Uitgegeven artikelen in pers etc.

Foto: De grenzen van Lisse werden in de 13e eeuw of eerder vastgesteld. De Ringvaart werd later de oostelijke grens. Foto: Digitale Cultuurhistorische Atlas van de Duin- en Bollenstreek

Lisse 825 jaar, maar de grenzen waren er al eerder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                            

9 mei 2023

 door Nico Groen

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda vindt u op de website van de gemeente Lisse. Lisse als leenambacht van de graven komt in ieder geval in 1281 voor, maar waarschijnlijk al heel wat jaartjes eerder als leenambacht van de Teylingers. Hoe kwamen de grenzen van ambachten tot stand?

Uiterlijk rond 1281, maar mogelijk dus eerder moeten er kunstmatige grenzen ge­trokken zijn. Bijna overal werden herkenbare landschapselementen gebruikt, zoals beekjes, wegen en dijken. Dat zal in Lisse niet anders geweest zijn. De graven van Holland begonnen in de 11e eeuw ambachtsheerlijkheden of kortweg ambachten uit te geven in leen (een soort langdurige pacht) aan een leenheer met veel rechten, zoals belastingen heffen en lagere rechtspraak. De leenheer benoemde meestal een schout, die de meeste dingen moest regelen met de inwoners. Zo moet het met het ambacht Lisse ook gegaan zijn. De grenzen met de omliggende ambachten werden toen vastgesteld.

De grens met Sassenheim

De grens tussen Sassenheim en Lisse is een vrijwel rechte lijn, die dwars door de Cleypoel loopt. Een akte uit 1346 geeft aan dat ‘den Cley-Poele’ toen in ieder geval al bestond. Was de grens jonger dan 1346, dan zou hij beslist om de Cleypoel heen gelegd zijn, maar de grens loopt er dwars doorheen. Ondanks het landverlies bleef men de oude grens handhaven. Aad van der Geest maakt in een uitgebreid artikel in 2010 van de jubileumuitgave van de Stichting Oud Sassenheim aannemelijk dat de grens ooit een dijk is geweest. Een z.g. wendeldijk of keerdijk. De storm­vloeden van 1170 en 1196 zorgden er voor dat de Zuiderzee en het IJ een stuk groter werden en in open verbinding stonden via het Spaarne tot bijna bij de Oude Rijn. Om de dorpskernen langs de Oude Rijn te beschermen, zou de wendeldijk aangelegd zijn vanaf de huidige Elbalaan via boerderij Pennings verder naar het zuiden en het oosten om de dorpskernen langs de Oude Rijn te beschermen.

 De grens met Voorhout, Noordwijkerhout en Hillegom

De grens met Voorhout is nog steeds te zien als een kronkelig lijn. Deze lijn moet vroeger een beekje zijn geweest, dat het water aan de oostkant van het Keukenduin afvoerde naar het zuidwesten.

De westelijke grens met Noordwijkerhout kwam in de strandvlakte ten westen van het Keukenduin te liggen. Het water verzamelde zich op het laagste punt. Het water kon niet naar het westen, oosten en noorden stromen. Het werd allemaal op een natuurlijke manier via een beek afgevoerd naar de Oude Rijn. Later werd de beek gekanaliseerd tot Veenwetering en nog later werd hier de Trekvaart gegraven.

Op een kaart uit 1615 is te zien dat de noordelijke grens vanaf de Heereweg tot het Haarlemmermeer langs de Gerrit Avenwegh liep. Net ten zuiden van deze weg liep een beek. Dat was de grens. Vanaf de Heereweg werd een rechte lijn door de Wildernisse getrokken naar een herkenbaar punt in de buurt van de Trekvaart. De oostzijde van Lisse werd begrensd door het water. Deze grens lag toentertijd ver voorbij het Turfspoor in de Lisserbroek.

Foto: De grenzen van Lisse werden in de 13e eeuw of eerder vastgesteld. De Ringvaart werd later de oostelijke grens. Foto: Digitale Cultuurhistorische Atlas van de Duin- en Bollenstreek

Foto: De grenzen van Lisse werden in de 13e eeuw of eerder vastgesteld. De Ringvaart werd later de oostelijke grens. Foto: Digitale Cultuurhistorische Atlas van de Duin- en Bollenstreek

Lisse 825 jaar, maar de het veen werd al mogelijk al eerder gebruikt

Sporen van vroeger ( LisserNieuws)                                                            

25 april 2023

door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. De Romeinen schreven al in het jaar 77 dat een armzalig volk aan de kust aardkluiten met hun handen uit de grond trokken en deze verstookten voor het verwarmen van hun verstijfde ledenmaten en voor het koken. In Lisse is al in de 13e eeuw veen gewonnen, zoals bij het gehucht Daerrode.

Onderstaand verhaal is gebaseerd op slechts enkele feiten. Het verhaal moet meer gezien worden als ‘hoe het er in Lisse aan toe gegaan kan zijn’.

Voordat de graven van Holland zich bemoeiden met het in cultuur brengen van veengronden zal op kleine schaal al veen gewonnen zijn in Lisse voor verwarming en koken. Waar kan dit in Lisse geweest zijn? Het moet in ieder geval veengrond en vlak bij het dorp zijn geweest. De plek die daarvoor het meest in aanmerking komt is de vroegere Hoppoel. Dit was in de 17e eeuw op landkaarten een ronde, onnatuurlijke vijver. ‘Hop’ betekende vroeger ‘rond’, tegenwoordig nog te herkennen in het woord ‘hoepel’. Deze poel lag waar nu de Salemkerk, speeltuin Marijke en FloraLis zijn.

De graven van Holland kregen vanaf de 12e eeuw steeds meer macht en bepaalden wat er gebeurde aan het landschap. Doordat er steeds meer mensen en steden bij kwamen, moest het cultuurlandschap worden uitgebreid. In het moerassige land werden sloten en afvoersloten gemaakt, zodat het water gemakkelijker kon wegstromen. Hoogveen werd gewonnen en land in cultuur gebracht. In de Bollenstreek betekende dit dat in de laagvlakten afvoersloten, toen weteringen genoemd, richting de Oude Rijn werden gemaakt en dat het land tot een bepaalde hoogte werd afgeveend, waarna meestal grasland voor het vee overbleef, zoals in de Lageveense polder ten westen van het Keukenduin.

Geestgronden maken

Anders was dit in veengebieden met een kleine laag veen, zoals de strandvlakte vanaf de Achterweg richting Heereweg tot halverwege de huidige boerderij Wassergeest. Vanaf Wassergeest tot de Heereweg behoorde de grond tot de hoge strandwal, de wildernisse genoemd. De toen zo genoemde banheining tussen deze twee gebieden moest er voor zorgen, dat het wild, zoals konijnen, in de wildernisse bleef. De bovenste laag van het veen in de strandvlakte was niet geschikt als turf en werd opzij gelegd. Vervolgens werd het veen tot op het zand verwijderd om te worden gebruikt.  De opzij gelegde bovenlaag kwam weer op het zand. Dit werd gemengd met de bovenste laag zand. Op deze manier ontstonden de beroemde geestgronden, waarop heel goed groenten en kruiden konden worden geteeld. Dit alles is zo ongeveer aan het begin van de 14e eeuw gerealiseerd.

