. De arbeiders verdienden erg weinig en konden zo maar ontslagen worden. Er was dus veel werk te doen.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

In verreweg de meeste gezin­nen van de werkers in de bol­len, de bloemistknechts, was schraalhans indertijd keuken­meester. De enige rijkdom bestond meestal uit een grote kinderschare. Die vele monden vullen was een schier onmoge­lijke taak en zo gauw zoon of dochter “werkensgereed” was, kon deze aan de slag voor de huishoudportemonnee.

Er was dus volop te doen voor de pas (rond 1900) ontsta­ne bonden, die zich middellijk na de oprichting op het fenomeen “Vrouwenarbeid in de zomer” stortten. Dan ging het dus om het bollenpellen.

Daaraan moest een einde komen “om de zedelijkheid zoo veel mogelijk te beschermen….” Wat men zich daarbij nu precies moest voorstellen, is niet duidelijk.

In 1906 zette de Lissese Bond St. Gregorius het onderwerp Jongelingenarbeid hoog op de actielijst. Men kwam tot de conclusie dat het “mest kruien, karre met een kar, rietdragen en dergelijke man’s werk is” en dat “Jongelingenarbeid” pas werd toegestaan als de jongelieden de leeftijd van twaalf jaar hadden bereikt.Wat betreft de lengte van de arbeidsdag, die wilde men beperkt zien van 06.00 tot 19.00 uur en niet meer van zonsop­gang tot zonsondergang!

Arbeiders in de bollen. De foto is omstreeks 1900 gemaakt. Er werden zo goed als geen machines gebruikt. De handen vormden het gereedschap. Foto: Archief A. in ’t Veld

HET GLAZEN HUIS AAN DE HEEREWEG

Een interview  met eigenaar Hans van Zanten van het glazenhuis of het containerhuis, Heereweg 276. Het gebouw is van architect Wiel Arts. Hij won vele prijzen. Zijn werk staat in het tijdschrift ‘de Architect’ van november 1995. Het kostte weinig moeite een bouwvergunning te krijgen. Rozenheim en schuren waren volgens van Zanten een bouwval.

door Ine Elzinga

Fotografie: Hans Smulders

Nieuwsblad Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

Het huis waarover in Lisse het meest gesproken wordt, staat aan de Heereweg 276. Het wordt door de een bewonderend Het Glazen Huis genoemd en door de ander met afschuw Het Containerhuis. Onze verslaggeefster liet zich door eigenaar/bewoner Hans van Zanten uitgebreid informeren over het bijzondere pand en de architect.

Het is een doordeweekse avond. Ik parkeer mijn auto op de Heereweg en loop welgemoed en eigenlijk wel nieuwsgierig naar Het Glazen Huis. Dé nieuwste woning aan de Heereweg, waarvan niet iedere Lissenaar het een aanwinst vindt. Het straalt vriendelijk zachtgroen licht uit door het gemat­teerde glas. “Groen is de kleur van glas,” zal eigenaar bewoner Hans van Zanten mij later vertellen. Het is even zoeken naar de voordeur. Een onop­vallend zwart plekje op schouderhoogte verraadt de aanwezigheid van een bel. Een van de glazen panelen zwaait hartelijk open en ik word enigszins overweldigd door de sobere ruimtelijkheid die ik binnentreed. Hans van Zanten gaat mij voor naar zijn werkkamer.

Op zoek

Twintig jaar lang woonde Hans van Zanten met zijn gezin in de Poelpolder: “Dat huis werd te klein met vier mannetjes, onze zonen.” Het idee om zelf een huis te bouwen groeit: “Ik heb een bouwkundige opleiding en vervul een functie als bouwkundig adviseur. Eerst heb ik zelf geprobeerd een woning te ontwerpen, maar dat werd niets, ik ben geen architect.” Van Zanten gaat op zoek naar een geschikte locatie: “We hebben heel wat kavelsbekeken. Maar de aangeboden kavels in deze streek z ijn vaak klein en er worden door de overheid veel eisen gesteld. Je moet afstand houden van de erfgrens, de auto moet in huis, oftewel een inpandige garage. De materialen van gevels en daken liggen vast, evenals de kleuren. Als je al die eisen uitte­ kent, heb je de contouren van het huis al gereed. Bovendien verdringen door die beperkte ruimte al die woningen elkaar. Er zijn best mooie huizen bij maar ze komen zo slecht tot hun recht.

