DE BOLLENSCHUUR OP ZANDVLIET

De geschiedenis van de boerderij Nieuw Zandvliet wordt weergegeven vanaf 1910. Tegenwoordig woont de familie van der Mark daar.

door Sjaak Smakman 

NIEUWSBLAD Jaargang 2 nummer 2, april 2003

Hoewel het nog altijd niet zeker is, is er toch een gerede kans dat het museum De Zwarte Tulp gaat verhuizen in de richting van de Keukenhof. In elk geval, Keukenhof zelf voelt er wel voor om een publiekstentoonstelling van de grond te tillen in de nu bijna een eeuw oude bollenschuur op Zandvliet en de daarachter gelegen voormalige boerderij, tegenwoordig het woonhuis van Blokhuisdirecteur Rob van der Mark. Opvallen doet de schuur niet, waaraan vooral de naam is verbonden van de firma Smakman. Jaap Smakman (1882-1965) en zijn zoons Co en Henk hebben daar ruim een halve eeuw, tot halverwege de jaren tachtig, een bloembollenkwekerij gehad. De huidige schuur heeft er niet altijd gestaan. Op de plaats van de schuur stond oorspronkelijk een stal, die behoorde bij een – door een paar grondige verbouwingen  voor de familie Van der Mark schier onherkenbaar – boerenwoonhuis. Toen omstreeks 1910 de schuur afbrandde, werd hij niet herbouwd, maar verscheen op die plaats een bollenschuur. De bollenteelt was immers veel lucratiever en kwam in opkomst ten koste van het oorspronkelijk gebruik. Bouwer was de graaf van Lynden, die de schuur ging verhuren.

Bloembollenkwekerij

Wie de eerste huurders van de bollenschuur waren, is niet bekend. Maar in de jaren dertig trok Jaap Smakman er in met zijn bloembollenkwekerij. Jaap was toen al een kleine twintig jaar kweker in het gebied van boerderij De Wolf, aan de overkant van de Stationsweg. Co Smakman, inmiddels 77 jaar, kan zich nog herinneren dat hij als kleine jongen zijn vader al meehielp op De Wolf. Hoewel het bedrijf maar 2,5 hectare groot was, liepen er toch zeven mensen, en in het hoogseizoen negen mensen rond. Naast eigenaar Jaap Smakman zelf en zijn vier zoons Riem, Cor, Henk en Co waren er twee man in vaste dienst: Leen Winsum en Arie de Leeuwe. Daarnaast waren er in de zomer altijd nog twee seizoenskrachten in dienst.

Verwonderlijk is de grote hoeveelheid menskracht niet, want vrijwel alles gebeurde met de hand. Van het planten en rooien tot aan het zogeheten loodzware diepdelven, het met de hand twee scheppen diep ‘verversen’ van de bovenste laag grond. Wisselteelt was toen in de bloembollenwereld nog een onbekend begrip. Bovendien betekende het ‘onder­spitten’ van de bovenste laag grond dat het onkruid (zaad) nooit de kans kreeg om tot wasdom te komen. Na de Tweede Wereldoorlog deed vader Jaap in 1951 het bedrijf over aan zijn zoons Co en Henk.

Mechanisatie

Aanvankelijk hadden Co en Henk nog drie man personeel, de broers Piet, Gerard en Panc Beelen. De mechanisatie zette echter langzaam maar zeker in. Na een paar jaar kochten de twee broers een sorteermachine en een plant-machine voor twee rijen bollen. Later kwamen er meer machines, onder meer om bollen te rooien, om stro vast te rijden, om bestrijdingsmiddelen te spuiten en zelfs een kleine pick-up om bollen van en naar de bollenschuur te rijden. De mechanisatie leidde tot een kleinere behoefte aan vast personeel. De laatste vaste kracht was Panc Beelen, maar die vertrok – heel toepasselijk – om bij een loonwerker in dienst te treden.

Een belangrijk verschil met het bedrijf van Jaap Smakman was dat zijn zoons Co en Henk veel meer soorten teelden. Naast narcissen waren er ook crocussen, tulpen en hyacin­then. Om een nog grotere vruchtwisseling te krijgen ‘ruilden’ de broers ook regelmatig stukken grond met ‘buurman’ Jan Clemens, die vooral dahliasoorten teelde. Die vele soorten hadden als groot voordeel dat er veel met wisselteelt kon worden gewerkt, waardoor de grond de kans kreeg om zich te herstellen. Overigens moesten ook mét die wisselteelt stukken grond soms een jaar braak blijven liggen. Begin jaren zestig kochten Co en Henk de schuur van de graaf, terwijl Kees van der Mark de boerderij kocht om hem grondig te verbouwen tot een luxueuze woning. Zijn zoon Rob woont er nog altijd en heeft het pand nog verder uitge­breid.

Gaasbakken

Maar ook de schuur ontkwam niet aan de modernisering. De karakteristieke stellingen werden uit de benedenverdieping gesloopt en maakten plaats voor cellen. Daar hoefden de bollen niet langer hoog te worden opgetild om ‘gestort’ te worden, maar konden ze in gaasbakken worden gedaan die vervolgens werden opgestapeld.

Het nam niet weg dat de zware fysieke belasting zijn tol ging eisen. Co moest begin jaren tachtig stoppen met het bedrijf, dat hij dertig jaar lang met zijn broer had gerund, vanwege een versleten rug. Henk zette het bedrijf nog enkele jaren voort, maar geplaagd door reumatische klachten moest hij toen ook de pijp aan Maarten geven. De schuur werd verkocht aan bloembollenkweker Leo Schoorl, tot dan toe onderhuurder van de schuur.

De bollenteelt in de directe omgeving van Zandvliet is inmiddels zo goed als verdwenen. Hij ligt inmiddels vrijwel geheel ingesloten door de parkeerterreinen van Keukenhof. Daarmee is de schuur eigenlijk nu al een symbool van een andere tijd. Maar als er een museum in komt, blijft er toch nog iets van bewaard.

bronnen:

Gemeentegids Lisse,

interview met voormalig bloembollenkweker  Co Smakman.

de totaal verbouwde boerderij met daarnaast de grote bollenschuur op Zandvliet.
De gebouwen zijn midden in het land gelegen, maar terzijde rukt de bebouwing van de bloementuin Keukenhof gestaag op.