Inhechtenisneming van Lisser Jillert Cammenga en 39 andere Lissers in Tweede Wereldoorlog

De aanhouding en inhechtenisneming van Lisser Jillert Cammenga en 39 andere Lissers tijdens de razzia op woensdag 7 maart 1945 gedurende de Tweede Wereldoorlog in Lisse !!!”

Anne Louis Cammenga,Directeur Informatiecentrum Tweede Wereldoorlog

Lezing April 2014

Het is 7 maart 1945: Grote delen van Europa zijn al van het juk van de bezetter bevrijd, maar Lisse echter nog niet. Die dag wordt de dorpsbevolking eens temeer geconfronteerd met de aanwezigheid van een bezetter en de gevolgen ervan. Er vindt namelijk een razzia plaats waardoor in het dorp grote onrust ontstaat. Een dramatische dag met grote gevolgen voor 40 gezinnen in Lisse !!! Enige jaren geleden kreeg het archief van de Gemeente Lisse uit de nalatenschap van een overleden Lisser een oorlogsdagboek in handen. (zie het artikel “Oorlogsdagboek van Lissenaar Henk van Ruiten”, een bewerking van Hans Smulders uit 2005, Oorlogsdagboek van Lissenaar Henk van Ruiten). Henk van Ruiten, in de hongerwinter van 1945 een jongeman van 25 jaar, schrijft hierover:

Vanaf de Agathatoren kon Hen van Ruiten alles goed volgn

Foto’s van de Sint Agathakerk in Lisse. In deze kerk werd de Lisser Henk tijdens de mis door de kapelaan gewaarschuwd dat er op woensdag, 7 maart 1945 een razzia in Lisse plaats vond. Vanaf de toren kon Henk met eigen ogen alles goed volgen.(Bron: archief A.L. Cammenga).

‘7 maart 1945: Onrustige dag; er is razzia in Lisse. Zelf was ik om 7 uur de deur uitgegaan om naar de Kerk te gaan, want het was Sint Jozef-dag. Ik was in de Kerk en daar werd er gewaarschuwd: er is razzia in Lisse. Ik heb de gehele mis uitgezeten, en verliet toen de kerk. Het zag er niet gunstig uit; ze hadden al wat jongens te pakken. Ik ging de kerk weer in. Toen kwam er een Kapelaan naar mij toe. Die zei: ‘Ga maar naar de toren.’ Wij zaten met zijn zessen in de toren, en wij hadden een piekfijn uitzicht. Nu en dan zag je een jongen lopen tussen twee Duitsers in. Ik kookte toen ik dat zag, maar ik dacht ‘Wacht maar onze tijd komt ook nog wel en datzal heus zolang niet duren.’ Thuis wist men dat ik in de kerk zat; die dachten ‘Henk zit daar goed’. Mijn eten werd ook gebracht; wat wil je nog meer. Ik heb van 8 uur tot 5 uur in de toren gezeten. Een mooi poosje hé! Ik heb over heel Lisse heen kunnen kijken; een prachtgezicht. De Duitsers zijn hier en daar in de huizen geweest; soms 4 à 5 keer in één huis. Ze hebben een heleboel fietsen en frames, banden en onderdelen meegenomen. De buit was groot. Bij ons thuis zijn de Duitsers niet in huis geweest, mijn broer is dan ook niet opgepakt.’

Een nog levende Lisser uit die periode, de heer H. Noordermeer vertelt in 2012 tijdens een pauze in een repetitie van een zangkoor aan een mede-inwoonster van Lisse, Mevrouw M.C. van Stijn. (Gré), dat hij op die bewust dag aan het werk is op het land van zijn vader. Hij ziet een groep Duitse soldaten. die bezig is met zich voor te bereiden op een razzia, die vervolgens daadwerkelijk plaats vindt. Hij kan nog net op tijd zijn broer waarschuwen.
Alle jonge mannen die zich vertonen worden opgepakt en afgevoerd. Waaronder de 19-jarige Jillert Cammenga, zoon van de toenmalige Ford-autodealer aan de Heereweg 148. Samen met 39 andere inwoners van het dorp wordt hij afgevoerd naar kamp Bocholt, net over de Duitse grens.

Links is de ingang van de Ford-garage J. Cammenga & Compagnon op de Heereweg 148 in Lisse (Archief Gemeente Lisse)

 

Trouwfoto van Jillert Cammenga en Annie (Antje) Kuyper. Zij huwden op 12 mei 1920 in Zaandam en woonden lange tijd met hun zeven kinderen op de Heereweg 148 in Lisse, alwaar Jillert Cammenga eigenaar was van de Ford-garage (Bron: archief A.L. Cammenga)

 

Advertentie Ford-garage J. Cammenga & Co (Bron: Bron feestblad HOBAHO 1921 – 1946)
De in 1945 negenjarige Lenie Marseille, de dochter van de schilder die met zijn gezin eveneens op de Heereweg heeft gewoond, herinnert zich de Ford-garage-eigenaar en diens echtgenote nog heel goed: ‘Jillert Cammenga sr. was lang, slank en had haar dat grijs begon te worden. Hij droeg een bril en ik zag hem altijd met een sigaar. Buiten droeg hij altijd een hoed en een korte zwarte jas, die ook wel een bonker werd genoemd. Diens echtgenote, Annie (Antje) Cammenga-Kuyper was een struise vrouw met grijs haar in een knot. Zij had een vriendelijke uitstraling.’

Tekening gemaakt door de Lisser Bert Marseille van de garage van de Ford-dealer Jillert Cammenga Sr. en van het schildersbedrijf Marseille, het bedrijf van zijn eigen vader. Nummer 3 op deze tekening is het stookhok op het terrein van garage Cammenga. Hier hield Jillert Cammenga Jr. zich tijdens de razzia op woensdag, 7 maart 1945 schuil. In dit stookhok verborg Jilert zich in het kolenhok. Een schitterende plaats om zich te verbergen en waar de Duitsers hem beslist niet snel hadden gevonden. Het mocht hem echter niet baten.

Lenie haar broer, Bert Marseille herinnert zich de situatie van vóór de Tweede Wereldoorlog nog heel goed. Hij heeft een duidelijke tekening gemaakt van de Ford-garage Cammenga, die de situatie van deze garage vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog duidelijk weergeeft. ‘Vanwege de oorlogsdreiging vond in Nederland in opdracht van de toenmalige Nederlandse regering een algemene mobilisatie plaats. De werkplaatsvan Ford-garage Cammenga (rechts boven in de tekening) was tijdens deze mobilisatie gevorderd door het Nederlandse leger. Deze stond vol met paarden en wagens. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitsers daarentegen de oude werkplaats (boven in de tekening) gevorderd.