* Het Glazen Huis zoals het te zien is vanaf de Heereweg. Architect Wiel Arets ontwierp het pand uitgaande van rechthoekige blokken.

Bouwval Rozenheim

Villa Rozenheim staat al jaren leeg en het is Van Zanten duidelijk dat dit pand ooit afgebroken zal worden: “Het was een bouwval, er was in geen jaren onderhoud aan verricht. De fundering was gebroken, het dak lekte op meerdere plaatsen, de wind gierde er doorheen en architectonisch bezien viel er niets aan dat pand te beleven, een pand zonder bestaansrecht. De erachter liggende bollenschuur mocht niet eens betreden worden, die stond letterlijk op instorten. Voor de woning ernaast, in handen van dezelfde eige­naar, gold hetzelfde. Het gehele perceel bestond uit vier delen en had een totaal oppervlak van 4500 vierkante meter. Het bleek onverkoopbaar, de vraagprijs was lastig. Het achterliggende gedeelte had de bestemming tuin, daar kun je dus niet veel mee. Men heeft nog overwogen er appartementen voor senioren te bouwen, maar dat idee is door de gemeente afgewezen. Dat gedeelte heeft overigens nu de bestemming maatschappelijke functie, het­geen nog altijd weinig mogelijkheden biedt. Uiteindelijk heeft aannemers­bedrijf Van der Hulst zich ermee bemoeid. Het terrein is herverkaveld en wij hebben een rechthoekig gedeelte gekocht voor de bouw van onze woning.”

 

Architect Arets

De plek is daarmee bekend, maar er moet een architect worden gezocht. Van Zanten kent door zijn werk veel architecten: “Zakelijk bezien vond ik het niet verstandig om op een van hen een beroep te doen. Mijn vrouw en ik hebben veel rondgereden en panden bekeken die ons aanspraken. De bouw­stijl van architect Wiel Arets sprak ons beiden bijzonder aan en we hebben contact met hem gezocht.”

Er moest een programma van eisen worden opgesteld: “Gedurende een halfjaar hebben we regelmatig met Arets gesproken. Die gesprekken dien­den om elkaar te leren kennen en vragen te beantwoorden zoals: hoe is ons gezin georganiseerd, welke eisen stellen wij aan onze woning. De logistiek bijvoorbeeld, zoals hoe sta je op, ga je allemaal eerst douchen of juist niet, wat gebeurt er verder in huis en waar en wanneer. Die gesprekken gaven de architect een beeld van onze wooneisen. Dat we elkaar goed begrepen werd duidelijk toen Arets ons zijn eerste schets toonde, we waren enthousiast.”

Open verbindingen

Arets heeft de woning ingedeeld, uitgaande van een drietal rechthoekige blokken, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping. Beneden betekent dat een ruime entree en links en rechts werkruimte voor zowel de vrouw als de heer des huizes. Er zijn open verbindingen met de erachter lig­gende leefruimte die iets lager ligt en uitzicht biedt op de tuin. De indeling getuigt van ruimtelijkheid en er is overzicht, duidelijkheid. De bewoners hebben te allen tijde de mogelijkheid zich terug te trekken of elkaar op te zoeken. Boven zijn er vier “mannen” kamers op rij met uitzicht op de kas­tanjebomen: “Aanvankelijk waren die aan de andere kant gepland, maar wij vonden het uitzicht op de blinde muur van de aan de zuidkant van ons huis gelegen woning niet erg inspirerend voor de jongens, daarom is het ontwerp toen gespiegeld.” Aan de straatkant is gebruik gemaakt van gematteerd glas, vooral in verband met de privacy: “Bovendien kunnen we ons uitzicht op de achtertuinen van de woningen van het Agathapark niet zo waarderen.” aldus Van Zanten. Het huis blijkt volledig aan de wensen van de bewoners aange­past.

