Uitgegeven artikelen in pers etc.

Poelmarkt 50 jaar

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

7 januari 2025

 door Nico Groen

De Poelmarkt en de etagewoningen daaromheen zijn in 1974 opgeleverd. Vorig jaar dus 50 jaar geleden. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends, door het in gebruikstellen van een neonverlichting, het nieuwe winkelcentrum. Onderstaand verhaal is ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

Eind zestiger jaren werden veel woningen in de Poelpolder gebouwd. Het gemeentebestuur vond dat de winkels in het centrum van Lisse te ver waren voor de nieuwe bewoners. Daarom werd besloten noodwinkels in garageboxen in de richten. Eind november 1969 werden de winkeltjes geopend in de garages op het binnenterrein van de huizen aan de westkant van de Ruyshornlaan.

De betreffende winkeleigenaren wilden later natuurlijk in de nieuwe Poelmarkt ook een winkel. Men wilde het onmogelijk maken dat een groot winkelbedrijf van elders zich hier zou vestigen. Besloten werd om alle benodigde grond van de gemeente te kopen. De gemeente wilde wel meewerken, maar wel met de eis dat binnen 5 jaar een winkelcentrum gebouwd moest worden, zodat de garageboxen beschikbaar kwamen voor de bewoners.

Opening op 8 mei 1974

In 1973 werd door W.J.E. Tissing, voormalig president van BV Winkelcentrum Poelpolder, de eigenaar van de grond, de eerste van 500 palen voor de bouw van de Poelmarkt geslagen. In het winkelcentrum zouden 16 winkeltjes worden gerealiseerd. Op 8 mei 1974 opende burgemeester Berends door het in gebruikstellen van een neonverlichting het nieuwe winkelcentrum met een bijltje dat 5 jaar eerder ook gebruikt was bij de opening van de noodwinkeltjes. Hij sprak hierbij de legendarische woorden: “Ik wens het eendje uit het Poelpolderembleem een behouden vaart”. Voor degenen die zich afvragen wat dit eendje in het embleem van de Poelmarkt deed: men koos bij het ontwerpen voor een ‘poeleke’ oftewel een eend.

Galerijwoningen

In juni 1973 werd het plan bekend gemaakt dat woningbouwvereniging ‘Het Gezinsbelang’ 60 galerijwoningen zou bouwen rondom het winkelcentrum. Het Gezinsbelang zou aan beide zijden van het winkelcentrum 2 woonblokken van 2 lagen bouwen voor sociale verhuur. Uiteindelijk werden 58 woningen gerealiseerd. Een maand na de opening van de Poelmarkt werd de eerste paal voor de bouw van deze 58 appartementen rondom het winkelcentrum geslagen. Binnen 3 maanden werden deze galerijwoningen gerealiseerd. Aan burgemeester Berends werd de eer gegund om in augustus 1974 de gedenksteen in te metselen. Aan de kant van de Händelstraat en van de Verdistraat werden toen vlak langs de galerijwoningen zuiliepen geplant. Het zijn bomen die een smalle en hoog opgaande groei hebben en mooi passen op die plek. Het zijn nu grote bomen met een monumentale uitstraling. De bewoners hebben er geen last van, want de zuiliepen staan allemaal langs een blinde muur.

In het laatste kwartaalblad van de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse” staat een artikel van 2 pagina’s over de galerijwoningen rondom de Poelmarkt. Ook staat er bij de foto van de voorkant van het Nieuwsblad informatie over de Poelmarkt.

Foto: De voorkant van het laatste Nieuwsblad van de VOL met een foto van de Poelmarkt
Foto: PR

 

HET BRUINE CAFÉ: ’t Loosje (1)

Een nieuwe serie over bruine café’s. Bruine cafés verdwijnen uit het straatbeeld, dat is ook heel merkbaar in Lisse. Waar voorheen zoveel bruine cafés en schenkerijen (huiskamercafés) waren, zijn er nu nog enkele in het dorp te vinden.

Door Louise Kerkvliet-van Kampen

Nieuwsblad 23 nummer 1 2024

Wat is een bruin café?
De karakteristieke kroegen met hun donkerbruine houten meubilair in een donkere inrichting dreigen als cultureel erfgoed uit het dorpsgezicht te verdwijnen. In het dorpsbeeld van Lisse zijn er altijd veel geweest. Ze ontstonden als huiskamerschenkerij en groeiden uit tot de klassieke bruine cafés. Het waren sociale ontmoetingsplaatsen, waar vele generaties elkaar ontmoetten en waar ook veel relaties ontstonden. Zo ook in café ’t Loosje, dat gevestigd was in de Kanaalstraat  30. In 1874 wordt het gebouwd als woonhuis, met in het midden een tweevleugelige deur met links en rechts een raam. Erboven is een raam van de bovenverdieping. Het geheel wordt afgewerkt met een fraaie sierlijst. Eigenaar van het pand is Pieter van Waveren, koopman/brandstoffenhandelaar uit Lisse. Het pand heeft aan een zijde een poort. De andere zijde is een gedeelde muur met Kanaalstraat 28. Daar woonde later de familie Vergunst. Daarna werd het pand verkocht aan schoenmaker Van Zelst.

