Nieuwbouw in plaats van De Gewoonste Zaak
Sporen van vroeger (LisserNieuws)
20 februari 2024
Door Nico Groen
De Gewoonste Zaak was gevestigd in Schoolstraat 11 in een markant gebouw dat gebouwd is in 1914. Het gebouw heette Bondsgebouw, later KAB gebouw. Eerst betekende KAB Katholieke Arbeiders Bond en na de oorlog Katholieke Arbeiders Beweging. De horeca werd later ‘Ontmoetingscentrum en Café ’t Trefpunt met zalen voor bruiloften en partijen’ genoemd. In 1990 werd het De Gewoonste Zaak.
De Katholieke Arbeiders Bond (KAB) werd rond 1900 landelijk een machtige vakbond organisatie met veel plaatselijke afdelingen, zo ook in Lisse. Het KAB gebouw had twee verdiepingen met plat dak en een voorgevel met gemetselde kolommen naast de hoofdingang, die in het midden stond. Op de sierlijk gemetselde balustrade stonden twee gevelstenen, links “ANNO” en rechts “1914”. Achter het pand was een grote (feest)zaal aangebouwd met gebroken dak waarbij de nok haaks geplaatst is op de straat in het verlengde van het oorspronkelijk gebouw. Wim Slootbeek was vanaf 1952 conciërge, zijn vrouw ‘tante’ Jo was de uitbaatster van de horeca. Op een gegeven moment heette het ‘Ontmoetingscentrum en Café ’t Trefpunt met zalen voor bruiloften en partijen’. In 1990 is het KAB gebouw overgenomen door Philip Hogervorst en Teun Oosthoek. Het ging toen café De Gewoonste Zaak heten.
Interieur
In het Nieuwsblad van de VOL van april 2011 staat een aardig verhaal over het interieur van het KAB gebouw, geschreven door Bas Romeyn. Hieronder volgt een klein gedeelte van dit verhaal, dat ook op de website OudLisse.nl te vinden is.
“Het zal rond 1998 geweest zijn dat ik gevraagd werd om het CDA-bestuur in Lisse te komen versterken. De vergaderingen werden gehouden in het KAB gebouw, aan de Schoolstraat te Lisse. Een schamel pand uit 1914, waar de Katholieke Arbeiders Bond haar hoofdkwartier had gevestigd. Een fraaie benaming voor iets dat gewoon een tempel van koning Alcohol was. Als je binnenkwam, ging je langs de biljarttafels naar rechts. Daar kon je kiezen uit de meest steile trap die ik ooit in m’n leven heb gezien (hij stond vrijwel recht omhoog), óf de deur naar de urinoirs, een benaming die volledig recht deed aan de grondstof die daar afgewerkt werd. In deze ruimte stond een groot aantal granito bakken tegen de muur, alwaar duizenden katholieke arbeiders, sinds de Eerste Wereldoorlog hun ruggen kromden. Het spreekt voor zich dat een ieder die zelfs maar over een slechts gedeeltelijk reukvermogen beschikte, de urinoirs blindelings kon vinden.
Bovenaan de trap der alpinisten bevond zich onze vergaderzaal. Aan de grote wand hing een aantrekkelijk klein schilderij, voorstellende een heidelandschap. Het bijzondere was dat om dit oliewerkje heen gewoon gordijnen aan een rails hingen, aldus de illusie wekkend dat de paarswollige gloed door een venster naar binnen scheen. Dat zou het geval geweest zijn, indien de verlichting redelijk zou zijn. Echter, vrijwel de gehele zoldering was bedekt met felle tl-buizen. De eerste keer schoof ik, duizelig van alle indrukken, aan een lange rij, terdege met formica voorziene, tafels aan”.