D.W. LEFEBER EEN LEGENDE IN HET BLOEMBOLLENVAK. DEEL 4

De veredeling van zijn tulpen wordt besproken.

door Arie in ’t Veld

Nieuwsblad Jaargang 7 nummer 4, oktober 2008

Selecteren is een kwestie van durven weggooien

Vorige keer werd in het VOL blad beschreven hoe de heer Dirk W.Lefeber dacht over het winnen van nieuwe soorten en de moeite die gedaan moest worden om zo’n soort op de juiste wijze in de boeken te krijgen.
Lefeber hing het credo aan te geloven in het behoud van oude soorten.Vooral de originele in het wild voorkomende soorten die in vorm en kleur hun gelijke niet hebben. Verbeteringen vanuit die soorten komen zeer moeizaam tot stand, zoals bij de Greiggii tulpen het geval was.
‘Gedurende lange tijd kweekten we uit kruisingen van Greigii met Greigii meer dan een kwart miljoen verschillende Greigii’s in een tijd dat er een grote vraag was naar deze gemengde Greigii’s. Speciaal in de Verenigde Staten. Daarom waren we zo gelukkig een paar van de beste te selecteren. In het eerste jaar selecteerde ik er duizend uit en na een paar jaar was dat tot zeven soorten teruggebracht.’
Lefeber gaf daarmee aan dat het winnen van nieuwe soorten een goed begin is, maar dat daarna nog het moeilijkste moet komen. De hybridiseur moet het namelijk kunnen opbrengen om aan de hand van de zwaarste eisen uit de grote hoeveelheid nieuwelingen (zaailingen) alleen de allerbeste te halen. De rest gaat naar de mesthoop en elke bol die daar belandt doet pijn… Een paar van de mooiste Greigii tulpen die door Lefeber werden gewonnen waren onder andere Jury Gagarin, Opera, Academicion, Tsitsin, Gala Premiere, United Nations en Lovely Surprise. Sommige van die soorten leken op rozen en (zoals Lefeber het stelde) ‘Een ware traktatie om naar te kijken.’ Hij vertelde de kroniekschrijver verder: ‘Door vele kruisingen om deze roosachtige tulp te verkrijgen ben ik er in geslaagd ook een semi dubbele Greigii te krijgen, alsmede nieuwe Greigii’s met een andere vorm. Wanneer de bloem hiervan openstaat, is de vorm practisch vierkant en buitengewoon mooi. De kleuren zijn rood, oker met rode strepen en geel-rood gevlamd,’ aldus Lefeber die tevens vermeldde dat naar zijn smaak de Henriette Mijma tulp de fraaiste was vanwege de zuiver oranje-scharlaken kleur en een buitengewoon goede houdbaarheid.
Nadat Lefeber de kroniekschrijver uitgebreid uit de doeken had gedaan dat mutaties (spontane verlopingen uit een soort) vaak een verbetering van de soort aan het licht brengen, maar niet zelden ook een verslechtering zijn, vervolgde hij met de vaststelling: ‘Het is duidelijk dat elke hybridisatie verschillende resultaten geeft maar het is ook een feit dat twee gelijke kruisingen van bijvoorbeeld twee tulpenvariëteiten die op verschillende tijden zijn uitgevoerd met een verschil van bijvoorbeeld enkele uren en met een verschil in lichtintensiteit, totaal verschillende kruisingsresultaten te zien geven in zowel kleur als in type. Op een keer verrichtte ik kruisingswerkzaamheden gedurende de ochtend met zonnenschijn en enkele uren later in de middag met een bewolkte hemel. Er werd precies hetzelfde uitgangsmateriaal gebruikt. De beide proeven hield ik apart en bij de bloei bleken de zaailingen van de ene kruising totaal verschillend in kleur, vorm, blad en type te zijn dan van de andere zaailingen.’
Lefeber behaalde zijn beste resultaten met de uit Aziatisch Rusland geïmporteerde en in het wild voorkomende tulpen. ‘Sommige van deze in het wild voorkomende tulpen nam ik zelf mee na een reis door het zuidelijke gedeelte van de USSR. Dankzij deze tulpen heb ik mijn beste nieuwe tulpensoorten verkregen.’