t Loosje

Café ‘t Loosje rond 1950 Kanaalstraat 30

In 1886 is het pand gekocht door Abraham Hartevelt. Hij is distillateur in Leiden en heeft waarschijnlijk het woonhuis veranderd in een schenkerij of café. De familie Hartevelt was eigenaar van Hartevelt & Zoon ofwel de beroemde Distilleerderij “De Fransche Kroon”, v/h Hartevelt & Zoon in Leiden. Het is een gebruikelijke zakelijke constructie om bedrijven inclusief panden op te kopen, zodat de verkoop van eigen producten gestimuleerd wordt. Menig gezin kwam daar een kannetje jenever halen om thuis te nuttigen. Abraham Hartevelt (1845-1890 Leiden) komt in 1890 te overlijden en zijn vrouw, Maria Coenradina Van Vrijberghe de Coningh (Maasland 1845-Leiden 1895), is de nieuwe bezitter en zij verkoopt het vrijwel direct na zijn overlijden aan Jacobus Adrianus van Wensveen (Bloemendaal 1851-Lisse 1934). Jacobus komt uit Bloemendaal, bij zijn huwelijk met Anna Catharina Nelis is hij koetsier. Rond 1891 begint hij als kastelein in café ’t Loosje, dat inmiddels is veranderd van huiskamerschenkerij naar café. Tot het overlijden van zijn eerste vrouw in 1900 is hij tapper. Het lijkt erop dat hij het café dan verhuurt aan Jan Lieshout, eveneens tapper uit Haarlem. Zij bewonen het pand tot maart 1903, waarna zij terugkeren naar Haarlem. Mogelijk heeft Jacobus zijn vak als tapper weer uitgeoefend. Zeker is dat hij rond 1910 verhuist naar Wagenstraat 10 met zijn nieuwe echtgenote en hun kinderen. In de jaren 1910-1920 is de heer Petrus Witteman (1885-1953) met echtgenote Gerardina Lemmers (1892-1975) cafèhouder in ’t Loosje.

Het Wapen van Lisse

Distilleerderij “De Fransche Kroon” aan de Langegracht Leiden

Het café wordt verhuurd aan Johannes (Jan) de Bruin (Lisserbroek 1870-Leiden 1944), bierhandelaar uit de Lisserbroek; hij verkocht al Amstelbier aan ’t Loosje. Jan is een succesvolle zakenman en wel bekend met de horeca. Hij is een zoon van Hendrik (Hein) de Bruin (Nootdorp 1847-Lisserbroek 1932) en Catharina van Velsen (Wateringen 1843-Lisserbroek 1905), eigenaar van Het Wapen van Lisse aan de Lisserdijk, gelegen aan het begin van de Lisserweg. Jan heeft al de goed lopende bierhandel “De Lindeboom”, samen met vader Hein, en een limonade- en gazeusebedrijf genaamd “De Meiboom” in de Lisserbroek. Jan heeft een agentschap van Amstelbier, dat gebotteld wordt aan de Lisserdijk, naast het café. Zoals aangegeven werd in het VOL-Nieuwsblad nr. 2. van 2023 komt het bier vanuit Amsterdam via de Ringvaart aan in grote vaten en wordt het in de Lisserbroek gebotteld. Rond 1920 willen de brouwerijen zelf gaan bottelen en moet Jan op zoek naar een andere bron van inkomsten. Het is onduidelijk wanneer Jan het café exact overneemt. Na pensionering van Hein wordt Het Wapen voortgezet door dochter Petronella de Bruin. Zij is getrouwd met Adrianus (Arie) Faas en samen runnen zij het bedrijf.

Peet Kerkvliet aan de tap van het bruine café ‘t Loosje

Uiteraard blijft weduwnaar Hein bij zijn dochter en schoonzoon wonen, ook Jan woont bij ze in. Het gezin Faas krijgt acht kinderen. Ze leiden een druk maar gelukkig bestaan. Jan neemt met regelmaat een tapper of tapster in dienst voor de bedrijfsvoering. Zij krijgen tevens inwoning totdat Jan zelf kastelein wordt. Jan is altijd ongehuwd gebleven, maar heeft een zeer warme band met zijn zus Petronella. Als hij wil stoppen met het café ’t Loosje, kijkt hij eerst naar een opvolger in de familie. Oudste dochter Janne heeft verkering met Peet Kerkvliet en hij ziet wel iets in het bedrijf. Het stel neemt het bedrijf over en trouwt in 1939. Als de weduwe Van Wensveen komt te overlijden willen de erven het pand verkopen en zo geschiedde. Het café wordt in 1944 verkocht aan Petrus Johannes Kerkvliet (Lisse 1910-Warmond 1989) en Johanna Catharina de Bruin (Lisserbroek 1915-Lisse 2002) t Loosje is een karakteristiek bruin café, wat stoeltjes en tafeltjes, een biljart en een bar waar barstoelen staan. Het gaat open rond 10.00 uur voor de eerste koffieklanten, die een praatje met elkaar maken. Het zijn voornamelijk oudere mannen en er wordt een kaartje gelegd en geroddeld over dorpse gebeurtenissen. Voor de lunch wordt al een jenevertje genuttigd waarna men naar huis keert voor de warme maaltijd. Van 13.00 tot 14.30 uur is het café gesloten en in de middag gaat het weer open voor de middagklanten. Avondeten is voor Peet vaak iets tussendoor. Klanten komen na het werk om een drankje te halen voordat ze naar huis gaan.
Zeker op zaterdag, als men het loonzakje krijgt, wordt er meer dan één borreltje of biertje genuttigd. Wat verbruikt is, wordt ook wel afgerekend ‘op de lat’. De klanten zijn voornamelijk werklieden en zaterdag en zondag zijn de drukste dagen. Het gezin Kerkvliet kan rondkomen van de inkomsten, maar het is zeker geen rijk bestaan.

