Alle registers opengezet
Grote veranderingen zijn op til voor de Grote Kerk. Naast kerkdiensten moeten er na de verbouwing allerlei culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. Dit keer aandacht voor het orgel.
door Liesbeth Brouwer
Nieuwsblad Jaargang 21 nummer 3, 2022
Laten we hopen dat voor een functionele, maar ook fraaie verbouwing van de Grote Kerk inderdaad alle registers opengezet worden. U kent die uitdrukking uit de orgelwereld vast wel: men doet zijn uiterste best. Een register is een groep pijpen van dezelfde
klankkleur. De organist zet voor het vertolken van een muziekstuk natuurlijk alleen die registers open die nodig zijn om het te laten klinken zoals bedoeld door de componist. Dat hebben we in de Grote Kerk ook meerdere keren kunnen horen bij culturele activiteiten. Bij Open Monumentendag op 10 september zal dat vast ook weer het geval zijn.
Oudste vermelding orgel
Rond 1300 raakten orgels in de kerk in gebruik. In Lisse was er in de 16e eeuw al een. Uit de archieven blijkt dat in 1542 Mr Jan Claes van Hillegom als organistmeester is aangenomen. In 1559 is er de melding dat aan Meester Gielis den Organist tot Noortwijk twee pond twee schellingen betaald wordt, ‘Daervoor hij de trompetten gestelt heeft in den organe dezer kerke;. Toen was er nog eenheid in de kerk, maar er volgden al snel andere tijden.
Reformatie
Na de troebele tijden, waarin de Grote Kerk vernield en de reformatie een feit werd, kwam de kerk aan de Nederduitsch Gereformeerden (later werden zij Nederlands Hervormden genoemd). Met de reformatie veranderde er veel, ook op muzikaal gebied. In de RK kerk was het de gewoonte het gezang over te laten aan speciaal aangestelde priesters of beroepsmusici. De gereformeerden zongen als gemeente samen. Dat waren dan de psalmen, want die werden zingwaardig geacht voor Gods woord. Om de gemeenteleden te ondersteunen bij het zingen was er in de kerken een voorzanger. Zijn taak was het inzetten en vervolgens net voor de gemeente uit meezingen. Het voorzangerschap werd, vooral in kleinere plaatsen, vaak gecombineerd met de functie van schoolmeester en koster. Aanvankelijk waren de gereformeerden niet enthousiast over orgelspel in de kerk. De synode van Dordrecht in 1578 wilde zelfs orgels uit de kerken verwijderen, maar dat ging gelukkig niet door. Calvijn schreef over het orgel als ‘sirene van de duivel’. Hij mwas eer voor vocale muziek in de kerk. De meningen over orgels waren duidelijk verdeeld. In 1641 schreef Constantijn Huygens in ‘Gebruyck of Ongebruyck van ’t Orgel in de Kerken der Vereenighde Nederlanden’ dat het orgel als instrument verstandig gebruikt moest worden. Hij vindt dat ‘het zingen waardiger zal zijn tot eer van God’ met het orgel. Natuurlijk was niet iedereen het met Huygens eens. Reformator Voetius (1589-1676), rector magnificus van de universiteit van Utrecht, beschreef het orgel als ‘gevaarlijk en verdacht’. Als kerken dit instrument zouden gebruiken, keerden ze eigenlijk terug naar het katholicisme zoals een hond terugkeert naar zijn kots, aldus Voetius. Het orgel won echter al snel het pleit. Wel was de standaard voor psalmgezang oorspronkelijk zonder orgelbegeleiding. Het werd wel regel dat de organist speelde aan het einde van de dienst bij het verlaten van de kerk, vaak ook vóór de dienst. Eind 17e eeuw werd orgelbegeleiding voor de psalmen gebruikelijk.
