De geschiedenis van De Witte Zwaan, deel 3 en slot
De feesten in de Witte Zwaan worden besproken. De belevenissen van de herbergiers vanaf 1742 worden weergegeven.
door Arie in’t Veld
NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 4, oktober 2006
‘RUYME, HEGTE EN STERKE HUYSINGHE MET SAATSOLDERE N PEERDESTALLE’
In veel pennenvruchten over de geschiedenis van Lisse wordt vaak gesproken over het restaurant ,De Witte Zwaan1. Een oergezellige uitspanning aan de rand van het dorpsplein ’t Vierkant dat overigens nooit vierkant was, maar driehoekig. De Witte Zwaan stond ongeveer op de plek waar nu een supermarkt is gevestigd.
In De Witte Zwaan werd vertier gezocht en gevonden. Het was de herberg waar studenten uit Leiden wilde feesten vierden, waar men kon genieten van de kostelijke en beroemde schotels van baars die werd gevangen in het Haarlemmermeer, waar de postkoets van paarden verwisselde en waar schout en schepenen recht spraken. En ook waar Vadertje Veldhorst prachtige verhalen vertelde.
De Witte Zwaan was ook het etablissement waar menige Lissese vereniging werd opgericht en al dan niet gebruik maakte van de sfeervolle vergaderlokalen en waar de Hobaho in 1921 voor het eerst bloembollen ging veilen. Kortom De Witte Zwaan nam een belangrijke plaats in het dorpsleven in.
Maar belangrijk of niet: de herberg werd, na zo’n vierhonderd jaar zowel letterlijk als figuurlijk in het middelpunt van Lisse gestaan te hebben, aan het begin van de zeventiger jaren van de afgelopen eeuw afgebroken. En hoe jammer men dat achteraf allemaal heeft gevonden bleek tijdens de viering van het 800-jarige bestaan van Lisse in 1998, toen speciaal vanwege het bereiken van deze mijlpaal de gevel van De Witte Zwaan compleet werd herbouwd… Maar ook toen weerklonk de zwanenzang, want na een halfjaar werd de kunstige gevel opgedoekt, om elders goede sier te maken. In eerdere edities van de story over het reilen en zeilen van De Witte Zwaan is Rob Pex vier eeuwen in de tijd teruggegaan. In het Morgenboek van Rijnland waarin de grote landerijen en de namen van hun eigenaars werden opgetekend komt de naam van ,De Zwaan’ voor de eerst maal in 1544 voor. In de tweede aflevering is Pex gekomen tot ongeveer 1709 en bij de vraag waar de toenmalige uitbater Joris Van den Bos uiteindelijk is gebleven, nadat zijn spulletje was verkocht aan Maria van der Maarsche. Het leven en de tijd gaan door en de concurrentie wordt zwaar. Lisse heeft bepaald geen tekort aan uitspanningen. “Het roode hart onder den groenen Eyck” diende zich aan. Verder herberg “Het wapen van Lis ” (later de stopplaats van de postwagens) en de, Gouden Over’ tastten de klandizie van De Witte Zwaan aan. Onder het bewind van Cornelis Janse Onnosel gaat het op den duur hopeloos mis. In 1742 wordt het etablissement publiekelijk geveild en Hendrik van Leeuwen is de koper. Volgens de koopakte krijgt hij de beschikking over een ,ruyme, hegte en de sterke huysinge met eene groote en hegte hoorn en saatsolder, twee peerdestalle, een koestal en een welbeplante tuyn’.
Herbergier Onnosel ook Geregtsbode
Onnosel had overigens genoeg omhanden, want hij was ook Geregtsbode en er viel het nodige te doen en te beleven in wat het rechthuis van Lisse was. Zoals de verkoop van insolvente boedels. Zo’n boedel was niet meer solvent doordat er schulden op rustten die hoger waren dan de waarde van de goederen. Om nu te bepalen wie als eerste recht op de opbrengsten had, publiceerde de bode het voornemen tot de verkoop. De proclamatie werd dan voor het rechthuis van Lisse voorgelezen op het moment dat de kerken uitgingen en er dus veel mensen in de onmiddellijke omgeving op de been waren. Vervolgens werd de proclamatie ook opgeplakt op het publicatiebord bij het etablissement.
Op 29 maart 1742 wordt De Witte Zwaan (weer) verkocht. Hendrik Cornelis Onnosel, zoon van de in 1740 overleden Cornelis Janse Onnosel, verkoopt het aan Thomas de Vries “wonende onder den vrijdom van de Stad Haerlem, een Huys, Stallinge voor Paerden ende een Koestal, daar annex met de verdere Timmeragie me een Erve, ende kroften Lands daar agter aan, in desen Dorpe, sijnde een Herberge genaamd de Witte Swaan “.