En zo gaat het leven door, een gezin wordt gesticht. Het sociale leven speelt zich af in het café, een gezellige ontmoetingsplaats. Er wordt gebiljart en een kaartje gelegd, hele gezinnen komen mee. De bar is tegen de achterwand. Achter de bar is een deur, die naar de woning leidt. In de beginjaren was de toegang tot het toilet via de poort naast de woning, later is er een toiletgebouwtje gekomen. In de jaren vijftig komt er een platenspeler en wordt er muziek gedraaid. Een eenvoudig menu verschijnt, een balletje gehakt of een portie kaasblokjes of plakjes worst. In de bollentijd wordt een extra centje verdiend. Vooral het bedienend personeel van Keukenhof weet het dorpscafé te vinden. De sluitingstijden verruimen van ‘s avonds 22 uur naar 23 uur en zelfs tot middernacht en 01.00 uur. Dat zijn lange dagen voor een familiecafé, echt hard werken. In 1970 verongelukt zoon Hans samen met drie andere Lissese jongeren. Het dorp is in rep en roer. Het heeft zo’n impact op het gezin dat men wil stoppen met het bedrijf. Wederom wordt binnen het gezin gekeken naar een opvolger, maar de wens om het bedrijf voort te zetten is niet aanwezig. Het pand met opstallen wordt in 1973 verkocht aan buurman Van Zelst en zo eindigt het leven van een bruin dorpscafé.

‘t Loosje in de Kanaalstraat met daarnaast Van Zelst

Carnavalsvereniging de Gaapstokken 50 jaar

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

10 december 2024

door Nico Groen

De carnavalsvereniging de Gaapstokken bestaat 50 jaar. Dit werd onder andere op 11 november feestelijk gevierd. Burgemeester Lies Spruit reikte toen ook een Koninklijke Erepenning uit. Hieronder volgt een samenvatting van de oprichting, ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

 In 1972 werd carnavalsvereniging De Spekkenbijters opgericht door de jeugdcommissie van voetbalvereniging Sportclub Lisse. De Spekkenbijters waren uiteraard op de jeugd gericht. Nico Molkenboer ging een paar jaar als prins verkleed de feestende jeugd voor. De Raad van Elf bestond uit het beroemde zesde elftal verkleed in voetbalshirts. De dames van de Raad van Elf waren ook verkleed, bijvoorbeeld als scheidsrechter.

In 1974 werd de naam officieel veranderd in De Gaapstokken en kwamen er ook feesten voor volwassenen. Dat was dus 50 jaar geleden. In november 1974 deed Prins Willem II zijn intreden in de zaal van het Trefpunt (Later De Gewoonste Zaak) bij tante Jo aan de Schoolstraat. Het weekblad de Lisser: “De residentie trilde op haar grondvesten. Kees van Ruiten was adjudant en leidde de avond met muzikale ondersteuning van De Bolknakkers. Op 11 november om klokslag elf over elf trad prins Willem II als prins van de Gaapstokken naar voren”.

Eerste carnaval in 1975

Met carnaval in februari ging het op dinsdagavond in het Trefpunt opnieuw los. De Lisser: “Op vrijdag 8 februari 1975 werd het openingsfeest gehouden waaraan meegewerkt werd door Appie Brommert. Hij gaf een persiflage van bekende liedjes. Een persiflage is een spottend optreden op een overdreven of uitvergrote manier van herkenbare eigenschappen van het origineel, zoals André van Duin deed bij de begin van zijn carrière. In het weekend werd een bezoek gebracht aan Het Bejaardencentrum Eikenhorst en ’s avonds aan Berkhout’. Op dinsdagmiddag was het voor de jeugd, waaraan ook werd meegewerkt door de speeltuinverenigingen Kindervreugd, De Bijenkorf, Wilhelmina, alsmede Harlekino en Gemeenschapscentrum De Poel”.