Mengeling van bouwstijlen

Minstens zo belangrijk is het voor Van Zanten dat het huis in zijn omge­ving past. Architect Wiel Arets woont in Zuid Limburg. Hij bezoekt Lisse diverse keren om de situatie ter plekke te bekijken, maar dat lijkt Van

Zanten niet voldoende. Hij maakt een fotocollage van beide zijden van de Heereweg, zodat de architect tijdens het ontwerpproces de locatie concreet voor ogen heeft: “De Heereweg heeft totaal geen homogene oude bebou­wing zoals vaak wordt gezegd. Waarschijnlijk is dat alleen het beeld van mensen die er met een snelheid van vijftig kilometer per uur door rijden. Als je echt kijkt, zie je dat de bebouwing heel gedifferentieerd is.”

* Het Glazen Huis zoals het te zien is vanaf de achterkant. Architect Wiel Arets ontwierp het pand uitgaande van rechthoekige blokken.

Hardop de straat doordenkend, merkt hij op: “Als je vanaf de Lindenlaan naar het zuiden loopt, kom je eerst het oude klooster tegen, vervolgens de moderne architectuur van appartementengebouw de Kloosterhof. Je passeert daarna een aantal niet erg hoge, gewone huizen. Je komt dat afschuwelijke hek tegen die de Rustoordlaan afsluit. Dan een aantal echte herenhuizen, met prachtige bomen ervoor. Het oude politiebureau vind ik persoonlijk niet erg interessant. Daarnaast staat het moderne gebouw van het Arbeidsbureau en dan tot ieders verbazing een boerderij met een weide ervoor. Dat ligt dus ook aan de ‘oude’ Heereweg. Teruglopend aan de overzijde passeer je een aantal moderne villa’s, oudere woningen en ons uitzicht bestaat uit de ach­tertuinen van de woningen van het Agathapark. Verbijsterend. En de bandenzaak daarnaast past ook niet bepaald in het beeld van een homogene his­torische Heereweg.”

Kwetsbaar materiaal

Het ontwerp van de architect voldoet volledig aan de wooneisen van de familie en past uitstekend in de omgeving, meent Van Zanten: “De eerste schets van de architect was meteen raak. Er zijn maar kleine wijzigingen aangebracht zoals genoemde spiegeling waardoor het uitzicht van de ‘man­nen’ verbeterde. Wij wilden een sober gebouw met gebruik van zo weinig mogelijk verschillende materialen en kleuren. De architect wilde spanning aanbrengen door het gebruik van ogenschijnlijk kwetsbaar en fragiel mate­riaal zoals glas in combinatie met een ‘zwaardere’ bovenkant. Dat resulteer­de in beneden glazen panelen, aan de voorzijde gematteerd, aan de achter­zijde transparant, gecombineerd met een blok van gepatineerde zink op de eerste verdieping.”

De nokhoogte van de woning vormt een overgang van de hogere wonin­gen aan de zuidkant naar de lagere aan de noordzijde gelegen huizen. Een aantal details verwijzen naar de hier voorheen gelegen villa Rozenheim: “Het pand heeft aan de straatzijde boven een kleine nis die verwijst naar het balkonnetje van villa Rozenheim. Onze woning is op hetzelfde niveau gebouwd als zijn voorganger. De bebouwing was een villa met bollenschuur en is nu een huis met flinke garage, waarmee het geheel weer in balans is gebracht.”