Datheen, Revius, Baudartius
De veranderingen die de reformatie met zich meebracht waren gigantisch. Zo moest er een nieuwe bijbelvertaling komen. De uitgave van de Statenbijbel (1637) bracht een kleine vloedgolf van nieuwe psalmberijmingen met zich mee. Maar inmiddels waren de psalmen die gezongen werden in de kerken gebaseerd op de berijmingen van Datheen (1531-1588). Daarop was veel kritiek, bijvoorbeeld
van de bekende dominee/dichter Revius (1568-1648). Deze Revius was een van de revisoren van de vertalingen voor de nieuwe Statenbijbel. Aan die bijbelvertaling werkte mee dominee Baudartius (1565-1640), die van 1596 tot 1598 predikant was van de Grote Kerk in Lisse. Dat vertalen was een hele klus! Op een bepaald moment schreef Baudartius aan revisor Revius: ‘Ich en hebben mijn leven lanck noyt so geblockt als ick nu in mijne oude daghen doen moet’. Revius probeerde Datheens psalmteksten te corrigeren, maar iets wat ingeburgerd is verandert niet zo snel, men hield het bij de oude liedboeken van Datheen. Die teksten waren ook nog eens niet-melodieus. Nog maar een tekst van Constantijn Huygens over het zingen: ‘De toonen luyden dwars onder een, als gevogelte van verscheidenen becken. De maten strijden, als putemmers, d’een dalende soo veel d’ander rijst. Daer wert om’t seerste uytgekreten, als of ’t een sake van overstemminge waere.’ Ondanks de vele kritiek bleef het liedbundel van Datheen tot 1773 gebruikt en zo zal het ook in Lisse geklonken hebben.
De orgels
Uit de ‘Voorlopige lijst van Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, Provincie Zuid-Holland uit 1915’ blijkt een Lisser orgel uit 1822. Dit zou een Knipscheer-orgel zijn geweest. Drie generatie orgelbouwers telde de familie Knipscheer. In de regio waren meerdere Knipscheer-orgels. Ook dit jaar zijn er weer zomerconcerten in de Oude Jeroenskerk in Noordwijk op het daar nog steeds aanwezige Knipscheer-orgel. In 1858 wordt volgens de kerkenraadnotulen de Grote Kerk flink opgeknapt. Er staan diverse werkzaamheden vermeld. In verband met het orgel staat er:
-Onder de gaanderij, waarop het orgel geplaatst is, werd sierlijk beeldhouwwerk met goud afgezet, gevonden
– het orgel, hetwelk voor rekening van iemand, wiens naam niet genoemd mag worden, insgelijks in en uitwendig geheel was vernieuwd en verfraaid en nu weer een waar sieraad der kerk mag heeten.
Die vernieuwing van het orgel was opgedragen aan de firma N.A.G. Lohman, orgelmakers te Leiden. Lohman is de naam van een bekende familie van orgelbouwers. Je vindt in ons land, bijvoorbeeld hier in de buurt in Warmond, nog verscheidene Lohman-
orgels. Schrijver Maarten ’t Hart speelt geregeld op het Warmondse Lohman-orgel.
Het Knipscheer-orgel van Lisse werd in 1917 echter van de hand gedaan en kwam terecht in de gereformeerde kerk van Vriezenveen.
Het werd verkocht voor f2.500,-. In Lisse werden orgelbouwers uitgenodigd mee te dingen voor het mogen bouwen van een nieuw orgel. De bouw werd gegund aan de firma A.S.J. Dekker uit Goes. Het werd een pneumatisch kegelladen-orgel. Kosten ongeveer f60.000,-. De kwaliteit ervan liet te wensen over. In de dertiger jaren was al een grondige restauratie nodig.
Verdwenen beroep
Weet u wat een calcant is? Mocht u wel eens bij een concert in de Pieterskerk in Leiden zijn geweest dan zal het bekend voorkomen. Daar zorgt het Orgeltrappersgilde dat het Van Hagerbeer Orgel van constante lucht wordt voorzien. Een calcant is namelijk een orgeltrapper, een baantje waar arme mannen eeuwenlang een centje mee konden bijverdienen. Een orgel moest een constante winddruk hebben. Met de komst van elektriciteit nam een elektrische motor die taak over en verdween het beroep.
Flentrop-orgel
In 1961 werd het huidige orgel in de Grote Kerk geplaatst. Restauratie van het Dekker-orgel vond men onverantwoord, iedere cent aan restauratie besteed zou weggegooid geld betekenen. De firma Flentrop uit Zaandam verzorgde het nieuwe orgel, met mechanische sleepladen toegerust. De firma Flentrop is sinds 1903 nationaal en internationaal actief in orgelbouw en orgelrenovatie. Sinds 1961 hebben diverse organisten de kerkdiensten in de Grote Kerk ondersteund of hebben concerten verzorgd op het Flentroporgel. Ook na de aangekondigde veranderingen in de Grote Kerk zal het orgel vast een prominente plaats blijven innemen, zowel in de eredienst als in concerten.
Laat de registers maar open gaan.