Van Aardaker tot Zwanenbloem: De wilde flora van de Bollenstreek: het gewone sneeuwklokje

Onder anderen op buitenplaats Keukenhof komen veel sneeuwklokjes voor. Deze stinzeplant wordt uitgebreid beschreven.

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

Sneeuwklokjes luiden den winter uit!
Sneeuwklokjes prijzen de lentebruid!
Sneeuwklokjes luiden de lente in!
Sneeuwklokjes groeten de Meikoninging

dichter Felix Rutten
(omstreeks 1900)

Keukenhof
Het voorjaar op landgoed Keukenhof wordt ingeluid door talloze sneeuwklokjes. De bomen zijn nog kaal, het kan zijn dat er nog sneeuw ligt, het kan vriezen, maar dit bolgewasje kondigt echt het einde van de winter aan.

Stinzenplanten
Sneeuwklokjes worden gerekend tot de stinzenplanten. Daartoe rekent men die groep planten die van oorsprong hier niet voorkomen, maar in het verleden bij landgoederen, voorname woningen, kloosters en kerken aangeplant werden en zich daar konden handhaven. Stins is het Friese woord voor steenhuis. Het woord stinzenplant is in 1932 voor de eerste maal voor deze groep planten beschreven door heemkundige Jacob Botke. Hij kwam op die naam doordat de bevolking van Veenwouden de bloemen van het vrij zeldzame Haarlems klokkenspel, ook een stinzenplant die bij de veertiendeeeuwse Schierstins stond, aanduidde met Stinzeblomkes. Pas vanaf het midden van de 20e eeuw werd de term algemeen in Nederland. Erg duidelijk afgebakend is de groep stinzenplanten niet, er is veel discussie over of een plant nu wel of niet bij de stinzenplanten gerekend moet worden. Het sneeuwklokje wordt er zeker bij geschaard. Omdat sneeuwklokjes zo vroeg bloeien zijn er nog weinig insecten. Maar toch halen bijen en hommels bij gunstig weer stuifmeel en ook nectar uit de bloemen. Er kan zelfs zaadvorming optreden, maar doorgaans gaat de vermeerdering van sneeuwklokjes vegetatief, via nieuwe bolletjes.

Naam
De botanische naam van het gewoon sneeuwklokje is, Galanthus nivalis. Die naam Galanthus komt uit het Oudgrieks
en is afgeleid van gala, wat melk betekent, en anthos, wat als bloem vertaald wordt. Melkbloem dus. Nivalis kan herleid worden als ‘bij of in de sneeuw’. Gelukkig worden planten aangeduid met een botanische naam. Daarmee wordt een plant eenduidig aangeduid. Hierboven zagen we al het plaatselijke gebruik van de naam voor Haarlems klokkenspel: Stinseblomke. Van onze sneeuwklok zijn ook heel wat plaatselijke of regionale namen bekend. Om er maar eens een paar te noemen: vroegopjes, naakte juffertjes, naakte wijfjes, febrewarigekje, vastenavondzotjes, klökskes en winterliedertjes.

Oorsprong
Van oorsprong komen onze sneeuwklokjes uit Zuid-, Centraal- en Oost-Europa. Maar ze zijn al eeuwen geleden naar
onze contreien gebracht, aangeplant en hebben zich hier kunnen handhaven. Het sneeuwklokje wordt hier al vanaf de late middeleeuwen gekweekt. Men vond dat ze thuishoorden bij de medicinale kruiden en voor religieuzen waren ze wel een teken van zuiverheid en werden ze gebruikt om de kerk bij Maria Lichtmis te versieren. Ook bij kastelen en voorname huizen stonden ze wel, maar toen aan het eind van de 18e eeuw de Engelse landschapstuin in de mode kwam, met zijn natuurlijk aandoende parkachtige aanleg, pasten daar stinsenplantjes als sneeuwklokjes prima in. Er ontstond een nog grotere vraag naar deze plantjes en in die tijd zal waarschijnlijk ook de oorsprong gelegd zijn van de velden met sneeuwklokjes in landgoed Keukenhof.