Foto van drie militairen – twee in militair tenue en een in burger – genomen in september 1939 tijdens de mobilisatie op het garageterrein achter het huis van de familie Cammenga. Het garageterrein bestond in die tijd nog uit verhard zand met grind. Na de oorlog werd het terrein bestraat met tegels. De kinderen op het paard zijn in de juiste volgorde Lenie, Bram en Bert Marseille. Hun huis bevond zich pal naast dat van de familie Cammenga (Bron: archief de heer B. Marseille).

Van de werkplaats van het schildersbedrijf Marseille, het bedrijf van de broers Gerrit en Arie Marseille, die op de begane grond uit twee aparte delen bestond (zie de stippellijn in de tekening), werd het achterste deel eveneens gevorderd. Dit gedeelte werd door de militairen als een soort van eetgelegenheid en verblijfplaats gebruikt.
De helft van de eerste verdieping van de werkplaats was ook gevorderd. Daar sliepen de militairen op strozakken. In het afgesloten kantoortje, dat zich eveneens op de eerste verdieping bevond, sliepen twee leidinggevende, hoger geplaatste militairen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben vervolgens óók de Duitsers hetzelfde achterste deel van de werkplaats van Schildersbedrijf Marseille gevorderd.
Door het garagebedrijf Cammenga is het kantoortje op de eerste verdieping van de werkplaats gebruikt als opslagruimte, hetgeen tijdens de razzia op 7 maart 1945 is ontdekt door de Duitsers. De Duitsers hebben deze opslagruimte enkele weken later vervolgens helemaal leeggehaald.’

De pijl die naar de openstaande deur wijst, verwijst naar het huis van de familie Marseille. De broers Gerrit en Arie waren de eigenaren van het schildersbedrijf Marseille. De drie kinderen van echtpaar Gerrit en Marie Marseille heten Bert, Bram en Lenie. Zij spelen veel met de kinderen van het echtpaar Jillert sr. en Annie (Antje) Cammenga. De pijl, die naar het dubbele raam verwijst, duidt het kantoortje/de opslagruimte van de Ford-garage Cammenga aan. Tijdens de razzia van 7 maart 1945 werd de inhoud van deze opslagruimte ontdekt door de Duitsers. Niet alleen werd hun zoon Jillert tijdens die dag opgepakt, maar het echtpaar Cammenga moest tevens met lede ogen aanzien hoe de Duitsers hen in de periode daarna van een aantal eigendommen beroofden. Nadat de Duitsers de inhoud van het kantoortje, de opslagruimte, hebben ontdekt, wordt Gerrit Marseille door de Duitsers met de dood bedreigd, maar hij komt er gelukkig zonder kleerscheuren van af. De pijl op de voorgrond verwijst naar de schutting en het terrein van de familie Cammenga (Bron: archief de heer B. Marseille).

Over haar schoolperiode en over de oorlog als kind in Lisse herinnert Lenie Marseille zich het volgende: ‘Als meisje van negen jaar oud begrijp je niet alles van oorlog, maar dat dit iets bijzonders is, heb je wel degelijk door. Mijn ouders vertelden uiteraard niet de finesses maar dat wij de ramen van ons huis dienden te verduisteren; dat wij van de bezetter om 20.00 uur binnen moesten zijn en andere van dit soort zaken werd wel aan mij verteld. Met de buurtkinderen gingen wij veel om. Er was in die periode – eind 1944; begin 1945 – geen school. Dus waren wij regelmatig buiten en was de omgeving van de garage Cammenga ons speelterrein. Het personeel zat ons wel eens achterna wanneer wij bij de wasplaats met de waterslang aan het spuiten waren.’

De 20-jarige Jillert Cammenga in 1946; enkele weken voordat hij als dienstplichtig militair naar Nederlands-Indië zal vertrekken. Vlak voor hem staat zijn jongere broertje Hans Bernhard; het jongste lid van het gezin Cammenga op de Heereweg 148 (Bron: archief A.L. Cammenga).
Greta (Gré) Annie Cammenga, de zus van de 19-jarige Jillert, die deze razzia persoonlijk heeft meegemaakt, schrijft hierover het volgende: ‘Mijn moeder en haar zuster, mijn eigen tante Trien, die deze hele oorlogswinter bij ons verbleef, waren op woensdag, 7 maart 1945 bezig met het schoonmaken van de slaapkamers. Ik verbleef zelf in mijn ouderlijk huis, waar mijn moeder en tante op dat moment ook verbleven. Ook mijn zuster Bep was op dat moment in huis aanwezig. Mijn broer verbleef op dat moment in zijn schuilplaats. Dit was in het stookhok bij het magazijn en de garage. In het stookhok was ook het kolenhok aanwezig. Hier zat Jillert Cammenga in verborgen. Daar hadden zij hem nooit kunnen vinden, omdat het eind van de winter was en niemand eraan zou hebben gedacht om in het kolenhok te gaan kijken. Het was immers een huis aan huis onderzoeking. Bovendien lag het kolenhok te ver van het woonhuis af. Helaas moest mijn broer hoognodig naar het toilet. Wij hadden helaas niet aan een po gedacht. Bovendien moest hij ineens zo plotseling naar deze schuilplaats toe, dat wij niet eens de tijd hadden om aan iets dergelijks als een po te denken. Wij hadden in het dorp via via vernomen dat er een razzia aan de gang was. Alle jonge mannen, die niet in Duitsland wilden gaan werken, doken op een dergelijk moment dan direct onder. Mijn broer kwam dus helaas uit zijn schuilplaats en ging via de buitentrap via de keukeningang naar binnen op weg naar het toilet. Hij was nauwelijks in huis of de bel ging.

Afbeelding van de schuilplaats van Jillert Cammenga, getekend door Henk Daudeij, wiens vader een winkel had op de Heereweg vlakbij de Ford-garage Cammenga. De schuilplaats is omcirkeld (Bron: archief A.L. Cammenga).

Foto van Henk Daudeij, die een tekening heeft gemaakt van de schuilplaats van Jillert Cammenga. Na al die jaren wist hij zich alle details nog tot in de perfectie te herinneren (Bron: archief A.L. Cammenga).

