Uitgegeven artikelen in pers etc.

’t Roemwaard Lisse: De schuilkerk (13)

Door Alfons Hulkenberg

overgenomen uit het boek ” ’t Roemwaard Lisse”

Ik ga mij zacht door lommerende dreven _,
Langs Wassergeest haar grondgebied begeven . . .

Jan de Graaff gaat de Catrijnelaan in, die zijn naam dankt aan Catryn, weduwe van Gerrvt Amelrycx Graef. In 1506 verkocht zij hier zes morgen land aan de Abdij Leeuwenhorst. Vroeger lag de laan tegen­over de Tweede Poellaan. Toen echter in 1808 de tuinen van Wasser-geest werden vergroot, is de Catrijnelaan iets verlegd. Een deel ervan werd later Essenlaan genoemd, niet te verwarren met de oude Eslaan langs de Phoenix. Nu komt onze dichter bij de schuurkerk bij Bloemhof aan de Achterweg.3 De kerkdeuren staan open. Hij aarzelt even, maar omdat hij nu eenmaal besloten heeft heel Lisse te beschrijven gaat hij binnen, waarbij wij hem zachtjes volgen.

‘k Zie de Roomse kerk haar deuren opgedaan,

Nu vlijt mijn plicht om binnen in te gaan. 

Mijn ziel verrukt, mijn oor gestreeld mits dezen

Vermits Gods naam zo hooglijk wordt geprezen.

Hier tempelwaarts door zang en orgeltoon

Ter eer van Codes majesteit en kroon!

Leeft, juicht tesaam, gij herder met uw schapen,

Nog lange tijd als rechte Jezus-knapen!

Vaart wel!

De onbekende tekenaar heeft het complex geschetst van de achterzijde, omdat het aan de kant van de Achterweg door schuren, bosschages, fruitbomen en een schutting aan het gezicht was onttrokken. Hij zit nu midden in het weiland, met het gezicht naar het oosten, terwijl hij de Loosterweg achter zich heeft. Links staat de pastoorwoning. Een royaal huis voor die dagen. Het lijkt wel van hout gebouwd. Waarschijnlijk is echter de westzijde, de regenzijde, met planken beschoten, om het inwateren van de muren tegen te gaan. (Spouwmuren waren nog onbe­kend). De linker voorbouw zal wel de keuken of bijkeuken zijn, met een aparte schoorsteen voor het fornuis. Daarvoor is een bouwsel, dat waarschijnlijk als turfhok zal hebben gediend. Om het binnenplaatsje van de pastorie is een muur gebouwd met een poortje en een klein tuinhuisje, dat uitzicht geeft op het boerenland. In genoemd poortje is juist de huishoudster van de pastoor verschenen, misschien een “geeste­lijke dochter”, die nu op het vlondertje staat bij het slootje dat achter langs de pastoriemuur loopt. Naast het pastoorshuis staat de kerk, ongeveer 9,75 m breed en bijna tweemaal zo lang. Hij heeft kleine raampjes met luikjes, die echter alle gesloten zijn. Aan de andere zijde waren waarschijnlijk geen raampjes aangebracht. Dit alles hoeft ons niet te verbazen. Algemeen mochten zich slechts daar ramen bevinden, waar het van buiten niet zichtbaar was. (Wie gaat nu tussen de koeien zitten! ) Bovendien moesten ramen en luiken tijdens de dienst veelal gesloten worden, opdat gezang, gebed of wierookgeur geen reden tot aanstoot zou zijn. In Lisse zal dit wel zijn meegevallen; de omwonenden waren zover bekend altijd “roomsgezind.” De kerk heeft een rieten dak, waarschijnlijk bestaande uit twee smalle kappen. Een verholen goot voert het water naar de regenbak of naar de sloot. De houten schuur rechts is kort voor de sloping in 1843 vervangen door de twee vervallen huisjes, die nog aanwezig zijn.

Van 1672 was de roomse kerk in deze uithoek gevestigd, sinds 1687 als afzonderlijke “Statie Lisse”. Pastoor Schaap; “ovem lana abundarum” zoals hij zich met de nodige zelfspot noemt, heeft omstreeks 1700 de “meer dan gewoon fraaie” pastorie gebouwd. Dit alles is in 1843 gesloopt, toen de kerk bij ’t Mossenhof gereed was. Het complex werd gekocht door de heren Engel en Leendert Kruijff, bloemisten te Sassen-heim. De genoemde twee huisjes bleven alleen staan. Van het afko­mende materiaal werd in Santpoort een hervormd kerkje gebouwd, dat in 1916 is afgebrand. In het dorp Lisse werd in 1843 de nieuwe kerk ingewijd. Gotisch, dat was pas de echte kerkstijl! Zestig jaar later verrees de huidige kerk, de “kathedraal van de bollenstreek” met een hoge toren en echte gemetselde gewelven.6 Toen was dat weer het ware! En nu weten we het alweer veel beter. Natuurlijk, we weten het nu beter . . ., we weten alles weer beter . . . Maar misschien hebben we soms toch nog wel eens een klein beetje heimwee naar zo’n besloten kerkje vol stille vroomheid, ergens ver weg op het boerenland.