Onderzoek sneeuwklokjes
Onderzoek naar de herkomst van de bekendste bolgewassen tulp, narcis en hyacint is al uitgebreid gedaan. Maar voor het sneeuwklokje was dat tot een paar jaar geleden nog nietgedaan. Nu is er een onderzoekstraject van de universiteit van Utrecht. Materiaal van de populaties sneeuwklokjes op vanouds bekende groeilocaties uit het hele land wordt verzameld. Daarnaast gebruikt men materiaal van verzamelingen vanuit natuurlijke vindplaatsen uit allerlei landen. Daarmee kan onderzocht worden of er inmiddels genetische aanpassingen voor het Nederlandse klimaat zijn ontstaan. Ook kan gekeken worden of de diverse vindplaatsen te koppelen zijn aan bepaalde oorspronkelijke vindplaatsen. Bekend is dat de Texelse sneeuwklokjes een Franse oorsprong hebben, maar van de meeste vindplaatsen weten we niet waar de bron geweest is. Kwamen ze ook uit Frankrijk of werden ze hierheen gebracht uit andere landen? Misschien ontstaat uit al die gegevens een historische wegenkaart van de herkomst van de neeuwklokjes naar ons land. Naast dit onderzoek staat het sneeuwklokje nog om andere redenen in de wetenschappelijke belangstelling. Het bevat de stof galantamine waarvan verondersteld wordt dat het de ziekte van alzheimer zou kunnen vertragen. Dan bevat het ook nog stoffen als lectine wat genoemd wordt als waardevol bij tumor-, virus- en schimmelbestrijding. Heel voorzichtig zou je kunnen zeggen dat dit veelbelovend is.

Andere soorten
Er bestaan meerdere soorten sneeuwklokjes. Sommige daarvan, zoals het groot sneeuwklokje en het gevulde sneeuwklokje, worden ook tot de stinzenplanten gerekend. Daarnaast zijn er nog duizenden cultivars bekend. Wij denken dat sneeuwklokjes wit van kleur zijn, maar eigenlijk zijn ze kleurloos. Er zitten namelijk luchtbelletjes tussen de cellen die het invallende licht zo verstrooien dat wij het als een witte kleur ervaren. Wrijf je een bloemblad fijn dan houd je iets glashelders over. We genieten van die mooie vlakken witte sneeuwklokjes. Maar er zijn meer stinzenplanten te bewonderen in het voorjaar. Op landgoed Keukenhof, maar ook op andere voormalige landgoederen in de omgeving zoals bijvoorbeeld Oud Poelgeest, Offem, de Leeuwenhorst, Overbosch, Vogelenzang, ‘t Manpad. Er zijn er tientallen in onze contreien. Geniet van de witte velden met sneeuwklokjes, maar ook van
gele vlakken bosanemonen, blauwe met boshyacinten en misschien ziet u zelfs het Haarlems klokkenspel!

DE WILDE FLORA VAN DE BOLLENSTREEK: De els

 Dit keer in deze flora-reeks aandacht voor de in deze streek veel voorkomende els, een inheemse boom.

door Liesbeth Brouwer

Jaargang 20 nummer 4, 2021

In het winterseizoen heerst stilte in de natuur. Uitbundige kleuren zijn verdwenen. De meeste bomen hebben hun blad verloren. In de omschrijving van de hofstede aan de Veenderlaan (Berkhout), in Oud Nieuws van dit Nieuwsblad, worden verschillende bomen genoemd. Dit keer in deze flora-reeks aandacht voor de in deze streek veel voorkomende els, een inheemse boom.