Het huidige terrein achter de voormalige Ford-garage op de Heereweg 148. Op de plek van het raam (zie de twee witte pijlen) bevond zich tijdens de razzia in 1945 de schuilplaats van Jillert Cammenga. Henk Daudeij wist in 2012 – 67 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 – zich de exacte plek van de voormalige schuilplaats nog precies te herinneren. (Bron: archief A.L. Cammenga)
Over de schuilplaats van Jillert Cammenga schrijft zijn nog in leven zijnde generatiegenoot en jeugdvriend Jan Maarssen het volgende aan Cammenga’s derde zoon Anne Louis: Ik ben een generatiegenoot van uw vader en werkte tijdens de oorlog in de garage bij de firma Cammenga. Daarom kan ik mij dan ook nog goed herinneren dat deze razzia in Lisse plaats heeft gevonden en dat uw vader tijdens deze razzia door de Duitsers is opgepakt.

Een jaar of vier heb ik bij de firma gewerkt met vele goede herinneringen tot mijn diensttijd in november 1946. De razzia heb ik in Lisse wel meegemaakt, maar ik heb daar geen last van gehad, omdat ik onder de vloer een goede schuilplaats had. Ook had ik een broer die ziek voor het raam lag. Om die reden was er een briefje op het raam bevestigd met de mededeling dat het maar beter was het pand niet te betreden vanwege besmettingsgevaar !

Uw vader trof het echter slecht tijdens deze razzia in Lisse met zijn plasje doen want hij had in dat stookhok een echt goed plekje. Het magazijn met olie en stookhok waren gebouwd tussen de beide garages. In het olie gedeelte was ook een opslag voor kolen, die wegens gebrek daaraan leeg was met aan de bovenzijde een deksel. Een pracht van een plek dus met nog een uitwijkmogelijkheid naar het daarachter gelegen gedeelte waar de kachel voor de centrale verwarming stond. Helaas, je moet maar hoge nood hebben en geen WC in de nabijheid. Uw vader kwam dan ook helaas uit zijn schuilplaats om in het huis van zijn ouders naar het toilet te gaan met als gevolg dat hij door de Duitsers werd gezien, opgepakt en weggevoerd naar Haarlem en vervolgens naar Duitsland.’

 

Foto Jan Maarssen (Bron: archief A.L. Cammenga)

Gré Cammenga vervolgt haar relaas: ‘Mijn broer Jillert had geen gelegenheid meer om terug te gaan naar zijn schuilplaats, Ons ouderlijk huis was namelijk zowel aan de voor- als aan de achterkant volledig omsingeld door de Duitsers. Goede raad was duur. Wat nu gedaan. Mijn broer rende naar de bovenetage en verstopte zich snel in de grote kledingkast op de slaapkamer van mijn vader en moeder. Zoals ik al heb verteld, waren mijn moeder en tante op dat moment bezig met het schoonmaken van de slaapkamer. De Duitsers waren – na te hebben aangebeld en nadat de voordeur door één van ons was opengedaan – ons huis binnengedrongen. Zij hadden een groen uniform aan en droegen geweren bij zich. Dit om ontsnapping van de door hun gemaakte gevangenen te voorkomen. Wij waren bang voor hen.
In de eerste slaapkamer troffen de Duitsers een autoband en een po onder het bed aan. De Duitsers sommeerden mijn zuster Bep om de zware autoband onder het bed vandaan te halen. Mijn zuster pakte in haar zenuwen in plaats van de autoband – die veel te zwaar voor haar was – de po onder het bed vandaan en liet deze aan de Duitsers zien. Deze namen vervolgens zowel de autoband als een accu, die op de overloop stond, in beslag. De Duitsers deelden ons mee dat zowel de autoband alsde accu later zouden worden opgehaald. Toen de Duitsers een paar dagen later bij ons aan de voordeur kwamen om deze autoband en accu op te halen, vertelde ik hen per ongeluk dat deze al waren opgehaald, omdat ik in de veronderstelling was dat zij iets anders op kwamen halen. Dat was inmiddels ook gebeurd. Maar door dit misverstand behielden wij gelukkig de voor ons in die tijd zeer kostbare accu en autoband.

Greta (Gré) Annie Cammenga, geboren op 13 juni 1924 en de zus van de 19-jarige Jillert. Zij werd later een bekende en geliefde kleuterjuffrouw. Zo heeft de bekende Lisser en journalist Arie in ’t Veld als kleuter nog bij haar op school gezeten (Bron: archief A.L. Cammenga).

Een dergelijk voorval weet ook het toenmalige negenjarige buurmeisje Lenie Marseille zich nog heel duidelijk te herinneren. Zij vertelt: ‘Bij het schildersbedrijf Marseille dat van mijn vader Gerrit Marseille en zijn broer Arie was en dat zich naast het bedrijf van Cammenga bevond, was boven in de werkplaats een kantoortje. Dit diende destijds als een tijdelijke opslagplaats van de firma Cammenga. Er lagen autobanden, onderdelen en ander kostbaar materiaal in deze opslagplaats. Ook wij kregen controle van Duitse manschappen. Mijn vader had in die tijd de leeftijdsgrens van 40 jaar ruimschoots bereikt, zodat hij niet bang hoefde te zijn dat hij bij deze razzia zou worden opgepakt. Wèl werd hij door de Duitsers gemaand om het kantoor annex opslagplaats te openen, maar dat weigerde mijn vader door te zeggen dat hij niet over de sleutel beschikte. Daarop wilde een Duitse militair met zijn bajonet de deur forceren, waarop de sleutel toen alsnog werd gevonden.Toen de Duitsers ontdekten wat er allemaal in deze ruimte was opgeslagen, kreeg mijn vader Gerrit te horen dat hij het met de dood zou moeten bekopen als er ook maar iets uit deze ruimte zou worden weggehaald. Enkele weken later kwam er namens de Duitse bezetter een vrachtwagen langs en werd de inhoud van het kantoor annex opslagruimte in de vrachtauto gestort.’