Verder hebben we het gezang niet kunnen vernemen; de raampjes werden gesloten . . .

  1. De Aagtenkerk blz. 191 noot 54.
  2. Zie kaart achterin
  3. De Aagtenkerk blz. 94-96.
  4. Archief Van Lynden/Keukenhof, pak Bloemhof.
  5. Santpoort’s Weekblad, omstreeks 1969. De kerk is l juli 1844 ingebruik genomen.
  6. Ansichten blz. 55 en 62.

13 .”Oude Roomsche Kerk te Lisse” anonieme pentekening in kleur, tweede helft der 18e eeuw. 14x 21 cm.
Gemeentearchief Leiden LPV 77700

Hongerwinter in Lisse

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

29 april 2025

 door Peter Vink

Dit jaar vieren we 80 jaar vrijheid en herdenken we de slachtoffers van de oorlog.

Vrijheid is echter geen vanzelfsprekendheid en is nooit af. Kijk maar naar de wereld om ons heen waar tot op de dag van vandaag oorlog wordt gevoerd en mensen met dood, vernietiging en honger worden geconfronteerd. Daarom is het goed om de herinnering aan de oorlog in ons eigen land levend te houden en stil te staan bij de ellende van toen, zoals de hongerwinter van 1944-1945.

 Al vóór de bezetting van Nederland door de Duitsers in 1940 was er schaarste aan voedsel, brandstof, levensmiddelen en kleding. Daarom werd een bonnendistributiesysteem ingevoerd om de schaarse artikelen eerlijk te kunnen verdelen. Tijdens de oorlogsjaren nam de schaarste echter snel toe en in 1942 was vrijwel alle voedsel al volledig op de bon. Toch probeerde men zoveel mogelijk door te leven en werd men vindingrijk om met weinig toch te kunnen overleven. De treinstaking in september 1944 veranderde alles in het westen van Nederland. Men hoopte met deze staking de opmars van de geallieerden en dus de bevrijding te versnellen. Het pakte totaal anders uit doordat de Duitse bezettingsmacht als vergelding alle voedseltransporten naar het Westen van Nederland blokkeerde. Daardoor ontstond snel een groot tekort aan voedsel. Ook in Lisse was al snel geen voedsel meer te krijgen. Bovendien werd de levering van brandstoffen gestaakt zodat gezinnen in Lisse vaak zelf ook geen voedsel meer konden bereiden.

Gaarkeuken

Men ging daarom in Lisse een centrale keuken oftewel een gaarkeuken inrichten in een bollenschuur van de firma G. van Parijs aan de Grachtweg. In de grote ketels waarin normaal bloembollen werden behandeld werden nu maaltijden bereid en vanaf 4 oktober 1944 uitgedeeld aan de hongerende bevolking. Het waren sobere maaltijden van afwisselend stamppot, soep of pap. Ongeveer 2500 Lissers melden zich direct voor verstrekking van voedsel uit de gaarkeuken. In mei 1945 was dit opgelopen tot 6000 personen. Dus 60% van de Lissese bevolking deed een beroep op de gaarkeuken. Voor zover men nog wel zelf voedsel kon bereiden op een kacheltje (gestookt met illegaal gekapt hout) werden ook tulpenbollen gebruikt als aanvulling op het weinige wat er aan normaal voedsel te krijgen was. Men gebruikte niet alleen tulpenbollen maar ook voederbieten, aardappelschillen en krokusknollen. Brood werd gemaakt van spinazie, bieten en tulpenbollen. Het Voedingsbureau van den Voedselraad gaf voorlichting hoe tulpenbollen te gebruiken in bijv. stamppot, zuurkool, soep, hartige (pannen)koekjes of brood.

Gelukkig werden in maart 1945 Zweedse voedselpakketten uitgedeeld en volgden snel droppings met voedsel door de geallieerden.

Na de bevrijding in mei 1945 kwam de toevoer van voedsel weer langzaam op gang en was de hongerwinter voorbij. Toch bleven veel producten nog geruime tijd schaars en bleef het bonnendistributiesysteem nog lang bestaan. Pas in 1952 was koffie weer vrij te koop.

Receptenboekje in oorlogstijd

Distributiebonnen

Foto: Ruimte van de gaarkeuken bij Van Parijs tijdens de hongerwinter
Foto’s: OudLisse

Nogmaals ‘Overstroming in de Poelpolder’

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

15 april 2025

door Nico Groen 

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ worden 5 overstromingen in de Poelpolder beschreven. Het boek is nog verkrijgbaar. De vierde overstroming was in 1804. Over deze overstroming is meer bekend door een relaas van de landmeter van Rijnland.