Het leven van een carnavalsprins is (als prins) echter van korte duur. In november werd en wordt steevast een nieuwe prins gekozen. Deze feesten en het kiezen van de nieuwe Prins worden nu al 50 jaar met de nodige aanpassingen jaarlijks herhaald

 Wat betekent Gaapstokken?

De naam Gaapstokken is zo op het oog een vreemde naam voor een vereniging. De naam grijpt terug op een oud scheldwoord aan het adres van de inwoners van Lisse door bewoners van naburige gemeenten. Volgens overlevering betekent dit dat Lissers buitengewoon nieuwsgierig zijn en graag over alles en iedereen het naadje van de kous willen weten. Maar het woordenboek van Van Dale geeft een heel andere betekenis. Een gaapstok is iemand die in gezelschap of bij een openbare bijeenkomst de aanwezigen stokstijf en stom zit aan te gapen. Een tweede verklaring geeft Van Dale voor iemand die lui is en thuis werkloos zit te gapen.

Foto: Bloemenmozaïek met het clubhuis van de Gaapstokken in 2005
Foto: LisseTijdReis, de heer Laroo

 

Aanleg Ringsloot en dijk om de Lisserpoelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                                       

26 november 2024

 door Nico Groen

Na het besluit om de poelen droog te malen gaven de kerken in Leiden opdracht aan landmeter Jan Pietersz Dou om een ontwerp voor de nieuwe polder te maken. De ringsloot en de dijk werden gepland op het oude vasteland. Dat betekende dat van iedere eigenaar langs de poelen grond moest worden gekocht of onteigend.

 Jan Pietersz Dou legde dit ontwerp voor aan de kerkmeesters van de 3 kerken in Leiden, die eigenaar van het gebied waren. Ook moesten de dijkgraaf met de heemraden en de penningmeester van de nieuwe polder hun goedkeuring hechten aan de plannen. Ook de eigenaar van de Cleijpoel moest met de plannen instemmen. Toen dat allemaal in orde was, konden de gronden langs de poelen worden aangekocht of onteigend. Dat ging in die tijd razend snel. Deze gronden langs de poelen, exclusief de Cleijpoel hadden maar liefst 75 eigenaren of pachters. De meesten raakten maar een tiental meters kwijt om de ringsloot aan te kunnen leggen. Maar de oevers van de poelen waren zeer grillig van vorm. De nieuw aan te leggen ringsloot op oude grond moest min of meer recht lopen, zodat er ook eigenaren waren die veel grond moesten inleveren. Zo moest de eigenaar van Dever maar liefst 13.323 m2 inleveren, zijn buurman aan de zuidkant 5.683 m2 en die daarnaast 5.531 m2. Het oude land stak op die plek tussen de 2e Poelaan en de Vennesloot dus erg ver uit richting Rooversbro Sommige eigenaren in De Rooversbroek raakten veel land kwijt. De abdij van Leeuwenhorst maar liefst 25.393 m2 aan een stuk.

Ringsloot, molens en molentocht

Daarna werd de Ringsloot met bijbehorende dijk gemaakt. De grond die voor de Ringsloot werd uitgegraven, werd gebruikt om de dijk van te maken. Aan het einde van de huidige 2e Poellaan werden 2 molens in tweegang gebouwd net op het vasteland van de Rooversbroek, maar dat viel later binnen de Poelpolder. Deze voorbereidingen maakten het droogmalen mogelijk. Na voltooiing van deze fase werd het project afgerond met de molentocht, inclusief een sloot naar de molens. Ook werden, dwars op de tochtsloot, kavelsloten gegraven.

Bij het Hellegat en de Greveling stroomde het water in en uit. Daar moest een andere aanpak worden gekozen en werd een aparte dam in het water aangelegd.

Voor de aanleg van de ringsloot werd bepaald dat per aannemer ongeveer 60 roe (226 m) kon worden uitgegraven, Bij een totale lengte van ruim 10 km ringsloot waren dus heel veel aannemers nodig om de Ringsloot uit te graven en de dijk te maken. Deze kwamen voornamelijk uit Noord-Holland, omdat zij al ervaring hadden opgedaan bij droogmakerijen. In 1623 was alles klaar en kon het droogmalen beginnen.

 Boek te koop

Bovenstaande komt uit het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder. Het telt 250 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL.

Foto: Het verschil in hoogte tussen de Poelpolder en het land aan de westkant is 2,50 tot 3 m.
Foto: Nico Groen

 

 

 

 

Aanleiding voor het droogmaken Poelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

12 november 2024

 door Nico Groen

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ wordt beschreven wat de voordelen waren van de droogmaking. De financiële situatie van de 3 hoofdkerken in Leiden was slecht. Zij waren de eigenaren. Het dure onderhoud aan de oevers door het voortdurend afkalven zou er niet meer zijn. Ook zou er nieuwe vruchtbare grond ontstaan.

