Uitgegeven artikelen in pers etc.

Burgemeester van Rosse; De rommeling. (13)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn

Burgemeester van Rosse

Natuurlijk, ook de burgemeester verdient een plaatsje in dit boek. Het is Mr. J.C. van Rosse, van 1844 tot 1866 de hoogste gezagsdrager in de gemeente. Johannes Cornelis van Rosse was op 7 december 1801 te Leiden geboren als zoon van Johannes van Rosse en Adriana van Vrede. Van Rosse was katholiek en onge­huwd. Hij woonde in een groot huis aan de Grachtweg, waarschijnlijk het huidige pand Tibboel, tezamen met Catharina Overdijk en met Maria Valk als trouwe dienstbode. Op 73-jarige leeftijd is hij gestorven, 23 februari 1875, “des voormiddags om 1 uur”. Zijn vriend en naaste buur, DokteirVan Ewijk, van wie men in “Kent u ze nog de Lissers” een foto vindt, kwam van hel overlijden aangifte doen.

Het woonhuis van Van Rosse

HET RAADHUIS VAN LISSE. De rommeling (9)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn

De Lissesche bankvreniging

Dat er een nieuw gemeentehuis in Lisse komt weten we nu geleidelijk aan wel. De alom aangeheven kreet: “Hou heel, geen houweel” is niet gehonoreerd. In 1906 was er ook een “Nieuw Raadhuis”, dat echter een veertig jaar geleden een facelift kreeg. A. Raaphorst Hzn., “dagbladcorres­pondent te Lisse” schrijft uitvoerig over dat “Nieuwe Raadhuis” en ook over zijn voorganger “Het Oude Raadhuis”, tevens het oudste raadhuis dat Lisse heeft gekend. Ter verduidelijking nog het volgende. De “Lissesche Bankvereeniging” stond aan het Vierkant op de plaats van de huidige Al­gemene Bank Nederland, het linkse deel. Let op de kleine achteruitbouw. De “vleeschhouwerij van H. Zijp” was eveneens aan het Vierkant. Het is de huidige Slagerij Van der Voorn. Burgemeester H.C. Schuijt van Castricum bestuurde Lisse van 1870 tot 1888. Hem volgde P.A.F.J. von Bönninghausen tot Herinckhave. Hij bouwde de woning, die late “Pand Eenhuis” bekend stond. In 1919 is burgemeester G.J.M. Eenhuis hem opgevolgd.

Dat is de burgemeester die eigenaars van Keukenhof verweet, da hun gronden niet wilden laten ontginnen voor de bloembollencultuur en aldus de vooruitgang in de weg zouden staan. Zelfs een burgemeester kan het wel eens mis hebben. Maar nu zullen we “Ome Arie” zelf aan het woord laten.

“Het tegenwoordige gebouw van de Lissesche Bankvereeniging is tot het jaar 1906 als Raadhuis in gebruik geweest. De verga­deringen van de Raad werden echter in vroeger tijden gehouden in de kleine kof­fiekamer van het Hotel “De Witte Zwaan”, daar het Raadhuis voorheen het Rechthuis was. De secretarie werd vóór Burgemeester von Bönninghausen gehouden ten huize van de toenmalige burgemeesters. Zo was de secretarie bij de komst van Burgemeester von Bönninghausen gevestigd in een schuur­tje achter de woning van de vorige burge­meester Schuijt van Castricum, ter plaatse waar thans de vleeschhouwerij van H. Zijp is. Niet lang na de benoeming van burge­meester von Bönninghausen werd het Raad­huis aan de achterzijde belangrijk vergroot en werd het oude gedeelte ingericht voor secretarie en het nieuwe gedeelte voor raadzaal en burgemeesterskamer.

Gemeentehuis met torentje gebouwd in 1906

Het nieuwe Raadhuis, opgetrokken in Oud-Hollandsche stijl, werd gebouwd in het jaar 1906. Het werd aanbesteed in eene raadsvergadering op Vrijdag 17 juni 1906 en het werd op 20 December 1906 met eene buitengewone raadsvergadering in gebruik genomen, nadat het door de Com­missaris der Koningin in de Provincie Zuid-Holland, Mr. J.C. Patijn, met het uit­spreken van eene redevoering plechtig was geopend.

Het werd gebouwd door de heer J. Witzen-burg te Zoeterwoude en heeft gekost, be­halve de eikenhouten betimmering in de Raadzaal en dito parketvloer f 20.855,-. De prachtige eikenhouten betimmering ii de Raadzaal, in oud-hollandsche stijl naar een kamer in het kasteel “Haar-Zuilen”, is uitgevoerd door de heeren Reepke en Van Bakel te Amsterdam en heeft gekost f 2.500,—. Ter rechterzijde van de breede hardsteenen trap bevindt zich de woning van de conciërge. Ter linkerzijde bevindt zich de remise voor de brand bluschmiddelen en aan de achterzijde een drietal arrestantenlokalen. De breede trap opgaande komt men in de zeer ruime hal door de vestibule. Ter rechterzijde van de hal heeft men de burgemeesterskamer en ter linkerzijde de secretarie met brand­vrije kluis. Aan de achterzijde bevindt zich de meergenoemde raadzaal en daarnaast bodekamer en W.C.