Een volgende eigenaar was Hermanus Blom uit Amsterdam die in Lisse wel bekend was omdat hij ook een tijdje eigenaar van het huis Ter Specke was geweest. De jaren gaan voort en De Witte Zwaan ontwikkelt zich tot een herberg van standing. De rekeningen van het dorp worden er ter inzage gelegd en de schout en schepenen spreken er recht. Met goed weer buiten en als het regent binnen. Desondanks breekt een slechte tijd aan voor de herbergiers. De pinten en tinnen kroezen worden minder frequent gevuld en ook ruiters houden hun paard op de Heereweg niet meer in om het inwendige van man en paard te versterken. De herbergiers volgen elkaar snel op.
Veldhorst
In 1806 staat Anthony van Keulen achter de tapkast en wordt korte tijd later opgevolgd door Jan Lemmers. De Witte Zwaan krijgt de wind weer in de zeilen. Het wordt een van de meest bezochte herbergen in de omgeving van Leiden. Het zijn vooral de studenten die er hun feesten en partijen beleggen. De eigenaar in 1810, Gerrit Veldhorst, is zelfs zo’n populaire waard, dat zij een lofdicht op hem schrijven. Wijlen A.M. Hulkenberg heeft uitgebreid over Veldhorst en het reguliere bezoek van de Leidse studenten geschreven in het boek ‘Lisse rommeling’. In 1831 verkoopt Veldhorst het etablissement met kolfbanen, koeien en paardenstallen voor welgeteld tweeduizend guldens aan Cornelis A. Bakhuyzen uit Leiden. Enkele jaren later is Veldhorst opnieuw eigenaar. Het vermoeden bestaat dat zijn tijdelijke afscheid heeft te maken met de dienstplicht en de “Belgische opstand”.
Waranda
In 1845 verkoopt de roemruchte waard het etablissement definitief. De nieuwe eigenaar wordt Leonard Uljee waarvan wordt vermoed dat hij degene is die in 1846 de karakteristieke waranda liet bouwen. Leuk natuurlijk, maar burgemeester Eenhuis dacht daar anders over. Hij was fervent voorstander van de trottoirs langs de Heereweg en het Vierkant. Al wandelende kreeg hij met de noodzaak om aan zijn wens invulling te geven te maken, want hij stootte op een gegeven moment neus aan de serre van de Witte Zwaan, die brutaal naar voren stond te staan. Geen trottoir te zien en dat vond de burgervader maar niks. Daar moest verandering in komen, maar hij had buiten de waard gerekend. Niet die van De Witte zwaan, maar in de vorm van de gemeenteraad van Lisse want die eiste dat de warande overeind bleef. “Deze waranda is het gezicht van het hotel, ” aldus de gemeenteraad van Lisse die daarmee een streep door de rekening van de burgemeester haalde. Eenhuis heeft uiteindelijk toch nog zijn zin gekregen…….. maar dat kwam pas vele, vele jaren later aan de orde…
Familie Van Ruiten
In 1877 komt de herberg in het bezit van de rijtuigverhuurders A. J. van de Bom en Cornelisz Jongbloed, die de zaak datzelfde jaar doorverkopen aan de familie Van Ruiten. 42 Jaar zwaaien ze de horecascepter. In 1921 gaat het driemanschap, Homan, Bader en Hogewoning (Ho Ba Ho) de herberg gebruiken als bloembollenveiling. Op 21 april van dat jaar wordt de eerste bollenveiling in het etablissement gehouden. De Hobaho breidde echter uit en verhuisde naar de Haven. De familie Hekkers liet De Witte Zwaan zijn vleugels weer uitslaan. De herberg van weleer werd omgetoverd tot een nette gelegenheid waar de heren van de sociëteit zich in gepaste stijl onderhielden achter de vergadertafel. In de oorlogsjaren werd de uitspanning gepacht door de familie van Duinen en in latere jaren was Cornelia van Haasteren eigenaar van zowel het etablissement als de bioscoop die er achter gelegen was.
Waar is de Zwaan?
De Witte Zwaan en ook de bioscoop (het Luxortheater) hadden echter hun langste tijd gehad. De eigenaren moesten steeds grotere bedragen gaan besteden aan herstel van het interieur. De familie van der Ploeg ondernam vanaf 1969 de laatste ultieme pogingen om het restaurant en de zalenaccommodatie te behouden. Tevergeefs. Een teleurgestelde Van der Ploeg indertijd tegen een plaatselijk journalist: “We hebben dag en nacht ^ gewerkt om er iets behoorlijks van te maken, maar steeds weer opnieuw komen we voor zeer hoge onderhoudskosten en het is economisch gezien niet meer verantwoord om nog geld in de Witte Zwaan te steken. ” Op 26 februari 1971 was het definitief gebeurd. De Witte Zwaan zong zijn zwanenzang en er is niets meer dat nog aan die roemruchte tijd herinnert. Hoewel …. de zwaan schijnt nog ergens te zijn.