 Oorspronkelijk waren de poelmeren en het veen daaromheen eigendom van de graven van Holland. Het gebied werd in 1433 in erfpacht gegeven aan de stad Leiden. Op dat moment werden de poelen verpacht voor de visvangst aan de kinderen van Floris van Alkemade. Pas na afloop van het pachtcontract zou de pacht overgaan naar de stad Leiden. De erfpachtovereenkomst werd in 1583 afgekocht door Leiden, waardoor zij eigenaar werd. De visrechten gaf Leiden aan de 3 hoofdkerken om meer inkomsten te verwerven vanwege hun precaire financiële situatie. Deze kerken waren de Pieterskerk, de Hooglandse kerk en de Vrouwenkerk, later de Waalse kerk genoemd. Deze laatste kerk aan de Haarlemmerstraat is in 1819 gesloopt.

De financiële situatie van de kerken bleef slecht. Daarom verzochten zij bij de stad Leiden de lisserpoelen in eigendom te verkrijgen en droog te maken om meer financiële armslag te hebben door verhuur en verkoop van de nieuwe gronden voor landbouw en veeteelt. De stad ging op 23 oktober 1621 akkoord om de poelen in eigendom over te dragen.

Niet alleen de stad Leiden moest toestemming geven voor de droogmaking. Ook het Hoogheemraadschap van Rijnland en de rekenkamer van de graaf van Holland moesten hun fiat geven. Ook stuurden de burgemeester en het college van Leiden een octrooivoorstel naar de ridderschap van de steden van Holland en West-Friesland.

Afkalvende oevers

Een ander argument om de lisserpoelen droog te maken was het feit dat door afkalving van de zwakke oevers de poelen steeds groter werden. Het beschermen van de oevers moest gebeuren door de eigenaar. Dat was de stad Leiden. Het beschermen van de oevers met palen was ’costlick en beswaerlick’. Daarom wilde het stadsbestuur ook graag dat de 3 hoofdkerken van Leiden de poelen zouden droogmalen.

Cleijpoel van jonkheer Wassenaar

De Cleijpoel was niet in het bezit van de kerken van Leiden, maar van jonkheer Johan van Wassenaar, heer van Duivenvoorde en Starrenburg. Hij was ook houtvester van Rijnland. Hij was de eigenaar van de rechten van de Sassemerbroek, waar de Cleijpoel onderdeel van uitmaakte. Gelukkig kreeg hij op 1 oktober 1622 ook toestemming van het ridderschap van de Staten van Holland en West-Friesland om de poel droog te malen. Op 5 november 1622 werd dan ook een akkoord gesloten tussen jonkheer Johan van Wassenaar en de drie hoofdkerken van Leiden om de droogmaking te coördineren. Bovendien werd vastgelegd wie de visrechten zou krijgen in de te graven ringsloot en de nieuwe sloten die zouden ontstaan na het realiseren van de droogmakerij.

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL
Foto: PR

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL

Foto: PR

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl

Zonnebloem Lisse 60 jaar

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

29 oktober 2024

 door Nico Groen

Onlangs vierde de Zonnebloem afdeling Lisse het 60-jarig bestaan met een feestavond in ’t Poelhuys. Na eerdere activiteiten volgens de Zonnebloem filosofie werd in 1964 een officieel bestuur gevormd met statuten. De Zonnebloem is er met name voor lichamelijk gehandicapten en voor eenzame ouderen.

In 1953 is er door Zuster Ernesta van de Zusters van Breda al een eerste begin gemaakt van speciale aandacht voor kwetsbare ouderen. De Zusters van Breda is een congregatie van de zusters Franciscanessen. Een congregatie is een afdeling binnen de Zusters Franciscanessen. De Franciscanessen ontplooiden meestal activiteiten in de zorg en het onderwijs.

 

 

In Lisse waren de zusters vooral actief in Huize Pius naast de Agathakerk, maar zij waren ook bezig met verpleging van tbc-patiënten en in de wijkverpleging. Daarbij viel het zuster Ernesta op dat veel ouderen eenzaam waren en extra aandacht nodig hadden.

De kring medestanders en vrijwillige medewerkers groeide aldoor. Toch duurde het tot 1964 voordat er een bestuur was en goedgekeurde statuten.

Vrijwilligerswerk

Wat belangrijk was en is, is het huisbezoek aan zieken, lichamelijk gehandicapten en eenzamen. De vrijwilligers van de Zonnebloem kijken naar die kwetsbaren om! Het motto is: “Heb oog en oor voor je naasten”. Zo gaat de Zonnebloem afdeling Lisse al jaren naar bloemententoonstelling Keukenhof om hun gasten te laten genieten van bloemen en planten en alles wat er te zien is.

Dit jaar was dat op 4 mei met 35 deelnemers en 38 vrijwilligers. De vrijwilligers gaan ook in overleg met hun gast of gasten op huisbezoek voor een praatje, genieten van een kopje koffie, met hun gast even een luchtje scheppen of een boodschapje doen in het winkelcentrum. Ook worden de gasten uitgenodigd voor activiteiten, zoals een bezoek aan een tuincentrum, een busreis naar een dierentuin, een bootreis of de kerstviering. Uiteraard wordt er lekker gegeten met een lunch of high tea. Dat gebeurt nu dus al 60 jaar.