De raadzaal heeft twee ingangen, namelijk een met dubbele deuren voor de leden en een met een enkele deur voor het publiek. In de raadzaal is ook eene oud-hollandsche schoorsteenschouw, met tegeltableau, voor­stellende het wapen van Lisse. Deze zaal ontvangt zijn licht door 4 groote ramen, en wel 2 aan de noordwestzijde en 2 aan de zuidwestzijde. In de hal, ter linkerzijde, bevindt zich eene mooie eikenhouten trap die naar de bovenverdieping leidt, waar eene groote commissiekamer, werkkamer voor de gemeenteopzichter en verschillen­de andere appartementen gelegen zijn. Te midden van de voorgevel is eene uitge­bouwde portiek. Deze portiek heeft eene monumentale bovenbouw, waarin in zand­steen uitgehouwen het wapen van Lisse. Hierboven prijkt een stemmig houten to­rentje met bel, terwijl het geheel rust op twee granito pilaren met hardsteenen voet­stukken. Boven de dubbele deur is eene marmeren gedenksteen aangebracht, met het volgende opschrift……”

Nu, dat opschrift kan men zelf gaan lezen. In “Ansichten deel 1” heeft schrijver ook al het raadhuis gereleveerd. Men vond het prachtig, het nieuwe raadhuis!

 

 

Natuurlijk, ook de burgemeester verdient een plaatsje in dit boek. Het is Mr. J.C. van Rosse, van 1844 tot 1866 de hoogste gezagsdrager in de gemeente. Johannes Cornelis van Rosse was op 7 december 1801 te Leiden geboren als zoon van Johannes van Rosse en Adriana van Vrede. Van Rosse was katholiek en onge­huwd. Hij woonde in een groot huis aan de

Grachtweg, waarschijnlijk het huidige panc Tibboel, tesamen met Catharina Overdijl< en met Maria Valk als trouwe dienstbode Op 73-jarige leeftijd is hij gestorven, 2G februari 1875, “des voormiddags om 1 uur”. Zijn vriend en naaste buur, Doktei Van Ewijk, van wie men in “Kent u ze noc de Lissers” een foto vindt, kwam van hel overlijden aangifte doen

 

HET WAPEN VAN LISSE: Lisse; De rommeling. (5)

Door Alfons Hulkenberg

Overgenomen uit “Lisse: De Rommeling” uit 1981. Repro-Holland B.V. Alphen aan de Rijn

De entree van Dever

Na de stichting van ons Koninkrijk in 1815 stelden vele gemeenten er prijs op een eigen wapen te voeren. Ettelijke steden en dor­pen hadden al zo iets, maar dat moest nu wettelijk worden vastgelegd; andere gingen er nu toe over een wapen te kiezen. Nu be­leefden we omtrent het begin der vorige eeuw helaas juist een dieptepunt op het ge­bied der heraldiek. Veel wapens bleken dus achteraf onjuist, niet ontworpen vol­gens de regels der heraldische wetenschap, hoogst singulier of gewoon smakeloos. Het wapen van Hensbroek in Noord-Holland — een kip met een broek — is daarvan het be­kende voorbeeld, al dient gezegd, dat het al veel eerder bestond. Wat deed de Gemeente Lisse?

Het wapen van Dever

De Heerlijk­heid Lisse had zelf eigenlijk nooit een wa­pen gehad, maar omdat sinds 1589 de Heerlijkheid bezeten werd door de Heren van Dever zegelde men altijd met het wa­pen van het geslacht D’Ever, te weten een halve leeuw van rood, getongd en gena­geld van blauw op een gouden veld. Dit blazoen pronkt thans hoog en heerlijk in de Kapelzaal van de Ridderhofstad. Ook de luikjes dragen de Deverkleuren: bin­nen de groene klampen een rood-en-(goud) gele spiegel, met in het midden nog wat blauw.  (Op de band van het onlangs ver­schenen boek ” ’t Huys Dever” is de leeuw bijna geheel blauw omrand. Dit is eigen­lijk niet juist; slechts tong en klauwen moeten blauw zijn.) De Dever-leeuw is een bijzonder interes­sant wapenstuk. Hij blijkt namelijk de halve leeuw van Holland te zijn, zoals de graven uit het Hollandse Huis die voerden en en zoals die thans nog het wapen is der provincie Zuid-Holland.