Hagen en hakhoutbossen
Uit het verhaal over de hofstede aan de Veenderlaan weten we dat daar elzenhagen waren. Elzen vormen prima windsingels. De els kan goed getopt worden waardoor de haag fraai op hoogte gehouden kan worden. In onze streek had je van oudsher ook hakhoutbossen. Die vind je op de strandvlaktes, de lager gelegen en ook nattere gedeeltes tussen de strandwallen. Elzen houden wel van vocht. Bij de landgoederen Keukenhof en Wassergeest waren hakhoutbossen. Wanneer de bomen in deze bossen een zekere dikte bereikten werden ze vlak bij de grond afgezaagd. Het hout werd vaak gebruikt voor afrasteringen. Dat was nog in de tijd dat onze streek meer weilanden had dan bollengronden. De vraag naar hakhout nam af en de hakhoutbossen werden min of meer aan hun lot overgelaten. In deze vroegere, nu vaak wat verwaarloosde, hakhout bossen zijn veel zwarte elzen te vinden. Overigens is bij landgoed Keukenhof de traditie van hakhoutbosweer terug. Omwille van de cultuurhistorische waarde wordt zo’n 7 ha. essenhakhoutbos weer in ere hersteld wat regelmatig terugzetten (laag bij de grond snoeien) van de bomen betekent. Dat gebeurt in de winter dus misschien zijn er op dit moment wel stobben te zien van pas gekapte essen en elzen.

Elzenhout
Het hout van de els is vrij zacht. Daarom is het heel geschikt om houten beelden uit te snijden. In een vochtige omgeving blijft elzenhout heel lang goed. Vroeger werden heipalen, molenraderen, sluisdeuren en waterleidingen
wel van elzenhout gemaakt. Aannemelijk is dat het herstel van de pilaren aan de poort bij Berkhout (genoemd in het stuk over de hofstede uit het vorige Nieuwsblad) met elzenhout is gedaan. In de getuigenissen wordt gemeld dat ze ‘een geheel nieuw fundament hadden gemaakt met twee leggende balken van omtrent vijftien voeten ieder lang…..daarop gewrogt vier kespen, daar ’t metselwerk op geschoeijt, ende gefundeert’.

De els had niet altijd een goede naam.
Het boomsap van de els is roodachtig en daarom werd de els wel als een duivelse boom beschouwd. We herkennen dat nog in het gezegde “Rood haar en elzenknoppen, daar kan de duivel zijn kousen mee stoppen..”. Gelukkig worden roodharigen en elzen tegenwoordig beter gewaardeerd. En het was ook niet alleen maar kommer en kwel met de els: thee, gezet van gedroogde elzenknoppen zou tegen reuma helpen. Kortom, je kunt veel kanten op met deze boom.

Verzamelen
De opsomming door de getuigen van al die verschillende lanten op het latere landgoed Berkhout lijkt wel een verzameling. Dat verzamelen was vanouds voorbehouden aan kloosters en de adel, maar werd ook mode onder de gefortuneerde Nederlanders. De meest wonderlijke dingen uit de natuur werden verzameld. Voor wetenschappelijk onderzoek zijn verzamelingen heel belangrijk. In Leiden werd in 1590 de Hortus opgericht waar allerlei planten werden verzameld, denk maar aan de tulpen van Clusius. Planten werden ook gedroogd en dan op papier geplakt met daarbij diverse aanteeningen. Zo ontstonden herbaria. Deze herbaria, aangevuld met botanische tekeningen, zijn onmisbaar bij het onderzoek in de plantkunde.

Hout
Maar hoe moest dat onderzoek nu naar bomen en struik en.Het verzamelen van verschillende bomen heeft ook al een lange geschiedenis. De eerste arboreta (verzamelingen vanbomen in een park) werden door vorsten en rijke particulieren aangelegd. De eigenaren hadden  geen wetenschappelijke bedoeling, maar wilden meer opscheppen over hun welstand. Later werd onderzoek vaak wel het doel. Botanische tekeningen van bomen en struiken waren daarbij belangrijke hulpmiddelen. Nu kunnen we de prachtigste foto’s van de meest exotische bomen en struiken, met de kleinste details, op onze computer laten zien. Maar gaan we ruim een eeuw terug dan gaf een botanische tekening het meest complete beeld, ook nog eens het hele jaar rond. Toch was het wel een beetje behelpen met alleen iets op papier.