Ten oosten van de Heereweg was het een ander verhaal. Waar nu de Poelpolder is werd er waarschijnlijk op grote schaal tot op de kleilaag veen gedolven in de 12e of 13e eeuw. Op deze manier ontstonden diverse afzonderlijk poelen. De Noordpoel, de Zuidpoel, De Cleypoel en mogelijk Geestwater. Later werd door stormen en hoog water het overgebleven veen weggeslagen.

Foto: Het turfsteken was zwaar werk Foto: Wikipedia

Foto: Het turfsteken was zwaar werk

Foto: Wikipedia

 

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

Lisse 825 jaar: Graaf Willen II stichtte in 1250 een kapelanie

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

11 april 2023

 door Nico Groen

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda staat op de website van de gemeente Lisse. In 1250 stichtte Willem II, graaf van Holland (1228-1256) een kapelanie of vicarie in Lisse. In de vorige ‘Sporen van vroeger’ zagen we dat Dirck van der Specke in 1250 was geboren als bastaardzoon van graaf Willem II. Het jaartal 1250 kan bijna geen toeval zijn.

Tijdens de Middeleeuwen kwam het regelmatig voor dat edellieden of gegoede burgers een vicarie stichtten in een parochiekerk of kapel. Er werd dan een priester aangesteld die met een zekere regelmaat memoriediensten moest houden. Dat wil zeggen dat hij missen moest lezen voor de ziel van de stichter van de betreffende vicarie en voor de zielen van zijn familieleden, om zo de tijd in het vagevuur te bekorten. De priester die aan een dergelijke stichting verbonden was, werd vicaris genoemd. In veel gevallen was hij een familielid van de stichter, want die had namelijk het recht om de vicaris voor te dragen: het zogenoemde collatierecht.
Na het overlijden van de stichter kwam dit collatierecht in handen van zijn erfgenamen. Om er voor te zorgen dat de vicaris in zijn levensonderhoud kon voorzien, ging de stichting van een vicarie gepaard met de schenking van landerijen of andere goederen, waarvan de opbrengst ten goede kwam aan de vicaris. Bij een vicarie moesten deze goederen geestelijk worden gemaakt (d.w.z. onder geestelijk recht worden gebracht). Daarnaast diende de stichting door de bisschop van Utrecht te worden bekrachtigd. Bij een vicarie kon de priester die de missen opdroeg niet worden afgezet. Wie de eerste vicarissen in Lisse waren is niet bekend. Ook is onbekend waar deze kapel heeft gestaan.

Sint Servaas
De vicarie van Lisse was ter ere van Sint Servaas. Waarom is de vraag. Lisse maakte in de dertiende en veertiende eeuw op kerkelijk gebied deel uit van de parochie van Sassenheim. De beschermheilige van deze parochie was Sint Pancratius. De naamdag van Sint Servaas is 13 mei (volgens de overlevering zou hij namelijk op 13 mei 384 zijn overleden). Samen met Sint Mamertus (11 mei), Sint Pancratius (12 mei) en Sint Bonifatius van Tarsus (14 mei) behoort Sint Servaas tot de zogenoemde IJsheiligen. De band met Sassenheim zou kunnen verklaren waarom de vicarie in de kapel van Lisse aan Sint Servaas werd opgedragen. Misschien koos men bij de stichting van de vicarie van Lisse daarom eveneens voor een IJsheilige.

De vicarie zal gesticht zijn door graaf Willem II om boete te doen vanwege de geboorte van zijn bastaardzoon.

1182

Er gaan stemmen op om 1182 te bestempelen als de eerste vermelding van Lisse. Er is weliswaar een onduidelijke vermelding van het woord lis in 1182. Maar in deze Latijnse oorkonde staat niet dat de gevierde bruiloft ‘te Lisse’ was, vandaar dat het officieel op 1198 wordt gehouden.

Foto: Tekening van de oude kerk zonder zijbeuk. Foto: Oud Lisse

 

Lisse 825 jaar en het huis Ter Specke

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                           

28 maart 2023

 door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. De agenda vindt u op de website van de gemeente Lisse. Huis Ter Specke werd in 1343 genoemd als ‘stenen huis’. Mogelijk was dit huis er al veel eerder. De familie Van der Specke woonde namelijk al een eeuw eerder in Lisse.

Speck betekende in de middeleeuwen knuppelpad in een moerassig gebied. Het betrof een constructie van in de lengterichting evenwijdig liggende palen met dwars daarop liggende  takken. Aan weerszijde stonden palen. Als het pad verrotte of in het moeras zakte kwamen er nieuw palen en takken bovenop. Zo’n pad was in gebruik bij de familie Van der Specke, want ten noorden van de huidige Speckelaan had de familie ook grond in leen. Mogelijk werd hun veengebied ook Speck genoemd. De familie van der Specke vernoemde zich naar het pad of het gebied.

Willem van der Specke ook Verspeck genoemd, wordt omstreeks 1280 in Lisse geboren en is daar in 1344 ook overleden. Hij en zijn nageslacht waren van de lagere adel. Zijn waarschijnlijke vader, Dirck van der Specke, was geboren in 1250 en is overleden in 1312. Bij de geboorte van Willem was Dirck dus ongeveer 30 jaar oud en woonachtig in Lisse.

Bastaardzoon van graaf Willen II.

Deze Dirck van der Specke (1250-1312) was een bastaardzoon van graaf Willem II (1228-1256) en werd daarom ook Dirck van Holland genoemd. Vanwege zijn afkomst had hij belangrijke functies bij het graafschap Holland. Hij was o.a. landcommandeur van Holland  van 1287 tot 1307 bij het ridderschap van de Duitse Orde. Dat was bij de balije (afdeling) Utrecht, die een stuk of 15 onderafdelingen had, vooral in het westen van het land. De ridderlijke orde is in 1189 opgericht en werd in 1190 door de paus bekrachtigd. De balije van Utrecht had veel grond en boerderijen door giften in bezit gekregen. De opbrengsten van huur en pacht werden aan allerlei goede doelen besteed. Alleen adellijke lieden mochten lid worden van de ridderlijke orde. Omdat Dirck een bastaardzoon was ging dat niet zomaar. Het lidmaatschap van de orde met dispensatie is door graaf Willem II, voor zijn bastaardzoon Dirck, aangevraagd bij de paus van Rome en gehonoreerd.