 

Wel is dat leeu­wenwapen “gebroken”, d.w.z. er is een wijziging aangebracht — het is een halve leeuw —, maar het moet aldus toch wel waar zijn, dat het geslacht D’Ever op eni­gerlei wijze voortspruit uit dat der Holland­se graven. Zij zouden een usurpatie van hun wapen nimmer hebben geduld. Zoals gezegd, stond de wapenkunde om­trent 1815 op een dieptepunt. Nu werden de Lissese charters altijd door een wassen zegel — meestal groen, soms rood — met het wapen van Dever bekrachtigd. Maar wat wist men in 1816 van de kleuren van Dever? In zo’n geval maakte men het zich altijd maar heel gemakkelijk; men nam ge­woon de “verven” van het wapen van het pas gestichte Koninkrijk der Nederlanden: goud (geel) en azuur of lazuur (blauw). Dat is bij Lisse dus ook gebeurd. Maar dan volgt weer de vraag, hoe kwam het nieuwe koninkrijk aan dat wapen? De Republiek der Zeven Verenigde Neder­landen had tot 1795 de rode leeuw van Holland tot wapen gehad, met in zijn klau­wen de pijlen der toenmalige zeven gewes­ten. De provincies van het koninkrijk zou­den die Hollandse leeuw echter niet meer aanvaarden. Men was de suprematie van Holland beu. Bovendien waren Brabant en Gelderland hertogdommen geweest en dat is meer dan een graafschap! Koning Willem l, die als een goed monarch boven en binnen de provincies de bindende kracht wilde zijn, plaatste in het wapen­schild van het koninkrijk de leeuw van Nassau: goud op een blauw veld, be­zaaid met staande blokjes van goud. De leeuw werd gekroond en hij kreeg het zwaard en de zeven pijlen, de oude attri­buten van de Staten, in de klauwen. Aldus ontleent het blazoen van Lisse zijn kleu­ren aan het familiewapen van Nassau. Op 24 juli 1816 verkreeg de gemeente uitein­delijk het volgende wapen: “Van goud, beladen met een halve klimmende leeuw van lazuur”.

Het wapen van Liosse

Op de bijgaande wapentekening van het besluit week de Lissese leeuw toch enigs­zins af van die van Dever: de Lissese leeuw is iets lager op het schild geplaatst en de staart is met het lichaam verbonden. Bij Dever zit de staart los, is afgesneden. Is het wapen van Lisse dus fout? Geenszins. Zó, volgens beschrijving en bijgaande te­kening, heeft Lisse haar wapen gekregen. Dit is dus van Lisse het juiste wapen. Wel moet men stellen, dat er tussen de blazoe­nen van Dever en Lisse niet alleen in de kleuren, maar ook in de tekening duide­lijke verschillen zijn. Soms is het schild wat spitser of van onder rond, soms zijn de wapenstukken en ook het gehele schild geschaduwd, soms ziet men de leeuw breder, slanker, met meer of net minder manen, enz., enz. Dat zijn toelaatbare varianten, die goeddeels van de stijl van de tijd of de smaak van de teke­naar afhankelijk zijn. Een gotische leeuw is anders dan een barokke; een Van Laar-leeuw bij voorbeeld weer anders dan die van Bontekoe, maar een leeuw die van on­der hol lijkt, is toch wel wat vreemd.

 

Diverse varianten van het wapen van Lisse

Vroeger sierden wapens de portieren van de koetsen der burgemeesters en andere hoge gezagsdragers. Mijn overgrootvader van moederszijde is van beroep rijtuig­en wapenschilder geweest en ook mijn grootvader heeft daartoe de opleiding ge­noten. Dat is allemaal lang geleden. Op de koninklijke koetsen staan nog fraaie wa­pens en op het portier van de auto van Ba­ronesse Heereman van Zuydtwijck, weduwe van de laatste Heer van Dever en Lisse, prijkt het wapen Heereman, Maar geen wapens  op de auto van de burgemeester of de wethouders en geen wapen op de fiets van  de  vroegere   locoburgemeester  Mesman. Thans vindt men het wapen der Ge­meente   Lisse  —  o  tempora  o  mores!  — slechts nog op de vuilniswagens …… In Hillegom is het haast nog erger. Daar staat het wapen met de leliën op een grove, ruige mat als voetveeg bij het betreden van de raadzaal. Afgrijselijk!

Sinds 1 augustus 1958 voert Lisse ook een vlag. Je neemt de kleuren van het wapen, legt ze naast elkaar en de vlag is klaar. Zo kan ik ook een vlag ontwerpen; zo kan ik ook geld verdienen! Nu zijn de kleuren van Lisse toevallig wel fris, maar de Hillegomse lap heeft op dezelfde manier de ba­nen geel, groen en rood gekregen. Een wel bijzonder smakeloze combinatie. De smoes bij deze simpele vlaggenontwerperij is, dat iedere huismoeder zo’n vlag zelf moet kun­nen maken. Heeft u al eens een huismoeder gezien, die een vlag zat te naaien van Hillegom of Lisse?

