De boeiende geschiedenis van Nicolaas Dames deel 2
Het borstbeeld van Nicolaas Dames staat voor het nieuwe gebouw van Praktijkonderzoek Plant en omgeving Bloembollen (PPO). De familie Dames was een van de eerste, die vanuit Heemstede/Haarlem naar de Bollenstreek ging om hyacinten te telen. Zij vervroegden als een van de eersten hyacinten voor tentoonstellingen in Lisse en Haarlem. De compagnon van Dames was Gerardus van der Horst. De geschiedenis van Gerrit van der Horst wordt besproken. Het land was tegenover Wildlust
door Arie in’t Veld
Nieuwsblad Jaargang 4 nummer 1, januari 2005
Hyacinten uit Lisse de beste ter wereld
Zijn borstbeeld staat sinds enige tijd op een opvallende plaats: in de voortuin van het nieuwe pand van Praktijkonderzoek Plant en Omgeving (de opvolger van het Laboratorium voor bloembollenonderzoek) aan de Heereweg in Lisse. Maar wie was Nicolaas Dames en hoe belangrijk was hij voor de bloembollen? Wij vertellen zijn levensverhaal.
De tijd kwam dat door meerdere Lissese kwekers collecties vervroegde bolgewassen, in hoofdzaak hyacinten, werden tentoongesteld. Men ontving dan uitnodigingen om een kijkje te komen nemen en dat heeft er veel toe bijgedragen de slechte naam van de Lissese bollen weg te nemen. Dit werd nog versterkt toen enkele kwekers zo vermetel waren om zelfs op de vijfjaarlijkse tentoonstellingen te Haarlem collecties vervroegde bollen in te zenden. En alsof dit niet genoeg was, gingen ze zelfs zover, dat men ze te Lisse onder de aandacht bracht in de jaren dat er in Haarlem geen expositie was. Werden de vijfjaarlijkse exposities te Haarlem gehouden in de laatste dagen van maart, in Lisse organiseerde men ze in de eerste helft van de maand februari. Beide organisaties hadden voor deze datums hun geldende redenen. De exposities te Haarlem dienden niet alleen om hyacinten te exposeren, maar ook verschillende bijgewassen. Dit gold vooral in die tijd voor de Amarylissen. Die te Lisse wilden aantonen dat hyacinten bijzonder geschikt waren om in het vroege voorjaar te bloeien en dat de bollen uit Lisse de beste waren.
Soldaten in het gelid
De tentoonstellingen werden gehouden op de bovenzaal van het hotel de Witte Zwaan en trokken steeds veel bezoekers uit de hele regio. De tentoonstellingscommissie was nogal vrijgevig met vrijkaartjes en daardoor ontstond op sommige momenten wel eens wat te veel gedrang. En daar stonden ze dan: lange rijen hyacinthen als soldaten in het gelid, op potten of glazen. Elke plant werd beoordeeld naar de grootte en volmaaktheid van de bloem. Om een smaakvol geheel te maken moest men de paden afzetten en bij gebrek aan graszoden gebruikte men daarvoor groen geverfde houtwol. Was het wat druk, dan had die afzetting wel wat te lijden van de voeten der bezoekers, vooral van de damesbezoekers, die van elke bloem het naadje van de kous wilde zien en weten. De herinnering is dat op zulke momenten de suppoosten luid hun stem verhieven en riepen: ,,De heren worden beleefd verzocht niet op het gras te trappen”. Hoe men er toe kwam om geverfde houtwol tot levend gras te verhogen, is een raadsel gebleven, maar inmiddels is het wel zo dat men in het bloembollenvak thans bijzonder goed weet hoe men de producten op tentoonstellingen moet etaleren.
Wildlust
Tot de allereersten, zoal niet de eerste die uit de omstreken naar de Zuid trokken (een toen algemeen gebruikte aanduiding voor onze bollenstreek), behoorden Van der Horst en Dames, die voor die tijd te Heemstede gevestigd waren. Zij verplaatsten hun bloembollenkwekerijbedrijf naar Lisse naar een oude boerenwoning, met het daarbij behorende land, gelegen aan de vaarsloot tegenover de buitenplaats Wildlust.
