200 Jaar in vuur en vlam

Twee eeuwen goed geregelde brandweer in Lisse. Goed geregeld, want brand moet zo efficiënt mogelijk bestreden worden. Snelheid en routine worden zoveel als mogelijk getraind. Iedere seconde telt, dus ruim baan voor de brandweer!

Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad 22 nummer 4  2023

Op 10 juni werd gevierd dat de vrijwillige brandweer Lisse 200 jaar bestond. Voor de jeugd, maar ook voor volwassenen, was er die dag veel te beleven. Er was een optocht van oude en nieuwe brandweerwagens, de nieuwe ladderwagen werd in gebruik genomen, de kazerne kon worden bekeken, de jeugdbrandweer was actief enz. enz. Hoe belangrijk de brandweer is toonde de enorme brand in Ter Aar een dag eerder die vanuit Lisse door pikzwarte wolken heel duidelijk te zien was en waarvoor gewaarschuwd werd door het NL-alarm op de mobiel. De eenheid uit Lisse was er ook bij betrokken met een tankautospuit en de autoladder.

Reglement in 1823
In 200 jaar zijn er natuurlijk enorme verbeteringen geweest, waarvan zo’n alarm maar een klein voorbeeldje is. Natuurlijk was er ook voor 1823 al sprake van een brandweer. In 1823 kwam het tot een reglement ‘’houdende bepalingen ter voorkoming en blussing van brand en hetgeen na een gebluste brand dient te worden verricht’’, dat door schout en assessoren, vergelijkbaar met de huidige gemeenteraad, is aangenomen. Cornelis van der Zaal is dan brandmeester. Doordat hij een dagboek bijhield dat door Bert Kölker bewerkt is tot een mooie boekuitgave (Kroniek van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal 1762 – 1839) hebben we ook uit de periode voordat het reglement van kracht werd wat gegevens. Kölker meldt dat in 1718 een voorvader van deze Cornelis, Cornelis Arijaans van der Zaal, als burgemeester en brandmeester betrokken was bij de vaststelling van een personeelslijst voor de brandweer. Zelf is Cornelis van der Zaal sinds 1819 brandmeester. Na zijn dood gaat deze functie over van vader op zoon tot 1909. Eind 1823 worden 90 mannen genoemd die betrokken zijn bij de brandbestrijding.

 

De brandslangen werden eerder in de toren uitgehangen om goed te drogen, dan werden ze pas opgerold. De toren is heel lang opslagruimte geweest voor brandweerspullen. Ook het brandspuithuisje zien we op de ansicht.

Oudere verslagen schout en assessoren
In 1817 blijkt uit een vergadering van schout en assessoren dat ze de brandspuiten en andere middelen voor brandbestrijding moeten testen. Er is een lijst van personen die gekoppeld zijn aan de 2 brandspuiten. De personen worden blijkbaar voor een jaar benoemd. Dinsdag na Pinksteren is men gewoon alles te inspecteren en te proberen. De mannen die dat moeten doen wordt “aangezegd” dat zij om 2 uur bij het Regthuis moeten zijn. Er wordt bij vermeld dat zij na de inspectie niet weg mogen gaan maar dat ze moeten helpen met opruimen. Alles moet weer naar de toren. Daar zullen de slangen wel uitgehangen moeten worden. Maar wat waarschijnlijk het belangrijkste is: twee half vaten bier worden als douceur in het vooruitzicht gesteld. Er volgt later nog een opmerking over de test: de leren slang van de oude spuit is geheel onbruikbaar. De schout moet een nieuwe laten maken. De leren brandslang was toen eigenlijk al ouderwets. De oprolbare brandslang was een uitvinding van Jan van der Heyden uit 1673. Hij kreeg ook octrooi op een verbeterde brandspuit. Rond 1780 werden die brandslangen van leer zo langzamerhand vervangen door geweven hennepslangen. In 1818 worden de materiaalschouw en het bier weer gemeld. In 1820 is een reparatie aan de brandspuit noodzakelijk. Dat wordt gedaan in Amsterdam. Uit het verslag van 1822 blijk dat aangenomen is om een brandspuithuis te bouwen aan de noordwestkant van de toren.