Jubileumfeest

Het 60-jarig jubileum werd gehouden in ’t Poelhuys te Lisse op zaterdag 19 oktober met een gezellige feestmiddag, huldiging van jubilarissen, zang en dans en met een lekker buffet toe. Het werd met 97 gasten(deelnemers) vrijwilligers en genodigden gevierd. Bij dit jubileum werden de oudste vrijwilligers als jubilarissen in de bloemetjes zetten.

Dit waren: Greet Cozijn 45 jaar, Lenie Rotteveel 32 jaar, Bouwke Kops 31 en Leny van der Vossen 30 jaar voor hun inzet voor de Zonnebloem.

Voorzitter Eric Prince bedankte sponsors, donateurs en kopers van de loterij, want met deze inkomsten kunnen de activiteiten weer bekostigd worden.

Wilt u inlichtingen om gast of vrijwilliger te worden, neem dan contact op met secretaris van de afdeling Tineke: 06-20912332.

 

 

 

 

 

Foto.: Voorzitter Eric Prince kan meer vrijwilligers gebruiken Foto: Jan Sibie

 

 

 

 

Beschrijving van de Lisserpoelpolder vóór de droogmaking

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

15 oktober 2024

 door Nico Groen

Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ begint met de beschrijving van het gebied dat later de Lisserpoelpolder zou gaan heten. Het begint met de vorming van de oudste strandwal waar oorspronkelijk Lisse en Sassenheim op gebouwd zijn. Ten oosten hiervan lag een waddengebied met oorspronkelijk zout water, dat steeds zoeter werd.

 Het zoet geworden waddengebied werd uiteindelijk één groot veenmoeras dat zich uitstrekte tot aan Utrecht. Dit ontstond zonder menselijk ingrijpen. In de Middeleeuwen werd het moerasgebied systematisch ontgonnen. Dit was noodzakelijk door de bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande wens om meer voedsel te produceren. Ook ontdekte men de mogelijkheden van het gebruik van gedroogd veen (turf) als brandstof. Deze ontginningen gaven uiteindelijk vorm aan het karakteristieke veen- en polderlandschap van het laag gelegen West-Nederland. De grootschalige ontginning had verstrekkende gevolgen voor het landschap. Door ontwatering zakte het veen in elkaar en veroorzaakte maaivelddalingen. Blootstelling aan de buitenlucht veroorzaakte oxidatie van het veen. De wind blies vervolgens de bovenste veenlaag weg. Als gevolg hiervan ontstonden meren in de kernen van de veengebieden. Ze groeiden in omvang door afkalving van het omringende veen. De meren waren een direct gevolg van maaivelddalingen door veenontginning en de afwatering.

Lisserpoelen

De ontginning van het veen leidde uiteindelijk onvermijdelijk tot het ontstaan van vele veenplassen, die uitgroeiden tot onder andere het Haarlemmermeer en de Lisserpoelen. De Lisserpoelen bestonden uit de Noortpoel in het noorden, de Zuijdtpoel ter hoogte van Donjon Dever en de Cleijpoel. De Cleijpoel bij de grens met Sassenheim werd al genoemd in documenten uit 1346, die de grenzen van het bezit van Dirk van Sassenheim beschrijven. Het gebied ten noorden van de Cleijpoel werd genoemd na de dood van Gerardus D’Ever (die overleden is in de 2e helft van de 14e eeuw). Dit was ongeveer ter hoogte van de Engelbewaarderskerk. Dit gebied heette later Geestwater. Geestwater was een groot gebied, dat ongeveer doorliep tot boerderij Langeveld. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Geestwater later is ontstaan.

Verdere ontginning en erosie van het veengebied tussen Lisse en Sassenheim lieten de Noortpoel en de Zuijdtpoel samenvloeien, terwijl het veenland tussen de Zuijtpoel en de Cleijpoel geleidelijk verdween. De Noortpoel en de Zuijdtpoel werden uiteindelijk met de Cleijpoel verbonden door een waterloop die Geestwater werd genoemd. Dat leidde uiteindelijk tot het ontstaan van de grote Lisserpoel.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het boek Lisserpoelpolder 1624-2024’. Dit boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het heeft 264 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: oudlisse.nl.

Foto: Een gedeelte van de kaart van Floris Balthasars en zijn zoon uit 1615.
Foto: OudLisse

 

 

 

Boek: DE LISSERPOELPOLDER 1624-2024

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

1 oktober 2024

door Nico Groen 

De Lisserpoelpolder is dit jaar 400 jaar geleden droog gemalen met 2 molens die stonden aan het einde van de huidige 2e Poellaan. Waar de naam Poelpolder vandaan komt, is niet duidelijk, maar het is helemaal geen polder maar een droogmakerij, ontstaan uit een diverse grote meren. Het boek is te bestellen bij de VOL.

