D.W. LEFEBER EEN LEGENDE IN HET BLOEMBOLLENVAK. DEEL 3
De veredeling van zijn tulpen wordt besproken
door Arie in ’t Veld
Nieuwsblad Jaargang 7 nummer 3, juli 2008
Één tulp, twee namen
Als proef voor het welslagen van de zogenoemde vijf graden tulpen stuurde Lefeber ongeveer honderdduizend bollen van de tulp ‘Apeldoorn’ naar de Botanische Hoofdtuin in Moskou en deze kwamen omstreeks de jaarwisseling allemaal in de experimentele kas aldaar in Moskou in bloei.
Lefeber vertelde ooit aan de kroniekschrijver die zijn verhaal aan het papier toevertrouwde, dat hij als een van de eerste tulpen voor zijn kruisingswerkzaamheden de in het wild voorkomende tulp Fosteriana Madame Lefeber had uitverkoren. “Uit de Russische Fosteriana selecteerde ik een variëteit die ik als de beste beschouwde en gedurende vele jaren kweekte ik daar een grote voorraad van. Ik noemde deze variëteit ‘Madame Lefeber’ en het was de eerste variëteit die werd geregistreerd. Toen ik deze tulipa introduceerde waren veel van mijn collega’s de mening toegedaan dat deze variëteit inderdaad een prachtige heldere rode kleur had, maar voor de handel waardeloos was. Zij dachten zelfs dat deze tulp niet constant gekweekt zou kunnen worden. Toen ik de naam van deze variëteit liet registreren dachten de meeste collega’s dat ,Fosteriana’ voldoende zou zijn en dat een naamstoevoeging overdreven zou zijn. Om een en ander te regelen moest ik naar Londen om de bloemen aan een jury van The Royal Hortical Society te tonen. Toen ik hen de prachtige bloemen liet zien waren ze het onmiddellijk met mijn voorstel eens om een variëteitsnaam te laten registreren. En dat werd madame Lefeber. Later waren twee partijen geïnteresseerd in de naam van deze Fosteriana tulp Madame Lefeber. Dat waren mijn moeder en mijn vrouw. Beiden vroegen of de tulp naar haar vernoemd was. Een moeilijke vraag voor mij natuurlijk, daarom zei ik tegen elk: Hij is naar jou vernoemd, maar praat er met niemand over en zo draaide ik me er aardig uit…
Met deze variëteit, waarvoor ik zowel kritiek als bewondering oogstte, werkte ik het meest om een betere rode tulp te krijgen met een grote bloem en een normale tulpvorm. Het vereiste enige moed om de tulipa Fosteriana als voorvader te nemen. Ik herinner me dat toen ik de eerste was die een grote geselecteerde hoeveelheid van de tulp Madame Lefeber kweekte, vooraanstaande kwekers me vertelden: “Het is buitengewoon mooi, maar heeft geen commerciële waarde.” Deze kritiek was niet alleen gebaseerd op concurrentie. Mijn persoonlijke mening was dat deze tulp een van de belangrijkste zou kunnen worden en in alle tuinen over de gehele wereld zou kunnen komen te staan. En dat is ook gebeurd, maar pas na vele jaren en een moeilijke periode”. Lefeber liet de kroniekschrijver tevens vastleggen dat hij dit opmerkte omdat hij de aandacht wilde vestigen op het feit dat het introduceren van een nieuw soort werkelijk heel belangrijk is.
Maar dat introduceren duurt lang en het goed bekend maken van de soort duurt vaak zelfs langer dan het kweken van een verbeterde nieuwe variëteit. “Mijn collega’s vonden de bloemen te groot en de bladeren onhandig. Ik ben echter van mening dat geen tulp te groot is en misschien ook geen tulp te klein. Ik zou bijvoorbeeld niet teleurgesteld zijn als ik in de lente een van mijn zaailingen zou zien bloeien met een bloem zo groot als een amaryllis, noch wanneer deze tulp drie of vijf bloemen zou hebben en bij voorkeur met de kleur van de Fosteriana Madame Lefeber. Echter: een ongewoon kleine tulp zou me ook welkom zijn. Ik heb wel eens gezegd dat de bloembollenkwekers blij zouden moeten zijn dat de grootste artiest, Moeder Natuur, geen onbegrijpelijke moderne vormen creëert. Alhoewel door de vele verschillende kruisingen de meest bijzondere vormen en kleuren zijn verkregen, zijn ze nu acceptabel voor elke liefhebber van bloemen en kunnen door iedereen worden gewaardeerd,” aldus werd door de kroniekschrijver uit de mond van de heer Lefeber opgetekend die daar tevens aan toevoegde van mening te zijn dat de oorspronkelijke vormen en kleuren van de Fosteriana’s en Greiggii’s hem het meest aanspraken, maar dat door het hybridiseren de bloem meer geschikt werd voor de massaproductie en -verkoop. Lefeber was er dan ook niet gelukkig mee dat in de officiële lijst van geregistreerde tulpennamen veel hybriden geregistreerd staan onder het kopje van de originele Fosteriana en Greiggii namen. “Naar mijn mening kan de mooiste ezel geen paard genoemd worden en in dit geval waren er naar mijn mening meer ezels dan paarden….”
Klik hier voor het volgende deel

Dirk Lefeber in zijn jonge jaren