Gré vertelt verder: ‘Ondertussen zat mijn arme broer nog steeds in de kledingkast in de slaapkamer van mijn ouders. Alsof zij het “roken” liepen de Duitsers direct op de kledingkast toe. Eén van de soldaten deed een greep met zijn hand in de kleding, die in de kast hing en trok mijn enorm geschrokken broer en Anne Louis zijn vader uit de kast. Zij voerden hem gelijk met hun mee. Inmiddels had ook mijn oudste zuster Nita zich bij ons groepje gevoegd. Deze riep moedig en boos naar de Duitsers: “Wat zouden jullie doen, als het jullie eigen zoon was.” Daar reageerden de Duitsers echter niet op, want in hun ogen was immers “Befehl ist Befehl”. Wij waren allemaal volkomen overdonderd en tot in het diepste van onze ziel geschokt. Zo lang als ik leef zal ik nooit de verslagen, geschokte blik en de intense smart op het gezicht van mijn lieve moeder vergeten. Mijn arme broer werd door de voordeur van ons ouderlijk huis weggevoerd.’
Het negenjarige buurmeisje Lenie Marseille speelde op dat moment in huize Cammenga met Tiny Cammenga, de jongste dochter uit het gezin. Zij kan zich deze gebeurtenis nog uitstekend herinneren. Over deze razzia en de arrestatie van haar buurjongen Jillert

 

Foto Mevrouw M. (Lenie) C. Strikkers-Marseille (Bron: archief A.L. Cammenga)
schreef zij aan diens zoon Anne Louis Cammenga het volgende: ‘Op 7 maart 1945 ging ik ’s middags met uw tante mee om bij de familie Cammenga iets te drinken en om met uw tante Tiny Cammenga te spelen, die dezelfde leeftijd als mijn broer Bert heeft. Opeens kwam uw vader Jillert met een verschrikt gezicht gehaast de huiskamer binnen lopen. Op de achtergrond was lawaai te horen; er was razzia.
Jillert was uit zijn schuilplaats gekomen vanwege hoge nood en werd snel in een kast in de slaapkamer van zijn ouders geduwd. Maar helaas te laat. Door twee Duitse soldaten met geweer werd hij afgevoerd. Allen die in huis aanwezig waren overrompeld en verschrikt achterlatend. Uw grootmoeder Annie (Antje) Cammenga-Kuyper keek naar de voordeur, waardoor haar zoon door de Duitsers werd afgevoerd. Uw grootmoeder had een wit gezicht en zag er verschrikt en verdrietig uit. Ik hoorde nog een zachte snik. Niemand kon een woord uitbrengen. We waren allen overrompeld; ook omdat het in zo’n korte tijd gebeurde. Ik ben daarna naar huis gegaan om te vertellen wat er was gebeurd.’
Gré Cammenga vervolgt haar relaas: ‘Mijn broer werd afgevoerd naar een schuur, die zich bij een PTT-gebouw bevond. Dit was zowel een PTT-kantoor als een woonhuis voor de desbetreffende PTT-ambtenaar. Hier woonde de latere echtgenoot van mijn oudste zuster Nita, Arie Tigchelaar, die ook een volle neef was van Hermina Damen, die later met mijn broer Jillert zou gaan trouwen. Hermina Cammenga is uiteraard ook de moeder van mijn neef Anne Louis Cammenga en van zijn andere broers. In deze schuur werden alle mannen verzameld, die bij deze razzia werden opgepakt.
Op één man na, want deze wist gelukkig – nota bene in dameskleding, die zijn familie hem bracht – aan deze razzia te ontsnappen. De man in kwestie werd gered door de moedige inwoonster van Lisse Marian van Klink-Marinus, die met extra dameskleren aan en met een fiets door het cordon van de Duitse soldaten is heen gefietst. Zij gaf de jonge Lisser Arie van Steensel de vrouwenkleding die zij had meegenomen en hij heeft die pijlsnel aangetrokken. De heer Van Steensel is met dameskousen en met een puntmuts op dwars door het Duitse cordon heengelopen en heeft vervolgens veilig enige tijd onder kunnen duiken. Mevrouw Van Klink-Marinus kon eveneens veilig wegkomen.
Vanuit deze schuur werden de opgepakte mannen naar de Ripperda-kazerne in Haarlem afgevoerd. In Lisse deed na de razzia al snel het gerucht de ronde dat de mannen naar Haarlem waren afgevoerd.’

Mevrouw G.P. Tibboel-Boot, die tijdens de Tweede Wereldoorlog als kind op de Heereweg 137 heeft gewoond en als buurmeisje veel met de kinderen Nita, Ans, Gré – de latere kleuterjuf – en Tiny Cammenga heeft gespeeld, kan zich deze razzia nog heel goed herinneren. Zij schrijft hierover in haar getuigenverklaring aan Anne Louis Cammenga, zoon van Jillert Cammenga het volgende:
‘Dit herinner ik mij zo goed, omdat uw vader tijdens deze razzia voor mijn ogen door de gewapende Duitsers is afgevoerd. Vanuit de voorkamer van mijn ouderlijk huis zag ik hoe uw vader voor mijn ogen werd afgevoerd van zijn ouderlijk huis naar het PTT-gebouw dat zich toen ongeveer 300 meter verder op dezelfde straat bevond. Het feit dat uw vader voor mijn eigen ogen door de gewapende Duitsers werd afgevoerd, maakte als klein meisje een hele diepe indruk op mij en ik ben dit dan ook nooit meer vergeten.
Zelf heb ik als kind gewoond op de Heereweg 137. Het huis bestaat nog steeds. Ik kan mij uw tantes en voornamelijk de geschiedenis van uw vader tijdens deze razzia op 7 maart 1945 dan ook zo goed herinneren, omdat ik met hen als buurmeisje ben opgegroeid. Ons huis bevond zich immers een eindje verderop op dezelfde Heereweg. Vandaar dan ook dat ik uw vader, grootouders, ooms en tantes ook als jong meisje zo goed heb gekend.’

Foto Mevrouw G.P. Tibboel – Boot (Bron: archief A.L. Cammenga)
Foto Mevrouw C.J. (To) van der Berg-van Dijk (Bron: archief A.L. Cammenga)