Behoedzame gemeente

Het kostte niet veel moeite een bouwvergunning te krijgen voor dit opmerkelijke pand: “We hebben gedurende de gehele ontwikkeling van het plan voeling gehouden met de gemeente. Meteen de eerste tekeningen kreeg de toenmalige wethouder van ondermeer ruimtelijke ordening en volkshuis­vesting D. Stapel onder ogen. Het ontwerp was erg nieuw voor Lisse en de gemeente heeft behoedzaam en zorgvuldig gereageerd. Lisse heeft als klei­nere gemeente geen eigen welstandscommissie, maar laat zich adviseren door “Stad en Land”. Een gedelegeerde komt regelmatig langs om een blik te werpen op nieuwe plannen. Dit ontwerp is meegenomen naar de zogehe­ten kleine commissie en vervolgens ook in de grote commissie van “Stad en Land” besproken. Men was unaniem erg enthousiast, een perfect plan. Ook het stedenbouwkundig advies was uiterst positief. Omwonenden hadden geen bezwaren. Er zijn alleen wat problemen geweest bij de bouw van de garage, waarin we ook de bijkeuken hebben. Volgens een nooit eerder opge­merkt artikel in het bestemmingsplan, waarmee de gemeente pas tijdens de beoordeling van de bouwaanvraag op de proppen kwam, mocht deze niet groter zijn dan vijftig vierkante meter. De timing was ongelukkig en heeft veel tijd gekost.”

Over de drempel

Voor Van Zanten is Wiel Arets een hedendaags architect, die kans heeft gezien de millennium overstap te maken: “Ik vind dat de huidige vormge­ving te vaak terugverwijst naar lang vervlogen tijden. Veel ontwerpers heb­ben er moeite mee over de millennium drempel te stappen, vooruit te kij­ken. Natuurlijk zie je altijd een zekere vorm van herhaling. Wanneer in een periode “vierkant” het beeld bepaalt, volgt onherroepelijk daarna de ronde vorm als belangrijk item. Er lijkt nu echter ook sprake te zijn van een reïn­carnatie. Ik zie architecten in hun vormgeving een stap terug doen in plaats van vooruit. Historisch lijkende huizen gebouwd anno 2000 kunnen naar mijn mening echt niet. Architectuur die een gebouw uit vroeger tijden sug­gereert, is volgens mij niet echt. Arets is voor mij een hedendaags architect die vooruitkijkt. In zijn ontwerpen vind je geen verwijzing naar het verle­den.”

Heftige reacties                                                                                                 

De omgeving reageert in eerste instantie tamelijk heftig, maar nu ook de tuin voorlopig is aangelegd, lijkt de rust te zijn weergekeerd. Paula van Zanten: “Wanneer een huis afwijkt van het gemiddelde zijn de reacties vaak extremer, of heel positief, of juist negatief, vooral in het begin. Daarbij zijn de mensen nogal snel met hun conclusies. Men spreekt zijn afkeuring uit zonder zorgvuldig te hebben gekeken. Wanneer mensen de moeite nemen het huis beter te bekijken, zijn de reacties overwegend positief. Enkele dames van Rustoord, die vanuit hun seniorenwoning de bouw van onze woning hebben gevolgd, waren nieuwsgierig en hebben gevraagd of ze eens mochten komen kijken. Ik heb hen op de thee uitgenodigd en ze reageerden heel verrast. Wat een prachtige ruimte, zo licht en zo ruim, ja ook door gematteerd glas schijnt de zon de woning in. Voor mij is ook belangrijk dat het huis heel overzichtelijk is. Voor iedereen is er ruimte om zich terug te trekken, maar ook om elkaar tegen te komen.” Wanneer de gemeente de ver­gunningverlening rond heeft, zal de tuin definitief worden aangelegd naar een ontwerp van Adriaan van Geuze van West 8, een ontwerp wat in samen­spraak met Wiel Arets tot stand is gekomen.