 De weersomstandigheden waren vóór de overstroming al buitengewoon slecht. In het boek staat dat er gesproken wordt over ‘Felle noord-oosten winden en buien’ die het water in zuidelijke richting opstuwden en dus ook het water van de  Ringsloot rondom de droogmakerij. De ringdijk had al veel schade opgelopen. De weersomstandigheden werden maar niet beter en ‘eindelijk’ in de ‘Nagt tussen Zondag en Maandag den 12den en 13den Februari 1804’ gebeurde het dan toch. Niet ver ten noorden van de 1e Poellaan, ongeveer tegenover de Zemelpoldermolen, ontstond ‘tot opden bodem’ een gat en die alles binnen ‘den Poel dreigde omver te werpen’.

Gevolgen van de overstroming

Kennelijk waren veel eigenaren niet bedacht op een overstroming van deze omvang. Veel boeren hadden op dat moment nog vee in de weiden lopen. De boeren moesten dus in rap tempo ‘hun vee en haave zoo verre het zich daarin bevond ontruymen en tragten te redden’. Maar dit was natuurlijk niet het enige probleem. Ook vele gaten in de dijken moesten met spoed gedicht worden, terwijl er een ‘groot gebrek aan de meest benodigde Specie (aarde)’ was volgens de landmeter. Ook het vervoer was een probleem. Bij de grote doorbraak tegenover de zemelpoldermolen hebben de eigenaren zelfs een schip laten zinken omdat er  niet genoeg grond was te vinden in de nabije omgeving. We lezen dat de boeren deze actie ‘met geen ongunstige gevolg beloond’ zagen.

De landmeter had zelf waargenomen dat het water tot 1,5 m hoogte in de polder was gekomen. Aan huizen en boerderijen was veel schade aangericht. Een drietal ‘Huysmanswoningen’ had zelfs zoveel van de overstroming geleden, dat men tot sloop overging en het puin gebruikt werd om de beschadigde dijk te verstevigen. Een groot gedeelte van de dijk was zwaar beschadigd, maar dat was nog niet alles. De bruggen in de 1e en 2e Poellaan waren er slecht aan toe. Beide bruggen hadden, zo lezen we, ’door de zwaere persingh van ’t Water zodanigh geleden dat de steene Vleugels geheel zijn omgevallen en alles verder uyteen gerukt’. Er moesten dus nieuwe bruggen gemaakt. Timmerman J. Guldemond heeft dat aangenomen voor 3.125 gulden. Kort na het herstel van beide bruggen ontstonden nieuwe problemen, want de Zemelbrug bleek op te laag niveau te zijn gerepareerd. Onder deze brug door werd zand vervoerd van een afzanding bij het Keukenduin nabij het Reigerbos, ten behoeve van ophogingen in Amsterdam. Na de reparatie van 1804 konden zandschuiten helaas niet meer onder de brug door. De eigenaar van de afzanding, Van der Staal, heeft na hevige discussie uiteindelijk de ophoging van de brug zelf moeten bekostigen.

De kosten die alle schade met zich mee bracht waren enorm en geraamd op 15.000 tot 20.000 gulden, een enorm bedrag voor die arme tijd.

Foto.: Deze foto uit 1953 laat zien hoe een gat in de dijk met een schip gedicht kan worden.
Foto: Uit het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’

 

Overstroming in de Poelpolder

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

1 april 2025

door Nico Groen

 In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ worden 5 overstromingen in de Poelpolder uitgebreid beschreven. Het boek is nog verkrijgbaar. De bedijkte Lisserpoel was in 1624 drooggevallen, maar even later, in 1625, stond alles weer onder water. Dat kostte veel geld en een jaar niet oogsten. Ook in 1675 was het weer raak.

 In het begin van 1625 was er een hevige stormvloed waardoor de dijken van de Zuiderzee bij Muiden en Diemen doorbraken. Het water overstroomde een groot gedeelte van de veengebieden ten noorden van de Oude Rijn. Dat gold ook voor de directe omgeving van het Haarlemmermeer. Op 22 maart 1625 werd er melding gemaakt dat ook de dijken van het pas aangelegde bedijkte Lisserpoel het hadden begeven door ‘den grooten vloet en hoogen water’ Het pas ingepolderde land stond dus opnieuw onder water. Niet alleen de dijk was beschadigd, maar ook de pas gegraven molentocht en de sloten tussen de kavels. Dit moest allemaal hersteld worden. Ook de werven bij  molens waren grotendeels weggeslagen en de huisjes waren beschadigd.

