75 JAAR VRIJHEID: Yad Vashem – Familie Potman-Hageman, Lisserdijk
De familie Potman-Hageman van de Lisserdijk heeft tijdens de Tweede Wereldoolog veel Joodse onderduikers in huis genomen en verder geholpen. Daarvoor kregen zij in 2019 postuuum de YadVashm onderscheiding.
door Liesbeth Brouwer
Jaargang 19 nummer 1, 2020
Met het vieren van onze 75 jaar vrijheid gedenken we ook de jaren van onvrijheid die daaraan vooraf gingen. De opvang van Joodse medeburgers was een riskante zaak maar toch maakten de heer en mevrouw Potman-Hageman deze keuze. Vorig jaar werden zij daarvoor postuum geëerd met de Yad Vashem onderscheiding.
Auschwitzherdenking
Op 27 januari 1945 werd vernietigingskamp Auschwitz door het Rode leger ontzet. In Polen was er dit jaar een indrukwekkende herdenking. Ieder jaar wordt ook in Nederland stilgestaan bij de Holocaustslachtoffers. Omdat het dit jaar 75 jaar geleden was is er op verzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei een tijdelijk lichtmonument ontworpen door kunstenaar Daan Roosegaarde: LEVENSLICHT. Lisse was een van de gemeentes die het lichtmonument toonden om daarmee extra aandacht te creëren voor dit dramatische deel van onze geschiedenis. De generatie die de oorlogstijd bewust heeft meegemaakt is inmiddels hoogbejaard. Het is daarom heel belangrijk om de herinnering aan die donkere periode, waarin grote offers zijn gebracht om ons de vrijheid terug te geven, levend te houden. Bij het kunstwerk was een speciale kinderherdenking.
Jodenvervolging
In de oorlog werd langzamerhand duidelijk hoe penibel de situatie van de Joden was. Joden kregen een J in hun papieren en vanaf april 1942 moest de davidster gedragen worden. In hetzelfde jaar moesten Joden uit de kleinere plaatsen naar Amsterdam verhuizen. Spoedig daarna volgden de oproepen om in Duitsland “te gaan werken”. Wij weten nu wat de opzet van de nazi’s was, maar toen was dat nog niet duidelijk. Veel Joodse families besloten echter om niet langer te wachten op nog meer repressie en besloten onder te duiken. Het vinden van onderduikadressen was problematisch. Gelukkig ontstonden allerlei netwerken van mensen die Joodse families wilden helpen. Daarbij liepen de helpers ook een groot risico.
Louise Stein
In het Rotterdamse gezin Stein werd in 1929 een tweede dochter geboren, Louise. Haar Joodse vader had Wenen verlaten vanwege de beroerde economische omstandigheden. Haar moeder kwam uit een Joodse familie die al ruim 2 eeuwen in Nederland woonde. In Rotterdam had vader Stein een bontmantelfabriek, die in 1936 naar Amsterdam werd verplaatst. De familie ging toen in Naarden wonen. Het dreigende gevaar van de nazi’s was duidelijk. Een visumaanvraag voor de VS werd echter in 1939 afgewezen waarna het plan ontstond om naar Curaçao te gaan. Er waren meer Joodse families die de ontsnappingsroute naar Curaçao volgden. Ze wilden vertrekken met het schip de Simon Bolivar, maar het schip was vol. Met de Simon Bolivar liep het slecht af, het liep op mijnen en zonk voor de Engelse kust. Ruim 80 opvarenden verdronken. Nederland was nog neutraal, maar daarmee waren er toch al oorlogsslachtoffers. Het vertrekplan werd een tijdje uitgesteld omdat de Rotterdamse oma terminale kanker kreeg. Zij overleed begin 1940. Het vertrek uit Nederland werd daarop gepland voor 25 mei. Helaas werd dat onmogelijk omdat de Duitser op 10 mei Nederland binnenvielen. De familie kreeg te maken met de steeds strengere repressiemaatregelen; niet meer naar de bibliotheek of zwembad mogen, niet meer naar de school, de gedwongen verhuizing naar Amsterdam. Er werd naarstig gezocht naar de mogelijkheid om onder te duiken.