 

Open en sober

Na het ontwerp en de daaropvolgende bouw is het aan de familie de woning in te richten. De woonsfeer die is opgeroepen in het gesprek is tast­baar aanwezig in de leefruimtes. Ik zit hier aan de glazen tafel in de werk­ruimte, met achter mij een grote boekenwand, met boeken dus, zonder prullaria ter versiering. Als ik tijdens het gesprek even voor mij uitkijk, zie ik de kinderen door de glazen wand in het leefgedeelte bezig. Mevrouw laat mij even later de benedenverdieping zien. Open en overzichtelijk, sober ingericht. De schaarse stijlvolle meubelstukken komen daardoor volledig tot hun recht. Midden in de ruimte staat een hoge felgekleurde toren van lego-stenen. Aan de losse stukjes die over de grond verspreid liggen, is te zien dat het bouwwerk nog niet klaar is. De “mannen” hebben hun plek gevon­den. Ik krijg mijn jas aangereikt. De deur gaat open en nog even sta ik met Hans van Zanten voor het huis. Hij heeft gelijk, het uitzicht op achtertuinen aan de overzijde met de recht geschoren hagen is niet echt geweldig.

WIE IS ACRCHITECT WIEL ARETS?

Wiel Arets werd in 1955 in Heerlen geboren. Reeds een jaar na het behalen van het einddiploma aan de Technische Universiteit in Eindhoven, richt hij een eigen architectenbureau “ir Wiel Arets Architect & Associates” op. Zijn werk is niet onopgemerkt gebleven, getuige het grote aantal prijzen dat hij won. Zijn werk staat in het tijd­schrift ‘de Architect’ van november 1995 omschreven als: “Veelal zijn de gebouwen omhuld met abstracte, zwijgende gevels, monumenten van stilte in de overvloed aan beelden die het hedendaagse stadsland­schap aanbiedt. Arets probeert hardnekkig aan een betekenisloze vormwillekeur te ontkomen door het aangaan van intensieve dialogen. Zijn ontwerpen zijn momentopnames in deze dialoog, ze geven geen antwoorden, maar roepen in hun roerloze aanblik vooral vragen op. De gebouwen communiceren stilzwijgend met de gebruikers en met hun omgeving.” Goede voorbeelden van de stijl van Wiel Arets zijn de 100 appartementen en de toren op KMNS-eiland in Amsterdam, het Hoofdkwartier van het AZL Pensioenfonds in Heerlen, het kantoorge­bouw Céramique in Maastricht, het Politiekantoor in Vaals en Apotheek ‘De Waag’ in Breda.

De sloop van Villa Rozenheim

14 juli 1995 Door het provinciale selectieteam is Villa Rozenheim, een pand uit circa 1880, op de concept-Indicatieve Lijst van potentiële Rijksmonumenten geplaatst.

juni 1996 De gemeente Lisse plaatst Villa Rozenheim op de concept-Indicatieve Lijst van potentiële Rijksmonumenten.

20 november 1996 De gemeente Lisse verleent een sloopvergunning voor Villa Rozenheim.

11 december 1996 De gemeente Lisse meldt de sloopvergunning in haar berichten in de plaatselijke pers.

16 december 1996 De Vereniging Oud Lisse tekent bij de gemeente Lisse bezwaar aan tegen het verlenen van de sloopvergunning.

19 december 1996 De Vereniging Oud Lisse verzoekt de Rijksdienst voor de Monumentenzorg Villa Rozenheim voorlopig op de Monumentenlijst te plaatsen.

dinsdag 7 januari 1997 Sloopmachines rond de Villa Rozenheim. De gemeente poogt informatie te krijgen van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

woensdag 8 januari 1997 14.30 uur De gemeente ontvangt een fax van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg: de sloop mag niet doorgaan.

woensdag 8 januari 1997 14.30 uur De Villa Rozenheim is voor meer dan de helft gesloopt. De sloop stopzetten heeft geen zin.