D.W. Lefeber

Na de tweede wereldoorlog werd Lefeber door de minister van Landbouw van Rusland uitgenodigd om deel te nemen aan een rondreis door het zuiden van Aziatisch Rusland om verschillende botanische tuinen te bezoeken en de plaatsen waar de tulpen in het wild voorkomen. ‘Gedurende deze lange reis van twee maanden bezocht ik ook de botanische tuinen in Suchmi en verschillende andere provincies waar ik belangrijke verzamelingen aantrof. Ook van de minder bekende soorten waaronder zeer interessante variëteiten.
Bij de vele bezoeken aan Moskou was het ook zeer interessant om ,Academicion’ Tsitsin te bezoeken. Een belangrijk man op het gebied van de kwaliteitsverbetering van granen. Hij toonde mij diverse resultaten van kruisingen tussen de in het wild voorkomende planten en gecultiveerden, hetgeen resulteerde in het ontstaan van een sterk en uitgebreid aantal granenrassen. Geen wonder natuurlijk, dat ik gelijk aan mijn Darwin, Greigii en Fosteriana Hybriden dacht die ook door kruisingen van de in het wild voorkomende soorten met oude gecultiveerde soorten tot stand zijn gekomen. Met als resultaat dat de bloemen tweemaal zo groot waren en de kleur briljant was. Ik vertelde mijn Russische vriend dat niet alleen het Sovjet volk dankbaar kon zijn voor de verbetering van de granen, maar ook voor de verbetering van de bloemen en ik ben blij te kunnen zeggen dat mensen niet van brood alleen kunnen leven en dat bloemen zoiets als ,levensbrood’ zijn en mijn Russische vrienden stemden daarmee van harte in.’

‘Vele Sovjet autoriteiten toonden belangstelling voor de resultaten van de hybridisatie-arbeid. Mij is gebleken dat de originele in het wild voorkomende tulpen, ongerept en stevig als ze zijn, zich beter voor hybridiseren lenen dan de in Nederland gekweekte rassen zoals de Darwin tulpen, de vroege tulpen en bijvoorbeeld ook de Triumph tulpen. De oorspronkelijke Fosteriana en Greigii behouden voor het grootste deel hun eigen kleur. Zelfs wanneer ze gekruist worden met andere rassen en kleuren. De hybrides echter die uit deze kruisingen zijn voortgekomen zijn bijna steriel en aan de andere kant geven ze uit kruisingen tussen de oorspronkelijke Fosteriana’s, Greigii’s en Kaufmaniana’s zaad met grote kiemkracht.
Het duurde ook vele jaren voordat de geïmporteerde in het wild voorkomende tulpen aan onze omgeving gewend waren. We moesten daarom beginnen met erg kleine bollen en zwakke gewassen. Na vijf tot zes jaar was de kwaliteit goed genoeg om het stuifmeel te gebruiken.’
Lefeber stelde indertijd (en de kroniekschrijver noteerde dat…) dat het hoofddoel van het hybridisatiewerk was het kweken van een tulp met een meer briljante kleur; de bloemen te vergroten en om bollen te krijgen die sneller te vermenigvuldigen zijn. En daarin slaagde hij, want de door hem ,gewonnen’ soorten hadden en hebben grotere bloemen, zijn briljant van kleur en in het geval van bijvoorbeeld de rode tulp Apeldoorn is het zo dat als hiervan een kilogram wordt geplant, de oogst driemaal zo groot is, terwijl dat in veel andere gevallen 1 op 1 is. Overigens bloeide van Apeldoorn in 1942 de eerste bol en tientallen jaren lang werd van dit product een aanzienlijk areaal geteeld.
‘Sprekend over de hybridisatie doet dit me denken aan een van de grootste hybridiseurs in Engeland die zich, als jongeman, tot taak gesteld had een zuiver witte narcis te kweken. Zijn vader zei tegen hem dat hij nooit rijk zou worden omdat het allemaal teveel tijd en teveel geld kostte.
De zoon antwoordde daar op dat als hij zijn doel zou bereiken, hij zich dankzij die witte narcis ontzettend rijk zou voelen. ‘En deze grote expert en bloemenliefhebber is erg succesvol geweest.’