Ook het nageslacht in Lisse heeft vele belangrijke functies gehad. Genoemd kunnen worden: diverse keren schout van Lisse, schepen van Haarlem, schout van Noordwijkerhout, schout van Haarlem, schepen en burgemeester in Leiden, kerkmeester van de St. Pieterskerk en rentmeester van Kennemerland en West-Friesland.

Aan een oorkonde uit 1395 van een volgende Dirck van der Speck (overleden voor 1418) zit een wapen, waaruit blijkt dat Van der Speck afstamt van de graven van Holland want hij hanteert eenzelfde soort wapen met een barensteel. In 1269 wordt Symon van Teylingen ‘neef’ van graaf Floris V genoemd. Ook de term ‘bloedverwant’ tussen de Teylingers, de familie Bredero en de graven is opgeschreven. Dit is ook aan de wapens te zien.

Foto: Links boven het wapen van de graven, recht boven, die van Van der Speck. De onderste 2 van Teylingen en Bredero
Foto: Internet

 

Sporen van Six in Lisse

Lisse 825 jaar, maar Daerrode bestond al eerder

Sporen van vroeger (LisserNieuws)                                                           

14 maart 2023

 door Nico Groen

Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse, maar waarschijnlijk waren hier al vóór die tijd ontginningen om veen te winnen en grond geschikt te maken voor teelt van gewassen. Zo staat er in het register van graaf Floris V (1254-1296) dat een stuk grond in Lisse in leen wordt gegeven aan Dirk van Daerrode aan de westkant van de Achterweg-Zuid nabij Ter Specke.

Achterweg-Zuid lag op het oostelijkste deelt van een smalle strandwal of duinstrook. De westelijke grens van deze strandwal liep vanaf de achterkant van Ter Specke via de achterkant van het crematorium en verder naar de Essenlaan. Ten westen hiervan lag een strandvlakte met veen. De westkant van deze strandvlakte lag bij boerderij de Phoenix. Westelijk daarvan lag het Keukenduin. Dit hele gebied vanaf de Achterweg-Zuid was in de 12e eeuw en eerder eigendom van de graven van Holland. Deze graven gaven het in leen (een soort langdurige pacht) aan de bewoners van leenhof Teylingen. De Teylingers waren de houtvesters van het hele gebied. Zij gaven op hun beurt de strook vanaf Achterweg-Zuid tot boerderij de Phoenix weer in leen, meestal aan familieleden. Het gebied heette Daerrode. ‘rode’ betekent zoiets als ‘ontgonnen grond’ en ‘daer’ of ‘dare ‘ duidt op een veen en moerasgebied. De eerste vermelding van Daerrode was pas in 1281, maar waarschijnlijk was hier al veel eerder sprake van ontginning via de Teylingers.

Verwant met Van Teylingen

Door het overlijden van Willem van Teylingen zonder zoon in 1283 verviel de leen weer aan de graven van Holland. Omdat van de graven veel op papier bewaard is gebleven, is er vanaf ± 1280 veel bekend over de geschiedenis, maar daarvóór waren er onder de Teylingers ook al veel percelen in leen uitgegeven.

In 1281 had Wouter Foijken een terrein, waarop zijn huis stond ter plaatse van de huidige villa Grotenhof. Hij was mogelijk een zoon van Floris van Teylingen. Net ten zuiden daarvan kreeg in 1281 Dirk van Daerrode van de graaf een perceel van het Keukenduin tot de Achterweg in leen. Daarvóór was hij ongetwijfeld ook al gebruiker onder de Teylingers. Hij noemde zich naar het gebiedje. Ten zuiden daarvan was een terrein met huis in 1418 in bezit van Herman IIsbrandsz. Daarvóór is niets bekend over dat perceel. Ten zuiden van Herman, op de plek van het  crematorium, was nog een perceel. Dat was in leen bij Matthijs Bort. Bij de overgang na het overlijden van Willem van Teylingen naar de graaf van Holland vernieuwde Matthijs in 1284 zijn leen. Vóór die tijd had hij dus het perceel in leen van de Teylingers. Er was tussen Wouter Foijken, Matthijs Bort en de Teylingers verwantschap. Ook de bewoners van Ter Specke hadden een connectie met de Teylingers.

Deze gegevens en nog veel meer over Daerrode staan in het boek ‘Sporen van Six in Lisse’ vanaf pag. 104. Het boek is nog steeds te koop bij de VOL.

 

Foto: Links boerderij De Phoenix. De blauwe lijn is de scheiding tussen de strandvlakte met veen links en de strandwal of oude duinenrij rechts.
Foto: Digitale Cultuur Historische Atlas Duin- en Bollenstreek

 

 Lisse 825 jaar door een oorkonde uit 1198

Sporen van vroeger (LisserNieuws)

28 februari 2023

door Nico Groen

 Lisse bestaat dit jaar op papier 825 jaar. Dit wordt groots gevierd in Lisse. In 1198 is de hele grafelijke familie van Holland, inclusief gevolg in Lisse. Graaf Dirk VII, zoon van Floris III, vaardigt ‘op Lis’ een oorkonde uit.

Onder de getuigen bevinden zich o.a. moeder Ada, zuster Margaretha, broer Willem (de latere graaf Willem I), broer Floris, Hugo van Voorne, Willem van Teylingen, Hugo van Noordwijk, Dirk van Haarlem en anderen. Niet de minste notabelen dus. De oorkonde wordt afgesloten met: ‘Acta sunt hec apud Lis, A.D. incarnationis MCLXXXXVIII’. Hier komt de naam Lisse voor het eerst in een begrijpelijke vorm tevoorschijn. ‘Apud Lis’ betekent ‘Op Lis’. Het jaartal in 1198. De oorkonde zelf gaat helemaal niet over Lisse. Het betreft een kapel in Naaldwijk. Deze kapel wordt in 1198 gedoneerd aan het bisdom Utrecht ter nagedachtenis aan graaf Floris III, die in 1190 was overleden tijdens de derde Kruistocht. Het is dus een familie bijeenkomst.

Gezien de voorliefde van de Hollandse graven (zoals ook later nog zal blijken) voor Lisse, lijkt het aannemelijk dat er in 1182 al een bruiloft in Lisse werd gevierd. Een groot deel van de entourage van 1182 is in 1198 namelijk gewoon weer van de partij. De plaatsnaam Lis van 1198 kan hetzelfde zijn als een onduidelijke vermelding van lis van 1182. In 1182 staat namelijk niet dat lis een plaatsnaam zou zijn. Er moet in 1198 al wel iets van een dorp zijn geweest. In feite kennen we natuurlijk ook alleen de officiële data van de aanwezigheid van de graven in 1198, terwijl zij hier meerdere keren tussendoor gewoon verbleven kunnen hebben. Zij moeten toen wel een goed onderkomen hebben gehad in Lisse, anders zou men hier niet bij elkaar gekomen zijn.

