Achterweg-Zuid 35

De geschiedenis van Wassergeest. Deel 2:1804-1900: OPBLOEI EN NEERGANG

Deel 2 over Wassergeest behandelt de periode van 1804 tot 1900. De opbloei en neergang van het landgoed wordt besproken .

door Rob Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 1 nummer 2, april 2002

In het jaar 1804 kwam de buitenplaats Wassergeest in bezit van D.R J. van der Staal. Spoedig onderging het een grote gebiedsuit­breiding. Het werd nu een groot landgoed dat zich uitstrekte van de Heereweg in het oosten tot de Leidsevaart in het westen over niet minder dan 110 hectare.

De nieuwe heer van Wassergeest, D.P.J. van der Staal, begon het landgoed uit te breiden in de Lageveense polder, in het Keukenduin van Teylingen en in de Oude Duinbuurt. Al in het jaar 1804 kocht hij het latere Reigersbos met de daarbij behorende zanderij van Mr. Pieter Cornelis Hartsinck uit Amsterdam. In 1805 verkrijgt hij het eigendom van boerderij De Phoenix met 26 morgen grond. In de Lageveense Polder koopt hij in 1820 de zoge­naamde Bossen van Daams, die aan de westkant van de Loosterweg gelegen waren. In 1821 wordt hij eigenaar van boerderij Duinhof en bijbehorende landerijen.

Ook het huis Wassergeest zelf blijkt in 1812 uitgebreid te zijn, terwijl de directe omgeving van het huis veranderde in een zogenaamde Engelse Tuin, een parkachtige landschapsstijl, die men in deze zelfde periode ook wel op andere buitenplaatsen aantreft. De Catharijnelaan – of Trijnelaan zoals men hem in deze tijd nog noemde – werd zelfs enige tientallen meters naar het zuiden verlegd ten behoeve van deze tuin.

Boottochtjes

Na 1813 wordt het stil rond Wassergeest. Het gewone dagelijkse leven speelt zich af. Omstreeks mei kwam men vanuit Den Haag naar Wassergeest. Men vermaakte zich met boeken lezen, een tochtje met de boot of de jacht. Ook legde men in de zomer dikwijls bezoekjes af bij familie en/of kennissen. Omstreeks de maand oktober ging men weer terug naar Den Haag.

Jarenlang gebeurde er weinig, totdat Van der Staal, net als zijn voorgan­gers, in de schulden kwam. Dit leidde er tenslotte toe dat hij in 1852 – hij is dan inmiddels al bejaard, maar wil toch de leiding over zijn landgoed niet overlaten aan zijn zoon of iemand anders – Wassergeest moet verkopen. Het geheel werd overgedragen aan Johan Frederik Steengracht van Duyvenvoorde, die echter bij zijn broer Nicolaas Johan onder curatele stond. Er begon een geheel andere periode voor Wassergeest: een periode van neer­gang. Zo werd in 1856 het huis Wassergeest deels gesloopt, deels verbouwd tot boerderij. Een boerderij aan de Achterweg (tegenover het huidige tuin­centrum Overvecht) werd gesloopt. In plaats daarvan werd een kleine woning gebouwd waar voortaan de opzichter van Wassergeest in zou wonen: Pieter van Dijk.

Neergang

Ook als Wassergeest in 1862 na de dood van Johan Frederic, wordt nage­laten aan Cecilia Maria baronesse van Pallandt geboren Steengracht, zet de neergaande lijn zich voort. In 1877 komt zo een einde aan boerderij De Hoogewerf die al sinds oude tijden aan de Achterweg gelegen was schuin tegenover Wassergeest. In 1886 valt ook boerderij Duinhof onder de slopers­hamer en rond 1888 ook nog een woning aan de Leidsevaart, waar vanouds de zandbazen die werkzaam waren in de afzanderij bij het Reigersbos, in woonden. De laatste “zandman” die hier woonde, was Bastianus van Graven.