Het reglement
Er staan heel veel bepalingen in het reglement die moeten voorkomen dat er brand kan ontstaan. Zo zijn er bepalingen over stookplaatsen en het verplicht schoonmaken daarvan. Dat wordt jaarlijks geïnspecteerd. Ambachtslieden die vuur gebruiken krijgen restricties. Zo mag een kuiper zijn duigen alleen in de open lucht heet maken, mag er niet gerookt worden op de dorsvloer en hetzelfde geldt voor dekkers op daken en ambachtslieden op zolders. Ieder gezin moet een emmer hebben en is verplicht deze emmer, gevuld met water, op straat te zetten binnen vijf minuten nadat de klok begint te luiden. De trommel wordt geroerd! Brandbestrijding is een serieuze zaak: in artikel 22 staat bijvoorbeeld dat men niet uit dartelheid iemand nat mag maken of in iemands huis mag spuiten. Daar staat zelfs een boete tegenover: verbeurte van een gulden, boven en behalve vergoeding der schaden, welke ontstaan. Ook in andere artikelen worden straffen en boetes bij nalatigheid genoemd.

Molenbranden

Van de molenbranden staat deze van de Zemelpoldermolen ons nog goed voor ogen.

Veel nadruk was er op voorkomen van branden. Als er eenmaal brand uitbrak was er vaak geen redden meer aan. Brandmeester Cornelis
van der Zaal had een timmer- en molenmakersbedrijf aan het Vierkant. De eerste afgebrande molen die hij in zijn dagboek vermeldt is de Bonte Krielmolen. Voorjaar 1796 brandt de molen tot de grond toe af. Voor blusactiviteiten zal de afstand te groot zijn geweest dus Van der Zaal vermeldt daar niks over. Februari 1819 is het ook raak.

Van der Zaal schrijft: “Op den 13e februari 1819 in de nacht om 1 uur werd ik door Gert Bol geklopt en zei, dat de Grote Poelmolen in brand stond. Ik klopte terstond mijn jongens en toen wij onze kleding aan hadden, liepen wij achter in onze tuin en zagen dat het de Kleine Poelmolen was en zagen ook dat de as en roeden en bovenhuis er al af waren en het onderhuis was niets anders als een vuurkolom, zodat er niets aan te doen was, maar de schout Pagestechter en mijnheer Entingk kwamen om mij de brandspuit mee te geven en de klok over kant te halen, maar ik raadde het af, omdat het niet kon helpen, want de molen zou, eer wij er bij waren, geheel weg zijn. Maar ik zei dat ik er direct naar toe zou gaan en zien of de spuit van enig nut kon zijn. Ik zou er dan meteen iemand om wegzenden. Ik ben dan ook met mijn kinderen en Piet Velthoven er naar toe gegaan entoen wij op de Heereweg bij JB. Riggel kwamen, viel het onderhuis van de molen ineen en verspreidde de vlam uiteen en zo de eerste (Poel)laan op en de Poeldijk langs en toen wij bij Cornelis Langevelt kwamen, die nog lag te slapen en wij hem klopten, liepen mijn kinderen vooruit bij Corneliszoon Zijland. Omdat de wind noordwest was en sterk waaide, gingen ik en Velthoven bij Corneliszoon de werf over, die ook nog lag te slapen en die wij ook klopten en zo naar de molen gingen en toen was alles al tegen de grond en brandde nog hevig”.