 Dit boek beschrijft de boeiende geschiedenis van de Lisserpoelpolder, met nadruk op twee belangrijke kantelpunten: de droogmaking in 1624 en de woningbouw in  de tweede helft van de 20e eeuw. De Lisserpoelpolder, een van de oudste droogmakerijen van Zuid-Holland, veranderde in de 17e eeuw van een veenplas in vruchtbare landbouwgrond. Het beleg van Haarlem en Leiden was nog niet zo lang geleden en de Tachtigjarige Oorlog duurde voort. Maar de bevolking in de steden groeide. Er was meer behoefte aan landbouwproducten en er heerste optimisme onder investeerders. Leidse investeerders gaven de aanzet tot de droogmaking, maar uiteindelijk vielen de opbrengsten tegen. De droogmaking begon met twee schepradmolens, die vóór  1645 werden omgebouwd tot vijzelmolens. De Grote Poelmolen, gebouwd in 1676 na een rampzalige dijkdoorbraak, was ook uitgerust met een vijzel. De Ringdijk beschermde eeuwenlang de Lisserpoelpolder en haar bewoners, maar faalde minstens vijfmaal, waardoor de polder onder water kwam te staan. De drooggelegde polder leverde een aanzienlijk stuk weidegrond op, wat de plaatselijke veeteelt en zuivelproductie een flinke impuls gaf.

Woningbouw

Bijna drieënhalve eeuw zou daar weinig aan veranderen, totdat de eerste woningbouw in de tweede helft van de 20e eeuw plaatsvond. Toen ging het snel: in enkele decennia werden ongeveer 3.200 woningen gebouwd, waarin nu zo’n 7.500 mensen wonen. Het aantal inwoners groeide sterk met mensen die niet van oorsprong uit Lisse kwamen. Ondanks deze veranderingen bleef een deel van de Poelpolder agrarisch, beheerd door boeren met lange familietradities. De geschiedenis van de Poelpolder is nog steeds zichtbaar in het landschap, met fysieke en historische sporen zoals de Ringdijk en de Ringsloot. Dit boek benadrukt de culturele waarde van de Poelpolder en het belang van herinnering en is een eerbetoon aan het land en de mensen die er hebben geleefd en gewerkt. Er zijn in de polder nog vele tastbare dingen uit de tijd van de drooglegging. Zo is het slotenpatroon buiten de bebouwing nog precies hetzelfde als in 1624, ook de wegen en bruggen zijn niet veranderd. Aan de Rooversbroekdijk is te zien hoe de Ringsloot toen aan de oostkant van de polder liep. Dit gedeelte van de Ringsloot is vóór 1963 gedempt.

 Boek te koop

Het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het  heeft 250 bladzijden met 150 illustraties en genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: https://oudlisse.nl/bestel-boek-poel/. Er is een foto expositie over de Poelpolder vanaf 5 oktober tot begin november in de bibliotheek van Lisse.

Foto: De kaft van het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’
Foto: PR

 

 

 

De Zuidhoek van de Julianastraat 100 jaar bewoond

 Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

17 september 2024

 door Nico Groen

Dit jaar vieren de bewoners van het gedeelte Julianastraat, gelegen tussen Nassaustraat en Koningstraat, het 100-jarig bestaan van hun straat. Een straat met een aparte historie met de naam ‘De Zuidhoek’. Daarvoor was dit stukje straat nog landbouwgrond.

Het lag ingebed tussen de Meer en Duinstraat (het stuk Julianastraat tussen Kanaalstraat en Nassaustraat) en de nieuwe Julianastraat vanaf de Koningstraat richting Heereweg. We hebben het dan over de jaren tussen 1910 en 1920.

Het stuk grond was aanvankelijk eigendom van de NH Kerk en in 1915 aangekocht door de gemeente. In allerlei officiële stukken ook wel ‘De Zuidhoek’ genoemd. Toen de grond eenmaal in handen was van de gemeente, werd het verhuurd als volkstuintjes.

De Landarbeiderswet

Nederland kwam bij de eeuwwisseling van 1900 uit een ‘arme eeuw’. Niet alleen de sociale gesteldheid van de bevolking was slecht, maar zeker ook de huisvesting was vaak erbarmelijk. Door het ontbreken van baanzekerheid was het voor de werkende bevolking onmogelijk geld te lenen voor het kopen van een eigen woning. Een verbetering vormt de Landarbeiderswet van 1918. ‘Een wet tot verkrijging door landarbeiders van land met woning in eigendom of van los land in pacht’ aldus de officiële stukken. Deze wet bood landarbeiders in loondienst de gelegenheid geld te lenen bij het Rijk voor het kopen van een lapje grond om te voorzien in eigen voedselbehoefte (moestuin) en het oprichten van een woning. Voorwaarden waren o.a. dat men landarbeider moest zijn en de totale investering mocht de Fl. 4.000,- niet overschrijden. En zo gebeurde het dat de Grondcommissie van Lisse (een van de Raadscommissies) aan het Gemeentebestuur voorstelde om de volkstuinen in De Zuidhoek om te zetten naar bouwlocaties volgens de Landarbeiderswet. In augustus 1923 werd dit voorstel door het Gemeentebestuur aangenomen.