Extra kosten moesten worden gemaakt om de Ringdijk te herstellen en steviger te maken. De eigenaren van de kavels hadden in de zomer van 1625 de eerste oogsten van het land willen halen, maar door de overstroming was dat onhaalbaar. Op de drooggevallen gronden werd eerst haver geteeld en uit de rekeningen blijkt dat pas in de zomer 1626 voor het eerst werd geoogst, De eigenaren van de kavels zullen dus pas in 1627 de eerste inkomsten van hun nieuw verworven gronden hebben gehad. Om de eigenaren van de kavels tegemoet te komen werd hun toegezegd dat zij nog minder belasting hoefde te betalen.

Het jaar 1675

In de nacht van 4 op 5 november woedde er een hevige noordwesterstorm, ook bekend als de Allerheiligenvloed. In Noord-Holland braken meerdere dijken door. Zo liep ook de Spaarnedammerdijk ernstige schade op. Er ontstond ten oosten van Halfweg een gat van 140 m. breed. Ook de zeedijk bij Muiderberg brak door. Tot aan de Oude Rijn kwam alles tot de duinen onder water te staan. Bij de stormvloed werd ook de Ringdijk om de bedijkte Lisserpoel op 3 plaatsen doorgebroken. Een van de drie was bij de dam in het Hellegat, het tegenwoordige fietspad tussen de grote Poelmolen en de 3e Poelaan. De tweede was bij de huidige haven van Lisse achter de Copinstraat en de derde helemaal aan de zuidkant voorbij de 3e Poelllaan in Sassenheim. Op 30 november kwamen de directeuren en de eigenaren bij elkaar.Er moest begonnen worden met het dichtmaken van de 3 gaten volgens een bestek dat publiekelijk werd aanbesteed. Het werk werd afgerond in maart 1676.

De aanwezige 2 molens bij de 2e Poellaan waren niet toereikend  om de Bedijkte Lisserpoel effectief droog te malen, ook omdat een van de twee molens in zeer slechte staat verkeerde. Op 25 maart 1676 namen de  ingelanden (eigenaren) daarom het besluit een nieuw achtkantige vijzelmolen te bouwen nabij de huidige 3e Poellaan. Deze molen staat er nog steeds.

Foto.: Ondergelopen gebieden na de stormvloed van 1625
Foto: Gottschalk 1977 uit het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’

Het wapen van Lisse.

Sporen van vroeger   (LisseNieuws)

18 maart 2025

  Door Peter Vink 

In deze ‘Sporen van vroeger’ iets over heraldiek of wapenkunde en het verhaal achter het wapen van Lisse.

Heraldiek of wapenkunde is de wetenschap achter herkenningstekens van personen, families of organisaties. Het is ontstaan in de 12e eeuw tijdens de kruistochten toen ridders hun wapenuitrustingen versierden met symbolische voorstellingen en emblemen. Op het slagveld dienden ze als herkenningstekens.

Daarna wenste elke gerespecteerde edelman met aanhang zich met tekens op schilden, vaandels, banieren en zadeldekken van paarden kenbaar te maken. Zoiets van: dit is mijn grondgebied en dit zijn mijn strijdkleuren. Rond het jaar 1200 werden wapenschilden erfelijk en blijvende familietekens. Om te zorgen dat niet iedereen dezelfde tekens en kleuren ging gebruiken werden in de 14e en 15e eeuw registers of wapenboeken ingesteld. Deze werden bijgehouden door een ‘heraut’ of ‘wapenkoning’.

In de loop van de tijd werd het wapen steeds meer een symbool van eenheid binnen een familie. Met een wapenzegel werden brieven en belangrijke oorkonden bekrachtigd. In het begin was heraldiek eenvoudig, maar later verviel het in decadentie met wanstaltige wapens zonder heraldische regels. Met Napoleon kreeg de heraldiek een nieuw impuls en werden de regels verandert. Het voeren van een wapen werd niet meer alleen voorbehouden aan de adel en hogere klasse. Thans heeft iedere burger het recht tot het voeren van een wapen volgens de heraldische regels.

Wapen van Reinier Dever uit het wapenboek van Gelre 1395

Sinds de 13e eeuw is de naam Aper oftewel d’Ever (Dever) bekend en verbonden met Lisse.

Rond 1375 woont Heer Reinier Dever in een ridderhofstede bij Lisse het huidige Huys Dever.

De d’Evers voerden een wapen te weten ‘een halve Hollandse leeuw van rood, getongd en genageld van blauw op een gouden veld’. Dit doet afstamming vermoeden uit het Hollandse gravenhuis. Vanaf 1589 werd de Heer van Dever ook heer van de ambachtsheerlijkheid Lisse. De heerlijkheid Lisse zegelde vanaf die tijd altijd met het wapen van het geslacht d’Ever.