 Waar verbleven de Graven?

Donjon Dever was er nog niet. Mogelijk was er wel een voorloper van zo’n verdedigingswerk. Volgens geschriften uit de 18e eeuw zouden resten hiervan bij het uitgraven van de Rijnsloot 400 meter ten zuiden van Dever zijn gevonden. In de loop van 2023 wordt er een sleuf op de betreffende locatie gegraven en professioneel archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een en ander is opgestart door Deen Boogerd toen hij bij Dever tijdelijke beheerder was.

Een ander verdedigingswerk was mogelijk ten oosten van de voormalige boerderij Den Burg op de plek die vroeger het Paulusbosje werd genoemd bij Don Boscostraat 3.

 Ter Specke

Mogelijk had het huis Ter Specke toen ook al een huis van steen. Huis Ter Specke is in ieder geval van vóór 1343. Het huis Ter Specke wordt dan voor het eerst vermeld. Het was toen een leengoed van de graven van Holland.

Willem van der Specke ook Verspeck genoemd, wordt in Lisse omstreeks 1280 geboren en is in 1344 in Lisse overleden. Zijn vader Dirck van der Specke was geboren in 1250 en overleden in 1312. Bij de geboorte van Willem was Dirck dus ongeveer 30 jaar oud en woonachtig in Lisse.

Foto: Landhuis Ter Specke’ is in de loop der eeuwen diverse malen vernieuwd.
Foto: OudLisse

Lisse 825 jaar, maar Lux en Liusna al 300 jaar eerder genoemd 

Sporen van vroeger  (LisserNieuws) 

14 februari 2023

door Nico Groen

  Lisse viert dit jaar het feit dat op papier het dorp 825 jaar bestaat. Het wereldlijk erfgoed dat Willibrord en zijn opvolgers nalieten aan de kerk van Sint Maarten te Utrecht is samengevat in de opgemaakte goederenlijst. Hierop staan de namen Lux en Liusna.

In de 8e en 9e eeuw had deze Willibrord met name ook in het westen vele bezittingen verworven, geschonken door vorsten, edelen en grootgrondbezitters. Deze schenkingen waren destijds vastgelegd op oorkonden, schenkingsakten en giftbrieven. Later werden deze in de eerste helft van de 10e eeuw allemaal in één keer aan het perkament toevertrouwd en gebundeld in ‘De Goederenlijst’ van de Sint Maartenskerk in Utrecht. In deze lijst, gebaseerd op de gegevens uit de 8e en 9e eeuw, worden Lux en Liusna genoemd. Diverse onderzoekers menen, dat Lux en/of Liusna als Lisse of in de buurt van Lisse gezien moet worden. Dit naar aanleiding van de volgorde, waarop de lijst is samengesteld.

 Licht en helder

Op het eerste gezicht lijkt het onlogisch, dat er 2 namen op Lisse zouden slaan. Maar is dat wel zo? De ‘na’ van Liusna betekende in de middeleeuwen ‘nabij’, ‘naast’ of ‘in de buurt van’. Liusna betekende dus zoiets als ‘in de buurt van Lius’. Aad van der Geest probeert in een artikel in het Dever Bulletin van 1991 verklaringen voor Lux, Liusna, Lis en Lisse  te vinden. De woorden ‘licht’ en ‘helder’ komen veelvuldig voor in dit artikel over zijn verklaring van ‘lux’, ‘liusna’ en ‘lis’.

‘Lius’ zou iets met licht te maken hebben. Een heldere waterloop of een kale heuveltop (blinkerd). Verder vermeldt Van der Geest ook nog, dat de plaats Ljusne in Zuid-Zweden, gelegen is aan de rivier de Lusn, wat ‘licht’, ‘helder’ en ‘glans’ betekent. Ljusne betekent dan ‘bij het heldere water’. Opmerkelijk is dat in de 16e eeuw de Zweedse plaats Ljusne geschreven wordt als Luxne.

Als het Latijnse woord ‘lux’ vertaald wordt naar het Nederlands, dan blijkt dit ‘kunstlicht’ te betekenen. Dit kan vroeger niets anders geweest zijn als ‘vuur’, ‘kaarslicht’, ‘brand’ en ’toorts’. Volgens een Deens woordenboek wordt het Latijnse ‘lux’ als ‘lys’ geschreven. Het Deense woord ‘lyse’ betekent ‘verlichten’ of ‘lichtgeven’. Beide Deense woorden lijken toch erg veel op Lisse. Temeer, omdat Lisse vroeger naast Lis ook als Lys of Lysse geschreven werd. Verder betekent het Zweedse woord ‘lyse’  ‘verlichting’.

Het Latijnse lux uit de 10e eeuw werd uitgesproken als ‘Luzz’. Het Iers-Keltische  ‘lius’ van ‘liusna’ uit de 7e eeuw werd toentertijd volgens Peter Berresford Ellis uitgesproken als het hedendaagse lus. De i was een toonloze toevoeging.  Ellis is bekend om zijn wetenschappelijke boeken over de Keltische geschiedenis. Dat leverde hem een groot aantal bekroningen op, inclusief een eredoctoraat aan de Universiteit van Londen. Om diverse redenen menen sommige onderzoekers, dat  het woord ‘liusna’ al heel oud is en mogelijk van Keltische afkomst.

Concluderend kan gesteld worden dat ‘lis’, ‘lux’ en ‘liusna’ ongeveer hetzelfde werden uitgesproken en dat het daarom waarschijnlijk om dezelfde woonplaats gaat. En dat de betekenis voor de drie woorden licht, helder, blinkerd, blank, vuur, brand of vlammen was.

Foto: ‘Waar de blanke top der duinen, schittert in de zonnegloed’. Zo kan het uitzicht van Liusna er hebben uitgezien.
Foto: Nico Groen

Lisse 825 jaar, maar al eerder bewoning

Sporen van vroeger ( LisserNieuws)

 31 januari 2023

 door Nico Groen

             

Lisse viert dit jaar het feit dat op papier het dorp 825 jaar bestaat. Maar hoe zit het met de mensen? Wanneer kwamen de eerste mensen naar Lisse? Er zijn al veel eerder sporen van bewoning in Lisse gevonden, die teruggaan tot de bronstijd. Er zijn geen geschreven bronnen gevonden, maar wel archeologische vondsten en opgravingen, die wijzen op bewoning.

Het oudst gevonden voorwerp in Lisse is een vuurstenen beitel, in beheer bij Museum de Zwarte Tulp. Het is zo’n 200 meter ten noordoosten van ’t Huys Dever, tussen de Vennesloot en de Eerste Poellaan, in 1960 gevonden. De vondst bij Dever is met enige zekerheid tot de Vlaardingencultuur (3500-2500 voor Chr.) te rekenen. De voorzichtigheid komt doordat er verder geen sporen of scherven in de nabijheid gevonden zijn. Wellicht zijn die niet herkend of simpelweg nog niet waargenomen, maar het is ook goed mogelijk dat het om een geïsoleerde beitel gaat en achtergelaten is door mensen die heel ergens anders woonden.