Xylotheek
In een herbarium zag je delen van de planten met daarbij vermeld allerlei detailinformatie. Voor houtachtige gewassen was het ook wenselijk om verzamelingen te hebben van houtsoorten met daarbij allerlei aanvullende informatie over het gewas. Die verzamelingen ontstonden ook en worden xylotheken genoemd. Xylon is het Griekse woordvoor hout en thèke heeft de betekenis (bewaar)plaats.
Er ontstonden dus verzamelingen met houtmonsters van verschillende houtsoorten. Aanvankelijk vooral voor medicinale doelen. Je kunt natuurlijk eenvoudigweg stukjes van houtsoorten verzamelen en daar gegevens bij bewaren, maar er ontstonden verzamelingen die veel fraaier waren dan simpele stukjes hout. Men maakte een soort kistjes met een specifieke inhoud die paste bij een bepaald houtgewas. Zette je die kistjes rechtop dan leken het net boeken van hout, want op de rug van het “boek” was een stuk van de schors van de betreffende boom geplakt. Deze kistjes worden ook wel houtboeken genoemd. In het kistje zat dan meestal aan de ene kant een omschrijving van de boom in kwestie en in het andere deel van het kistje zaten bijvoorbeeld een takje, een blad, zaad of een zaailing om een zo compleet mogelijk beeld van het gewas te geven. In Duitsland waren dit soort boombibliotheken (‘Holz-Cabinet’) heel populair, vooral in de periode rond 1780 tot omstreeks 1815. Een beroemd atelier dat dit soort boomboeken leverde was dat van Von Schlümbach uit Neurenberg.

In Nederland
Ook hier ontstond een zeer grote belangstelling voor deze vorm van verzamelen. Het opzetten van zo’n verzameling
is bijzonder kostbaar, maar het zal duidelijk zijn hoe waardevol dit soort verzamelingen voor onderzoekers is. Universiteitsstad Franeker kreeg in 1809 een uitgebreide xylotheek geschonken door koning Lodewijk Napoleon. Ook de universiteiten van Harderwijk en Leiden kregen van Lodewijk Napoleon een xylotheek, maar die zijn minder uitgebreid. Lodewijk Napoleon bestelde de boomboeken uit het atelier van Von Schlümbach in Duitsland. Maar in 1810 was Lodewijk Napoleon al weer koning af. De bestelling was toen nog niet compleet afgeleverd. Mogelijk zijn de bestelde boomboeken daarom niet allemaal op de plaats van bestemming gekomen. In Franeker is de xyotheek deels nog te bezichtigen, in Kasteel Groeneveld in Baarn, onderdeel van Staatsbosbeheer, is de xylotheek die voor Leiden was besteld te zien. Dit zijn antieke xylotheken, maar Delft kreeg een moderne xylotheek die tussen 1991 en 2006 is gemaakt door meubelmaker Ben Lemmers, verbonden aan TU Delft. Deze xylotheek, die uit 50 boomboeken bestaat, is in bruikleen gegeven aan Kasteel Groenenveld. Er zijn natuurlijk nog meer houtverzamelingen, maar voor dit artikel voert het te ver om daar verder op in te gaan. Waarbij nog wel het bestaan van de Nederlandse Vereniging van Houtsoortenverzamelaars (NEHOSOC) moet worden genoemd.

Toekomstmuziek?
Onze VOL-vrijwilligers spitten allerlei oude documenten door. Zouden ze ooit een vermelding van een boomboek in
die documenten zijn tegengekomen? Lisse had door de vele buitens welvarende inwoners. Maar in de tijd van de populariteit van de xylotheken was de welvaart hier al tanende. De kans dat ze een boomboek tegen zullen komen is dus niet zo groot. Maar misschien is dit verhaal wel inspiratie voor een nieuwe hobby van een lezer. Het maken van een boomboek is natuurlijk een hele klus. Al die objecten verzamelen (en ook nog in verschillende seizoenen!). Maar dat het kan is wel bewezen door de Delftse xylotheek. Laten we eens kijken hoe dat toegepast moet worden voor onze els. Een kistje voor onze zwarte els zou gemaakt zijn van elzenhout, op de rug moet de schors van deze els te zien zijn. Er hoort een omschrijving bij waarin ongetwijfeld staat dat de els graag in een vochtige omgeving groeit, waar het hout voor gebruikt kan worden, de bloeiwijze. Dan zit er vast een blad van een els in, een elzenkatje, elzenproppen, misschien zelfs stuifmeel in een doosje, waarschijnlijk een stukje houtskool, misschien zelfs wel een elzenhaantje om aan te geven welk insect een bedreiging voor elzen vormt. Er moet ook verteld worden over de elzentaksterfte. Een bedreiging door een schimmel die uit Azië afkomstig is. Een blad dat aangetast is door deze schimmel hoort er ook bij natuurlijk. Misschien moet er ook een wortelknol in. In zo’n wortelknol leeft een bacterie die stikstof uit de lucht kan binden, de els profiteert daar weer van. Die laatste toevoegingen staan natuurlijk niet in de antieke uitgaven want toen was de wetenschap nog niet zo ver. Ach, je kunt het zo uitgebreid maken als je wilt. Wie gaat de uitdaging aan.