Ligging van vaarten, wegen, huizen en sloten die deel hebben uitgemaakt van het Wassergeest-bezit, getekend door Th.J.M. Pex. Bron : boek Wassergeest te Lisse, R.J. Pex

Cecilia Maria baronesse van Pallandt geboren Steengracht overleed in 1899. Ze liet haar bezittingen na aan haar dochter Cornelia Johanna. “Freule Cornelie” was in 1861 getrouwd met Jan Carel Elias graaf van Lynden. Deze laatste is op 22 januari 1900 te ‘s-Gravenhage overleden. Cornelia Johanna had een drietal kinderen. Ten eerste Jkvr. Cecile Marie barones van Lynden, die in 1885 te Lisse in het huwelijk trad met Jhr. Mr. Ocker Johan Repelaer, Heer van Molenaarsgraaf. De oudste zoon, Jan Maurits Dideric, huwde in 1895 Aurelia Elisabeth gravin van Limburg Stirum. Ze betrokken kort daarop het door hen aangekochte buitengoed Wildlust. Op Jonker Jan zou de grafelijke titel overgaan alsmede het buiten Keukenhof.

De tweede zoon van het echtpaar Van Lynden-Van Pallandt, Carel Anne Adriaan Willem baron van Lynden, trouwde in 1898 met Adolphine Wilhelmina Anne gravin van Limburg Stirum. Hij heeft in latere tijden Wassergeest geheel in zijn bezit gekregen. Op 21 maart 1900 kreeg hij een dochter, Carola Elisabeth Aurelia Anna barones van Lynden. Ze werd gebo­ren op huize Beukenhorst te Wassenaar. Carola trad in 1937 te Londen in het huwelijk met A.R.Z. graaf van Rechteren Limpurg. Zo kwam dus Wassergeest via dit huwelijk in handen van de familie Van Rechteren. Maar dan zitten we al in de jaren dertig.

Verkopen

Cornelia Johanna is niet lang eigenares gebleven van Wassergeest. Al gauw ging ze er toe over gedeelten van het uitgestrekte landgoed van de hand te doen en wel aan verschillende familieleden. Zo doet ze reeds op 18 juli 1900 de tuinmanswoning van Wassergeest met bijbehorende voormalige tuinderij en partijen weiland tussen de Heereweg en Achterweg over aan haar zoon C.A.A.W. baron van Lynden voor de prijs van ƒ 66.984,25. Een niet mis bedrag. Daar is echter wel bij inbegrepen de “partijen tuin en bloembollenland en water, gelegen in de zanderij van het landgoed Wassergeest”.

Op dezelfde dag in juli 1900 doet Cornelia Johanna een drietal percelen ten noorden van de boerderij De Phoenix over aan Jan Maurits Dideric, haar oudere zoon. De Phoenix zelf met bijbehorende gronden, ging tussen mei 1900 en oktober 1902 over in het gemeenschappelijke eigendom van de twee gebroeders Van Lynden, J.M.D. graaf van Lynden en C.A.A.W. baron van Lynden. Later, in 1914, hebben de twee broers dit bezit onder elkaar ver­deeld.

Hooibargen

Tegelijkertijd gaat de boerderij “genaamd ‘De Phoenix’ met bijbehorende schuren, hooibargen en verdere getimmerten benevens partijen weiland” naar Carel Anne Adriaan Willem baron van Lynden. Ook Cecile Marie baro­nesse van Lynden gehuwd met Ocker Johan Repelaer van Molenaarsgraaf, koopt van haar moeder een aantal percelen. Het betreft “twee Hofsteden (….) meterven, boomgaard, tuin-of bloembollenland, bekend onder de namen Grootenhof, Duinhof (moet Dijkhofzijn R. R), Abdij en Hoogewerf gronden, met daartussen gelegen gedeelte van de Groene of Sparrenlaan”.

Wat verder naar het noorden toe beginnen de gronden van de voormalige buitenplaats Grotenhof, al in het begin van de 19de eeuw door R.C.Affourtit opgedeeld in smalle, langwerpige percelen ten behoeve van de bollenteelt. En dan krijgen we vervolgens het huis Grotenhof zelf natuurlijk, door A. Raaphorst in 1922 nog “het groote witte huis, door hooge boomen omgeven” genoemd.

Al deze gronden gingen op 10 juni 1900 over in handen van Cecile Marie baronesse van Lynden, echtgenote van Ocker Johan Repelaar van Molenaarsgraaf.

Ook de boerderij Wassergeest werd (op 19 mei 1900) voor ƒ 57.045,- ver­kocht en wel C.A.A.W. baron van Lynden, een zoon van eigenaresse Cornelia Johanna, inclusiefi alle erbij behorende percelen grond tussen de Heereweg en de Achterweg, die zich uitstrekten tot de verlegde Catharijnelaan.

Lees hier deel 3

 

 
Achterweg-Zuid 35
Het huis Wassergeest zoals het er rond 1850 uitzag. Enkele jaren later moest D. van der Staal het buiten verkopen wegens schulden.