Er werden percelen uitgezet met een grootte van ongeveer 500 m2. Ter afscheiding werden ligusterhaagjes geplant. Bij sommige percelen zijn deze ‘sporen van vroeger’ nog zichtbaar.

De grond kostte één gulden per vierkante meter. Dan bleef er dus Fl. 3.500,- over voor het bouwen van een woning. Bouwen samen met de buurman was het voordeligst: twee-onder-een-kap. En dat vinden we terug in de jubilerende Julianastraat: veel gepaarde woningen, maar allemaal verschillend. Hier en daar vinden we een vrijstaande woning. Voor niet alle beschikbare percelen kon men kandidaten vinden, die voldeden aan alle eisen van de Landarbeiderswet.  Door de jaren heen veranderde er veel in de straat. Sommige percelen werden opgeofferd voor andersoortige bedrijvigheid, zoals een autobedrijf, een autospuiterij en een loonploegbedrijf.

Boek

Over wie die eerste bewoners waren en hoe de straat zich in de laatste eeuw ontwikkelde is een jubileumboek verschenen. Het kost € 15,- en is nog te bestellen door een mailtje te sturen naar dezuidhoek100jaar@gmail.com.

Foto: Een luchtfoto van de bocht van de Julianalaan

Foto: Oud Lisse RAF mrt 1945

 

HLS administratiegebouw 100 jaar

 Sporen van vroeger  LisserNieuws)

3 september 2024

Nico Groen

Bij de oprichting van de NV Electriciteitsbedrijf Hillegom-Lisse-Sassenheim (HLS) in 1921 werd het perceel Wagenstraat 42 in gebruik genomen als kantoor en magazijnruimte. In 1924 werd een nieuw administratiegebouw op de Vuursteeglaan gerealiseerd. Het administatiegebouw met aan weerszijden een woning is een gemeentelijk monument.

Het gebouw heeft als adres Vuursteeglaan 12, 14 en 16 tegenover de huidige volksuniversiteit. De voorgevel is symmetrisch van vorm. Het is in 1924 ontworpen door architect C.W. Barnhoorn uit Lisse in de zogenaamde Nieuw Historische stijl. Barnhoorn heeft veel imposante gebouwen in Lisse ontworpen. De aannemer was de firma Eysker & Co uit Heemstede.

Het samengesteld complex heeft overwegend twee bouwlagen met een zolder onder een samengestelde kap. Het midden van het kantoorgedeelte steekt iets naar voren (risalerende middentravee) met een halfronde gevelbekroning aan de topgevel. Hierin is ook de deur te vinden. De deuropeningen van de woningen zijn omgeven door bakstenen omlijstingen met een ronde boog. Boven deze deuren bevinden zich halfronde enkelruits bovenlichten. Ook de 2 woningen hebben aan de buitenkant een topgevel met een opvallende dakrand. De muren zijn van rode baksteen in halfsteensverband. Onder de vensters zijn leidorpels van bruin geglazuurde baksteen.

Het is moeilijk om de voorgevel goed te beschrijven vanwege de vele verschillende elementen. Op de foto is dat enigszins te zien, maar het is veel interessanter om eens lang het complex te wandelen, dat er nog steeds goed en bijna niet veranderd uitziet. Kijk dan ook eens naar de overkant naar de huidige volksuniversiteit. Dat gebouw is in 1931 ook door Barnhoorn ontworpen voor de technische dienst van HLS.

Opening op 16 december 1924

In krantenartikelen wordt het volgende geschreven over de officiële opening van het gebouw.  ‘Sommigen zullen zich afvragen of het elektriciteitsbedrijf niet boven zijn stand gaat met dit gebouw, maar als men ziet hoe de ruimte ten volle benut is, aan de voorzijde door kantoor- vergader- en tekenlokalen, aan de achterzijde door werkplaats en magazijnen, dan zal men zich afvragen hoe het bedrijf nog zo lang zonder heeft gekund’.

Na een rondgang door het gebouw kwamen alle genodigden bij elkaar in de nieuwe vergaderzaal. Dat waren de raad van Commissarissen, de dagelijkse besturen van de 3 gemeenten, de directies van de lichtfabrieken in Leiden en van de Haarlemse Bank uit Lisse.

President-commissaris J.P. Gouverneur, burgemeester van Sassenheim, hield een openingsrede. Hij bedankte iedereen, die een bijdrage heeft geleverd aan het ‘flinke doch sobere gebouw, dat een sieraad is voor de Bollenstreek’. Natuurlijk de architect en de aannemer, maar ook bijvoorbeeld de heer Pracht uit Sassenheim voor het geleverde meubilair bestaande uit massief eiken tafels en stoelen. Ook het eigen personeel werd bedankt voor het aanleggen van de elektrische installatie volgens de modernste eisen en met de modernste materialen.

De NV is in 1988 opgeheven.

 

Foto: Het symmetrische administratiegebouw met aan beide zijden een dienstwoning.
Foto: Nico Groen