Bronzen gebruiksvoorwerpen uit de bronstijd

Bij het afgraven van de duinen ten noorden van de Keukenhof (Veenenburg) werden diverse vondsten gedaan. Er werden een bronzen randhielbijl en een kleine bronzen beitel uit de midden bronstijd uit de periode 1600-1200 voor Chr. nabij de Heereweg gevonden. Verder werden diverse bronzen spelden, versierd met geometrische patronen en inkervingen aangetroffen, daarnaast een bronzen pijlpunt.

Potscherven uit de periode 2000-800 voor Chr.

Er werden daar ook potscherven gevonden tijdens het afzanden bij Veenenburg, die gedateerd konden worden uit de periode 2000-800 voor Chr. Doordat pottenbakken een traditie was, zijn er in de loop der tijd verschillende vaste patronen ontstaan in vormen en versieringen van het aardewerk. Door deze uiterlijke kenmerken van het gevonden potmateriaal kunnen archeologen goed inschatten wanneer zij gemaakt zijn. De wikkeldraadbekers werden gemaakt vanaf 2000 jaar voor Chr. Deze ontwikkelden zich uiteindelijk tot het Hilversum-aardewerk van rond 1500 voor Chr. Beide soorten werden tijdens het afzanden bij Veenenburg gevonden.

In 1960, in de Zeeheldenbuurt richting Lisserbroek nabij de Kanaalstraat, werd een z.g. knuppelpad opgegraven uit de periode 2000-800 voor Chr. Het betrof een constructie van in de lengterichting evenwijdig liggende palen met dwarsliggend daarop takken. Aan weerszijde stonden palen. De koeien van de boeren werden in het lage natte veengebied van de Lisserbroek geweid. De boeren konden via het knuppelpad bij hun koeien komen.

Ook uit de IJzertijd (900-19 voor Chr.) werden potscherven gevonden bij ’t Huys Dever en in de strandvlaktes tussen Hillegom en Voorhout. Een en ander staat in het boek ‘Het verleden van de velden. Archeologie van de Duin- en Bollenstreek’ uit 2017 van Jeroen van Zoolingen.

Uit bovenstaande vondsten, vooral de potscherven en het knuppelpad, kan geconcludeerd worden dat hier al heel lang mensen woonden, al vanaf 2000 jaar voor Chr. Waarschijnlijk nog eerder.

Foto: Voorpagina van het ‘Het verleden van de velden’ uit 2017
Foto: Nico Groen

Foto: Voorpagina van het ‘Het verleden van de velden’ uit 2017

Foto: Nico Groen

Cultuur-Historische Vereniging “Oud Lisse”

 

Rondom de Kerk van Lisse

Rondom de Kerk van Lisse

A. de Graaf

Afbeelding van Lisse uit 1583

De kaartboeken van het Elisabethsgasthuis te Haarlem, welk gasthuis ten zuiden der kerk bij de tegenwoordige Vuursteeg een hofstede bezat, bevatten van de kerk te Lisse een tweetal belangwekkende afbeeldingen. Het kaartboek van 1550 geeft het kerkhof als geheel ronde omwalling, terwijl de kerk slechts als idee is weergeven, zoodat wij hier mijns inziensgeen afbeelding mogen zien. Betrouwbaarder is een afbeelding van 1583, die den toren onbeschadigd toont naast de geheel daklooze kerk. Hoewel waarschijnlijk tijdens het beleg van Leiden in 1574, toen alle dorpskerken rondom de belegerde stad, behalve die van Noordwijk en Voorhout, werden verwoest, ook het torendak van de kerk te Lisse verbrand werd, is dit reeds vroeg hersteld.

Een aanwijzing hieromtrent vinden wij in een rekening uit 1590 van den koster en schoolmeester Cornelis  Cornelisz Lausduyn, waarin deze zich als volgt beklaagt: “Ick hebbe mede te kosten gehadt ende laten maken, opten bovensolder vande thoorne, de duvenesten, mit een valdoor ende slot er aen mettet coopen van de duven, ende de tost daertoe gegeven twee jaerlang tswinters int leggen van de sneeuw, ende tsomers inde hongermaendt, zonder eenige baetdaer off gehadt te hebben, alsoe ende door reden dat alle de oude duven, mit de opbouwinge ofte timmeringe van de thoorne, verjaecht ende verwildert waren, sulcxs dat ick de jonge twee somers lang laten vliegen hebbe en altoos gevoert omme weer te beter in de voedinge te comen.

Detail van Afbeelding van Lisse uit 1583

Al twelck my staet van vuytleggende tosten, mit tgeen dat ick inde zelve jaren hadde mogen prouffyteren ter somma van 3 ponden grooten vlaems.” Uit de klacht van den koster, dat hij menig duivenboutje heeft moeten missen, tengevolge van het herstelwerk aan den toren, danken wij dus het bericht dat voor 1590 dat herstel heeft plaats gehad. De kerk, doch niet het koor, werd hersteld in 1592. Tusschen kerk en koorruimte werd een boven het dak uitstekende topgevel gebouwd, die wat het ondergedeelte betreft uitgevoerd werd als vulling van een grooten, over de breedte der kerk geslagen boog; deze boog overspant ook nu nog het ruim der kerk. In dezen topgevel is met groen verglaasden steen over een hoogte van ongeveer twintig lagen het jaartal 1592 aangebracht. In het midden boven den boog bevindt zich een poortvormige opening, waarschijnlijk eerst met een luik afgesloten en daarboven bij den nok een uitspringend pilastertje, terwijl de gevel met vlechtingen is afgewerkt. Het geheel is thans onder het kerkedak verborgen, de bovenzijde van pilaster en vlechtingen is afgekapt daar het pannendak nu over dezen binnengevel doorloopt. 1)

Tot 1592 werd blijkens kerkerekening gepreekt in het pastoryhuis, evenals thans staande aan den Grachtweg bij het Vierkant. De tijd waarin ook het koor hersteld en bij de kerk getrokken werd, is nog niet vastgesteld, doch moet op ongeveer 1645 geschat worden. Aan weerszijden werd de kerk gesierd door gebrandschilderde glazen, waarvan er acht vermeld werden en welke blijkens rekening geschonken waren door de steden Leiden, Amsterdam, Rotterdam, Alkmaar, Den Haag en Haarlem, door het dorp of de gezworens van Lisse en door den Schout Adriaen van Gorcum. Hoewel er in dit gedeelte tien raamopeningen waren, is de mogelijke oplossing, dat toen aan de noordzijde in het midden een deur was, terwijl aan de zuidzijde een preekstoel voor een blind raam stond opgesteld.

