Uitgegeven artikelen in pers etc.

HET BRUINE CAFÉ

Een nieuwe serie over bruine café’s. Bruine cafés verdwijnen uit het straatbeeld, dat is ook heel merkbaar in Lisse. Waar voorheen zoveel bruine cafés en schenkerijen (huiskamercafés) waren, zijn er nu nog enkele in het dorp te vinden.

Door Louise Kerkvliet- van Kampen

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Bruine cafés verdwijnen uit het straatbeeld, dat is ook heel merkbaar in Lisse.
Waar voorheen zoveel bruine cafés en schenkerijen (huiskamercafés) waren, zijn er
nu nog enkele in het dorp te vinden. Koninklijke Horeca Nederland ziet in tien jaar tijd
een neerwaartse trend van rond 30%, meer dan 5000 cafés zijn tot nu al gesloten.
Een veranderende levensstijl en het alcoholbeleid van de overheid worden aangegeven als oorzaak.

Wat is een bruin café
De karakteristieke kroegen met hun donkerbruine houten
meubilair in een donkere inrichting dreigen als cultureel erfgoed
uit het dorpsgezicht te verdwijnen. In het dorpsbeeld
van Lisse zijn er altijd veel geweest. Ze ontstonden als huiskamerschenkerij
en groeiden uit tot de klassieke bruine cafés.
Het waren sociale ontmoetingsplaatsen, waar vele generaties
elkaar ontmoetten en waar ook veel relaties ontstonden.
Zo ook in café ’t Loosje, dat gevestigd was in de Kanaalstraat
30. In 1874 wordt het gebouwd als woonhuis, met in het midden
een tweevleugelige deur met links en rechts een raam.
Erboven is een raam van de bovenverdieping.
Het geheel wordt afgewerkt met een fraaie sierlijst.
Eigenaar van het pand is Pieter van Waveren, koopman/
brandstoffenhandelaar uit Lisse. Het pand heeft aan een zijde
een poort. De andere zijde is een gedeelde muur met Kanaalstraat
28. Daar woonde later de familie Vergunst. Daarna
werd het pand verkocht aan schoenmaker Van Zelst.
’t Loosje
In 1886 is het pand gekocht door Abraham Hartevelt.
Hij is distillateur in Leiden en heeft waarschijnlijk het woonhuis
veranderd in een schenkerij of café. De familie Hartevelt
was eigenaar van Hartevelt & Zoon ofwel de beroemde
Distilleerderij “De Fransche Kroon”, v/h Hartevelt & Zoon
in Leiden. Het is een gebruikelijke zakelijke constructie om
bedrijven inclusief panden op te kopen, zodat de verkoop
van eigen producten gestimuleerd wordt. Menig gezin kwam
daar een kannetje jenever halen om thuis te nuttigen.

Abraham Hartevelt (1845-1890 Leiden) komt in 1890 te overlijden
en zijn vrouw, Maria Coenradina Van Vrijberghe de
Coningh (Maasland 1845-Leiden 1895), is de nieuwe bezitter
en zij verkoopt het vrijwel direct na zijn overlijden aan Jacobus
Adrianus van Wensveen (Bloemendaal 1851-Lisse 1934).
Jacobus komt uit Bloemendaal, bij zijn huwelijk met Anna
Catharina Nelis is hij koetsier. Rond 1891 begint hij als kastelein
in café ’t Loosje, dat inmiddels is veranderd van huiskamerschenkerij
naar café. Tot het overlijden van zijn eerste
vrouw in 1900 is hij tapper. Het lijkt erop dat hij het café dan
verhuurt aan Jan Lieshout, eveneens tapper uit Haarlem.
Zij bewonen het pand tot maart 1903, waarna zij terugkeren
naar Haarlem. Mogelijk heeft Jacobus zijn vak als tapper
weer uitgeoefend. Zeker is dat hij rond 1910 verhuist naar
Wagenstraat 10 met zijn nieuwe echtgenote en hun kinderen.
In de jaren 1910-1920 is de heer Petrus Witteman (1885-1953)
met echtgenote Gerardina Lemmers (1892-1975) cafèhouder
in ’t Loosje.
Het Wapen van Lisse
Het café wordt verhuurd aan Johannes (Jan) de Bruin
(Lisserbroek 1870-Leiden 1944), bierhandelaar uit de Lisserbroek;
hij verkocht al Amstelbier aan ’t Loosje. Jan is een
succesvolle zakenman en wel bekend met de horeca.
Hij is een zoon van Hendrik (Hein) de Bruin (Nootdorp
1847-Lisserbroek 1932) en Catharina van Velsen (Wateringen
1843-Lisserbroek 1905), eigenaar van Het Wapen van Lisse
aan de Lisserdijk, gelegen aan het begin van de Lisserweg.
Jan heeft al de goed lopende bierhandel “De Lindeboom”,