Mevrouw C.J. (To) van der Berg-van Dijk schrijft in haar getuigenverklaring aan Anne Louis Cammenga over deze razzia het volgende:
‘Hierbij bevestig ik u, dat ik mij nog heel goed kan herinneren dat uw vader Jillert – roepnaam Jit – op woensdag, 7 maart 1945 tijdens een razzia in Lisse is opgepakt.
Ook herinner ik mij nog heel goed dat uw vader behoorde bij de 40 jonge mannen, die tijdens deze razzia in Lisse werden afgevoerd. Een aantal van deze jonge mannen heb ik op deze bewuste dag, 7 maart 1945, langs het raam van het huis, waar ik op dat moment verbleef, voorbij zien komen. Begeleid door Duitsers, die hen toen bewaakten.
Tevens hebben na afloop van deze razzia een aantal mensen mij persoonlijk verteld dat uw vader, Jillert (Jit) Cammenga bij deze razzia is opgepakt.’
Henk van Ruiten schrijft hierover in zijn oorlogsdagboek het volgende:
‘8 maart 1945: Weer onrustig; er waren weer Duitsers in Lisse. Zij bekeken de boel, maar er gebeurde niets. Er was al gewaarschuwd, dus je zag geen jongens op de straat. De Duitsers zijn maar weer weggegaan. Ik heb deze dag nog de kat uit de boom gekeken en ben niet naar het land gaan. Zo ik gehoord heb, hebben de Duitsers niet veel jongens in Lisse gegrepen op die bewuste woensdag 7 maart. Ik hoorde dat het nog geen 40 jongens waren. Die buit was niet groot, maar het zijn er nog 40 jongens teveel. Ze zijn naar Haarlem gebracht, en zoo verder naar een onzekere plaats, dat snap je zelf wel!
Ook hebben wij van het Zweedse Rode kruis ons cadeau gehad. Ieder kreeg 8 ons wittebrood en 125 gram Margarineboter. Het smaakte beiden heerlijk; dit hebben wij zeker in geen 2 ½ maanden niet geproefd. De boter – je zou er je tong bij inslikken – zo heerlijk was het. Wij zijn er uiterst zuinig op; elke dag nemen wij er twee sneetjes van, dan proef je lang de oude Hollandse welvaart nietwaar !!!
9 maart 1945: Alles is weer rustig. Zoals ik gehoord heb, is er één van de jongens ontsnapt en is er één afgekeurd. Van de anderen hoor je (nog) niets van.’
Gelukkig waren er ook Lissers op die bewuste woensdag 7 maart voor deze razzia gespaard gebleven. Zo weet Lenie Marseille zich nog heel goed te herinneren hoe het personeel van de bakkerij als door een wonder voor deze razzia gespaard bleef: ‘Naast ons woonde de familie Goldberg, die trouwens door middel van huwelijksbanden verwant was aan Annie (Antje) Cammenga-Kuyper, de echtgenote van Jillert Cammenga sr. Op het moment van de razzia is mevrouw Goldberg naar de bakkerij van de firma Goldberg op het Vierkant gelopen om het personeel te waarschuwen zodat zij zich konden verbergen voor de razzia. Haar oudste dochter Gine – in die tijd ongeveer vijf jaar oud – had zij bevolen om op de twee kleinere kinderen van drie en anderhalf jaar oud te passen. Zij drukte haar dochter Gine nadrukkelijk op het hart om rustig te blijven zitten als er iemand aan de deur was en deze hoe dan ook niet open te doen. Door het tijdige ingrijpen van mevrouw Goldberg kon het personeel van de bakkerij zich gelukkig net op tijd verbergen.’
Gré Cammenga vertelt verder: ‘Mijn jongere zus Ans en ikzelf gingen – op goed geluk – met ons (net een paar dagen daarvoor gekregen) Zweedse wittebrood en boter naar Haarlem op zoek naar onze broer. Ook hadden wij een pannetje met warm eten bij ons. Wij vernamen dat onze broer in de Ripperda-kazerne in Haarlem zat opgesloten. Wij moesten de hele afstand per fiets afleggen van Lisse naar Haarlem. Wij hadden echter het grote geluk dat wij – mijn zus Ans en ik – ons een deel van de route mee konden laten trekken met een auto. Uiteindelijk kwamen wij bij de Ripperda-kazerne aan. Er stonden veel mensen buiten voor het hek. De sfeer was gespannen en somber. Wij wisten immers nog steeds niet zeker of wij onze broer daar wel zouden aantreffen. De spanning was dus om te snijden. Op een gegeven moment werd er een groep jonge mannen naar buiten gelaten. Waarschijnlijk om te luchten. Tot onze onuitsprekelijke vreugde zagen wij onze broer Jillert te midden van deze jonge mannen. Gelukkig mochten wij van de Duitsers met onze broer praten. Wij hebben onmiddellijk het brood en het pannetje eten gegeven. Mijn broer was overdonderd door alle gebeurtenissen en kon deze nauwelijks verwerken. Hij was dolgelukkig toen hij Ans en mij zag. Hij pakte het brood en het pannetje eten dankbaar aan. Tot onze grote teleurstelling mochten wij helaas niet lang met onze broer praten. Onze broer en de andere jonge mannen werden weer de kazerne ingevoerd.
Mijn zus en ik gingen weer terug naar ons ouderlijk huis in Lisse. Mijn ouders waren dolgelukkig om te horen dat hun zoon in leven en gezond was. Toch bleef de ongerustheid overheersen, want wij wisten nog steeds niet wat er verder met Jillert zou gaan gebeuren.
De volgende dag gingen Ans en ik weer op de fiets naar de Ripperda-kazerne in Haarlem. De jeugd van nu kan zich dit niet meer voorstellen, maar je praat dan toch snel over zo’n in totaal 28 kilometer heen en terug. En dan ook nog op massief rubberen banden in plaats van op de huidige luchtbanden. Wat loodzwaar en dus bijzonder vermoeiend fietsen is. Helaas troffen wij onze broer hier niet meer aan. Het gerucht ging dat de jonge mannen, waaronder onze broer, waren afgevoerd naar Amsterdam. In Amsterdam zouden de jongens in een bepaalde kazerne zijn opgesloten. Dat gerucht bleek echter niet juist te zijn. Maar dat wisten wij toen nog niet.
De dag daarop ben ik alleen op de fiets naar Alphen aan den Rijn gegaan, waar wij familie hadden wonen, waarvan het hoofd van het gezin een bakker was. Daar heb ik de nacht doorgebracht en kreeg ik brood mee voor mijn broer. Door weer en wind – want het weer was inmiddels flink slechter geworden – ging ik op de fiets naar familie in Amsterdam. Daar heb ik wederom de nacht doorgebracht. De andere dag ben ik met mijn nichtje, Lies Hulleman naar de bewuste kazerne gefietst. Wij werden helaas niet toegelaten, maar konden eventueel het brood voor mijn broer aan de op wacht staande landwachter afgeven. Een landwachter was lid van de NSB en stond in dienst van de Duitsers. Voor mij en vele anderen was dit dus een landverrader. Hij bood aan het pakje brood in ontvangst te nemen en beloofde mij dit aan mijn broer af te zullen geven. Aangezien ik geen enkel bewijs had dat mijn broer inderdaad in deze kazerne verbleef en mij elk bewijs hiervoor ook werd geweigerd, weigerde ik het in de oorlog o zo kostbare brood aan deze landverrader af te geven. Het brood heb ik bij de familie Hulleman in Amsterdam achtergelaten, die hier dolblij mee was. Deze familie had met grote hongersnood te kampen, dus was blij met elk voedsel dat zij kon krijgen. Pas later toen mijn broer weer veilig terug was in Nederland, heb ik bij hem nagevraagd of hij inderdaad in deze kazerne in Amsterdam is geweest. Dit bleek echter niet het geval te zijn. Toen was ik helemaal blij dat ik het kostbare brood aan mijn dierbare verwanten Hulleman heb gegeven.
Diep teleurgesteld ben ik toen weer met de fiets van Amsterdam terug gegaan naar mijn ouderlijk huis in Lisse. Dagenlang ben ik in de weer geweest om mijn broer terug te vinden en hem van voedsel te voorzien. Thans was mijn speurtocht echter op niets uitgelopen. Ik was het spoor van mijn broer nu helemaal kwijt geraakt. Ik kan mij alleen nog herinneren dat ik mijn ouders en mijn overige familieleden doodmoe van al mijn bevindingen en emoties op de hoogte heb gebracht en dat ik vervolgens volkomen uitgeput op de divan ben neergevallen.
Inmiddels was – zo bleek later – mijn broer verder gedeporteerd naar het kamp Bocholt in Duitsland. De familie Van Egmond woonde in Alphen aan den Rijn en waren vrienden van mijn beide ouders. Piet van Egmond, het hoofd van dit gezin was directeur van een grote betonfabriek in Alphen aan den Rijn. Deze belde op een gegeven moment mijn vader om te vertellen dat zijn zoon en onze broer Jillert bij hun verbleef, nadat hij ontsnapt was uit kamp Bocholt in Duitsland.’
De heer Dr. A.P. van Vliet, Hoofd Publieksinformatie & Collectiebeheer schrijft in zijn brief van 16 februari 2012 namens de directeur van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie over de opsluiting van Lisser Jillert Cammenga in het werkkamp in de directe omgeving van de Duitse plaats Bocholt het volgende aan diens zoon Anne Louis Cammenga:
‘Het is mogelijk iets te zeggen over de context waarin uw vader in het kader van de Arbeitseinsatz gedwongen werd tewerkgesteld. Uw vader is, nadat hij op de valreep van de Duitse capitulatie werd opgepakt, terecht gekomen in een werkkamp in de directe omgeving van Bocholt. Zeer waarschijnlijk betreft het hierbij het krijgsgevangenenkamp Stammlager (Stalag) VI F dat als gevolg van de oprukkende geallieerde legers in het najaar van 1944 door de Duitsers was ontruimd. Na de ontruiming van Stalag VI F is dit krijgsgevangenenkamp door de Duitsers gebruikt om dwangarbeiders in onder te brengen die belast waren met de aanleg van verdedigingswerken zoals het graven van tankgrachten e.d.
De stad Bocholt is op 22 maart door een zwaar geallieerd bombardement geheel verwoest. Bij dit bombardement zijn naast conventionele brisantgranaten relatief veel fosfor- en brandbommen gebruikt. Hoewel het een aanname blijft is de kans groot dat de Duitsers na afloop van dit bombardement dwangarbeiders hebben gebruikt om puin te ruimen en slachtoffers te bergen. Dit kan een verklaring zijn voor de traumatische ervaringen die uw vader als dwangarbeider heeft opgedaan gedurende het voorjaar van 1945 in Bocholt.'(Bron: archief A.L. Cammenga)