Een orgel vinden wij reeds vermeld in 1559 wanneer aan Meester Gielis den Organist tot Noortwijk twee pond twee schellingen betaald wordt ,,daervoor hij de trompetten gestelt heeft in den organe deser kerke”, terwijl in 1542 Mr Jan Claes van Hillegom als coster en organistmeester is aangenomen. Omtrent de klokken vermeldt de kerkerekening van 1559, dat toen de kleine klok overgegoten is. Ook vermeldt dezelfde rekening ,,voor een nieuw uurwerk op de groote klok”. In 1608 vinden wij een nieuwe windvaan vermeld met het wapen van Lisse erin, bij den koperslager Gijsbert Cornelisz van der Morsch te Leiden gekocht. Wat de kerksieraden uit den tijd vóór de hervorming betreft, vinden wij een verklaring, dat zekere riemen (gordels) en vijftigen (rozekransen), behoorende tot de beelden van Onse Vrouwe en Sint Agatha, verkocht zijn, benevens een ,,subbory” (ciborie). De eerste predikant was Johannis Cornelii, in de protocollenboeken ook als Johannes Corneliszoon van der Schelling naast zijn echtgenoote Meinsje Ockersdr. vermeld. Hoewel de reformatie op het platteland in deze streken veelal een geleidelijk en vreedzaam verloop had, blijkt in Lisse een zekere Jeroen Dammaszn Cluft een strijdbaar aanhanger van de oude leer geweest te zijn. In de rechtboeken van Baljuw en Welgeboren mannen van Noordwijkerhout vinden wij dat hij in 1591 ,,hem gepurgeert heeft aangaande der heimelijke papistige vergadering tot sijn huis bij eenen Dirck Jacobsz oft andere pape”. Wat later wordt hij beboet, omdat hij te Katwijk den predikant van Lisse beleedigd heeft. Deze JeroenDammasz Cluft, geboren ongeveer 1531 als zoon van Dammas Gerrit Dammasz alias Cluft en Jonge Agniese, behoorde tot een van ouds gevestigde onwelgeboren familie en had zijn woning in den omtrek van het Buurtschap De Engel, waar eertijds de herberg ,,In den witten Engel” was. Gehechtheid aan oude gebruiken werd ook beboet. Zoo ontving Claes Meynerts, herbergier te Hillegom, een boete van tien pond, omdat er met vastenavent te zijnen huize ,,danspal” gehouden is. Gerrit Cornelisz (zoon van Cornelis Claesz alias den Admiraal en Marytje Philipsdr) wordt ook beboet, want hij heeft met ,,vastenavont op den veedele” gespeeld. Een gemakkelijk mensch was deze vedelaar overigens niet; herhaaldelijk is hij beklaagde bij vechterijen; eenmaal weet hij zich alleen te verdedigen met de merkwaardige verklaring, dat ,,zijn getuigen zijn over zee en zand”. De neiging om vechterij buiten vervolging te houden is groot, meermalen worden boeten uitgedeeld tegen verwonde personen, die vertrokken zijn ,alvorens hen rechtelijken voor twee welboren mannen besien te laten hebben” of anders gezegd de wond te hebben laten ijken. In 1597 heeft men te Lisse ,snachts na meydagh ontrent drie uren danspal gehouden” ten huize van Cornelis Cuyper (Cornelis Pietersz van der Codden, waart in de Zwaan) waarbij Aelbert Dignums de Roo den baljuwsbode de deur uitgooide. Ook vele delicten van hooien en werken op Zondag komen in de dingboeken voor. Zoowel op de afbeelding van 1550 als die van 1583 staat de kerk op een vrijwel rond kerkhof. Deze vorm wijst mogelijk terug op een zeer ouden toestand, waarbij er slechts een begraafplaats en nog geen kerk of kapel was. De zuidzijde van het kerkhof vertoont thans een rechte lijn, waarachter de kosterstuin is. Een kerkerekening omstreeks 1620 geeft een post te zien voor het afkarren van den kosterstuin om de graftweg daarmee op te hoogen.

Benoorden de kerk ligt het Vierkant, een langgerekt plein, omstreeks 1580 nog genaamd het groene veld of de groene weijde van Lis, waarover aan de westkant de weg van Haarlem naar Leiden liep en de verschillende herbergen als ,,de Swan” later de witte Zwaan, ten Noorden daarvan de herberg ,Het roode hart onder den groenen Eyck”, later genaamd ,,in de drie wouldt-vriesen” (naar de gebroeders De Vries van Oninga, zonen van Harmen de Vries Wipkesz en Anna Wybens), terwijl ten zuiden de herberg ,,Het Wapen van Lis”, later de stopplaats der postwagens was. In de richting Haarlem langs den Heereweg lagen nog de herbergen ,,In den Coningh van Bohemen” en ,,De Couden Oven”. De ,,groene Eyck” is mogelijk de gerechtsboom geweest, waaronder Schout en geburen recht spraken, een vonnis te Lisse door den Asing Jan  Harmens in 1564 gevraagd, is nog bekend.2) In 1560 wordt deze boom vermeld; dan woont Pieter Adriaen Huygensz in het ,,het huis onder den grooter eyck”. Over dezen eikenboom zijn herhaaldelijk geschillen, zoo matigt in 1599 Harmen de Vries zich het eigendom aan en wordt met het dijksrecht van Rijnland bedreigd, terwijl in 1643 eene Jan Dircxsz den eikenboom heeft omgehakt en voor dertig carolusgulden aan den timmerman Jan Cornelisz Vlaanderen verkocht, terwijl hij zich verder nog aan een ypenboom vergrepen heeft.