samen met vader Hein, en een limonade- en gazeusebedrijf
genaamd “De Meiboom” in de Lisserbroek. Jan heeft een
agentschap van Amstelbier, dat gebotteld wordt aan de
Lisserdijk, naast het café. Zoals aangegeven werd in het
VOL-Nieuwsblad nr. 2. van 2023 komt het bier vanuit
Amsterdam via de Ringvaart aan in grote vaten en wordt het
in de Lisserbroek gebotteld. Rond 1920 willen de brouwerijen
zelf gaan bottelen en moet Jan op zoek naar een andere bron
van inkomsten. Het is onduidelijk wanneer Jan het café exact
overneemt. Na pensionering van Hein wordt Het Wapen
voortgezet door dochter Petronella de Bruin. Zij is getrouwd
met Adrianus (Arie) Faas en samen runnen zij het bedrijf.
Uiteraard blijft weduwnaar Hein bij zijn dochter en schoonzoon
wonen, ook Jan woont bij ze in. Het gezin Faas krijgt
acht kinderen. Ze leiden een druk maar gelukkig bestaan.
Jan neemt met regelmaat een tapper of tapster in dienst voor
de bedrijfsvoering. Zij krijgen tevens inwoning totdat Jan zelf
kastelein wordt. Jan is altijd ongehuwd gebleven, maar heeft
een zeer warme band met zijn zus Petronella. Als hij wil
stoppen met het café ’t Loosje, kijkt hij eerst naar een opvolger
in de familie. Oudste dochter Janne heeft verkering met
Peet Kerkvliet en hij ziet wel iets in het bedrijf. Het stel neemt
het bedrijf over en trouwt in 1939. Als de weduwe Van Wensveen
komt te overlijden willen de erven het pand verkopen
en zo geschiedde. Het café wordt in 1944 verkocht aan Petrus
Johannes Kerkvliet (Lisse 1910-Warmond 1989) en Johanna
Catharina de Bruin (Lisserbroek 1915-Lisse 2002)
’t Loosje is een karakteristiek bruin café, wat stoeltjes en
tafeltjes, een biljart en een bar waar barstoelen staan. Het
gaat open rond 10.00 uur voor de eerste koffieklanten, die
een praatje met elkaar maken. Het zijn voornamelijk oudere
mannen en er wordt een kaartje gelegd en geroddeld over
dorpse gebeurtenissen. Voor de lunch wordt al een jenevertje
genuttigd waarna men naar huis keert voor de warme
maaltijd. Van 13.00 tot 14.30 uur is het café gesloten en in de
middag gaat het weer open voor de middagklanten. Avondeten
is voor Peet vaak iets tussendoor. Klanten komen na
het werk om een drankje te halen voordat ze naar huis gaan.
Zeker op zaterdag, als men het loonzakje krijgt, wordt er
meer dan één borreltje of biertje genuttigd. Wat verbruikt is,
wordt ook wel afgerekend ‘op de lat’. De klanten zijn voornamelijk
werklieden en zaterdag en zondag zijn de drukste
dagen. Het gezin Kerkvliet kan rondkomen van de inkomsten,
maar het is zeker geen rijk bestaan. En zo gaat het leven
door, een gezin wordt gesticht. Het sociale leven speelt zich af
in het café, een gezellige ontmoetingsplaats. Er wordt gebiljart
en een kaartje gelegd, hele gezinnen komen mee. De bar
is tegen de achterwand. Achter de bar is een deur, die naar
de woning leidt. In de beginjaren was de toegang tot het toilet
via de poort naast de woning, later is er een toiletgebouwtje
gekomen. In de jaren vijftig komt er een platenspeler en
wordt er muziek gedraaid. Een eenvoudig menu verschijnt,
een balletje gehakt of een portie kaasblokjes of plakjes worst.
In de bollentijd wordt een extra centje verdiend. Vooral het
bedienend personeel van Keukenhof weet het dorpscafé te
vinden. De sluitingstijden verruimen van ‘s avonds 22 uur
naar 23 uur en zelfs tot middernacht en 01.00 uur. Dat zijn
lange dagen voor een familiecafé, echt hard werken.
In 1970 verongelukt zoon Hans samen met drie andere
Lissese jongeren. Het dorp is in rep en roer. Het heeft
zo’n impact op het gezin dat men wil stoppen met het bedrijf.
Wederom wordt binnen het gezin gekeken naar een opvolger,
maar de wens om het bedrijf voort te zetten is niet
aanwezig. Het pand met opstallen wordt in 1973 verkocht
aan buurman Van Zelst en zo eindigt het leven van een
bruin dorpscafé.

 

Aanleiding voor het droogmaken Poelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

12 november 2024

 door Nico Groen

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ wordt beschreven wat de voordelen waren van de droogmaking. De financiële situatie van de 3 hoofdkerken in Leiden was slecht. Zij waren de eigenaren. Het dure onderhoud aan de oevers door het voortdurend afkalven zou er niet meer zijn. Ook zou er nieuwe vruchtbare grond ontstaan.