Het wapen van Lisse:

Na de stichting van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 stelde de Gemeente Lisse er prijs op om een eigen wapen te gaan voeren. Dat moest wettelijk worden vastgelegd in een register bij de Hoge Raad van Adel in Den Haag die daartoe bevoegd was. Zoals eerder genoemd zegelde Lisse altijd al met een wassen zegel (groen of rood) met het wapen van Dever. Dus koos men in 1815 voor het wapen van Dever maar wel met andere kleuren namelijk geel als goud en blauw als lazuur (de kleuren uit het wapen van het Koninkrijk).

Op 24 juli 1816 verkreeg de Gemeente Lisse het volgende wapen: ‘van goud, beladen met een halve klimmende leeuw van lazuur’.

Er zijn wel kleine verschillen met het wapen van Dever zoals de kleuren, de vorm van de leeuw en de schildvorm. Toch is het wapen van Lisse een mooie verwijzing naar het geslacht Dever en de bewoners van ‘den huijse van Lisse’ oftewel ‘t Huys Dever.

 

 

Wapen van de Gemeente Lisse

 

Wapenschild met het wapen van Dever;

Foto’s: Wapen van Reinier Dever uit het wapenboek van Gelre 1395; Wapenschild met het wapen van Dever; Wapen van de Gemeente Lisse

Hoe leefden de vroegste bewoners van Lisse en omgeving?

Sporen van vroeger   (LisserNieuws)

4 maart 2025

 Door Peter Vink

In de vorige column van ‘Sporen van vroeger’ werd geschreven over recente archeologische vondsten in Lisse. Daarbij zijn sporen van vroege bewoning uit de steentijd gevonden. Maar hoe woonden en leefden deze vroege bewoners?

De nieuwe steentijd, ook wel Neolithicum genoemd, was de tijd waarin de landbouwcultuur langzaam opkwam. De mens verruilde zijn rondtrekkende levenswijze als jager-verzamelaar in voor een verblijf op een vaste plek. Deze eerste ‘boeren’ behoorden tot de zogenaamde bekerculturen, zoals de Vlaardingencultuur. Men heeft bij opgravingen elders in Nederland al goede reconstructies kunnen maken over hoe deze mensen woonden en leefden.

Daarbij is vastgesteld dat de eerste ‘permanente’ bewoners hun nederzettingen bouwden op de hoger gelegen schrale zandgronden, zoals nu ook het geval bleek bij de opgraving in Lisse. Men bouwde grote familiehuizen van stevige houten palen met een dak van riet. De wanden bestonden uit een vlechtwerk van takken die was dichtgesmeerd met klei. Met het bouwen van deze huizen kon men zich goed tegen regen, kou en wind beschermen.

Nu men van een rondtrekkend bestaan was overgegaan naar wonen op een vaste plaats moest men het voedsel natuurlijk ook in de directe omgeving kunnen vinden en verbouwen. Dat was in een gebied rond Lisse op de grens van nat en droog en bij de kust geen probleem. Men kon er volop eetbare planten vinden en jagen op zowel land- als waterdieren. Het was waarschijnlijk de belangrijkste reden om in het gebied bij Lisse op een duintop te gaan wonen.

Ook gingen de mensen in deze periode land bewerken voor het verbouwen van eetbare of nuttige planten. Dat bewerken van het land ging nog wel zeer primitief waarbij de grond werd losgemaakt met een eenvoudige hak van hout of steen. Deze hak ontwikkelt zich tot een zogenaamde haakploeg of eergetouw. Na het losmaken van de grond werden zaden gezaaid van bijvoorbeeld gierst, vlas, boekweit of emmertarwe een oergraansoort. Na de oogst werd het graan en gierst als belangrijke voedsel gebruikt naast de gevangen land- en waterdieren. Later werden ook dieren als tam vee gehouden zoals varkens, geiten en runderen voor melk, vlees en huiden en een os om met een eergetouw de grond te kunnen bewerken en uiteindelijk voor het vlees.

Het wonen op een vaste plaats betekende dus een nieuwe levenswijze. Van deze levenswijze zijn nu in Lisse duidelijke sporen gevonden zoals een stenen bijl, fragmenten van aardewerken beker(s), vuursteen-fragmenten, een stuk van een maalsteen en botmateriaal van dieren. Ook zijn in het zand diverse paalafdrukken van een nederzetting, sporen van grondbewerking met een eergetouw en een voetafdruk gevonden. We kunnen dus stellen dat rond Lisse al heel vroeg sprake was van bewoning en menselijke activiteit.

Er zijn ook veel grondmonsters verzameld en gespoeld die nu worden geanalyseerd.

Het verhaal krijgt dus nog een vervolg.