Terugkeerende tot de kerk vinden wij in het voorportaal,een deel van het vroegere koor, de monumentale witmarmeren wapensteen van Wilhem Adriaen van der Stel, op de hofstede Uittermeer op zeventig jarigen leeftijd overleden den zesden November 1733 en zijn gemalinne Maria de Hase, in den ouderdom van 55 jaren op den eersten Juni 1723 overleden. Deze steen is uit het schip der kerk overgebracht en hier op een hardsteenen voetstuk neergelegd. Bij het verbeteren der vloeren in het najaar van 1938 zijn verscheidene belangwekkende zerken aan den dag gekomen, die thans op het kerkhof zijn neergelegd, alleen het middendeel bij den preekstoel, dat niet opgebroken werd, kan thans nog verrassingen bergen. De oudste grafsteen, twee voet in het vierkant, bevat geen nadere aanduiding dan een wapen binnen een verdiept medaillon, hetwelk heraldisch links een leeuw toont en rechts een ankerkruis. Ook werden brokstukken gevonden van een wapensteen, mogelijk van een lid der in deze streek welgeboren familie Van der Leth. Het wapen heeft in de middenbaan twee maalkruizen, boven een tweetal pluimen en een ledig onderveld. Helmteeken: eengroot maalkruis. Randschrift: Hier leyt begraven den E . . . . . . . . . Cornelis . . . . . . . . . . . . en starf den 18en novemb. 1611. Een groote en fraaie steen toont het wapen Van Castricum: een (zwarte) burchttoren op een (zilver) veld, helmteeken een uitkomende leeuw. Randschrift: Hier leyt begraven Claes Cornelisz Castricum, stierf anno 1616. Een verdere wapensteen is die van Heer Gerardvan der Laan, bewoner van het huis ter Spekke, welk schild een keper en een drietal vaten toont. Boven aan prijkt de zinspreuk FATA VIAM INVENIENT, beneden: Obijt Gerrardt Van der Laen 16 February 1635, A AETATIS SUAE 82. Eenvoudiger zijn de grafsteenen der familie Corsteman, omstreeks 1600 groote grondeigenaars. Zoo sprak van 1580 tot 1584 Adriaen Cornelisz Corsteman recht als Welgeboren Man van Rijnland, een onderscheiding die toen in Rijnland niet uitsluitend met afkomst, doch met grootgrondbezit samenhing. In het baljuwschap Noordwijkerhout, waartoe ook Voorhout, Lisse en Hillegom behoorden, werd nog in veel later tijd geen grondbezit doch een welgeboren afkomst geeischt, behalve voor degenen die het ex-officio waren, namelijk de schouten en hun familie, welke laatsten evenwel niet in de overigens geringe fiscale voorrechten der welgeborenen deelden. Later zijn de Corstemans te Lisse verdwenen, doch treffen wij te Leiden de in Lisse geboren Nicolaes Claesz Corsteman van Rodenburch, welke 13 Januari 1664 trouwt met Agatha Arnoldusdr van Leeuwen en woont op het Rapenburg, het tweede huis van de Breestraat naar de Langebrug toe.

De eerste grafsteen luidt: Hier leyt begraven Adryaen Cornelisz Corsteman starf den 25-en January 1588. Het graf was gedekt met een drietal dunne platen (schaliën) uit leiachtigen hardsteen. De middenplaat bevatte veelal het grafschrift der echtgenoote, deze was Maritje Jansdr. Tetrode. Deze middenplaat ging in dit geval verloren en er is toen in later tijd een andere schalie toegevoegd, die luidt: ,,ende Maddeleentje Jansdr syn huisvrouw en starf den 25 Augustus Anno 1614”. Deze laatste was evenwel de huisvrouw van Pieter Cornelisz van der Codden, waard in de Zwaan.

Buiten de kerk ligt nog een grafsteentje met inschrift: Hier leyt begraven Adryaen Adryaensz Corsteman starf den 29 Julius anno 1602. Diens weduwe Catryn Claesdr sGravemade hertrouwde Cornelis Pieters op Kocxhorn te Wassenaar. De grafstede van den gerechtsbode van Lisse geeft met strakke romeinsche letters het zevenregelig grafschrift HIER LEYT BEGRAVEN WOUTER- LENERSE VAN CALCKER OVDT – ONTRENT 70 JAER ENDE RVSTEN – OPTEN SEVENDEN JUNY ANNO 1598 – ENDE MARGRIETE PIETERSDR – SYN HUISVROVWE EN RVSTEN – OPTEN 13 JANVARY 1602. Een ander lid der dorpsgemeenschap was de schoolmeester Wiard Takesz van der Blom. Rond een medaillon, waarin een wapenschild met huismerk, mogelijk uit de letters H en N samengesteld, is in gothische karakters uitgebeiteld: ,,Hier leyt begraven Wier Takesz, schoolmeester tot Lys en starf den 16en maert Ao 1611 en syn huysvrou Aryaentje Jansdr van Tienden starf den 24en maert 1611.” Buiten de kerk is bij den toren nog ingemetseld een steen met het volgende inschrift: ,,Hier leyt begraven Jacop Hendricksz Heck scoelmester tot lis starf den 12 en February 1610”; dit was de ambtsvoorganger van Wiert Takesz. Verder werd in het midden der kerk nog een zware steen gevonden, die blijkens inschrift de grafstede dekte van een vijftal pastoors te Lisse uit het laatst der zeventiende en de eerste helft der achttiende eeuw, waaromtrent de Heer J. P. Raaphorst o.a. in de Leidsche Courant van 29 Nov. en 2 en 6 Dec. 1938 een belangrijke bijdrage schreef. Deze steen werd aan het R.K. Kerkbestuur overgedragen.

De reeds vermelde buitenplaats ,,Huis ter Spekken” van de familie Van der Laen, omstreeks 1600 op grootscheepsche wijze gebouwd, waarvan Rademaker een fraaie afbeelding geeft, werd reeds ongeveer 1740 afgebroken, waarbij de voordeur voor 25 gulden voor de pastorie werd aangekocht. Het  orspronkelijke stamhuis van de welgeboren familie Van der Spekken lag waarschijnlijk wat dieper in het binnenduin, waar een tiental jaren terug sporen van een bouwwerk gevonden werden. 3)

Claes Cornelisz van Castricum, wiens grafsteen reeds werd genoemd, in gerechtelijke stukken merkwaardigerwijze altijd als .Claes Cornelisz alias backer” aangeduid, was pachter van de aanzienlijke boerenhofstede ,,Den Burg”, behoorende aan de familie Pynssen, welke op de kaart van 1583 voorkomt. De weduwe van Castricum, namelijk Neeltje Cornelisdr Verdel, dochter van Cornelis Maartensz en jonge Geertruid Adryaensdr Corsteman, hertrouwde in 1620 met Pieter Cornelis Keyser en bleef op de hofstede wonen. Naderhand is hiernaast aan de zuidzijde nog een hofstede gebouwd, welke thans nog als ,Zwanendrift” bestaat.  De naam ,Den Burg” wijst naast de vrij talrijke vondsten van kloostermoppen van groot formaat (33 X 17 X Sr/, CM.) wel op een vroege vestiging en hier moet mijns inziens de eerste burcht van Lisse gelegen hebben, mogelijk het stamhuis der Heeren Van Lisse. In verband hiermede is een oud bericht omtrent de fundeering van een achthoekigen toren bij het graven van den Ringsloot van den Poelpolder misschien van belang. Achter de plaats van de hofstede ,,Den Burg”, welke vermoedelijk omstreeks 1650 weggebroken is, ligt thans een vrij omvangrijk boschje, halvemaanvormig tegen de ringsloot aan en voorheen door een sloot van het weiland gescheiden. Mogelijk houdt de grond hier nog sporen verborgen. De naam van dit ,,Paulusboschje”, waarvan nog geen verklaring gevonden is, zou mogelijk op een gekerstende heilige plaats aan den oever van den Poel (thans Poelpolder) kunnen wijzen.