 Oorspronkelijk waren de poelmeren en het veen daaromheen eigendom van de graven van Holland. Het gebied werd in 1433 in erfpacht gegeven aan de stad Leiden. Op dat moment werden de poelen verpacht voor de visvangst aan de kinderen van Floris van Alkemade. Pas na afloop van het pachtcontract zou de pacht overgaan naar de stad Leiden. De erfpachtovereenkomst werd in 1583 afgekocht door Leiden, waardoor zij eigenaar werd. De visrechten gaf Leiden aan de 3 hoofdkerken om meer inkomsten te verwerven vanwege hun precaire financiële situatie. Deze kerken waren de Pieterskerk, de Hooglandse kerk en de Vrouwenkerk, later de Waalse kerk genoemd. Deze laatste kerk aan de Haarlemmerstraat is in 1819 gesloopt.

 

De financiële situatie van de kerken bleef slecht. Daarom verzochten zij bij de stad Leiden de lisserpoelen in eigendom te verkrijgen en droog te maken om meer financiële armslag te hebben door verhuur en verkoop van de nieuwe gronden voor landbouw en veeteelt. De stad ging op 23 oktober 1621 akkoord om de poelen in eigendom over te dragen.

Niet alleen de stad Leiden moest toestemming geven voor de droogmaking. Ook het Hoogheemraadschap van Rijnland en de rekenkamer van de graaf van Holland moesten hun fiat geven. Ook stuurden de burgemeester en het college van Leiden een octrooivoorstel naar de ridderschap van de steden van Holland en West-Friesland.

Afkalvende oevers

Een ander argument om de lisserpoelen droog te maken was het feit dat door afkalving van de zwakke oevers de poelen steeds groter werden. Het beschermen van de oevers moest gebeuren door de eigenaar. Dat was de stad Leiden. Het beschermen van de oevers met palen was ’costlick en beswaerlick’. Daarom wilde het stadsbestuur ook graag dat de 3 hoofdkerken van Leiden de poelen zouden droogmalen.

Cleijpoel van jonkheer Wassenaar

De Cleijpoel was niet in het bezit van de kerken van Leiden, maar van jonkheer Johan van Wassenaar, heer van Duivenvoorde en Starrenburg. Hij was ook houtvester van Rijnland. Hij was de eigenaar van de rechten van de Sassemerbroek, waar de Cleijpoel onderdeel van uitmaakte. Gelukkig kreeg hij op 1 oktober 1622 ook toestemming van het ridderschap van de Staten van Holland en West-Friesland om de poel droog te malen. Op 5 november 1622 werd dan ook een akkoord gesloten tussen jonkheer Johan van Wassenaar en de drie hoofdkerken van Leiden om de droogmaking te coördineren. Bovendien werd vastgelegd wie de visrechten zou krijgen in de te graven ringsloot en de nieuwe sloten die zouden ontstaan na het realiseren van de droogmakerij.

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL
Foto: PR

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL

Foto: PR

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl

Zonnebloem Lisse 60 jaar

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

29 oktober 2024

 door Nico Groen

Onlangs vierde de Zonnebloem afdeling Lisse het 60-jarig bestaan met een feestavond in ’t Poelhuys. Na eerdere activiteiten volgens de Zonnebloem filosofie werd in 1964 een officieel bestuur gevormd met statuten. De Zonnebloem is er met name voor lichamelijk gehandicapten en voor eenzame ouderen.

In 1953 is er door Zuster Ernesta van de Zusters van Breda al een eerste begin gemaakt van speciale aandacht voor kwetsbare ouderen. De Zusters van Breda is een congregatie van de zusters Franciscanessen. Een congregatie is een afdeling binnen de Zusters Franciscanessen. De Franciscanessen ontplooiden meestal activiteiten in de zorg en het onderwijs.

 

 

In Lisse waren de zusters vooral actief in Huize Pius naast de Agathakerk, maar zij waren ook bezig met verpleging van tbc-patiënten en in de wijkverpleging. Daarbij viel het zuster Ernesta op dat veel ouderen eenzaam waren en extra aandacht nodig hadden.

De kring medestanders en vrijwillige medewerkers groeide aldoor. Toch duurde het tot 1964 voordat er een bestuur was en goedgekeurde statuten.

Vrijwilligerswerk

Wat belangrijk was en is, is het huisbezoek aan zieken, lichamelijk gehandicapten en eenzamen. De vrijwilligers van de Zonnebloem kijken naar die kwetsbaren om! Het motto is: “Heb oog en oor voor je naasten”. Zo gaat de Zonnebloem afdeling Lisse al jaren naar bloemententoonstelling Keukenhof om hun gasten te laten genieten van bloemen en planten en alles wat er te zien is.

Dit jaar was dat op 4 mei met 35 deelnemers en 38 vrijwilligers. De vrijwilligers gaan ook in overleg met hun gast of gasten op huisbezoek voor een praatje, genieten van een kopje koffie, met hun gast even een luchtje scheppen of een boodschapje doen in het winkelcentrum. Ook worden de gasten uitgenodigd voor activiteiten, zoals een bezoek aan een tuincentrum, een busreis naar een dierentuin, een bootreis of de kerstviering. Uiteraard wordt er lekker gegeten met een lunch of high tea. Dat gebeurt nu dus al 60 jaar.