Afbeelding van een deel van een ansichtkaart met daarop afgebeeld het werkkamp in de directe omgeving van de Duitse plaats Bocholt. Bron: Website Das Stalag VI-F in Bocholt: http://stalag-vi-f.beepworld.de/stalagvi-f.htm.

Plattegrond van het werkkamp in de directe omgeving van de Duitse plaats Bocholt. Bron: Website Das Stalag VI-F in Bocholt: http://stalag-vi-f.beepworld.de/stalagvi-f.htm.
Foto van de spoorbaan van de trein vlakbij het werkkamp in de directe omgeving van de Duitse plaats Bocholt. Deze foto is genomen omstreeks midden jaren negentig van de vorige eeuw. Thans bestaat deze spoorbaan niet meer. Bron: Website Das Stalag VI-F in Bocholt: http://stalag-vi-f.beepworld.de/stalagvi-f.htm.

Gré Cammenga vervolgt haar relaas: ‘Jillert verbleef een paar dagen bij de familie Van Egmond om op verhaal te komen. De familie Van Egmond gaf hem een fiets mee om van Alphen van den Rijn naar Lisse te fietsen. Dit zal ongeveer 24 kilometer zijn. Omdat wij vaak in Alphen aan den Rijn bij familie logeerden – wij hadden daar veel familieleden wonen – namen wij steevast dezelfde route, die via Leimuiden naar Alphen aan den Rijn voerde. Wij wisten dus welke route onze broer naar zijn ouderlijk huis in Lisse zou gaan nemen en mijn zuster Ans en ik zijn hem dan ook tegemoet gefietst. Wij hadden nog één fiets met luchtbanden. Wij hadden besloten om die aan Jillert te geven en dat één van ons beiden op de slechte fiets van Jillert met de rubberen banden dan terug zou fietsen naar Lisse. Op een gegeven moment zagen Ans en ik hem in de verte aankomen. Wij waren blij om hem weer te zien, maar schrokken enorm van de gedaanteverwisseling, die hij had ondergaan. Wij zagen duidelijk dat het verblijf in het kamp zijn sporen bij hem had achtergelaten. Allereerst liep hij naast zijn fiets, omdat hij niet meer de kracht had om überhaupt zelf nog te kunnen fietsen. Wij zagen een door en door vermoeid mens, die door alle ondervonden gebeurtenissen volledig was uitgeput. Wij hebben hem op de goede fiets gezet en hebben hem tussen ons beiden ingenomen. Zo hebben wij hem naar huis geduwd. Thuis gekomen kon hij zijn zelfbeheersing – wat uiteraard meer dan begrijpelijk is – niet meer beheersen en vloog hij onze moeder huilend om haar nek. Ook mijn vader was uiteraard erg blij zijn zoon weer veilig terug te zien. Dat gold natuurlijk voor ons allemaal.
Over Jillert Cammenga en over de bevrijdingsfeesten na de oorlog in de Ford-garage Cammenga schrijft Mevrouw M.C. van Stijn. (Gré), de dochter van de toenmalige schoenwinkel/ schoenmakerij Jac. van Stijn aan de Heereweg 169 aan diens zoon Anne Louis het volgende:
‘Wij woonden min of meer tegenover de Ford garage en speelden altijd tot ongeveer 19.00 uur of 20.00 uur op jullie terrein met de kinderen Bert, Bram en Lenie Marseille (schilder), Lenie van der Berg (slagerij), enz. De spelletjes die wij speelden waren verstoppertje, bussie trap en volley bal.
Uw vader heeft ons in de oorlog nog van licht voorzien. Hij leende ons een aggregaat of zo iets. Wij konden in de kamer om de beurt fietsen zodat er ook in het donker nog wat licht was.
Na de oorlog zijn de bevrijdingsfeesten op jullie terrein gevierd. Stoeltje verwisselen. Blokjes rapen. Koek happen, kind verkleedt vervoeren in de kinderwagen en nog vele andere spelen.’