Het gezin Potman
Johan Potman werd in 1873 in Leiden geboren, maar hij groeide op in de Haarlemmermeer. Zijn vader was aannemer. Ze lieten een huis bouwen aan de Lisserdijk (nr. 263). De bewoners van de Lisserdijk waren op Lisse georiënteerd. Johan ging er naar school en naar de hervormde kerk. Hij werd actief in de kerk als kerkvoogd en was bijvoorbeeld ook betrokken bij het beheer van begraafplaats Duinhof. Johan trouwde, maar het huwelijk bleef kinderloos. Na de dood van zijn eerste vrouw trouwde hij met Helena (Lena) Hageman (geb. 1905). Zij was de dochter van de loodgieter uit de Kanaalstraat in Lisse. Het gezin Hageman hoorde kerkelijk tot de christelijk gereformeerde kerk, maar vanwege haar huwelijk ging Lena r geboren, Riet. Zij was zo vriendelijk om haar herinneringen met ons te delen. Natuurlijk was het leeftijdsverschil bijzonder, maar verder was het een heel gewoon gezin. Met de buren gingen ze goed om. Aan de ene kant woonde de familie Bras. Ze hadden een klein boerenbedrijf. Mogelik herinneren oudere Lissers zich nog dat zoon Cor Bras en soms ook vader Leen met paard en wagen in Lisse de schillen kwamen ophalen. Aan de andere kant woonde het gezin van boer Roos. Gewoon mensen die hun werk deden. In Lisse werden de boodschappen gedaan en ging Riet Potman naar de christelijke kleuterschool. Bij het begin van de oorlog was niet te voorzien dat al deze mensen helden zouden zijn. Maar dat werden ze wel.
Onderduikers
Het werd steeds duidelijker dat de Joden bedreigd werden. Onderduiken bood een mogelijke ontsnapping. Er ontstonden allerlei groepen die probeerden onderdakadressen voor Joodse families te krijgen. In Lisse zette ook ds. Ponstein van de christelijk gereformeerde kerk zich actief in. Via deze dominee kregen veel onderduikers een adres. Hij was duidelijk een spil in een goed lopende organisatie. Zo kon ook een tijdelijk adres worden gevonden voor Loes (Louise) Stein. De familie Hageman uit de Kanaalstraat kerkte bij ds. Ponstein. Lena kerkte daar voor haar huwelijk ook, dus de dominee kende ook de familie Potman van de Lisserdijk. Zo kwam Loes Stein een periode naar de Haarlemmermeer. Ze was een angstig meisje, zich er zeer van bewust dat ze haar werkelijke achtergrond geheim moest houden. Ze was maar al te goed op de hoogte van de kwade bedoelingen van de nazi’s. Ze hield zich echt schuil. Riet Potman herinnert zich alleen een tochtje met de roeiboot met een van haar neven. Zelf schrijft Loes zich te herinneren dat er tarwe geoogst was en ze muizenkeutels uit de tarweoogst moest halen. Ze vond het prima, had ze wat te doen. Heel lang is ze niet bij de familie Potman geweest. Ze ging weer naar een volgend onderduikadres. Zelf schrijft ze “de eerste 6 maanden werd ik van adres naar adres gestuurd”. Dan krijgt ze een onderkomen in de buurt van Apeldoorn waar ze kan blijven. Dankzij weer iemand van de christelijk gereformeerde ondergrondse. Ook haar vader en moeder kwamen naar dit onderduikadres. In totaal waren ze bijna twee en een half jaar ondergedoken. Het hele gezin Stein overleefde de Holocaust dankzij de mensen die hen onderdak gaven of die voor de contacten zorgden. Veel van hun familieleden overleefden de oorlog niet.