Jubileumfeest

Het 60-jarig jubileum werd gehouden in ’t Poelhuys te Lisse op zaterdag 19 oktober met een gezellige feestmiddag, huldiging van jubilarissen, zang en dans en met een lekker buffet toe. Het werd met 97 gasten(deelnemers) vrijwilligers en genodigden gevierd. Bij dit jubileum werden de oudste vrijwilligers als jubilarissen in de bloemetjes zetten.

Dit waren: Greet Cozijn 45 jaar, Lenie Rotteveel 32 jaar, Bouwke Kops 31 en Leny van der Vossen 30 jaar voor hun inzet voor de Zonnebloem.

Voorzitter Eric Prince bedankte sponsors, donateurs en kopers van de loterij, want met deze inkomsten kunnen de activiteiten weer bekostigd worden.

Wilt u inlichtingen om gast of vrijwilliger te worden, neem dan contact op met secretaris van de afdeling Tineke: 06-20912332.

 

 

 

 

 

Foto.: Voorzitter Eric Prince kan meer vrijwilligers gebruiken Foto: Jan Sibie

 

 

 

 

Beschrijving van de Lisserpoelpolder vóór de droogmaking

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

15 oktober 2024

 door Nico Groen

Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ begint met de beschrijving van het gebied dat later de Lisserpoelpolder zou gaan heten. Het begint met de vorming van de oudste strandwal waar oorspronkelijk Lisse en Sassenheim op gebouwd zijn. Ten oosten hiervan lag een waddengebied met oorspronkelijk zout water, dat steeds zoeter werd.

 Het zoet geworden waddengebied werd uiteindelijk één groot veenmoeras dat zich uitstrekte tot aan Utrecht. Dit ontstond zonder menselijk ingrijpen. In de Middeleeuwen werd het moerasgebied systematisch ontgonnen. Dit was noodzakelijk door de bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande wens om meer voedsel te produceren. Ook ontdekte men de mogelijkheden van het gebruik van gedroogd veen (turf) als brandstof. Deze ontginningen gaven uiteindelijk vorm aan het karakteristieke veen- en polderlandschap van het laag gelegen West-Nederland. De grootschalige ontginning had verstrekkende gevolgen voor het landschap. Door ontwatering zakte het veen in elkaar en veroorzaakte maaivelddalingen. Blootstelling aan de buitenlucht veroorzaakte oxidatie van het veen. De wind blies vervolgens de bovenste veenlaag weg. Als gevolg hiervan ontstonden meren in de kernen van de veengebieden. Ze groeiden in omvang door afkalving van het omringende veen. De meren waren een direct gevolg van maaivelddalingen door veenontginning en de afwatering.

Lisserpoelen

De ontginning van het veen leidde uiteindelijk onvermijdelijk tot het ontstaan van vele veenplassen, die uitgroeiden tot onder andere het Haarlemmermeer en de Lisserpoelen. De Lisserpoelen bestonden uit de Noortpoel in het noorden, de Zuijdtpoel ter hoogte van Donjon Dever en de Cleijpoel. De Cleijpoel bij de grens met Sassenheim werd al genoemd in documenten uit 1346, die de grenzen van het bezit van Dirk van Sassenheim beschrijven. Het gebied ten noorden van de Cleijpoel werd genoemd na de dood van Gerardus D’Ever (die overleden is in de 2e helft van de 14e eeuw). Dit was ongeveer ter hoogte van de Engelbewaarderskerk. Dit gebied heette later Geestwater. Geestwater was een groot gebied, dat ongeveer doorliep tot boerderij Langeveld. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Geestwater later is ontstaan.

Verdere ontginning en erosie van het veengebied tussen Lisse en Sassenheim lieten de Noortpoel en de Zuijdtpoel samenvloeien, terwijl het veenland tussen de Zuijtpoel en de Cleijpoel geleidelijk verdween. De Noortpoel en de Zuijdtpoel werden uiteindelijk met de Cleijpoel verbonden door een waterloop die Geestwater werd genoemd. Dat leidde uiteindelijk tot het ontstaan van de grote Lisserpoel.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het boek Lisserpoelpolder 1624-2024’. Dit boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het heeft 264 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: oudlisse.nl.

Foto: Een gedeelte van de kaart van Floris Balthasars en zijn zoon uit 1615.
Foto: OudLisse

 

 

 

Boek: DE LISSERPOELPOLDER 1624-2024

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

1 oktober 2024

door Nico Groen 

De Lisserpoelpolder is dit jaar 400 jaar geleden droog gemalen met 2 molens die stonden aan het einde van de huidige 2e Poellaan. Waar de naam Poelpolder vandaan komt, is niet duidelijk, maar het is helemaal geen polder maar een droogmakerij, ontstaan uit een diverse grote meren. Het boek is te bestellen bij de VOL.