Foto van To van der Berg-van Dijk, Jan Maarssen, Henk Daudeij en Anne Louis Cammenga op 5 mei 2012 (Bevrijdingsdag) op exact dezelfde plek waar in 1945 de Ford-garage J. Cammenga & Co. was gevestigd. In het woonhuis dat zich boven de garage bevond, werd Jillert Cammenga op woensdag 7 maart 1945 door de Duitsers tijdens een razzia opgepakt en via de Ripperda-kazerne in Haarlem verder naar een kamp in Duitsland afgevoerd. (Bron: Archief A.L. Cammenga)

In een interview met het Witte Weekblad Bollenstreek op 5 mei 2012 (Bevrijdingsdag) vertelt Jan Maarssen (85) over zijn ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Lisse. Jan Maarssen zat in dezelfde schoolbanken als zijn vriend van toen, Jillert Cammenga en was werkzaam in de garage van diens vader. ‘In die periode werden wij door de Duitsers gedwongen om hun geweren te repareren’, vertelt de Lisser. ‘Stapels werden er aangeleverd. Die geweren gaven we altijd met een hamer een flinke klap op de loop. Ook zetten we ze wel tussen de bankschroef en gaven er dan een “rukkie” aan. Stil verzet noemden we dat, want dan kon er tenminste geen Nederlander meer mee worden doodgeschoten. Tevens moesten we luchtdoelgeschut aan de buitenkant camoufleren. Een keer verfden we niet alleen de buitenkant van zo’n tank helemaal groen, maar ook de binnenkant. Witheet waren die SS’ers. Wij hielden ons natuurlijk van de domme. Ook herinner ik mij nog, dat die moffen fietsen in de fietsenstalling zetten, in de naastgelegen werkplaats. Dan gebeurde het wel dat die er ’s avonds niet meer stonden. Natuurlijk waren die acties van ons best gevaarlijk en had je er zomaar de kogel voor kunnen krijgen. Maar op het moment zelf realiseer je je dat niet zozeer. Dat komt pas later.’
To van den Berg-van Dijk (86), die als kind tijdens de Tweede Wereldoorlog net als Jillert Cammenga op de Heereweg heeft gewoond, vertelt in hetzelfde interview met het Witte Weekblad Bollenstreek eveneens over haar ervaringen in oorlogstijd en over de bevrijdingsfeesten daarna. Zij was tijdens de Tweede Wereldoorlog zelfs één van de kroongetuigen van de razzia op woensdag 7 maart 1945. Zij zag hoe inwoners door de Duitsers werden meegenomen. ‘Het was een heel angstige periode’,
herinnert de hoogbejaarde zich als de dag van gisteren. ‘In een woning aan de overkant van Garage Cammenga was ik aan het helpen. Ook daar zat iemand ondergedoken. Toen we de Duitsers zagen lopen, was je natuurlijk ineens extra op je hoede. Vanachter de gordijnen heb ik gezien, dat Cammenga werd afgevoerd. Dat ging er niet bepaald zachtzinnig aan toe. Bovendien was het aan het einde van de oorlog; de Duitsers waren toen erg fel. Mijn broers zaten thuis, achter de kast verstopt. De angst dat ze die ook zouden vinden, zat er goed in.
Overigens was men tijdens de oorlog een met elkaar. Je had niets en wat je wel kreeg, deelde je. Ik herinner mij nog goed hoe blij iedereen was toen de oorlog over was. Er hebben heel wat bevrijdingsfeesten plaatsgevonden in Garage Cammenga. Jammer genoeg was die saamhorigheid na een tijdje vergeten en was het weer ieder voor zich.’

Met haar beschrijving van de persoonlijke gevolgen voor haar broer Jillert van deze razzia en van diens periode als dienstplichtig militair in Nederlands-Indië daarna sluit zijn zuster Gré haar verhaal af: ‘In de periode daarna bleek pas goed hoe duidelijk deze periode zijn sporen bij hem hadden nagelaten. Deze periode heeft bij Jillert zijn leven lang littekens achter gelaten. Hij is door deze periode en later door zijn periode als dienstplichtig militair in Nederlands-Indië voorgoed veranderd. De tragische sporen hiervan heb ik niet alleen als zijn liefhebbende zuster kunnen constateren, maar heeft ook mijn neef Anne Louis Cammenga in zijn leven helaas maar al te duidelijk aan den lijve kunnen ondervinden. Trouwens niet alleen mijn neef Anne Louis, maar ook mijn broer Jillert zijn echtgenote Hermina en zijn overige broers hebben kunnen ondervinden wat oorlogen en hun gevolgen met hun echtgenoot en vader hebben gedaan. Het voorbeeld van het leven van mijn broer Jillert en van Anne Louis zijn vader is een belangrijke en overduidelijke waarschuwing dat oorlogen, fascisme en antisemitisme altijd voorkomen en bestreden dienen te worden, omdat deze een verwoestende uitwerking hebben. Hoezeer mijn broer Jillert en Anne Louis zijn vader door zijn kampervaringen innerlijk is beschadigd blijkt wel uit het feit dat hij hier slechts zelden over heeft kunnen praten. Toen mijn broer net weer thuis was, heb ik hem uiteraard naar zijn kampervaringen gevraagd. Hij had echter al zijn ervaringen en emoties in zichzelf opgesloten. Het lukte hem destijds eenvoudig niet om met wie van onze familieleden dan ook hierover te kunnen spreken. Pas heel veel later heb ik gehoord dat hij iets hierover aan mijn jongere broer Hans heeft verteld. En mijn neef Anne Louis heeft mij verteld dat mijn broer voor zijn overlijden in 2007 gelukkig ook met hem over zijn kampervaringen heeft gesproken. Maar hoewel ik van al mijn broers en zusters altijd de beste band met mijn broer Jillert heb gehad – iets dat mijn neef Anne Louis trouwens ook direct na zijn vaders overlijden in 2007 aan mij heeft bevestigd – heeft mijn broer in heel zijn leven het innerlijk nooit kunnen opbrengen om iets van zijn kampervaringen met mij te kunnen delen. Iets wat hem – daar heb ik hem goed genoeg voor gekend – veel moeite en veel verdriet moet hebben gegeven.”

