DE AGATHAKERK EN HET KATHOLICISME
Een beschrijving van het katholicisme in de Bollenstreek wordt gegeven.
door M.G. van Zoen,
NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 4, oktober 2002
De 19e eeuw bracht de Bollenstreek een aantal ingrijpende veranderingen. Dankzij de industriële revolutie werd de Haarlemmermeer ingepolderd, de binnenduinen afgegraven en de mogelijkheid geschapen voor grootschalige bollenteelt. De Bollenstreek was als het ware nieuw land geworden.
Voor de katholieke bevolkingsgroep hield dit een veel grotere breuk met het verleden in dan elders in Nederland. De katholieken in de Bollenstreek waren als bevolkingsgroep actief tot zeer actief, tot op het militante af. De in die tijd vanzelfsprekende maatschappelijke verdeling in klassen bleef op alle gebied lang overeind. Daardoor verliep de ontzuiling veel trager dan elders in Nederland. Als direct gevolg hiervan is bij katholieken de historische kennis nogal eens mager. Men hoefde immers nauwelijks te denken, want dat gebeurde wel door het grote aantal ambtsdragers en religieuzen die naast hun eigen vormingswerk een zeer groot aantal ‘leken’ in dienst hadden, zowel in het onderwijs als in de zorgsector en verenigingen. Tot in de zestiger jaren!
De bouw van de Agathakerk, met alle nevenhuisvestingen voor het onderwijs, de bejaardenzorg, de verenigingen en de vakbonden, kwam voort uit dit zich opbouwend en manifesterend katholicisme. Voor vertaling van het geloofsdenken greep men terug op de christelijke middeleeuwen, met name de gotiek. Het ruimtelijk beeld van de Schepping kon – naar het inzicht van die tijd – met deze stijl, de neo-gotiek, kunstzinnig het best tot uitdrukking worden gebracht.
Van belang is nog op te merken dat de neo-gotische traditie voor Nederland, naast Duitsland en Frankrijk, voornamelijk in België ontstond. Cuypers, de geestelijke vader in Nederland van de neogotiek, maakte studie van deze scholen en pendelde regelmatig tussen de Christelijk Nationale Congressen van onze zuiderburen en de ‘bisschopspaleizen’ van toen in Nederland.Kunstzinnig beschouwd betekende de neogotiek het herstel van de ambachtelijke kunstnijverheid, waarvan de opdrachten werden ingekleurd door de wijze waarop de elite, als opdrachtgevers in die tijd, gestalte gaf aan de visies van de Christelijk Katholieke congressen. In tegenstelling tot de middeleeuwse gotiek was de neogotiek veel meer verheven en van volmaaktheid getuigende aard. Voelde de een zich er bij thuis, voor de ander bracht de aanblik – toen – een zich onttrekken aan de dagelijkse werkelijkheid teweeg. Dit werd, zij het onbewust, nagestreefd als een normaal maatschappelijk gegeven. De Agathakerk getuigt van deze (stijl)opvatting op een monumentaal kunstzinnige wijze. Met name het interieur.
Naarmate de sociale verhoudingen zich verbeterden veranderde ook de kerkenbouw in Nederland. Zo werden in Lisse nog 2 kerken en een kapel gebouwd. Als eerste het complex van de Engel. Een in baksteenmetselwerk vertaalde koepelkerk naar Byzantijnse model volgens de liturgische inzichten van een daartoe aangewezen Duitse Benedictijner abdij. Als tweede het complex van de Mariakerk van de zogenaamde Bossche school van Dom Hans van der Laan. Een stijl, die de mens als tempel Gods tot uitgangspunt koos. Als derde is in de Poelpolder een huiskamerkerk gebouwd, vertegenwoordigend de geëmancipeerde katholiek die ‘rond’ de tafel zijn dagelijkse bezigheden in het perspectief van de Bijbel en de Verrijzenis plaatst.
In deze opeenvolgende stijlen is de materiële vertaling van de sociale leer van de kerk, zoals die zich in Nederland manifesteerde, vastgelegd. Deze sociale leer begon met de encicliek Rerum Novarum in 1890 en werd in de jaren negentig van de 20e eeuw door paus Johannes Paulus II voltooid. De Agatha laat als een van de eerste kerken van na 1890 het Nederlands aspect zien. Het Onze Vader als onderwijzend rond het schip en onder het (zang)koor. Voorts de kerkvaders (fundamentele rechten van de mens) als verbeelding in de ramen van het hoogkoor.