 Dit boek beschrijft de boeiende geschiedenis van de Lisserpoelpolder, met nadruk op twee belangrijke kantelpunten: de droogmaking in 1624 en de woningbouw in  de tweede helft van de 20e eeuw. De Lisserpoelpolder, een van de oudste droogmakerijen van Zuid-Holland, veranderde in de 17e eeuw van een veenplas in vruchtbare landbouwgrond. Het beleg van Haarlem en Leiden was nog niet zo lang geleden en de Tachtigjarige Oorlog duurde voort. Maar de bevolking in de steden groeide. Er was meer behoefte aan landbouwproducten en er heerste optimisme onder investeerders. Leidse investeerders gaven de aanzet tot de droogmaking, maar uiteindelijk vielen de opbrengsten tegen. De droogmaking begon met twee schepradmolens, die vóór  1645 werden omgebouwd tot vijzelmolens. De Grote Poelmolen, gebouwd in 1676 na een rampzalige dijkdoorbraak, was ook uitgerust met een vijzel. De Ringdijk beschermde eeuwenlang de Lisserpoelpolder en haar bewoners, maar faalde minstens vijfmaal, waardoor de polder onder water kwam te staan. De drooggelegde polder leverde een aanzienlijk stuk weidegrond op, wat de plaatselijke veeteelt en zuivelproductie een flinke impuls gaf.

Woningbouw

Bijna drieënhalve eeuw zou daar weinig aan veranderen, totdat de eerste woningbouw in de tweede helft van de 20e eeuw plaatsvond. Toen ging het snel: in enkele decennia werden ongeveer 3.200 woningen gebouwd, waarin nu zo’n 7.500 mensen wonen. Het aantal inwoners groeide sterk met mensen die niet van oorsprong uit Lisse kwamen. Ondanks deze veranderingen bleef een deel van de Poelpolder agrarisch, beheerd door boeren met lange familietradities. De geschiedenis van de Poelpolder is nog steeds zichtbaar in het landschap, met fysieke en historische sporen zoals de Ringdijk en de Ringsloot. Dit boek benadrukt de culturele waarde van de Poelpolder en het belang van herinnering en is een eerbetoon aan het land en de mensen die er hebben geleefd en gewerkt. Er zijn in de polder nog vele tastbare dingen uit de tijd van de drooglegging. Zo is het slotenpatroon buiten de bebouwing nog precies hetzelfde als in 1624, ook de wegen en bruggen zijn niet veranderd. Aan de Rooversbroekdijk is te zien hoe de Ringsloot toen aan de oostkant van de polder liep. Dit gedeelte van de Ringsloot is vóór 1963 gedempt.

 Boek te koop

Het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het  heeft 250 bladzijden met 150 illustraties en genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: https://oudlisse.nl/bestel-boek-poel/. Er is een foto expositie over de Poelpolder vanaf 5 oktober tot begin november in de bibliotheek van Lisse.

Foto: De kaft van het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’
Foto: PR

 

 

 

De Zuidhoek van de Julianastraat 100 jaar bewoond

 Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

17 september 2024

 door Nico Groen

Dit jaar vieren de bewoners van het gedeelte Julianastraat, gelegen tussen Nassaustraat en Koningstraat, het 100-jarig bestaan van hun straat. Een straat met een aparte historie met de naam ‘De Zuidhoek’. Daarvoor was dit stukje straat nog landbouwgrond.

Het lag ingebed tussen de Meer en Duinstraat (het stuk Julianastraat tussen Kanaalstraat en Nassaustraat) en de nieuwe Julianastraat vanaf de Koningstraat richting Heereweg. We hebben het dan over de jaren tussen 1910 en 1920.

Het stuk grond was aanvankelijk eigendom van de NH Kerk en in 1915 aangekocht door de gemeente. In allerlei officiële stukken ook wel ‘De Zuidhoek’ genoemd. Toen de grond eenmaal in handen was van de gemeente, werd het verhuurd als volkstuintjes.

De Landarbeiderswet

Nederland kwam bij de eeuwwisseling van 1900 uit een ‘arme eeuw’. Niet alleen de sociale gesteldheid van de bevolking was slecht, maar zeker ook de huisvesting was vaak erbarmelijk. Door het ontbreken van baanzekerheid was het voor de werkende bevolking onmogelijk geld te lenen voor het kopen van een eigen woning. Een verbetering vormt de Landarbeiderswet van 1918. ‘Een wet tot verkrijging door landarbeiders van land met woning in eigendom of van los land in pacht’ aldus de officiële stukken. Deze wet bood landarbeiders in loondienst de gelegenheid geld te lenen bij het Rijk voor het kopen van een lapje grond om te voorzien in eigen voedselbehoefte (moestuin) en het oprichten van een woning. Voorwaarden waren o.a. dat men landarbeider moest zijn en de totale investering mocht de Fl. 4.000,- niet overschrijden. En zo gebeurde het dat de Grondcommissie van Lisse (een van de Raadscommissies) aan het Gemeentebestuur voorstelde om de volkstuinen in De Zuidhoek om te zetten naar bouwlocaties volgens de Landarbeiderswet. In augustus 1923 werd dit voorstel door het Gemeentebestuur aangenomen.

Er werden percelen uitgezet met een grootte van ongeveer 500 m2. Ter afscheiding werden ligusterhaagjes geplant. Bij sommige percelen zijn deze ‘sporen van vroeger’ nog zichtbaar.