Lisserdijk
De gezinnen op de Lisserdijk boden daadwerkelijke hulp. Bij de familie Bras woonde Elly Engelsman (geb. 1941). Het meisje leek op de dochter van de familie. Elly was doof, maar de meisjes gingen als zusjes met elkaar om. Bij boer Roos waren ook Joodse onderduikers. Bij de familie Potman kwamen, nadat Loes Stein naar een volgend onderduikadres was gegaan, andere Joodse onderduikers, de familie Bormann (Adolf Bormann, Betsie Spanjer met zoon Loutje). Zij waren eerder uit Duitsland gevluchte Joden en zijn waarschijnlijk ook weer via dominee Ponstein gekomen. Het gezin kreeg een slaapkamer op de begane grond als “hun huis”. Loutje scheelde ongeveer een jaar in leeftijd met Riet Potman. Eigenlijk verbleven alleen moeder en zoon Bormann aan de Lisserdijk en verbleef vader door de week nog in Amsterdam. Mogelijk was het in het weekend te gevaarlijk om in Amsterdam te blijven, het kan zijn dat hij een vrijstelling had, in ieder geval kwam hij in de Lisserdijk. Gewoon met de tram vanaf Haarlem naar het Vierkant en dan lopend naar de Roversbroek. Op de Lisserdijk zagen ze hen al van ver aankomen en haalden hen met de roeiboot op. De keuken was het gezamenlijke terrein van mevrouw Potman en mevrouw Bormann. Zij werd door Riet Potman gewoon tante genoemd.
Gastvrijheid en de risico’s
Over de Jodenhaat waren ook voor de oorlog al discussies. Ds. Ponstein stelde het in 1937 al heel duidelijk in een enquête, zoals blijkt uit het daarover gemaakte verslag “Stemmen van Christenen over Joden en Jodendom”, o.a. met: De ware belijders van den Christus kennen geen Jodenhaat.
De Jood, die objectief deze zaken wil zien moet dit erkennen. Doch ook ieder Christen moet inzien dat Jodenhaat in den diepsten grond Christushaat is. De Gekruisigde is daarom niet de scheiding, maar de vereeniging van Jood en Christen.”
Wat er allemaal dreigde kon men niet voorzien. Ds. Ponstein was zeer actief in het zoeken naar onderdak voor Joodse medemensen en bood zelf een Joods gezin onderdak. Zijn contacten binnen de christelijk gereformeerde kerk waren heel belangrijk. Of men steeds de reikwijdte en het gevaar overzag valt te betwijfelen. We zagen al het reizen met de tram van de heer Bormann en zijn zuster. Nu zouden we zeggen waaghalzerij, maar zo lagen de zaken duidelijk niet. Toen het zoontje van de familie Bormann last van zijn gebit kreeg ging mevrouw Potman met hem naar tandarts Simonis aan de Grachtweg. Het jongetje had “een typisch Joods uiterlijk” zoals men toen zei, wat tandarts Simonis deed besluiten om mevrouw Potman op het hart te drukken vooral niet nog een keer gewoon over straat met de jongen door Lisse te lopen. Je wist maar nooit. Ze zijn zich vast niet echt bewust geweest van het gevaar dat ze met hun gastvrijheid liepen. Er werd een beroep op ze gedaan en daar werd naar gehandeld. Ze deden hun christenplicht. Het wordt steeds gevaarlijker De sfeer in Nederland werd steeds grimmiger. Behalve Joodse onderduikers waren er steeds meer mannen die onderdoken omdat zij zich moesten melden voor tewerkstelling in Duitsland. De Duitsers organiseerden razzia’s. Gelukkig was dat nooit tegelijk in Noord- en Zuid-Holland. Werd in de Haarlemmermeer een razzia verwacht dan kreeg boer Roos, die ook actief was in het verzet, een waarschuwing. Tijd voor actie: de Joodse onderduikers van de buren Roos en Potman werden overgevaren met de roeiboot en ondergebracht in een schuur op bollenland in de Roversbroek (naar Zuid-Holland dus). De schuur was weer van een neef van de fam. Potman, die aan de Hillegommerdijk woonde. Ook de grote radio ging dan mee naar de overkant. Een oude radio was ingeleverd. Radio Oranje hoorde men op dit exemplaar. De uitzendingen begonnen met het Wilhelmus en mevrouw Potman zette dan soms expres de ramen open. Wilde ze benadrukken waar ze voor stond? Bewoners aan de overkant in de Roversbroek hoorden dat ook, en waarschuwden haar, zodat zij dat niet meer deed. Vader Potman raakte ook meer bij het verzet betrokken. Op een gegeven moment kwam zelfs de drukpers waarop het illegale blaadje van de Haarlemmermeer gedrukt werd naar het huis van de familie Potman. Neef Potman zorgde weer voor de verspreiding. Voor de onderduikers werd het uiteindelijk toch te gevaarlijk aan de Lisserdijk. Op de hele dijk waren prikkeldraadversperringen. Regelmatig zag je er Duitse militairen. Om te ontspannen gingen de soldaten ’s nachts vissen. Ze gooiden dan handgranaten in de Ringvaart. Eigenlijk werd het onhoudbaar voor de onderduikers en zij gingen door naar andere adressen. Alleen Elly Engelsman bleef de gehele oorlogsperiode bij de familie Bras.