Opmerking redactie

Elzentaksterfte bestaat niet. Er is een ziekte die de es aantast. Dat is essentaksterfte.

Een tekening van de de els

DE WILDE FLORA VAN DE BOLLENSTREEK: alsemambrosia

Van aardaker tot zwanenbloem het  boek met de wilde flora in de Bollenstreek. Deze keer wordt Alsemambrosia besproken. Deze plant komt bij Rustoord in vrij grote aantallen voor. Het is bij uitstek een plant waar de mensen hooikoorts van kunnen krijgen, waarschijnlijk uitgestrooid met vogelvoer. De Nederlands naam is hooikoordtplant.

Jaargang 20 nummer 3, 2021

door Liesbeth Brouwer

In het vorige Nieuwsblad noemden we de Flora Leidensis. De alsemambrosia, die veelvuldig op het braakliggend terrein van Rustoord werd aangetroffen, vinden we niet in deze oude flora. Dat zou ook onmogelijk zijn. De Flora Leidensis verscheen in 1840, terwijl de alsemambrosia pas in 1875 op een weiland bij Apeldoorn voor het eerst in ons land is waargenomen. Het is een uitheemse plant die van oorsprong uit Noord-Amerika komt.

Exoten

Augustinus Gislentius Van Busbeke

Al zo lang mensen rondtrekken hebben ze planten, maar ook dieren, meegenomen naar streken waar deze van oorsprong niet voorkwamen. Ons volksvoedsel, de aardappel, werd pas in de 16e eeuw door Spaanse ontdekkingsreizigers naar Europa gebracht. De Romeinen zouden de tamme kastanje populair hebben gemaakt in Noord-Europa (hoewel de boom hier wel eerder schijnt te zijn voorgekomen). Onze paarenkastanje komt hier oorspronkelijk ook niet voor. Die hebben we te danken aan Van Busbeke (ook Van Boes-beeck of De Busbecq).
Van Busbeke was van 1554 tot 1564 gezant namens koning Ferdinand I van Oostenrijk bij Süleyman I, de sultan van het Ottomaanse Rijk. Hij bestudeerde onder meer de plantengroei in Klein-Azië. Van Busbeke speelde ook een rol bij de introductie van tulpen in Nederland. Hij stuurde vanuit wat we nu Turkije noemen, zaad van tulpen naar Clusius, latere prefect van de Hortus Botanicus in Leiden. Zo belandden de eerste tulpen in onze streek. Deze exoten kwamen hier gepland naar toe, maar heel veel uitheemse planten kwamen min of meer per ongeluk hier terecht.

Alsemambrosia
Mooie naam: alsemambrosia. Ambrosia is het Griekse woord voor voedsel voor de goden. Voedsel waardoor die goden eeuwig zouden leven. Dat klinkt veelbelovend. Alsem kennen we voor bitter. In de bijbel komt alsem voor als plant maar wordt ook figuurlijk gebruikt in de betekenis van bitter leed. Dat geeft te denken. Wij gebruiken alsem in een oud spreekwoord dat luidt: zijn pen in gal en alsem dopen. Dat zal ik maar niet doen want dan wordt er echt niet positief geschreven. Maar hoe zit het nu met onze alsemambrosiaplant die uitbundig bij Rustoord opdook. Deze plant is inheems in Noord-Amerika en is waarschijnlijk met hooi in Europa ingevoerd rond 1875. Daarmee was het natuurlijk nog geen ingeburgerde plant geworden. Ook in de jaren daarna moet er zaad per ongeluk ingevoerd zijn. Tegenwoordig komen zaden van de plant in vogelvoer voor. Daarmee kreeg de plant ook de kans om hier min of meer vaste voet aan de grond te krijgen. Eind vorige eeuw steeg het aantal waarnemingen gestaag en begin deze eeuw zelfs explosief. Het kan zijn dat klimaatverandering gunstig is voor de plant. De alsemambrosia wordt ook
wel hooikoortsplant genoemd. De naam suggereert het al: we moeten niet blij zijn met toenemende aantallen
van deze planten.