In 1825 meldt Van der Zaal dat de Elsbroekermolen tot de grond afbrandt. Door blikseminslag brandt de weer opgebouwde molen in 1895
opnieuw af. In 1833 is het midden in Lisse raak. Van de Zaal meldt: “In 1833 op 6 januari zondagnacht om half 3 uur werd ik geklopt, dat de
korenmolen in de brand stond, die ik in 1827 had gezet. Toen ik buiten kwam, was de kap er al afgebrand. Ik ging er dadelijk met de spuit naar toe en was van binnen geheel van onder tot boven al in volle vlam en wij stelden een spuit klaar en gingen aan de gang, omdat er een hooischelf bij stond, die wij ook hebben behouden. Het was heel gelukkig, dat de wind zuidwest was de vonken over het land gingen en het vroor, zodat wij rond om over het water konden lopen en rondom konden komen. De molen brandde geheel uit van boven tot beneden. De staartbalk met de schoren zakten op de stelling neer toen die boven waren afgebrand, want het was stil weer, maar wij deden daar een touw onder aan en trokken die van de stelling af en schoot toen omlaag, nadat wij eerst de kruias er uit hadden gehaald en schoot toen door het ijs in de grond en toen viel er ook van boven een stuk hout af. De molen was van binnen schoon uitgebrand en wij gingen na ruim 6 uur spuiten naar huis toen wij het aan van Rijn overgaven, die er toen op paste en het losse ijzerwerk opraapte. Daar hadden beneden nog 12 zakken
rogge gelegen, die ook waren verbrand. In Hoogblokland staat dit beeld, een werk op 2 hele zakken na, die zij ‘s-middags zijn wagen had hij er uit gehaald en het rogge was van Hillegoms bakker Stijman, verder was er geen koorn in. Hoe het ontstaan is weet ik niet, alleen dat 2
knechten gebild hadden. Die waren er om half 12 uit gekomen, toen van Rijn uit de herberg kwam”.

Hier meldt Van der Zaal dus een mogelijke oorzaak: het billen of wel het scherp maken van de molenstenen. In 1890 verbrandde de Lageveensemolen. Onze kroniekschrijver maakte dit niet meer mee, maar een van zijn nazaten was op dat moment brandmeester. Het bericht daarover in het Leids Dagblad luidt: “Gistermorgen omstreeks half twaalf ontstond er brand aan den molen in de Lageveensche polder onder de gemeente Lisse, waarschijnlijk veroorzaakt door vonken uit de locomatief van een passeerende trein. Hoewel er dadelijk
twee spuiten aanrukten, welke een niet geringen afstand moesten afleggen om bij het brandende perceel te komen, brandde de molen tot den grond af”.

Blikseminslag, wrijving en spelen met vuur gaan niet samen. Vrijwel iedere molen kwam wel eens aan de beurt. Gelukkig komen mensen niet alleen naar de brand kijken maar ook als een molen weer als een phoenix uit zijn as is herrezen. Wat staat ze er weer mooi bij!

Een molen liep nogal eens een risico op brand door blikseminslag, een oververhitte as en om maar een vrij recent voorbeeld te noemen, vandalisme. Want de brand in de Zemelpoldermolen in 1999 zal menigeen zich nog wel herinneren. Overigens was een voorganger van deze molen ook al afgebrand in 1708.

Blussen
Bij brand is het vaak redden wat te redden is. Bij de molens waren die mogelijkheden summier. Over hoe het er aan toeging bij een woning schrijft Van der Zaal: “In de nacht tussen 11 en 12 september 1830 werd ik om ½ drie uur geklopt, omdat er brand was in de woning van de heer van der Staal, genaamd De Venne, waar Carel Schrama woonde en wij kwamen daar met de spuit even om 3 uur. Toen stond meer als de halve kap van de stal en woonhuis in volle vlam en binnen in de stal was het kozijn al uitgebrand, zodat er geen doen meer aan was, maar de ene schuur, die in brand was spoten wij uit en op de ander legden wij een brandzijl en hielden die gestadig nat, zodat we die ook behielden en ook het zomerhuis en de korenmolen. Toen de stal en woonhuis zo ver waren verbrand dat wij er geen gevaar meer van hadden, gingen we naar de hooibergen. De ene berg hebben we afgedekt met hark en sloothaken en de brand almaar uitgespoten, maar deze kwam steeds weer terug.