14 januari 1997 De Rijksdienst voor de Monumentenzorg bericht de Vereniging Oud Lisse per aangetekend schrijven dat haar verzoek om de Villa Rozenheim aan te wijzen als beschermdmonument is ontvangen. (Dit betekent dat het pand vanaf 14 januari 1997 formeel bescherming geniet tegen sloop.)

 

Acacialaan 1 - schuur Lefeber

Zwarte Tulp prijs: VAN BOLLENSCHUUR TOT WOONHUIS OP ACACIALAAN 1.

Leo van Schooten en Luduïna Hassel zijn beloond met Zwarte Tulp prijs. De bollenschuur van Lefeber aan de Achterweg is door de nieuwe bewoners, familie van Schooten gerestaureerd. Er is een woonhuis van gemaakt. De bollenschuur staat vermeld in het boek  Beelden van Bollenschuren. Zij kregen de eerste Zwarte Tulpprijs en heeft als adres Acacialaan 1 gekregen..

door Ine Elzinga Fotografie Hans Smulders

Gezeten in de ruime lichte keuken, met uitzicht op de fraai aangelegde tuin, die veel belooft voor het voorjaar, is het nauwelijks voorstelbaar dat dit vroeger een donkere bollenschuur was, gelegen aan een rommelig landje. Wanneer je het pand, ooit met ruim uitzicht op de bollenvelden, maar nu ingeklemd door deels nieuwbouwhuizen, nadert, staat de authentiek ogende bollenschuur, oorspronkelijk in 1886-1887 voor J.W.Lefeber gebouwd, zo goed als ‘nieuw’ te zijn.

Leo van Schooten en Luduïna Hasssell bij hun aan de gevel van de voormalige bollenschuur bevestigde prijs van Museum de Zwarte Tulp.

Enige tijd na het overlijden van eigenaar Lefeber, neemt Leo van Schooten contact op met de erfgenamen, zijn kinderen. De bollenschuur aan de Achterweg in Lisse wordt al meer dan een kwart eeuw niet gebruikt en hij overweegt de schuur te kopen om er een woning van te maken. Hij kent de schuur en de eigenaren goed, hij is geboren en getogen Lissenaar en kwam er als kind vaak spelen. Hij woont op dat moment in Noordwijkerhout, waar hij ook ooit een oude woning kocht en opknapte, maar eigenlijk willen hij en zijn vrouw Luduïna Hassell graag terug naar Lisse. In 1997 worden de erfgenamen en Van Schooten het eens: hij koopt de schuur. Vrienden vragen zich af of hij niet een afspraak met Vogelenzang moet maken, en wanneer hij zijn moeder van zijn aankoop vertelt, maakt ook zij zich ernstige zorgen. De schuur ziet er niet uit: ‘Het was binnen en buiten een enorme rotzooi. Klimop overwoekerde de buitenkant waardoor de tekst Lefeber op de gevel nog slechts voor de helft te lezen was. Halverwege was een deel van de bakstenen muur weggebroken. Dat deel van de schuur dien­de een tijd als parkeerplaats. Binnen was het donker en somber, de stellin­gen waren voor de helft gesloopt. Maar toen we alle oorspronkelijke ventilatiedeuren hadden opengemaakt, alles zat degelijk vastgespijkerd, zag Luduïna het helemaal voor zich. Zij is vooral degene die de bollenschuur tot woning heeft ingedeeld.’

Lijst voorwaarden

In de periode dat Van Schooten de schuur koopt, is er net een lijst gemaakt van bollenschuren die het behouden waard zijn. De schuur van Lefeber staat vermeld in het boek Beelden van Bollenschuren dat in 1998 uitkomt: ‘Bij de vergunning behoorde een lijst voorwaarden, waar we het mee eens waren. We wilden zelf ook de buitenkant in oude staat herstellen. Toen we op zoek gingen in het fotoarchief van de familie, kwamen we een foto tegen waarop een tante voor de schuur van weleer stond. Daarop kun je zien dat er aan de westelijke zijde een deel was aangebouwd. Dat is echter in de jaren zeventig weer afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouwhuizen. Op die foto is overigens ook het erachter gelegen bollenland goed zichtbaar.’