Carnavalsvereniging de Gaapstokken 50 jaar

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

10 december 2024

door Nico Groen

De carnavalsvereniging de Gaapstokken bestaat 50 jaar. Dit werd onder andere op 11 november feestelijk gevierd. Burgemeester Lies Spruit reikte toen ook een Koninklijke Erepenning uit. Hieronder volgt een samenvatting van de oprichting, ontleend aan het boek  ‘Kroniek van Lisse 1970 tot en met 1979’ van Arie in ’t Veld.

 In 1972 werd carnavalsvereniging De Spekkenbijters opgericht door de jeugdcommissie van voetbalvereniging Sportclub Lisse. De Spekkenbijters waren uiteraard op de jeugd gericht. Nico Molkenboer ging een paar jaar als prins verkleed de feestende jeugd voor. De Raad van Elf bestond uit het beroemde zesde elftal verkleed in voetbalshirts. De dames van de Raad van Elf waren ook verkleed, bijvoorbeeld als scheidsrechter.

In 1974 werd de naam officieel veranderd in De Gaapstokken en kwamen er ook feesten voor volwassenen. Dat was dus 50 jaar geleden. In november 1974 deed Prins Willem II zijn intreden in de zaal van het Trefpunt (Later De Gewoonste Zaak) bij tante Jo aan de Schoolstraat. Het weekblad de Lisser: “De residentie trilde op haar grondvesten. Kees van Ruiten was adjudant en leidde de avond met muzikale ondersteuning van De Bolknakkers. Op 11 november om klokslag elf over elf trad prins Willem II als prins van de Gaapstokken naar voren”.

Eerste carnaval in 1975

Met carnaval in februari ging het op dinsdagavond in het Trefpunt opnieuw los. De Lisser: “Op vrijdag 8 februari 1975 werd het openingsfeest gehouden waaraan meegewerkt werd door Appie Brommert. Hij gaf een persiflage van bekende liedjes. Een persiflage is een spottend optreden op een overdreven of uitvergrote manier van herkenbare eigenschappen van het origineel, zoals André van Duin deed bij de begin van zijn carrière. In het weekend werd een bezoek gebracht aan Het Bejaardencentrum Eikenhorst en ’s avonds aan Berkhout’. Op dinsdagmiddag was het voor de jeugd, waaraan ook werd meegewerkt door de speeltuinverenigingen Kindervreugd, De Bijenkorf, Wilhelmina, alsmede Harlekino en Gemeenschapscentrum De Poel”.

Het leven van een carnavalsprins is (als prins) echter van korte duur. In november werd en wordt steevast een nieuwe prins gekozen. Deze feesten en het kiezen van de nieuwe Prins worden nu al 50 jaar met de nodige aanpassingen jaarlijks herhaald

 Wat betekent Gaapstokken?

De naam Gaapstokken is zo op het oog een vreemde naam voor een vereniging. De naam grijpt terug op een oud scheldwoord aan het adres van de inwoners van Lisse door bewoners van naburige gemeenten. Volgens overlevering betekent dit dat Lissers buitengewoon nieuwsgierig zijn en graag over alles en iedereen het naadje van de kous willen weten. Maar het woordenboek van Van Dale geeft een heel andere betekenis. Een gaapstok is iemand die in gezelschap of bij een openbare bijeenkomst de aanwezigen stokstijf en stom zit aan te gapen. Een tweede verklaring geeft Van Dale voor iemand die lui is en thuis werkloos zit te gapen.

Foto: Bloemenmozaïek met het clubhuis van de Gaapstokken in 2005
Foto: LisseTijdReis, de heer Laroo

 

Aanleg Ringsloot en dijk om de Lisserpoelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                                       

26 november 2024

 door Nico Groen

Na het besluit om de poelen droog te malen gaven de kerken in Leiden opdracht aan landmeter Jan Pietersz Dou om een ontwerp voor de nieuwe polder te maken. De ringsloot en de dijk werden gepland op het oude vasteland. Dat betekende dat van iedere eigenaar langs de poelen grond moest worden gekocht of onteigend.

 Jan Pietersz Dou legde dit ontwerp voor aan de kerkmeesters van de 3 kerken in Leiden, die eigenaar van het gebied waren. Ook moesten de dijkgraaf met de heemraden en de penningmeester van de nieuwe polder hun goedkeuring hechten aan de plannen. Ook de eigenaar van de Cleijpoel moest met de plannen instemmen. Toen dat allemaal in orde was, konden de gronden langs de poelen worden aangekocht of onteigend. Dat ging in die tijd razend snel. Deze gronden langs de poelen, exclusief de Cleijpoel hadden maar liefst 75 eigenaren of pachters. De meesten raakten maar een tiental meters kwijt om de ringsloot aan te kunnen leggen. Maar de oevers van de poelen waren zeer grillig van vorm. De nieuw aan te leggen ringsloot op oude grond moest min of meer recht lopen, zodat er ook eigenaren waren die veel grond moesten inleveren. Zo moest de eigenaar van Dever maar liefst 13.323 m2 inleveren, zijn buurman aan de zuidkant 5.683 m2 en die daarnaast 5.531 m2. Het oude land stak op die plek tussen de 2e Poelaan en de Vennesloot dus erg ver uit richting Rooversbro Sommige eigenaren in De Rooversbroek raakten veel land kwijt. De abdij van Leeuwenhorst maar liefst 25.393 m2 aan een stuk.