Toen hebben we deze rondom tot de grond toe afgestoken en daar vonden we niets meer. Toen naar de andere berg, waar het vuur ook aangekomen was. Deze hebben we ook afgestoken. In de laatste kant vonden wij op 6 vt van onder het broeigat, waar alles as was
en daar ook was uitgebroken en toen dat uit was, was het allemaal gedaan Maar toen het binnenhout in de woning en het woonhuis. Dat lag nog gestadig te smeulen. We hebben de brand verder uitgespoten, zodat wij om 1 uur met een spuit en de andere spullen naar het dorp gingen. Maandag hebben we de andere spuit thuis gebracht en schoongemaakt. Op het land van Verburg liet ik alle slangen in het water gooien, afspoelen en recht op het land uitleggen en de spuit uit elkaar halen en schoon maken. Toen plaatsten wij een spuit bij het water met
een zak en toen iedere slang aan de pijp geslagen en de slang doorgespoeld en even dicht gehoude”.

Hier was meteen duidelijk dat het alleen zaak was om de brand zich niet verder uit te laten breiden. Voorkomen dat de brand zich uitbreidt weten we ook van een recente (2021) brand. Een persbericht. Een grote brand heeft maandag tuincentrum Intratuin aan de Heereweg in Lisse verwoest. De brandweer sloeg groot alarm en was met veel materieel aanwezig. Twee brandweermannen raakten gewond door rondvliegende brokstukken na een explosie van waarschijnlijk gasflessen. Op het moment van uitbreken van de brand was personeel binnen bezig met het opnieuw inrichten van het tuincentrum want ze wilden in maart open. Zij werden geëvacueerd. Er is een NL Alert uitgegaan met een oproep om als je last hebt van de rook naar binnen te gaan en ramen en deuren gesloten te houden. Het pand was niet meer te redden. De brandweer wist wel te voorkomen dat het vuur oversloeg naar loodsen en aanbouwen aan de achterkant van het tuincentrum. Rond 20.00 uur werd het sein brand meester gegeven. Dat betekent niet dat de brand uit is, er wordt nageblust.

Andere tijden andere maatregelen

Nablussen bij de ELKA, de buren van de
brandweerkazerne aan de Grevelingstraat.

In 1823 woonden er ongeveer 1200 personen in Lisse. Begin 1900 waren er ruim 3,5 duizend. Dat vraagt natuurlijk om andere maatregelen voor brandbeveiliging. Wat materiaal betreft waren er sinds 1823 al heel wat verbeteringen geweest. Tot dan was buurtschap De Engel verstoken van een brandspuit, maar dat zou veranderen. Er komt een spuithuis en brandspuit bij de Engelenbrug. Zo langzamerhand wordt ook duidelijk dat de tijd van handspuiten voorbij is. In 1918 is ver een demonstratie van een motorspuit. De motorspuit werd bemand door 8c man. Voor de bediening van de Lisser handspuiten waren 137 man aangewezen. Inmiddels was er in het dorp deels waterleiding en zijn er in 1926 4 brandkranen. Een motorspuitv in De Engel moet nog wachten tot 1929. De ontwikkelingen gaan door. Er worden afspraken gemaakt met omliggende gemeentes om bij brandvassistentie te verlenen. Dat blijkt later diverse keren nodig, zoals bij de brand bij Sikkens in Sassenheim in 1972 die bij oudere Lissers nog wel in het geheugen zal zitten. Er komt een Magirusladder. De oorlog bracht andere problemen. Weinig brandstof, wat een curieuze bluspartij voor de brandweer met zich meebracht.

Brandkranencontrole moest ook gebeuren.
Jozef Rudz vlak voor zijn ouderlijk huis.