De grond kostte één gulden per vierkante meter. Dan bleef er dus Fl. 3.500,- over voor het bouwen van een woning. Bouwen samen met de buurman was het voordeligst: twee-onder-een-kap. En dat vinden we terug in de jubilerende Julianastraat: veel gepaarde woningen, maar allemaal verschillend. Hier en daar vinden we een vrijstaande woning. Voor niet alle beschikbare percelen kon men kandidaten vinden, die voldeden aan alle eisen van de Landarbeiderswet.  Door de jaren heen veranderde er veel in de straat. Sommige percelen werden opgeofferd voor andersoortige bedrijvigheid, zoals een autobedrijf, een autospuiterij en een loonploegbedrijf.

Boek

Over wie die eerste bewoners waren en hoe de straat zich in de laatste eeuw ontwikkelde is een jubileumboek verschenen. Het kost € 15,- en is nog te bestellen door een mailtje te sturen naar dezuidhoek100jaar@gmail.com.

Foto: Een luchtfoto van de bocht van de Julianalaan

Foto: Oud Lisse RAF mrt 1945

 

HLS administratiegebouw 100 jaar

 Sporen van vroeger  LisserNieuws)

3 september 2024

Nico Groen

Bij de oprichting van de NV Electriciteitsbedrijf Hillegom-Lisse-Sassenheim (HLS) in 1921 werd het perceel Wagenstraat 42 in gebruik genomen als kantoor en magazijnruimte. In 1924 werd een nieuw administratiegebouw op de Vuursteeglaan gerealiseerd. Het administatiegebouw met aan weerszijden een woning is een gemeentelijk monument.

Het gebouw heeft als adres Vuursteeglaan 12, 14 en 16 tegenover de huidige volksuniversiteit. De voorgevel is symmetrisch van vorm. Het is in 1924 ontworpen door architect C.W. Barnhoorn uit Lisse in de zogenaamde Nieuw Historische stijl. Barnhoorn heeft veel imposante gebouwen in Lisse ontworpen. De aannemer was de firma Eysker & Co uit Heemstede.

Het samengesteld complex heeft overwegend twee bouwlagen met een zolder onder een samengestelde kap. Het midden van het kantoorgedeelte steekt iets naar voren (risalerende middentravee) met een halfronde gevelbekroning aan de topgevel. Hierin is ook de deur te vinden. De deuropeningen van de woningen zijn omgeven door bakstenen omlijstingen met een ronde boog. Boven deze deuren bevinden zich halfronde enkelruits bovenlichten. Ook de 2 woningen hebben aan de buitenkant een topgevel met een opvallende dakrand. De muren zijn van rode baksteen in halfsteensverband. Onder de vensters zijn leidorpels van bruin geglazuurde baksteen.

Het is moeilijk om de voorgevel goed te beschrijven vanwege de vele verschillende elementen. Op de foto is dat enigszins te zien, maar het is veel interessanter om eens lang het complex te wandelen, dat er nog steeds goed en bijna niet veranderd uitziet. Kijk dan ook eens naar de overkant naar de huidige volksuniversiteit. Dat gebouw is in 1931 ook door Barnhoorn ontworpen voor de technische dienst van HLS.

Opening op 16 december 1924

In krantenartikelen wordt het volgende geschreven over de officiële opening van het gebouw.  ‘Sommigen zullen zich afvragen of het elektriciteitsbedrijf niet boven zijn stand gaat met dit gebouw, maar als men ziet hoe de ruimte ten volle benut is, aan de voorzijde door kantoor- vergader- en tekenlokalen, aan de achterzijde door werkplaats en magazijnen, dan zal men zich afvragen hoe het bedrijf nog zo lang zonder heeft gekund’.

Na een rondgang door het gebouw kwamen alle genodigden bij elkaar in de nieuwe vergaderzaal. Dat waren de raad van Commissarissen, de dagelijkse besturen van de 3 gemeenten, de directies van de lichtfabrieken in Leiden en van de Haarlemse Bank uit Lisse.

President-commissaris J.P. Gouverneur, burgemeester van Sassenheim, hield een openingsrede. Hij bedankte iedereen, die een bijdrage heeft geleverd aan het ‘flinke doch sobere gebouw, dat een sieraad is voor de Bollenstreek’. Natuurlijk de architect en de aannemer, maar ook bijvoorbeeld de heer Pracht uit Sassenheim voor het geleverde meubilair bestaande uit massief eiken tafels en stoelen. Ook het eigen personeel werd bedankt voor het aanleggen van de elektrische installatie volgens de modernste eisen en met de modernste materialen.

De NV is in 1988 opgeheven.

 

Foto: Het symmetrische administratiegebouw met aan beide zijden een dienstwoning.
Foto: Nico Groen

 

 

Het ruiterbeeld van de 75 jarige Keukenhof.

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

 2 juli 2024

door Nico Groen

Een van de opvallendste blikvangers op het tentoonstellingsterrein is het beeld ‘Paard en ruiter’ van Paul Koning (1916-1998). Het beeld raakte zo verbonden met de Keukenhof dat het bijna een beeldmerk is geworden. Koning maakte het paard in zijn atelier aan het Rapenburg te Amsterdam in 1952.