Ringsloot, molens en molentocht

Daarna werd de Ringsloot met bijbehorende dijk gemaakt. De grond die voor de Ringsloot werd uitgegraven, werd gebruikt om de dijk van te maken. Aan het einde van de huidige 2e Poellaan werden 2 molens in tweegang gebouwd net op het vasteland van de Rooversbroek, maar dat viel later binnen de Poelpolder. Deze voorbereidingen maakten het droogmalen mogelijk. Na voltooiing van deze fase werd het project afgerond met de molentocht, inclusief een sloot naar de molens. Ook werden, dwars op de tochtsloot, kavelsloten gegraven.

Bij het Hellegat en de Greveling stroomde het water in en uit. Daar moest een andere aanpak worden gekozen en werd een aparte dam in het water aangelegd.

Voor de aanleg van de ringsloot werd bepaald dat per aannemer ongeveer 60 roe (226 m) kon worden uitgegraven, Bij een totale lengte van ruim 10 km ringsloot waren dus heel veel aannemers nodig om de Ringsloot uit te graven en de dijk te maken. Deze kwamen voornamelijk uit Noord-Holland, omdat zij al ervaring hadden opgedaan bij droogmakerijen. In 1623 was alles klaar en kon het droogmalen beginnen.

 Boek te koop

Bovenstaande komt uit het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder. Het telt 250 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL.

Foto: Het verschil in hoogte tussen de Poelpolder en het land aan de westkant is 2,50 tot 3 m.
Foto: Nico Groen

 

 

 

 

Aanleiding voor het droogmaken Poelpolder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

12 november 2024

 door Nico Groen

In het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ wordt beschreven wat de voordelen waren van de droogmaking. De financiële situatie van de 3 hoofdkerken in Leiden was slecht. Zij waren de eigenaren. Het dure onderhoud aan de oevers door het voortdurend afkalven zou er niet meer zijn. Ook zou er nieuwe vruchtbare grond ontstaan.

 Oorspronkelijk waren de poelmeren en het veen daaromheen eigendom van de graven van Holland. Het gebied werd in 1433 in erfpacht gegeven aan de stad Leiden. Op dat moment werden de poelen verpacht voor de visvangst aan de kinderen van Floris van Alkemade. Pas na afloop van het pachtcontract zou de pacht overgaan naar de stad Leiden. De erfpachtovereenkomst werd in 1583 afgekocht door Leiden, waardoor zij eigenaar werd. De visrechten gaf Leiden aan de 3 hoofdkerken om meer inkomsten te verwerven vanwege hun precaire financiële situatie. Deze kerken waren de Pieterskerk, de Hooglandse kerk en de Vrouwenkerk, later de Waalse kerk genoemd. Deze laatste kerk aan de Haarlemmerstraat is in 1819 gesloopt.

De financiële situatie van de kerken bleef slecht. Daarom verzochten zij bij de stad Leiden de lisserpoelen in eigendom te verkrijgen en droog te maken om meer financiële armslag te hebben door verhuur en verkoop van de nieuwe gronden voor landbouw en veeteelt. De stad ging op 23 oktober 1621 akkoord om de poelen in eigendom over te dragen.

Niet alleen de stad Leiden moest toestemming geven voor de droogmaking. Ook het Hoogheemraadschap van Rijnland en de rekenkamer van de graaf van Holland moesten hun fiat geven. Ook stuurden de burgemeester en het college van Leiden een octrooivoorstel naar de ridderschap van de steden van Holland en West-Friesland.

Afkalvende oevers

Een ander argument om de lisserpoelen droog te maken was het feit dat door afkalving van de zwakke oevers de poelen steeds groter werden. Het beschermen van de oevers moest gebeuren door de eigenaar. Dat was de stad Leiden. Het beschermen van de oevers met palen was ’costlick en beswaerlick’. Daarom wilde het stadsbestuur ook graag dat de 3 hoofdkerken van Leiden de poelen zouden droogmalen.