Het analyseren van de gespoelde grondmonsters door een archeoloog
Foto: VOL

De vroegste bewoners van Lisse en omgeving

Sporen van vroeger    (LisserNieuws)

18 februari 2025

 door Peter Vink

Zelden is de naam van deze column zo actueel als de laatste tijd. Er zijn namelijk bij opgravingen op de plek waar de nieuwe woonwijk Geestwater komt bijzondere vondsten gedaan. Daarbij zijn sporen van vroege bewoning aangetroffen en tastbare voorwerpen zoals een natuurstenen bijl, een fragmenten van een klokbeker, en botmateriaal. De vondsten en sporen gaan terug tot de periode van ca. 3800-2000 jaar voor Chr. Daarmee zijn de vondsten zeer uniek te noemen omdat uit deze periode maar weinig is gevonden in de Duin- en Bollenstreek.

 Kustvorming van Nederland

De geschiedenis van het Nederlandse kustgebied begint zo’n 8000 jaar voor Christus. De laatste ijstijd maakt plaats voor de warme periode (Holoceen) waardoor de zeespiegel stijgt en de Noordzee ontstaat. Nadat de zeespiegelstijging stopt worden door de zee grote hoeveelheden zand aangevoerd en ontstaat langzaam een blijvende kustlijn met langgerekte zandbanken die uitgroeien tot strandwallen. Op de strandwallen ontstaan door wind zandduinen ook wel bekend als ‘oude duinen’. Vanaf die tijd gaat de kust zich steeds verder zeewaarts uitbreiden waarbij nieuwe strandwallen ontstaan. Op de oudste strandwallen liggen nu de dorpen Lisse, Sassenheim en Hillegom.

De vroegste bewoning

Op de oudste strandwallen kon men droge voeten houden en dus is het logisch dat dit de oudst bewoonde plekken werden langs de kust. De eerste mensen die hier rondliepen waren waarschijnlijk jagers-verzamelaars. Van deze mensen zijn geen sporen gevonden omdat ze nooit lang op een plek woonden.

Opgegraven schedel van een varken

In de nieuwe steentijd oftewel het neolithicum gaan mensen ook gewassen verbouwen en dieren houden waardoor ze langer op een plek verblijven. In het kustlandschap van de Duin- en Bollenstreek strijken vermoedelijk vanaf 3500 voor Chr. de eerste permanente bewoners neer. Ze leven van de jacht en visserij en worden om die reden naar de voedselrijke kuststrook getrokken, maar ze leven ook al een beetje een boerenbestaan. Deze bewoners worden gerekend tot de zogenaamde ‘Vlaardingencultuur’ omdat sporen van hun bestaan voor het eerst in Vlaardingen zijn gevonden. Toch zijn in de Duin- en Bollenstreek tot nu toe weinig sporen van deze cultuur gevonden.

Het belang van de opgraving in Lisse

De oudste strandwallen in de Duin- en Bollenstreek zijn helaas voor het grootste deel afgegraven ten behoeve van de bloembollenteelt waardoor veel archeologisch materiaal verloren is gegaan. Toevalsvondsten zoals (vuur)stenen bijlen, sikkels en fragmenten van aardewerk en bot waren al wel het tastbare bewijs van de aanwezigheid van mensen uit de Vlaardingencultuur in onze contreien.

Door proefboringen en sleuvenonderzoek in het opgravingsgebied in Lisse zijn nu oude duinafzettingen gevonden onder een laag veen. Deze duinafzettingen zijn niet afgegraven of verstoord en onaangeroerd gebleven en dus zeer interessant voor archeologisch onderzoek naar vroege bewoning. Daarbij zijn tot nu toe bijzondere vondsten uit het neolithicum gedaan die veel extra informatie kunnen verschaffen over de eerste bewoners van deze streek.

Lisse is dus veel langer bewoond geweest dan in zijn huidige 827-jarig bestaan.

Opgravingsgebied in Lisse

De molens van de Poelpolder

 Sporen van vroeger (LisserNieuws)

4 februari 2025

 Door Nico Groen

 

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ worden de molens uitgebreid beschreven. Voor de afwatering van ‘De Bedijkte Lisserpoel’, zoals deze toen genoemd werd, werden 2 molens in een tweegang gebouwd aan het einde van de huidige 2e Poellaan. In 1676 werd de Grote Poelmolen gebouwd bij  de 3e Poellaan. Het boek is nog verkrijgbaar.

De 2 nabij elkaar liggende molens bij de 2e Poellaan vormden samen een molengang. Deze zogenoemde tweegang bestond uit 2 samenwerkende poldermolens. Vanwege de maximale opvoerhoogte van ongeveer 1,75 m. per molenrad  was bij diepere gelegen meren zoals de Lisser poelen was één molen onvoldoende. Daarom was een stapsgewijze waterverhoging noodzakelijk. De onderste molen (ondermolen) verplaatste het water naar de onderboezem. Daarna schepte  de bovenste molen (bovenmolen) het water in de in oostelijke  Ringsloot, die in 1963 gedempt is. Een molenwatergang (molentocht), die van zuid naar noord van de hele bedijkte poel liep zorgde voor de afwatering. Vanuit deze tochtsloot voerde een sloot naar de onderste molen.