Overleefd
Na de oorlog werd pas volledig duidelijk wat het voor de Joden betekend had om te worden weggevoerd. De moeder en het eveneens dove zusje van Elly Engelsman waren vermoord. Haar vader had het kamp wonder boven wonder overleefd. Elly Muller-Engelsman (1941-2019) zette zich in voor het uit de vergetelheid halen van het lot van de dove Joodse slachtoffers van de nazi’s. Zij richtte mede de Stichting DovenShoah op. Het gezin Borman overleefde de oorlog. De zoon is na de oorlog nog een keer aan de
Lisserdijk geweest. Hij had toen met een vriend een boot gehuurd. Ze vertelden dat ze in opleiding waren voor diamantbewerker. Verder is er geen contact meer geweest met deze familie. Ook de familie Stein overleefde. Bij het eerste bezoek na de oorlog aan de familie Potman bracht Loes het boek Jelle van Sipke Froukjes van schrijfster Nienke van Hichtum voor Riet mee. Loes Stein trouwde en verhuisde naar
Canada, maar de familie bleef contact houden.
Yad Vashem
Dit is het officiële monument van Israël voor het herdenken van de Joodse slachtoffers uit de Holocaust.
Yad Vashem betekent letterlijk ‘hand en naam’. Mensen die zich ingezet hebben om Joden te redden kunnen een Yad Vashem onderscheiding krijgen. Zij horen dan bij de ‘Rechtvaardigen onder de Volkeren’. Vanaf begin zestiger jaren van de vorige eeuw worden deze onderscheidingen toegekend. In die beginjaren werd ook een boom geplant in de Laan der Rechtvaardigen in Jeruzalem. Natuurlijk gaat aan een toekenning voor een onderscheiding een grondig onderzoek vooraf. Iemand moet natuurlijk de onderscheiding aanvragen. De familie Bras kreeg de onderscheiding al veel eerder. In hun huis hing een foto van de boomplant aan de muur. Voor de familie Potman is pas veel later een onderscheiding aangevraagd. Een jaar of vijf geleden was mevr. Loes Sorensen-Stein nog een keer op bezoek in Nederland, bij haar zuster. Riet Lanser-Potman heeft haar toen opgezocht en Loes vertelde toen dat zij bezig was de onderscheiding voor haar ouders aan te vragen. In 2018 werd officieel besloten om de onderscheiding postuum aan haar ouders toe te kennen. Bomen worden er al lang niet meer geplant, maar de namen worden vermeld in de Tuin der Rechtvaardigen. De ambassadeur van Israël, Naor Gilon, reikte in oktober 2019 de Yad Vashem-onderscheiding, postuum toegekend aan haar ouders, uit aan mevrouw Riet Lanser-Potman. Zij ontving toen de oorkonde en de medaille die bij de toekenning horen. Dat gebeurde tijdens een indrukwekkende bijeenkomst in de Liberaal Joodse Synagoge in Den Haag. De hoogbejaarde zuster van mevr. Louise Sorensen-Stein woonde de plechtigheid, samen met haar dochter, bij. Jammer natuurlijk dat vader en moeder Potman deze erkenning niet meer hebben mogen meemaken. Waarschijnlijk zouden ze wat zij in die oorlogsperiode deden heel vanzelfsprekend gevonden hebben. Maar het was natuurlijk helemaal niet vanzelfsprekend. Mensen zoals het echtpaar Potman hebben hun eigen leven gewaagd om dat van anderen te redden. Zij handelden tegen onvrijheid. Die vrijheid koesteren we nu al 75 jaar.