Cleijpoel van jonkheer Wassenaar

De Cleijpoel was niet in het bezit van de kerken van Leiden, maar van jonkheer Johan van Wassenaar, heer van Duivenvoorde en Starrenburg. Hij was ook houtvester van Rijnland. Hij was de eigenaar van de rechten van de Sassemerbroek, waar de Cleijpoel onderdeel van uitmaakte. Gelukkig kreeg hij op 1 oktober 1622 ook toestemming van het ridderschap van de Staten van Holland en West-Friesland om de poel droog te malen. Op 5 november 1622 werd dan ook een akkoord gesloten tussen jonkheer Johan van Wassenaar en de drie hoofdkerken van Leiden om de droogmaking te coördineren. Bovendien werd vastgelegd wie de visrechten zou krijgen in de te graven ringsloot en de nieuwe sloten die zouden ontstaan na het realiseren van de droogmakerij.

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL
Foto: PR

Foto: Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ is te verkrijgen bij de VOL

Foto: PR

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Info@oudlisse.nl

Zonnebloem Lisse 60 jaar

 Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

29 oktober 2024

 door Nico Groen

Onlangs vierde de Zonnebloem afdeling Lisse het 60-jarig bestaan met een feestavond in ’t Poelhuys. Na eerdere activiteiten volgens de Zonnebloem filosofie werd in 1964 een officieel bestuur gevormd met statuten. De Zonnebloem is er met name voor lichamelijk gehandicapten en voor eenzame ouderen.

In 1953 is er door Zuster Ernesta van de Zusters van Breda al een eerste begin gemaakt van speciale aandacht voor kwetsbare ouderen. De Zusters van Breda is een congregatie van de zusters Franciscanessen. Een congregatie is een afdeling binnen de Zusters Franciscanessen. De Franciscanessen ontplooiden meestal activiteiten in de zorg en het onderwijs.

 

 

In Lisse waren de zusters vooral actief in Huize Pius naast de Agathakerk, maar zij waren ook bezig met verpleging van tbc-patiënten en in de wijkverpleging. Daarbij viel het zuster Ernesta op dat veel ouderen eenzaam waren en extra aandacht nodig hadden.

De kring medestanders en vrijwillige medewerkers groeide aldoor. Toch duurde het tot 1964 voordat er een bestuur was en goedgekeurde statuten.

Vrijwilligerswerk

Wat belangrijk was en is, is het huisbezoek aan zieken, lichamelijk gehandicapten en eenzamen. De vrijwilligers van de Zonnebloem kijken naar die kwetsbaren om! Het motto is: “Heb oog en oor voor je naasten”. Zo gaat de Zonnebloem afdeling Lisse al jaren naar bloemententoonstelling Keukenhof om hun gasten te laten genieten van bloemen en planten en alles wat er te zien is.

Dit jaar was dat op 4 mei met 35 deelnemers en 38 vrijwilligers. De vrijwilligers gaan ook in overleg met hun gast of gasten op huisbezoek voor een praatje, genieten van een kopje koffie, met hun gast even een luchtje scheppen of een boodschapje doen in het winkelcentrum. Ook worden de gasten uitgenodigd voor activiteiten, zoals een bezoek aan een tuincentrum, een busreis naar een dierentuin, een bootreis of de kerstviering. Uiteraard wordt er lekker gegeten met een lunch of high tea. Dat gebeurt nu dus al 60 jaar.

Jubileumfeest

Het 60-jarig jubileum werd gehouden in ’t Poelhuys te Lisse op zaterdag 19 oktober met een gezellige feestmiddag, huldiging van jubilarissen, zang en dans en met een lekker buffet toe. Het werd met 97 gasten(deelnemers) vrijwilligers en genodigden gevierd. Bij dit jubileum werden de oudste vrijwilligers als jubilarissen in de bloemetjes zetten.

Dit waren: Greet Cozijn 45 jaar, Lenie Rotteveel 32 jaar, Bouwke Kops 31 en Leny van der Vossen 30 jaar voor hun inzet voor de Zonnebloem.

Voorzitter Eric Prince bedankte sponsors, donateurs en kopers van de loterij, want met deze inkomsten kunnen de activiteiten weer bekostigd worden.

Wilt u inlichtingen om gast of vrijwilliger te worden, neem dan contact op met secretaris van de afdeling Tineke: 06-20912332.

 

 

 

 

 

Foto.: Voorzitter Eric Prince kan meer vrijwilligers gebruiken Foto: Jan Sibie

 

 

 

 

Beschrijving van de Lisserpoelpolder vóór de droogmaking

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

15 oktober 2024

 door Nico Groen

Het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’ begint met de beschrijving van het gebied dat later de Lisserpoelpolder zou gaan heten. Het begint met de vorming van de oudste strandwal waar oorspronkelijk Lisse en Sassenheim op gebouwd zijn. Ten oosten hiervan lag een waddengebied met oorspronkelijk zout water, dat steeds zoeter werd.