Deze 2 molens stonden op grond, die destijds bekend stond als het oude land en oorspronkelijk deel uitmaakte van het eiland Rooversbroek. Na de droogmaking maakte ze deel uit van De Bedijkte Lisserpoel.

Wipmolens met scheprad

De molens bevonden zich aan het einde van de toenmalige Nieuwe Weg, die nu 2e Poellaan heet. Het waren 2 wipmolens, ieder voorzien van een scheprad.

De wipmolen is een type windmolen dat veelvuldig voorkwam  in Zuid Holland. Een wipmolen is te herkennen aan het draaibare bovenhuis met staart, dat rust op een piramidevormige  constructie van de ondertoren. Deze ondertoren staat op zijn beurt op een vierkante muur. Ondanks hun relatieve ‘smalle taille’ kunnen deze molens aanzienlijk groot zijn. Een van de wipmolens had een muur van 7 x 7 m, wat de molen geschikt maakte voor bewoning.

De molens waren dus oorspronkelijk uitgerust met schepraderen, die het water nier erg hoog konden opvoeren. De introductie van de vijzel maakte het mogelijk water tot 4 meter hoog op te voeren. Tussen 1634 en 1645 verving men de scherpaderen in de onder- en bovenmolen door vijzels. Na deze vervanging werden de molens veranderd van een tweegang in 2 onafhankelijke molens, die beiden uitmaalden op de oostelijk Ringsloot. Dit verlaagde de kwetsbaarheid van het systeem, aangezien bij defect van een van de molens de andere kon blijven draaien.

Dijkdoorbraak

In 1675 werd de Bedijkte Lisserpoel getroffen door een overstroming na een doorbraak van de Spaarndammerdijk. De aanwezige 2 molens bij de 2e Poellaan waren niet toereikend  om de Bedijkte Lisserpoel effectief droog te malen, ook omdat een van de twee molens in zeer slechte staat verkeerde. Op 25 maart 1676 namen de  ingelanden (eigenaren) daarom het besluit een nieuw achtkantige vijzelmolen te bouwen nabij de huidige 3e Poellaan. Deze molen staat er nog steeds.

Foto.: De wipmolen van Hofwegen bij Dordrecht als voorbeeld.
Foto: Wikipedia

Frits Treffers Penning 2024 voor pompgebouw aan de Ringdijk

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)

21 januari 2021

Door Nico Groen

 

Op 17 september heeft de Cultuur Historische-Vereniging “Oud Lisse” de jaarlijkse

Frits Treffers Penning uitgereikt. De keuze is gevallen op het markante voormalige

pompgebouw aan de Ringdijk 8 te Lisse.

Een korte historie: Het is zeer bijzonder, dat de keuze voor deze penning is gevallen op dit markante gebouw aan de Ringvaart. Bij een eerdere inventarisatie van monumentale panden was het stoomgemaal over het hoofd gezien. Het Hoogheemraadschap van Rijnland bouwde het een dikke eeuw (1898) geleden om de Rooversbroekpolder droog te houden. Het gemaal was een relatief groot gebouw, omdat het een stoommachine moest herbergen. Het werd gefundeerd op houten palen. De stoommachine was zo bewerkelijk dat de machinisten, eerst Lisser Cozijn en daarna vader en zoon Koelewijn, het warme eten vaak naast de machine opaten.

Stoommachine werd dieselgemaal

“De vervanging door een dieselmotor van Crossley Bros Manchester in 1924 was een hele verbetering, ook al moest de motor om het uur worden gesmeerd. Voor de familie Koelewijn was het bedienen van het gemaal overigens een bijverdienste, want vader en zoon waren in eerste instantie bollenkwekers. In 1974 nam de Lisserpoelpolder de bemaling van de Rooversbroekpolder over. De bemaling van zowel de Rooversbroekpolder als de Poelpolder geschiedt nu door een elektrisch gemaal. Het gemaalgebouw aan de Ringvaart werd verkocht aan de familie Roozen en door de inzet van Mary Roozen en haar zoon Ruud is dit bijzondere pompgebouw gerenoveerd en verbouwd tot een woning, Mary Roozen woonde er vanaf 30 juni 2007. Het oude houten woonhuis ernaast werd afgebroken. Daarbij werd Frits Treffers van de Vereniging Oud Lisse benaderd om hen daarbij te helpen. In 2021 is het voormalig pompgebouw verkocht aan Guido op ’t Hof en Pim van Deun. Zij hebben er op hun beurt alweer vele uren werk en zorg aan besteed om dit pand te behouden voor de toekomst. De Vereniging Oud Lisse wil hun inzet belonen met een waarderingspenning “de Frits Treffers-Penning” met de bijbehorende oorkonde. De penning – een ontwerp van Frans en Truus van der Veld – hoort bij het huis.