In samenwerking met de ijverige vereniging Kunst en Gezin, die de kunst tot het Nederlandse volk probeerde te brengen en de kring der Nederlandse beeldhouwers zijn er in het park in 1952 een vijf en twintigtal beelden opgesteld, waaronder dus het ruiterbeeld. Het beeld is direct opgebouwd uit beton op een metalen frameDit was toen een geheel nieuwe techniek.

Toen hij het beeld na negen maanden noeste arbeid af had, gaf Koning een groot afscheidsfeest, want de volgende dag zou het transport naar Lisse plaatsvinden. Maar op het laatste moment ontdekte hij pas dat het paard te groot was geworden voor de deuropening, zodat een hele muur gesloopt moest worden. Vele kranten uit 1952 berichtten er over. Hieronder volgt een samenvatting van deze krantenartikelen.

Het beeld heeft zo’n volksoploop  veroorzaakt, dat de bereden politie er aan te pas moest komen. Ook waren er veel persfotografen. Men heeft van acht tot twaalf gekeken hoe het uit zijn atelier werd gehaald. Het muurtje was gauw gesloopt. Dat werd gedaan door een Haarlemse steenhouwer-sloper, die specialist was in transporten van beeldhouwwerk. Met een dommekracht en een paar ijzeren staven kreeg men het gevaarte in de richting van de gevel. Er was alleen nog een balk, die het hoofd van de ruiter belette de straat op te gaan. Daar zaagde men een stuk uit, terwijl de overgebleven balk gestut werd om zo het wat gammele atelier overeind gehouden. Langzaam en statig rolde het witte beeld in de richting van de smalle straat. Hangend in takels is het standbeeld de straat uitgebracht om aan het einde op een platte wagen te worden gezet. En samen met twee beelden van Pauline Eecen, die haar atelier naast dat van Koning had, is het wonderlijke transport, voorafgegaan door de verkeerspolitie, richting Lisse gereden. Er moest tevoren toestemming van de verkeersinspectie worden aangevraagd. Een en ander is in maart 1952 uitgevoerd. Er ging een licht gejuich op, toen het witte hoofd van het paard de straat in kwam steken. De kijkers waren aangegroeid tot een kleine menigte, waarbij vele collega-beeldhouwers.

In de Rapenburgerstraat bleef het atelier enigszins ontwricht zonder gevel achter.

Er was ook kritiek op het beeld. “Omdat het wit gemaakt is, komt dat de uitstraling niet ten goede. Over het geheel genomen is, wat hier tot stand kwam, evenwel zeer de moeite waard en we geloven, dat er een heilzame invloed op de bezoekers zal uitgaan. Als ze zelf tuinen hebben, zullen ze aan beelden gaan denken en dat is ook de bedoeling” aldus de vereniging Kunst en Gezin.

In 1995 verscheen het boek Paul Koning sculptuur en grafiek Eemnes met reproducties van zijn beelden en grafisch werk.

Foto: Het paard in volle glorie te zien door bezoekers met narsissenhoofdtooi.
Foto: Keukenhof. De foto is uit 1954.

Het paard wordt uit het atelier gereden

De molen van de 75 jarige Keukenhof

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

25 juni 2024

door Nico Groen

 Op de landelijke lijst van Rijksmonumenten staan maar liefst 18 rijksmonumenten op Buitenplaats Keukenhof. Er staat er echter maar één op het tentoonstellingsterrein. Het betreft de molen. In 1957 kocht de Holland-Americalijn (HAL) een molen. Deze werd geschonken aan tentoonstelling Keukenhof. De molen is in 2008 gerestaureerd.

 Het is oorspronkelijk een achtkante Groninger watermolen uit 1892, gebouwd voor de Rozenburgerpolder bij Scharmer (bij Slochteren). Het was daar nog een grondzeiler, dus zonder stelling. Toen de molen daar na de invoer van elektrische bemaling geen toekomst meer had, is deze afgebroken en door de Holland-Amerikalijn beschikbaar gesteld aan de Keukenhof. Bij de bouw van de molen werden het houten achtkant, het kruiwerk en de kap gebruikt. De kleinzoon van de molenbouwer, die de molen in 1892 in Groningen gebouwd had, was in Lisse de molenbouwer. Pieter Hendrik Medendorp (1825-1916) uit Zuidlaren bouwde de molen in 1892. Zijn kleinzoon Dick Medendorp uit Zuidlaren bouwde de molen weer op in Lisse in 1957, waar hij op 4 april 1957 de molen in gebruik werd gesteld.

Stellingmolen

In Lisse werd de molen omgebouwd tot korenmolen (stellingmolen). De molen bestaat uit een gemetseld bakstenen onderachtkant met daarop een grenenhouten bovenachtkant met houten stelling en. Het bovenachtkant is bekleed met hout. Ook de kap is bekleed met hout met daarover een bedekking met dakleer. De kap kruit op een houten kruiwerk. De molen is voorzien van een gietijzeren bovenas en gelaste stalen roeden die zijn voorzien van het Oud-Hollandse wieksysteem. De molen heeft op het tentoonstellingterrein nooit een maalfunctie gekend en heeft alleen functie als sierobject. De molen is dan ook slechts voorzien van een molenspil met een bovenbonkelaar. Dat is het bovenste wiel aan de molenspil, het ontvangt zijn aandrijving van het bovenwiel aan de horizontale bovenas. Daardoor wordt de molenspil dus in draaiende beweging gebracht.