 Het zoet geworden waddengebied werd uiteindelijk één groot veenmoeras dat zich uitstrekte tot aan Utrecht. Dit ontstond zonder menselijk ingrijpen. In de Middeleeuwen werd het moerasgebied systematisch ontgonnen. Dit was noodzakelijk door de bevolkingsgroei en de daarmee gepaard gaande wens om meer voedsel te produceren. Ook ontdekte men de mogelijkheden van het gebruik van gedroogd veen (turf) als brandstof. Deze ontginningen gaven uiteindelijk vorm aan het karakteristieke veen- en polderlandschap van het laag gelegen West-Nederland. De grootschalige ontginning had verstrekkende gevolgen voor het landschap. Door ontwatering zakte het veen in elkaar en veroorzaakte maaivelddalingen. Blootstelling aan de buitenlucht veroorzaakte oxidatie van het veen. De wind blies vervolgens de bovenste veenlaag weg. Als gevolg hiervan ontstonden meren in de kernen van de veengebieden. Ze groeiden in omvang door afkalving van het omringende veen. De meren waren een direct gevolg van maaivelddalingen door veenontginning en de afwatering.

Lisserpoelen

De ontginning van het veen leidde uiteindelijk onvermijdelijk tot het ontstaan van vele veenplassen, die uitgroeiden tot onder andere het Haarlemmermeer en de Lisserpoelen. De Lisserpoelen bestonden uit de Noortpoel in het noorden, de Zuijdtpoel ter hoogte van Donjon Dever en de Cleijpoel. De Cleijpoel bij de grens met Sassenheim werd al genoemd in documenten uit 1346, die de grenzen van het bezit van Dirk van Sassenheim beschrijven. Het gebied ten noorden van de Cleijpoel werd genoemd na de dood van Gerardus D’Ever (die overleden is in de 2e helft van de 14e eeuw). Dit was ongeveer ter hoogte van de Engelbewaarderskerk. Dit gebied heette later Geestwater. Geestwater was een groot gebied, dat ongeveer doorliep tot boerderij Langeveld. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat Geestwater later is ontstaan.

Verdere ontginning en erosie van het veengebied tussen Lisse en Sassenheim lieten de Noortpoel en de Zuijdtpoel samenvloeien, terwijl het veenland tussen de Zuijtpoel en de Cleijpoel geleidelijk verdween. De Noortpoel en de Zuijdtpoel werden uiteindelijk met de Cleijpoel verbonden door een waterloop die Geestwater werd genoemd. Dat leidde uiteindelijk tot het ontstaan van de grote Lisserpoel.

Bovenstaande gegevens zijn ontleend aan het boek Lisserpoelpolder 1624-2024’. Dit boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het heeft 264 bladzijden met 150 illustraties en is genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: oudlisse.nl.

Foto: Een gedeelte van de kaart van Floris Balthasars en zijn zoon uit 1615.
Foto: OudLisse

 

 

 

Boek: DE LISSERPOELPOLDER 1624-2024

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

1 oktober 2024

door Nico Groen 

De Lisserpoelpolder is dit jaar 400 jaar geleden droog gemalen met 2 molens die stonden aan het einde van de huidige 2e Poellaan. Waar de naam Poelpolder vandaan komt, is niet duidelijk, maar het is helemaal geen polder maar een droogmakerij, ontstaan uit een diverse grote meren. Het boek is te bestellen bij de VOL.

 Dit boek beschrijft de boeiende geschiedenis van de Lisserpoelpolder, met nadruk op twee belangrijke kantelpunten: de droogmaking in 1624 en de woningbouw in  de tweede helft van de 20e eeuw. De Lisserpoelpolder, een van de oudste droogmakerijen van Zuid-Holland, veranderde in de 17e eeuw van een veenplas in vruchtbare landbouwgrond. Het beleg van Haarlem en Leiden was nog niet zo lang geleden en de Tachtigjarige Oorlog duurde voort. Maar de bevolking in de steden groeide. Er was meer behoefte aan landbouwproducten en er heerste optimisme onder investeerders. Leidse investeerders gaven de aanzet tot de droogmaking, maar uiteindelijk vielen de opbrengsten tegen. De droogmaking begon met twee schepradmolens, die vóór  1645 werden omgebouwd tot vijzelmolens. De Grote Poelmolen, gebouwd in 1676 na een rampzalige dijkdoorbraak, was ook uitgerust met een vijzel. De Ringdijk beschermde eeuwenlang de Lisserpoelpolder en haar bewoners, maar faalde minstens vijfmaal, waardoor de polder onder water kwam te staan. De drooggelegde polder leverde een aanzienlijk stuk weidegrond op, wat de plaatselijke veeteelt en zuivelproductie een flinke impuls gaf.