alsemambrosia

Duinflora bij Rustoord

Sporen van vroeger  (LisserNieuws)                                                             

8 juni 2021

 door Nico Groen

Rond het woonzorgcentrum Rustoord ligt al een tiental jaren een braakliggend terrein van ruim twee hectaren. Het was voor een deel de tuin van Rustoord, van het gesloopte oude bejaardenhuis en van het gesloopte Austria. Hier heeft zich sindsdien een buitengewoon soortenrijke vegetatie met veel bijzondere soorten ontwikkeld. Helaas is aan nieuwbouw in de nabije toekomst niet te ontkomen.

Dit hele gebied behoort tot de strandwal tussen de Heereweg en de Achterweg. Dit oude duingebied is al voor 1600 afgegraven ten behoeven van de teelt van groenten, kruiden en later bloembollen. Hier waren tot de zestiger jaren tuinbouwbedrijven gevestigd. De opbouw van de ondergrond bestaat uit een toplaag tot een diepte van -6 m. NAP van zand met daaronder een kleilaag tot -12 m. NAP, dieper dan 12 meter bestaat de bodem voornamelijk uit zand en grind. Een echt duingebied dus met een laag duinzand van 6 meter. Doordat er de laatste 50 jaar niet op werd geteeld en bemest, is de vroegere bemesting uit de bovenlaag naar beneden gespoeld. Alles bij elkaar is dit een goed milieu om duinvegetatie te ontwikkelen en dat is dan ook volop gebeurd.

Zeldzame duinplanten

In 2016 en 2017 is een inventarisatie gemaakt van de wilde planten door Jelle van Dijk van het Milieu Overleg Duin- en Bollenstreek (MODB). De resultaten zijn vastgelegd en uitgegeven door de Vereniging voor Natuur- en Vogelbescherming Noordwijk in een indrukwekkend boekwerk ‘Van Aardaker tot Zwanenbloem’ waarvan het terrein bij Rustoord ook deel uitmaakte.

Als eerste moet het Gekield druifkruid worden genoemd. In juli 2017 groeiden hier  bij Rustoord ruim 350 planten van deze zeldzame soort, waarvan tot nu tot pas 15 groeiplekken in Nederland gevonden zijn, meestal in de duinen. Bij Rustoord werden lage planten van nauwelijks 10 cm hoog naast exemplaren van meer dan een meter gevonden.

Dicht bij de ingang van Rustoord groeiden zo’n honderd forse planten van de Alsemambrosia, de bekende hooikoortsplant. Blijkbaar was er binnen de muren van Rustoord geen sprake van opvallend veel niezende bewoners, want men liet zowel in 2016 als in 2017 de planten ongemoeid.

In de zuidwesthoek van het terrein,  daar waar de gebouwen van Austria hebben gestaan, werden ook soorten, die in de duinen groeien gevonden. Er groeiden soorten als Duin-averuit en Koningskaars. In deze hoek waren ook Wilde peen, Wilde marjolein, Ruig klokje en Bergroos te vinden.

De begroeiing op het veld aan de noordkant werd in 2017 gedomineerd door honderden planten van de Esdoorn-ganzenvoet. Deze soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam beschreven. In het bosje waren tot op 10 meter hoogte de bladeren en druiventrossen van de Wijnstok te zien.

Op 7 januari 2021 is het voorontwerp bestemmingsplan Trompenburg gepresenteerd. Het betreft de terreinen van Rustoord en Austria. Hier komt woningbouw in de niet zo verre toekomst. Dan zal er een einde komen aan deze duinvegetatie.

Foto: De kaft van het boek ‘Van Aardaker tot Zwanenbloem’ uit 2018 door Jelle van Dijk en Hans van Stijn.