De molen heeft een vlucht van 17,9 m. De hoogte van de stelling is 6,1 m. Deze stelling is extra zwaar geconstrueerd omdat in het seizoen veel bezoekers de stelling beklimmen. Dit type molen is in Zuid Holland een uitzondering. In de molen zijn 2 gevelstenen ingemetseld. De oudste is meegekomen uit Groningen en dateert van 1892 en andere werd ingemetseld in 1957. De molen draait nog regelmatig, zeker als de Keukenhof geopend is.

De landschappelijke waarde is beperkt door de vele bomen op het Keukenhofterrein en is alleen van enige waarde uit noordelijke richtingen. Vooral voor buitenlanders is de molen aantrekkelijk vanwege het imago dat Nederland van oudsher heeft: klompen, tulpen en molens.

De Vereniging Oud Lisse heeft in 2010 een boek uitgegeven over monumentale gebouwen in Lisse. Het boek heet ‘Wandel- en fietsroutes Zuid en Noord: Monumenten’. Daarin wordt vermeld, dat Lisse 93 gemeentelijke monumenten en 35 rijksmonumenten rijk is. Dit boek is nog steeds verkrijgbaar bij de vereniging.

Foto: De molen werd in 2004 een rijksmonument
Foto: Uit 2010 door Wim Bosch

Hoogtepunten van 75 jarige Keukenhof.

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

11 juni 2024

door Nico Groen

 Het aantal bezoekers was bij de eerste tentoonstelling in 1950, geopend door minister Mansholt, begroot op 58.000 om uit de kosten te komen. Het werden er echter 230.000. Dat gaf een nettowinst van 50.000 gulden. Het grote nadeel was dat accommodaties als toiletten en parkeren volstrekt onvoldoende waren gebleken.

Er moesten pittige investeringen worden gedaan om dat te verbeteren, wat natuurlijk voor de nodige financiële problemen zorgde. Men besloot ook om een warme kas te bouwen vanwege het vroeg vallen van Pasen in 1951. Het werd een kas van 2025 m2 voor 48.000 tulpen in 750 variëteiten. Een jaar later werd er een koude kas bijgebouwd. De kassen werden regelmatig aangepast en vernieuwd. Het geheel heet nu Willem Alexander paviljoen.

In 1974 opende koningin Juliana een naar haar vernoemd paviljoen. Het Beatrix paviljoen werd eind 1984 gerealiseerd. In dat paviljoen werden in 1985 voor het eerst onder de naam Parades wisselende bloemententoonstellingen met iedere week andere bloemsoorten georganiseerd.

Het voorplein van het kasteel werd gebruikt door Jan Carel Elias graaf van Lynden voor het parkeren van touringcars. Ook waren daar kraampjes met souvenirs, eten en drinken. Vanwege het gevaar voor overstekende voetgangers werd in 1990 een voetgangerstunnel tussen dat parkeerterrein en de toenmalige ingang van de tentoonstelling geopend. Deze tunnel heeft fraaie tegels en een glasmozaïek, gemaakt door Paul de Nooijer. De tunnel bestaat nog steeds maar is sinds 2013 gesloten voor publiek.

In 1999 bestond de tentoonstelling 50 jaar. In dat jaar werd het tentoonstellingsterrein in de noordoosthoek belangrijk uitgebreid en werd het Oranje Nassau paviljoen geopend. Ingang Oost bleef echter nog jaren in de buurt van het Juliana paviljoen.

Tegenstellingen

De tentoonstelling met ongeveer 800.000 bezoekers per jaar draaide financieel goed. De Stichting Kasteel Keukenhof, die erfgenaam was na het overlijden van Jan Carel Elias graaf van Lynden in 2003, keek daar met jaloerse ogen naar. De Stichting zag vele kosten op zich afkomen en wilde onder andere veel meer huur van de tentoonstelling ontvangen dan contractueel was vastgelegd. De meningsverschillen liepen zo hoog op dat het vlak voor de opening van de tentoonstelling in 2015 dreigde te escaleren. Om vergaande schade van het voorjaarstoerisme te voorkomen bemiddelde de gemeente Lisse. Na langdurige onderhandelingen werden zowel de Stichting Kasteel Keukenhof als de Stichting Nationale Bloemententoonstelling Keukenhof opgeheven en werd een nieuwe stichting opgericht. Sinds 1 januari 2016 beheert Stichting Carel van Lynden het hele landgoed, inclusief de tentoonstelling.

In 2017 werd het nieuwe entreegebouw en het vergrote parkeerterrein aan de oostkant in gebruik genomen. Het gebouw functioneert als een toegangspoort. De entree tot Keukenhof is voorzien van alle gewenste bezoekersfaciliteiten. Het aantal bezoekers nam gestaag toe en in 2019 werden meer dan 1,5 miljoen bezoekers geteld.

Foto: De eerste poster in 1950
Foto: Keukenhof