Woningbouw

Bijna drieënhalve eeuw zou daar weinig aan veranderen, totdat de eerste woningbouw in de tweede helft van de 20e eeuw plaatsvond. Toen ging het snel: in enkele decennia werden ongeveer 3.200 woningen gebouwd, waarin nu zo’n 7.500 mensen wonen. Het aantal inwoners groeide sterk met mensen die niet van oorsprong uit Lisse kwamen. Ondanks deze veranderingen bleef een deel van de Poelpolder agrarisch, beheerd door boeren met lange familietradities. De geschiedenis van de Poelpolder is nog steeds zichtbaar in het landschap, met fysieke en historische sporen zoals de Ringdijk en de Ringsloot. Dit boek benadrukt de culturele waarde van de Poelpolder en het belang van herinnering en is een eerbetoon aan het land en de mensen die er hebben geleefd en gewerkt. Er zijn in de polder nog vele tastbare dingen uit de tijd van de drooglegging. Zo is het slotenpatroon buiten de bebouwing nog precies hetzelfde als in 1624, ook de wegen en bruggen zijn niet veranderd. Aan de Rooversbroekdijk is te zien hoe de Ringsloot toen aan de oostkant van de polder liep. Dit gedeelte van de Ringsloot is vóór 1963 gedempt.

 Boek te koop

Het boek over de geschiedenis van de Lisserpoelpolder kan besteld worden bij de Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”. Het  heeft 250 bladzijden met 150 illustraties en genaaid in harde band. Het boek kost € 25,- en is te bestellen via de website van de VOL: https://oudlisse.nl/bestel-boek-poel/. Er is een foto expositie over de Poelpolder vanaf 5 oktober tot begin november in de bibliotheek van Lisse.

Foto: De kaft van het boek ‘Lisserpoelpolder 1624-2024’
Foto: PR

 

 

 

De Zuidhoek van de Julianastraat 100 jaar bewoond

 Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                             

17 september 2024

 door Nico Groen

Dit jaar vieren de bewoners van het gedeelte Julianastraat, gelegen tussen Nassaustraat en Koningstraat, het 100-jarig bestaan van hun straat. Een straat met een aparte historie met de naam ‘De Zuidhoek’. Daarvoor was dit stukje straat nog landbouwgrond.

Het lag ingebed tussen de Meer en Duinstraat (het stuk Julianastraat tussen Kanaalstraat en Nassaustraat) en de nieuwe Julianastraat vanaf de Koningstraat richting Heereweg. We hebben het dan over de jaren tussen 1910 en 1920.

Het stuk grond was aanvankelijk eigendom van de NH Kerk en in 1915 aangekocht door de gemeente. In allerlei officiële stukken ook wel ‘De Zuidhoek’ genoemd. Toen de grond eenmaal in handen was van de gemeente, werd het verhuurd als volkstuintjes.

De Landarbeiderswet

Nederland kwam bij de eeuwwisseling van 1900 uit een ‘arme eeuw’. Niet alleen de sociale gesteldheid van de bevolking was slecht, maar zeker ook de huisvesting was vaak erbarmelijk. Door het ontbreken van baanzekerheid was het voor de werkende bevolking onmogelijk geld te lenen voor het kopen van een eigen woning. Een verbetering vormt de Landarbeiderswet van 1918. ‘Een wet tot verkrijging door landarbeiders van land met woning in eigendom of van los land in pacht’ aldus de officiële stukken. Deze wet bood landarbeiders in loondienst de gelegenheid geld te lenen bij het Rijk voor het kopen van een lapje grond om te voorzien in eigen voedselbehoefte (moestuin) en het oprichten van een woning. Voorwaarden waren o.a. dat men landarbeider moest zijn en de totale investering mocht de Fl. 4.000,- niet overschrijden. En zo gebeurde het dat de Grondcommissie van Lisse (een van de Raadscommissies) aan het Gemeentebestuur voorstelde om de volkstuinen in De Zuidhoek om te zetten naar bouwlocaties volgens de Landarbeiderswet. In augustus 1923 werd dit voorstel door het Gemeentebestuur aangenomen.

Er werden percelen uitgezet met een grootte van ongeveer 500 m2. Ter afscheiding werden ligusterhaagjes geplant. Bij sommige percelen zijn deze ‘sporen van vroeger’ nog zichtbaar.

De grond kostte één gulden per vierkante meter. Dan bleef er dus Fl. 3.500,- over voor het bouwen van een woning. Bouwen samen met de buurman was het voordeligst: twee-onder-een-kap. En dat vinden we terug in de jubilerende Julianastraat: veel gepaarde woningen, maar allemaal verschillend. Hier en daar vinden we een vrijstaande woning. Voor niet alle beschikbare percelen kon men kandidaten vinden, die voldeden aan alle eisen van de Landarbeiderswet.  Door de jaren heen veranderde er veel in de straat. Sommige percelen werden opgeofferd voor andersoortige bedrijvigheid, zoals een autobedrijf, een autospuiterij en een loonploegbedrijf.

Boek

Over wie die eerste bewoners waren en hoe de straat zich in de laatste eeuw ontwikkelde is een jubileumboek verschenen. Het kost € 15,- en is nog te bestellen door een mailtje te sturen naar dezuidhoek100jaar@gmail.com.

Foto: Een luchtfoto van de bocht van de Julianalaan

Foto: Oud Lisse RAF mrt 1945