De geschiedenis van het huis Dever, waarvan thans nog slechts de resten van een woontoren met metersdikke muren over zijn, is zeer onzeker. Uit de afbeeldingen in de prentverzameling van het gemeentearchief te Leiden en een serie schilderijtjes van G. Leembruggen in het Museum de Lakenhal aldaar, valt af te leiden dat in het begin der 17de eeuw een nieuw heerenhuis aan de straatwegzijde tegen den ronden kant van dit bouwwerk werd opgetrokken. Na den blikseminslag in 1848 is dit heerenhuis zoodanig vervallen, dat het van lieverlede in elkaar viel, zoodat de oude kern weer overbleef. Deze thans nog als bouwval behouden woontoren, die met het vierkante gedeelte in den breeden grachtvijver stond en met zijn halfronden kant het slotplein beheerschte, was ook aldaar niet de eerste vestiging. Immers het Gemeentearchief te Leiden heeft uit ongeveer 1730 een afbeelding van de ,,Ruïn van het ,,Oude huys te Deevere op de Voorplaats”.4)

Het is een langwerpig gebouw, dat m.i. aan de noordzijde van het slotplein gestaan moet hebben, en mogelijk de woonplaats was van Gerrit die Ever, die als houtvester in dit gebied optrad.5).

Dat deze zaalbouw ook weer niet de eerste vestiging was, is gebleken uit vele ter plaatse opgedolven scherven, waarbij ook Germaansch primitief aardewerk, kogelpotten en Pingstdorfer werk vertegenwoordigd waren, zoodat deze plaats ook in de eerste tien eeuwen onzer jaartelling wel bewoond zal zijn geweest. Ongetwijfeld zal dit in het broekIand vooruitgeschoven lage duin, dicht bij den vischrijken Poel, ook voor zeer vroege bewoners een aantrekkelijke verblijfplaats zijn geweest. De grondige omwerking tot bollenland van dit terrein maakt het evenwel zeer moeilijk uit de poovere resten verdergaande gevolgtrekkingen te maken.

Lisse, Herfstmaand 1940.

A. F. DE GRAAFF.

Craandijk geeft in zijn ,,Wandelingen door Nederland” 2de druk, Zuidholland, 2de druk, Zuidholland, blz. 277 een tamelijk uitvoerige beschrijving van den toestand in het midden van de 19de eeuw.

1) Vele gegevens in dit artikel verwerkt, zijn ontleend aan het archief der Ned. Herv. Kerk te Lisse, afschriften van eenige dezer stukken bevinden zich in hit Gemeente Archief te Leiden.

2) Gemeente-archief Lisse

3) Vermeld in rekeningen van de rentmeesters van Noord-Holland in 1343: ,,lijfhuren tusschen Lisserbeke enter Specke”.

4) Catalogusnr. 11660

5)  Zie voor de geschiedenis der bewoners en eigenaren: Leidsch Jaarboekje 1915, bladz. 57, idem 1921/22, blz. 55 e.v.; en de Nederl. Leeuw 1909, blz. 199.

Tekst en foto’s overgenomen uit het Leids laarboekje 1941 pag.167

 

De Grote kerk uit Rijnlandse gezichten van A. Rademaker

Het Pact van Teylingen al meer dan 25 jaar actueel

Sporen van vroeger    (LisserNieuws)                                                          

17  januari 2023

door Nico Groen

In de negentiger jaren van de vorige eeuw waren er woningbouwplannen die een groot gedeelte van de Bollenstreek zouden innemen. ‘Bollenstad’ was toen de werknaam voor het plan tot grootschalige woningbouw in het gebied tussen Katwijk en Hillegom. Door de grote verstedelijkingsdruk zou de bollenteelt plaats moeten maken voor woningbouw.

De eerste aanzetten voor de bouw van ‘Bollenstad‘ werden in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening Extra (1990) gegeven. De Duin- en Bollenstreek was daarin een mogelijke locatie voor woningbouw. Ook in het Ontwerp Planologische Kernbeslissing uit 2001 werd er nog van uitgegaan dat dit gebied bestemd was voor grootschalige woningbouw.

Daartegen werd vanuit de Duin- en Bollenstreek sterk geprotesteerd. Grootschalig overleg heeft geleid tot het Pact van Teylingen in 1996. In het Pact van Teylingen hebben de gemeenten, andere overheden en veel maatschappelijke organisaties uit de Duin- en Bollenstreek, afspraken gemaakt over de gewenste toekomstige ontwikkeling van de streek. Waaronder het uitsluiten van verdere verstedelijking en het beschermen van het bollenteeltareaal. Daarbij zijn afspraken gemaakt om d.m.v. ontwikkelingsplannen een gewenste opwaardering van het landschap tot stand te brengen. Op het gebied van recreatie, natuur en milieu diende naar kwaliteitsverbetering gestreefd te worden. Het aantrekkelijke en gevarieerde landschap van bollenteelt, duinen, landgoederen en graslanden moest behouden blijven. Daarbij is o.a. afgesproken om een bepaald areaal  te bestemmen voor de bollenteelt.  Een deel van Voorhout en Valkenburg was bestemd voor grootschalige woningbouw. In de overige gemeenten was afgesproken binnen of vlak bij de dorpskernen te bouwen.

De afspraken neergelegd in het Pact van Teylingen vonden een juridische verankering in de streekplannen van de provincie Zuid-Holland. In vervolg hierop is de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport door de gemeenteraden van de toen zes gemeenten in de Bollenstreek in 2009 vastgesteld en in 2016 geëvalueerd. Op dit moment wordt de visie opnieuw geëvalueerd.

De doelstellingen van het Pact zijn anno 2023 nog springlevend en moeten vanuit gemeenten en andere organisaties worden nageleefd om een ‘Bollenstad’ in de toekomst te vermijden.  De Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport is daarin als kader leidend.

 Plannen voor oost-westverbindingen

Als het aan de mobiliteitswethouders van de gemeenten Hillegom, Lisse, Teylingen en Noordwijk ligt, komt er tussen 8 tot 15 jaar in de Duin- en Bollenstreek veel asfalt bij met grote gevolgen voor het open gebied, de flora en fauna en het Natura 2000 duingebied.

Los van de dure infrastructurele kunstwerken, zoals een spoorwegonderdoorgang en enkele viaducten gaat dit ook ten koste van veel eerste klas bloembollengrond. Bovenstaande gaat in tegen de afspraken in het Pact van Teylingen.

De VOL staat onder andere voor het behoud van de cultuur historische waarden van het bollengebied uit ±1900 en eerder met zijn unieke landschap, zandvaarten, slotenpatronen en hoog gelegen wegen, zoals Loosterweg-Noord. Dit dreigt verstoord te worden door de oost-westverbindingen o.a. met een aftakking over het spoor naar Hillegom.

Foto: Voorpagina van het Pact van Teylingen (1996).