Gerardus Franciscus van der Horst,onder de vakgenoten Gerrit, werd geboren te Haarlem. Zijn vader was timmermansknecht en zijn moeder verdiende als naaister er nog wat bij. Het waren eenvoudige centzuinige mensen die elke gulden die zij niet voor hun huisgezin nodig hadden opzij legden, om voor hun Gerrit en zijn enige zuster een toekomst te scheppen. Reeds als kind openbaarde zich bij Gerrit de liefde voor bloemen en planten en dit bracht zijn ouders ertoe om hem na de lagere school bloemistleerling te maken. Het bloembollenvak in dus. Kijk dit leek de ouders zo iets, waarin veel geld te verdienen was en geholpen dus met hun spaarpenningen meenden zij dat hun zoon het wel zeer ver, althans financieel, in de wereld zou brengen. Ofschoon dit wel het geval is geweest, hebben zijn ouders hun toekomstplannen niet verwezenlijkt gezien.
De beste leerschool
Gerrit werd op zeer jeugdige leeftijd als bloemistleerling geplaatst bij de firma A. en J.J. Roozen te Overveen. Deze firma gold in die tijd als de beste hyacintenkweker in de bloembollenstreek. In deze leerschool moest hij alle werkzaamheden doen welke voorkwamen, maar hij ontving daarvoor dan ook zaterdagsavonds zijn weekloon, dat lang geen schat was. Dit werd zorgvuldig opgespaard en aangevuld met wat dubbeltjes uit moeders spaarpot en voor dit bedrag kocht hij van zijn patroon wat hyacintenbollen. Hij holde ze uit en reeds op dertienjarige leeftijd was Gerrit dus bloembollenkweker. Hij maakte te Overveen kennis met de bij sommige vakgenoten van de oude garde nog welbekende heer P.W. Voet, die toen evenals hij, het vak leerde. Met hem begon hij gedurende de wintermaanden op zeer primitieve wijze het vervroegen van de bloembollen en vooral hierin hebben beiden bijzonder uitgemunt. Hun kennis op dit terrein ging zelfs zo ver, dat op de Internationale Tuinbouwtentoonstelling te Amsterdam hun inzendingen van vervroegde hyacinten bekroond werden met de eerste en tweede prijs. Dit voorval gaf de toenmalige mededingers nogal wat stof voor op- en aanmerkingen, hetgeen toenam toen het Van der Horst het lukte om op de Vijfjaarlijkse Tentoonstelling van 1900 te Haarlem, de eerste prijs te behalen met een collectie vervroegde hyacinten in potten. Drie stuks van elke soort. Zo iets had men nog nimmer gezien en Van der Horst kreeg toen de naam van de Koning der hyacintenvervroegers.
Koopman eerste klas
Ook op latere leeftijd heeft hij meermalen blijk gegeven van zijn kunnen op dit terrein. Langzamerhand breidde zijn kraampje hyacinten zich uit, maar met die uitbreiding kwam ook de tegenspoed. Het nieuwe- of geelziek, de toenmalige uitdrukking, richtte in zijn kraampje geduchte verwoestingen aan en daardoor raakte onze vriend een weinig aan lager wal. Hij moest dus door bijverdiensten in zijn onderhoud voorzien. Gerrit kwam in contact met de toenmalige firma J.W.Paardekoper & Co te Noordwijk. Met deze kwam hij overeen om aldaar bloembollenkweker te worden en hij ging het jaar daarop voor deze firma op reis naar Duitsland. Er was echter wel een bezwaar, want hij kende de taal niet. Nood breekt wet en dus ging hij in de winter bij een van zijn kennissen privé-les nemen. Dat was bij de heer van Dobbelen, het toenmalige hoofd der openbare lagere school te Voorhout. Na vier maanden les, meende Gerrit bekwaam genoeg te zijn om op reis te gaan en bollen te verkopen. Bij de eerste reis bleek reeds zijn talent: hij was een koopman eerste klas!!
Het Instituut Melman
Nog maar zeer kort in Noordwijk gevestigd, waar hij onder zijn vakgenoten algemene achting genoot, maakte hij kennis met mejuffrouw Anna Braun, met wie hij een paar jaar later in het huwelijk trad. Ze vestigden zich in de Koediefslaan te Heemstede. Er waren vooral twee redenen, die van der Horst ertoe brachten om zijn woonplaats van Noordwijk naar Heemstede te verplaatsen. In de eerste plaats maakte hij in kennis met de heer Melman van Bronstee. Deze boerenzoon uit de Haarlemmermeer, was gehuwd met de dochter van de landbouwer-bloembollenkweker van Dril die zich meer aangetrokken voelde tot de bloembollen dan tot de koeien en zich daarom op de cultuur daarvan toelegde. Hij was het die van der Horst ertoe aanzette om bij hem op de tuin hyacinten te trekken voor de tentoonstellingen. Hij deed dit hoofdzakelijk om van Van der Horst en van de verschillende kwekers die een bezoek kwamen brengen datgene te leren, wat hij voor de uitoefening van zijn nieuwe bedrijf nodig had. Er ontstond door het dagelijkse contact met verschillende kwekers, wat men in die dagen weleens spottend noemde: Het instituut Melman. Op het bedrijf kwamen onder anderen Nicolaas Dames (jawel, hier komt onze Nicolaas op de proppen), J.v.d. Weyden, H. Ruysenaars, P. Eldering, A. Smit, H.v.d. Zijl en anderen. Daar werden de meest actuele vraagstukken op het gebied van hyacintencultuur behandeld. En een zo’n probleem was de vraag hoe de bollen behandeld moeten worden om tegen Kerstmis te bloeien.