Lefeber vertelde tevens dat het hybridiseringswerk niet altijd om economische redenen wordt gerechtvaardigd. ‘Er worden teveel nieuwe variëteiten gekweekt die niet economisch zijn. Naar mijn mening moeten we goed voor ogen houden dat als we aan veredeling denken, de vraag uit de markt belangrijker is dan een certificaat of een medaille,’ aldus Lefeber pakweg veertig jaar geleden en daarmee een waarheid verkondigend die nog altijd regelmatig in het bloembollenvak terugkeert. ‘We worden in het veredelingswerk niet alleen gestimuleerd omdat het leuk is, maar vooral ook omdat het economisch gerechtvaardigd wordt.’ En soms krijgt men als hybridiseurs met uitschieters in de belangstelling te maken en kan men zich in de tijd van de windhandel wanen. Zoals de Amerikaan die zich ooit bij Lefeber meldde. ‘De man bezocht onze bollenvelden en vroeg de prijs van de beste en nieuwste variëteit. Dat was ‘Hollands Glorie’ waarvan de voorraad erg klein was. Ik vertelde hem dus dat het er te weinig waren om bollen voor de export te verkopen. We hadden er namelijk slechts een paar voor 2500 gulden per stuk verkocht voor kweekdoeleinden. De Amerikaan bleef echter aandringen. Hij wilde een bol voor zijn tuin hebben en om aan zijn vrienden te tonen en dus verkocht ik hem een kleine bol voor 750 gulden. Ik ben er zeker van dat dit de duurste tulp is die ooit werd geëxporteerd maar daarmee is het verhaal nog niet af. De Amerikaan stuurde me namelijk een brief uit Cleveland waarin hij vertelde dat een muis zijn bol had opgevreten. Dus hebben we hem later maar een nieuwe bol toegestuurd…’
In zijn ontboezemingen die bloembollen hybridiseur Dirk W. Lefeber enkele tientallen jaren geleden door een journalist op papier liet zetten komt ook de start van Keukenhof in beeld. Dat ging bepaald niet vanzelf en Lefeber moet (zo blijkt althans uit de kroniek) een van de motoren geweest zijn waardoor het initiatief toch van de grond kon komen en succesvol werd. ‘De bloembollenkwekers hadden grote behoefte aan een neutrale en een centrale plaats waar elk jaar alle geselecteerde nieuwe soorten getoond konden worden. Wij vonden zo’n plaats en noemden dit de nationale Bloemententoonstelling Keukenhof waar dus alle vooraanstaande firma’s hun nieuwe rassen kunnen tonen.


Het is geen geheim, dat er bij de start van Keukenhof veel problemen en grote moeilijkheden overwonnen moesten worden. Slechts een paar van mijn collega’s waren optimistisch over het welslagen van een dergelijke tentoonstelling. De realisatie ervan is te danken aan een klein comité dat veel problemen het hoofd bood. De problemen waren ook van financiële aard en er werd indertijd zelfs gepubliceerd dat Keukenhof startte met slechts honderd gulden in kas. Dat was natuurlijk een grap, hoewel het waar is dat zelfs geen kweker of exporteur ons plan ondersteunde.
Op een zeker moment heeft het plan daardoor aan een zijden draadje gehangen. Om de moeilijke start mogelijk te maken moest ik persoonlijk het tentoonstellingsterrein gedurende de eerste tien jaren huren. Het risico lag dus bij mij nog voordat een exposant zich had gemeld en voor er een spade in de grond was gezet. Gelukkig bleek Keukenhof een succes te zijn. Zelfs in het eerste jaar en het huurcontract werd overgezet op het Keukenhof-comité waardoor het mogelijk werd de winst te benutten voor de verbetering en uitbreiding van onze tentoonstelling.’
‘Ondertussen is gebleken dat de Nationale Bloemententoonstelling Keukenhof met z’n prachtige omgeving en natuurlijke schoonheid de meest ideale plaats is om elk jaar in kassen en park de nieuwe cultivars gedurende hun bloeitijd jaarlijks aan meer dan 800.000 bezoekers van over de gehele wereld te tonen. Meer dan vijftig procent van die bezoekers komt uit het buitenland en zij worden allemaal propagandist van de bloembollen, nadat ze deze in volle glorie op deze unieke plaats hebben zien bloeien. En dat doen ze ook middels miljoenen foto’s’, aldus de ontboezemingen van Lefeber die tevens vaststelde dat het vak zich geen betere tentoonstellingsplaats had kunnen wensen. En met die vaststelling eindigen we een korte serie waarin enkele ervaringen van Dirk W. Lefeber, de winner van talloze en beroemde nieuwe bloemen, aan de lezers van het blad van de VOL werden voorgelegd.