Er is veel werk aan de winkel. De meeste tijd wordt in beslag genomen met de aanvraag van vergunningen en dat zijn er veel: ‘Er was geen water, gas, riolering of elektriciteit. Dat moest via de Acacialaan naar de schuur worden geleid, maar er lag een sloot tussen, waar bovendien een bruggetje over moest komen als entree naar de woning. Er stonden bomen in de weg. De kabelaansluiting moest via de Achterweg om het huis heen worden geleid. Gelukkig heeft de Adviescommissie Bollenschuren ons enorm geholpen. In januari 2001 konden we daadwerkelijk met de renovatie beginnen.’ Tijdens het wachten op de vergunningen zit het echtpaar niet stil. Van Schooten: ‘Bouwen is wel een hobby van mij. Ons huis in Noordwijkerhout hebben we indertijd zelf onderhanden genomen, maar dit kon ik echt niet zelf. De indeling is wel geheel van onze hand, maar voor de tekeningen, berekeningen en bouwtechnische aspecten hebben we de hulp van architect Ruud van der Kroft ingeroepen.’

Dak moest hoger

Van Schooten zet op een rijtje waar hij zoal tegen aanliep: ‘De bovenverdie­ping had een hoogte van 2.20 meter. Volgens het bouwbesluit kan dat niet, met als consequentie dat het dak 50 centimeter omhoog moest. Er is een sta­len constructie aangebracht, waarna de balken konden worden verwijderd.’ Hij laat foto’s zien waarop dat duidelijk wordt. Het dak moet eraf, vrijwel iedere zaterdag zoeken de nieuwe eigenaren op bouwplaatsen voor histori­sche bouwmaterialen naar de juiste oude kruispannen, waar er maar liefst 4000 van nodig zijn: ‘En iedere fabrikant heeft een eigen maatsysteem, je kon niets combineren.’

En dan is er dat grote gat in de muur: ‘Het bleek vreselijk kostbaar om daar dezelfde bakstenen voor te kopen. Gelukkig kwam aannemer Piet Kortekaas met de oplossing. Hij heeft de muur met stenen van enigszins verschillende kleuren willekeurig door elkaar gemetseld. Je kunt het nog wel een beetje zien, maar hoe langer het weer op de muur inwerkt hoe kleiner dat verschil zal zijn.’

Alle ventilatiedeuren van de schuur zijn vernieuwd en van dubbel glas voor­zien. Alleen de deuren aan de tuinzijde beneden kunnen nog open en uiter­aard de deur die tot voordeur wordt bestemd: ‘Dat was ook een aardige klus. Geen deur had dezelfde maat, al scheelde het soms maar een halve centime­ter, ze moesten allemaal op maat worden gemaakt. De kozijnen waren van degelijk Amerikaans grenenhout, die hoefden we niet te vervangen. Dat is keihard. Ik heb de mensen regelmatig een lelijk woord horen zeggen als er weer een schroef in moest.’

Schitterende tijd

In de tweede helft van januari 2003 is alles klaar en kan de woning worden betrokken. De restauratie zelf kost uiteindelijk een jaar: ‘We hebben een schitterende tijd gehad, veel gelachen en steeds kwamen we weer iets tegen waar niet op gerekend was. We werkten samen met een geweldig team, aan­nemer Piet Kortekaas, architect Ruud van der Kroft en teamleider Martijn de Lange. En de kosten zijn binnen de perken gebleven. We hadden het van te voren uit laten rekenen door een calculatiebureau om niet voor verrassin­gen te komen staan, en de raming bleek goed te kloppen. We willen hier oud worden, lekker in Lisse, dicht bij onze vrienden en alles op loopafstand. Wat wil je nog meer?