Een in lichter laaie staande vrachtauto werd snel geblust. Het vuur was ontstaanvdoor een defecte antraciet-gasgenerator. Beschietingen, o.a. op de tram en de trein, vroegen om brandweerhulp. De dienstverlening van de brandweer blijft zich tot in de huidige tijd vernieuwen. Andersoortige hulp Van oudsher is de brandweer betrokken bij het redden van mens en dier. In 1820 moest er vanwege overstromingen geholpen worden. In 1838 volgt weer een ernstige overstroming. Gelukkig volgt daarna de drooglegging van het Haarlemmermeer waardoor het gevaar voor overstromingen geweken is. Ook storm betekent werk voor de brandweer zoals we zagen toen in juli de storm Poly over ons land raasde. Begin 1947 was er ook een fikse storm. De koeienstal van Duineveld stortte in, het vee, 15 schapen met lammeren, 3 varkens, 1 varken met 12 biggen, 3 paarden en een stier, moest geëvacueerd. Maar waar? Er werd geïmproviseerd en de koeien kwamen in huis bij Duineveld en de stier ging naar het toch leegstaande brandweerhuisje. Klus geklaard, hoewel… Op de terugweg bleek dat bij het raadhuis een grote iep was omgewaaid, de kruin lag midden op de weg, de bovenleiding van de tram zat er in verward. Gevaarlijke situatie die na telefonisch contact snel opgelost kon worden.

Overdracht van materiaal verzameld door de
Stichting Brandweer Nederland Helpt Polen

De stroom moest uitgeschakeld en de rest was voor Openbare Werken. Een ander aspect waren veiligheidskeuringen. Eind 1948 werd ziekenhuis “Irene”, Heereweg 113, geïnspecteerd. Er waren wel wat aanmerkingen. Met de (aansluitingen op de) gaskachels was wat mis.
De elektrische kachel hing boven het bed in de kraamkamer. Brandgevaarlijke stoffen waren niet goed opgeborgen. Voorlichting en preventie is anno 2023 nog steeds een taak voor de brandweer. Bijzonder was de hulp aan de Poolse brandweer. Jozef Rudz, gemeenteambtenaar en
lid van de vrijwillige brandweer, bezocht toen dat weer toegestaan was met zijn ouders hun geboorteland. Daar kwam hij in contact met Poolse brandweerlieden en met het tekort aan materialen daar ter plekke. De brandweerlieden kwamen naar Lisse met de opzet om in Nederland overtollig brandweermateriaal te verzamelen.

De Stichting Brandweer Nederland Helpt Polen werd een succes. In 1996 vertrokken enkele Lisser brandweermannen met divers materieel naar Polen om dat daar aan Poolse collega’s over te dragen. In 1958 kon een echte brandweergarage in gebruik genomen worden. Daar was al lang behoefte aan. Na de brandspuitenhuisjes bij de toren, later bij het regthuis aan ’t Vierkant, bij het gemeentehuis, het spuithuisje in De Engel, bij de Lisser autogarage (LAB), bij Werkhoven, bij Openbare Werken, bij Onderwater krijgt de brandweer een onderkomen aan de Grevelingstraat. Ook dat is na verloop van tijd weer te klein en verouderd. Sinds 1994 zit de brandweer aan de Oranjelaan. De ontwikkelingen staan niet stil. Inmiddels zijn al weer een fiks aantal jaren vrouwen actief binnen het corps. Sinds 2011 valt brandweer Lisse onder de organisatie Brandweer Hollands Midden. De missie van brandweerlieden is en was: minder branden, minder slachtoffers, minder schade. Hulde voor 200 jaar inzet.

Gebruikte bronnen o.a.:
Jubileumboek 175 jaar Brandweer Lisse

Bert Kölker: Kroniek van de Lisser timmerman en molenmaker Cornelis van der Zaal 1762 – 1839. Dit boek is nog verkrijgbaar bij de VOL

Foto’s: Jozef Rudz

VOL archief archief Arie in ’t Veld