Duitse belangen
Het ging in de jaren 1880-1890 met de hyacinten steeds in neergaande lijn en de prijzen hielden daarmee een nauw verband. Hoofdoorzaak daarvan was de mindere afzet in Duitsland, waar de meeste bollen gebruikt werden, maar vooral gevraagd waren om tegen Kerstmis in bloei te zijn. In Duitsland zelf werden ook hyacinten voor dat doel geteeld en dat scheen te lukken. Wie in die jaren de opgeklopte advertenties in de Duitse vakbladen las, zal zich menigmaal de vraag hebben gesteld, waar ons eigen bollenvak eigenlijk bleef. Het waren slechts enkele kwekers, die het meest aan hun Duitse belangen dachten.
Kerstbloei
Een van de stilzwijgende toehoorders tijdens de gesprekken over dit soort onderwerpen was H. van Zijl, de meesterknecht van de firma C.G. van Tubergen te Haarlem (thans in Lisse gevestigd). Hij nam goede nota van wat hij hoorde en wist dat op Zwanenburg in praktijk te brengen. Melman was in het bezit van een vrij uitgebreide verzameling nieuwe hyacinten, merendeels zaailingen en afkomstig van J.H.Veen te Haarlem en het was vooral met deze soorten dat Van der Horst proeven nam om er Kerstmisbroeiers van te maken.
Toen de Algemene Vereniging voor Bloemencultuur een tentoonstelling uitschreef van vervroegde hyacinten, in te zenden op de wintervergadering omstreeks Kerstmis, deden de trekkers hun best, maar Van der Horst was de enige inzender met een drietal potten hyacinten. Dit was wel een bewijs dat men met de Kerstmisbroei nog lang niet was waar men wezen wilde. Een stap verder kwam men in 1891. Wederom waren er meerdere soorten uit de collectie Melman. En zo waar; in het Haarlems Dagblad kon men de advertentie lezen, dat men op 2e Kerstdag bij de heer Van der Horst op de Koediefslaan een drietal potten met ER. Montagne Bernard in volle bloei kon bezichtigen.
Verwondering alom
Het was een mooie heldere namiddag dat men op de Koediefslaan een file van bloemisten uit Haarlem en omstreken, ja zelfs uit Lisse, Hillegom en Noordwijk kon vinden, allen nieuwsgierig naar hetgeen daar te zien was. En wat men zag, wekte wel de verwondering van alle vakgenoten. Een volmaakte donkerrode soort met grote bloemen, juist dus dat wat men zo graag wilde, stond daar voor het raam van de huiskamer te pronken. Uit de gesprekken, die men daar hoorde, kon worden opgemaakt dat allen de mening waren toegedaan, dat men in Montagne Bernard de toekomstsoort voor de Kerstmisbroei gevonden had.
Melman de partijhouder van deze soort meende van dit gunstig oordeel een handig gebruik te moeten maken. Hij sloeg elk aanbod om te verkopen van de hand, maar zei toe te overwegen om er in het voorjaar 1892 enkele regels van in openbare veiling te brengen. En dit gebeurde ook. Een tiental regels werden aangeboden en van deze stonden een drietal bloemen, goed beschermd, nog in bloei. Het schermmateriaal werd voor de aanvang van de verkoop weggenomen en allen stonden verbaasd over de volmaakte bloemen. Zij vonden dan ook gretige kopers, tegen de toen ongekend hoge prijs van f. 70,- per regel.
De tweede reden waarom Van der Horst zijn bedrijf naar Heemstede verplaatste was zijn nadere kennismaking met Dames. Daarover een volgende keer meer.
Het is december 1938. Nog maar twee dagen voor Kerstmis en in de bollenstreek staan puike hyacinten in bloei. Dit keer niet aangedragen in het befaamde Krelagehuis in Haarlem, maar op de show ‘Bloemlust’ in Sassenheim. De keurmeesters filosoferen nog wat over de inzending voordat ze een oordeel vellen.
Tik hier voor deel 3
Wordt vervolgd
Copyright © 2005 Vereniging Oud Lisse