Op deze foto in 2004 staan vijf van de zeven kinderen van de in 1945 in Lisse wonende Ford-garage-eigenaar Jillert Cammenga sr. en diens echtgenote Annie (Antje) Kuyper. Ook deze kinderen woonden tijdens de Tweede Wereldoorlog op de Heereweg 148. Op de voorste rij van links naar rechts: Tiny, Gré en Ans Cammenga. Op de achterste rij staan links Jillert jr. (overleden op 21 juli 2007 in Doorn) en zijn jongere broer Hans Bernhard Cammenga. De oudste twee dochters uit dit gezin Nita en Bep Cammenga staan niet op deze foto. Bep was reeds in 2002 overleden. Nita overleed in 2009 en ligt begraven op het kerkhof in Lisse (Bron: archief A.L. Cammenga).

Dankzij al deze verkregen getuigenverklaringen wordt thans volledig recht gedaan aan het verhaal van de razzia van woensdag 7 maart 1945 en aan de lotgevallen tijdens die rampzalige dag in Lisse van de 19-jarige Lisser Jillert Cammenga en dat van 39 andere jonge mannen uit dezelfde plaats. Deze mannen en hun families hebben er zonder meer volledig recht op dat deze diep ingrijpende en indrukwekkende dag in hun levensgeschiedenis nooit meer zal worden vergeten. Datgene wat hen op die bewuste woensdag 7 maart 1945 is overkomen is hen namelijk op afgrijselijke wijze opgedrongen door een wrede, fascistoïde, dictatoriale bezetter, die niets en niemand ontzag. Deze toenmalige jonge Lissers en hun families verdienen het – hetzij bij leven; hetzij postuum – dan ook dat hun geschiedenis voorgoed voor het nageslacht wordt bewaard. Daarmee wordt aan hen en aan hun dierbaren in zowel maatschappelijk als in menselijk opzicht in ieder geval in de geschiedvorming van Lisse zoveel mogelijk recht gedaan. Hiermee wordt aan deze 40 jonge mannen voorgoed een plek gegeven in de geschiedenis van Lisse.
Daarnaast is hun verhaal zowel nu als in de toekomst een belangrijke waarschuwing tegen dictatuur en fascisme. Ook mede daarom is het van groot belang dat deze razzia in Lisse op die afschuwelijke woensdag 7 maart 1945 nóóit meer vergeten wordt !!!

Informatiecentrum Tweede Wereldoorlog
Anne Louis Cammenga
Directeur
Antonlaan 432
3701 VT ZEIST
Tel.: 030-6939412
E-mail: AnneLouisCammenga@gmail.com
Website: www.iwoii.nl

Voor reacties, vragen óf aanvullingen op dit artikel kunt u contact opnemen met de schrijver van dit artikel de heer Anne Louis Cammenga of met Vereniging Oud Lisse

Reacties Nieuwsblad april 2014

Mevrouw J. (Jeltje) IJ. Boonstra-Meijer uit Edam reageerde hierop met haar persoonlijke herinneringen. Zij schrijft:

“Wij woonden toen op 17-03-1945 in de Lisbloemstraat 5, onze vader Hen­drik Meijer was gasfitter in de gemeente.

Mijn zus Dikkie en ik stonden boven op de uitkijk vanwege de razzia en onze moeder was witbrood gaan halen, dat bij de Coöperatie werd uitge­deeld.

Om de hoek van de Molenstraat-Lisbloemstraat kwamen ineens soldaten aan marcheren, het bleek om de razzia te gaan. Onze vader was thuis en die moest in z ’n schuilplaats onder de grond. M’n oudste zus Annie(l2 jaar) kreeg de opdracht om hem te verstoppen. In de huiskamer onder de tafel zat een luik, dat moest er af en daarna alles weer netjes op z ’n plaats. Het is Annie gelukt en wij werden weer naar boven gestuurd en toen de militairen aanbelden was alles net klaar.

Wij Dikkie en ik resp. 7 en 5 jaar, stonden boven te huilen tegen een gor­dijn, waar een fiets achter stond. Het was een vriendelijke militair, die zei “hier zijn alleen maar kleine kinderen “.

Bij onze buren fam. Post daar werd wel grondig het hele huis onderzocht en waren ze niet zo vriendelijk.

Annie zei laatst: “dat ze onze vader had gered, zodat hij niet naar een kamp moest”.

Zelf moest m ’n vader na de oorlog naar Friesland, omdat ie zwaar onder-voed was. Dit verhaal staat altijd op m ’n netvlies op 4 mei.”

Reacties Nieuwsblad juli 2014

Dan was er weer een reactie op de RAZZIA in maart 1945. In het vorige Nieuwsblad reageerde Jeltje Boonstra-Meyer met een persoonlijke herinnering aan de razzia van maart ’45. Van haar ontvingen we ook een foto van de kleuterklas uit ’45. (hieronder in de rubriek Wie Weet Raad). Haar oudere zuster, mevr. Annie Godthelp-Meyer, heeft ook haar herinneringen vastgelegd. Als 12-jarige moest zij haar vader onder de vloer verbergen. Zij beschrijft de angst. Angst voor ontdekking, angst dat de Duitse soldaat door de planken vloer zakt waar haar vader onder verstopt is, maar ook “ik was zo bang dat hij de postduiven zou horen. Die had mijn vader daar verstopt, maar ze koerden gelukkig niet”. Al deze persoonlijke herinneringen maken het plaatje van die donkere dag steeds completer. Ook kleuren zij het beeld van die tijd. In de Tweede Wereldoorlog was het houden van postduiven ronduit een levensbedreigende zaak. De bezetter beschouwde het houden van deze beesten militair-strategisch van grote waarde en trad daarom keihard op tegen overtreders. Mevrouw Godthelp eindigt haar bericht met: “het zweedse wittebrood ( dat haar moeder was gaan halen, red) heeft ons heerlijk gesmaakt”.

Hervormde School Lisbloemstmat. Kleuterklas 1945. Voorste bank meisje met lichte jurk is Jellie Meijer, naar links Atie Noort dan links Kees Smit.

WIE WEET RAAD

We hopen de namen te achterhalen van alle klasgenootjes hierboven. Maar ook van de namen van de bollenpelsters van blz. 16. Er zijn natuurlijk veel meer vragen over foto’s dan we in dit blad kunnen opnemen. Op onze website vindt u onder Wie Weet Raad (http://www.oudlisse. nl/Actueel/wieweetraad.php) naast de foto’s die ooit in het Nieuwsblad hebben gestaan nog meer vragen (en antwoorden) over foto’s