De kenmerken van het gebouw zijn met name het metselwerk dat toch wel opvalt voor zo’n eenvoudig pompgebouw. Het metselwerk om de roosvensters, de overstek van de dakranden en de horizontale lagen zijn uitgevoerd in donkere en lichte stenen”.

 Bovenstaande staat letterlijk in het laatste Nieuwsblad van 2024 van de VOL met 6 foto’s. Er staat ook nog de volgende tip: “ Op de website OudLisse.nl staan 2 artikelen over het pompgebouw uit Nieuwsblad nummer 2 van april 2007 en uit Nieuwsblad nummer 3 van juli 2013”.

Het nieuwsblad van de VOL is een kwartaalblad in full colour op A4-formaat. Het is gratis voor leden, maar ook te koop voor niet-leden voor 5 euro. Het lidmaatschap kost 25 euro per jaar en u ondersteunt daarbij het werk van de VOL, onder andere voor het behoud van monumentale gebouwen. De VOL zoekt nog iemand die zitting wil nemen in de erfgoedcommissie namens de VOL.

Foto: Ansichtkaart uit ca 1920 van het stoomgemaal in bedrijf
Foto: Uit het Nieuwsblad nr. 4 van 2024

Foto: Het stoomgemaal.
Foto: Uit het Nieuwsblad nr. 4 van 2024

Poelmarkt 50 jaar

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

7 januari 2025

 door Nico Groen

De Poelmarkt en de etagewoningen daaromheen zijn in 1974 opgeleverd. Vorig jaar dus 50 jaar geleden. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends, door het in gebruikstellen van een neonverlichting, het nieuwe winkelcentrum. Onderstaand verhaal is ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

Eind zestiger jaren werden veel woningen in de Poelpolder gebouwd. Het gemeentebestuur vond dat de winkels in het centrum van Lisse te ver waren voor de nieuwe bewoners. Daarom werd besloten noodwinkels in garageboxen in de richten. Eind november 1969 werden de winkeltjes geopend in de garages op het binnenterrein van de huizen aan de westkant van de Ruyshornlaan.

De betreffende winkeleigenaren wilden later natuurlijk in de nieuwe Poelmarkt ook een winkel. Men wilde het onmogelijk maken dat een groot winkelbedrijf van elders zich hier zou vestigen. Besloten werd om alle benodigde grond van de gemeente te kopen. De gemeente wilde wel meewerken, maar wel met de eis dat binnen 5 jaar een winkelcentrum gebouwd moest worden, zodat de garageboxen beschikbaar kwamen voor de bewoners.

Opening op 8 mei 1974

In 1973 werd door W.J.E. Tissing, voormalig president van BV Winkelcentrum Poelpolder, de eigenaar van de grond, de eerste van 500 palen voor de bouw van de Poelmarkt geslagen. In het winkelcentrum zouden 16 winkeltjes worden gerealiseerd. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends door het in gebruikstellen van een neonverlichting het nieuwe winkelcentrum met een bijltje dat 5 jaar eerder ook gebruikt was bij de opening van de noodwinkeltjes. Hij sprak hierbij de legendarische woorden: “Ik wens het eendje uit het Poelpolderembleem een behouden vaart”. Voor degenen die zich afvragen wat dit eendje in het embleem van de Poelmarkt deed: men koos bij het ontwerpen voor een ‘poeleke’ oftewel een eend.

Galerijwoningen

In juni 1973 werd het plan bekend gemaakt dat woningbouwvereniging ‘Het Gezinsbelang’ 60 galerijwoningen zou bouwen rondom het winkelcentrum. Het Gezinsbelang zou aan beide zijden van het winkelcentrum 2 woonblokken van 2 lagen bouwen voor sociale verhuur. Uiteindelijk werden 58 woningen gerealiseerd. Een maand na de opening van de Poelmarkt werd de eerste paal voor de bouw van deze 58 appartementen rondom het winkelcentrum geslagen. Binnen 3 maanden werden deze galerijwoningen gerealiseerd. Aan burgemeester Berends werd de eer gegund om in augustus 1974 de gedenksteen in te metselen. Aan de kant van de Händelstraat en van de Verdistraat werden toen vlak langs de galerijwoningen zuiliepen geplant. Het zijn bomen die een smalle en hoog opgaande groei hebben en mooi passen op die plek. Het zijn nu grote bomen met een monumentale uitstraling. De bewoners hebben er geen last van, want de zuiliepen staan allemaal langs een blinde muur.

In het laatste kwartaalblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” staat een artikel van 2 pagina’s over de galerijwoningen rondom de Poelmarkt. Ook staat er bij de foto van de voorkant van het Nieuwsblad informatie over de Poelmarkt.

Foto: De voorkant van het laatste Nieuwsblad van de VOL met een foto van de Poelmarkt
Foto: PR