Zwarte Tulpprijs

De Projectgroep Behoud en Herbestemming Bollenschuren van Museum de Zwarte Tulp heeft bijzonder veel waar­dering voor de wijze waarop de eigenaren Leo van Schooten en Luduïna Hassell dit hebben gerealiseerd en als blijk van waardering is de eerste Zwarte Tulpprijs op 25 november 2003 aan deze mensen uitgereikt. Het bord, met palmtakken in goudkleur, siert de gevel.

Acacialaan 1 - schuur Lefeber

Acacialaan 1 – schuur Lefeber

OUDEJAARSNACHT STILLE NACHT

In het jaar 1757 deden schout en schepenen van Lisse een verordening uitgaan betreffende het vieren van Oudjaar. Want er was de laatste keer met geweren en pistolen geschoten. De aanbrenger kreeg een derde van de boete.

door R. J. Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 1, januari 2002

In het jaar 1757 deden schout en schepenen van Lisse een verordening uitgaan betreffende het vieren van Oudjaar. Want er was de laatste keer met geweren en pistolen geschoten.

“Schout ende Burgemeesteren van Lisse, interdiceeren, ende verbieden bij deezen het schieten op Nieuwejaars Avond offNagt, met Roers, Pistolen, off ander Schietgeweer en alle misbruijk van boskruijt, hoe genaamt, in den dorpe van Lisse, van het Huijs van Adam Vreeburg aff, tot het huijs van Barend van der Bron toe, op een boete van 42 Stuijvers, ten behoeve van den Schout van Lisse, daar van den Aanbrenger zal genieten een derde Part, onvermindert het Regt van den Heer Houtvester van Holland, ende van den Heer Bailluw. Zullende de ouders voor haare kinderen, ende de voogden voor haare weezen moeten instaan, ende betaalen. Aldus gedaan, bij den Schout, ende alle de burgemeesteren op den 29e December 1757, ende ten zelven daage na voorgaande Klokkegeslag ter Poeje (pui, voorgevel) van het Regthuijs (de Witte Zwaan) voor den volke gepubliceert ende Geaffigeert.

Zo luidde de dreigende “keure” van de schout en Schepenen van Lisse gedateerd 29 december 1757.

Het huis van Adam Vreeburg stond mogelijk daar waar tot 1913 de boer­derij van Vreeburg stond recht tegenover de sigarenzaak van John de Bruijn. Adam was een zoon van Warbout Juriaanse Vreeburg. Hij was zowel timmerman als veeboer en overleed in 1766.

Het huis van Barend van der Bron wordt ook vermeld. Waar dit huis zich bevond valt helaas wat moeilijker aan te geven. Mogelijk stond het aan de andere kant van het dorp, in het Oosteinde waar ook tot 1962 de buiten­plaats Rosendaal stond. Barend van der Bron was geen onbekende figuur in zijn dagen. We komen zijn naam in de archieven regelmatig tegen. Hij is onder meer nog schepen geweest.

Opvallend is dat de “Aanbrenger”, de verklikker dus, ook nog een deel van de boete mag opstrijken, namelijk een derde.

Katholiek naslagwerk met doop-, huwelijks- en overlijdensboeken

 

De Archiefgroep van de Agathaparochie, bestaande uit de heren P. de Ridder, J.L. van Diemen en P.A.M. Wassenaar, heeft een register samengesteld op de doop-, huwelijks- en overlijdensboeken van de parochie over de periode van 1687 tot aan de invoering van de bur­gerlijke stand in 1812. Hiermee is de groep zeven jaar doende geweest! Maar het resultaat is er naar. Het naslagwerk van 375 blad­zijden bevat alle namen van katholieke Lissenaren die in de parochie in bovengenoemde periode zijn gedoopt, gehuwd en/of overleden. Het boek is uitgegeven in samenwerking met de afdeling Rijnland van de Nederlandse Genealogische Vereniging. Het eerste exemplaar is in het Kerkelijk Centrum in de Poelpolder uitgereikt aan pastor J.H. van Leeuwen.