De Lissese jaren van Willem Adriaen van der Stel (2)
Willem Adriaan van der Stel woonde van 1699 tot 1733 in Lisse. De periode van 1708 tot 1733 wordt besproken. De schrijver twijfelt of van der Stel op Uytermeer heeft gewoond. Hij meent dat hij toen op Zandvliet woonde.
NIEUWSBLAD Jaargang 7 nummer 1, januari 2008
door Rob Pex
Willem Adriaen als landbouwer, 1715
Na een aantal jaren op Meerenburg gewoond te hebben, kroop toch het bloed waar het niet gaan kon. Willem Adriaen wilde weer landbouw bedrijven, evenals hij op Vergelegen gedaan had op Kaap de Goede Hoop. En dan het liefst zelf, dus als boer! In 1715 liep juist de huur af van een nabijgelegen boerderij die eigendom was van jonkvrouw Adriana Constantia Sohier de Vermandois, eigenares van de buitenplaats Zandvliet. Op 11 november verschijnen beiden voor schout Jacob van Dorp. Van der Stel verklaart van jonkvrouw Sohier de Vermandois in huur aangenomen te hebben “een woninge met omtrent Seven en Twintig margen drie hondert roeden lands, als (^namelijk) deselve woninge ende dertien margen drie hondert roeden lants in de oost ofte Merenduynse Polder in desen ambagte, laatst in huur e beseten bij (…) Meijnard Hugense, ende de verdere veertien margen in de Elstbroeker Polder aan Gerrit Avenweg in Hillegom, in huur e gebruykt bij Henrik Henrikse Reks. Ende dan nog een Elstbos, in de laatstgemelde polder ende ambagt, nu vijjjarig hout, groot omtrent 450 roeden “. Het boerenbestaan lijkt Willem Adriaen dus erg aangetrokken te hebben, iets wat ongetwijfeld nog stamde uit zijn Kaapse jaren. Inderdaad moet hij veel van moderne landbouwmethoden afgeweten hebben, aangezien hij deze ook stelselmatig had ingevoerd op de Kaap. Het lijkt echter een hele overgang: van bewoner van één van de grootste en meest chique buitenplaatsen waarover Lisse toentertijd beschikte, naar een simpel boerenbestaan. Of dat boerenbestaan echter werkelijk zo simpel is geweest valt te betwijfelen. Waarschijnlijk was zijn nieuwe onderkomen riant en smaakvol ingericht, zoals men dat gewend was onder de betere stand. Bovendien wordt het in 1715 gehuurde huis in de verponding van 1725 aangeduid met de benaming “hofstede”, en daar verstond men over het algemeen een buitenplaats onder. Zijn boerenbedrijf had dus duidelijke trekjes van een buitenplaats. Of er ook tuinen bij hoorden is onduidelijk, maar het lijkt wel aannemelijk, al zijn we ook hier slecht ingelicht omtrent omvang en uiterlijk van deze aanleg. Na 1715 is Van der Stel dus in ieder geval een iets minder grote staat gaan voeren. Beviel hem dit ook? Tien
jaar later huurt hij, zoals we gezien hebben, de boerenhofstede nog altijd, tezamen met een grote hoeveelheid grond. Wat hij ermee gedaan heeft is helaas niet bekend. Waarschijnlijk werd op de percelen het meest veeteelt bedreven. Het kan echter goed zijn dat hij met landbouwmethodes geëxperimenteerd heeft. Daar was hij immers bedreven in. Erg veel hout wordt er echter niet verkocht, terwijl op een buitenplaats van enige omvang toch altijd veel hout aanwezig was, om op deze wijze de tuinaanleg enige beschutting tegen de koude winden te geven. Als in 1733 een inventaris wordt opgemaakt van de nagelaten goederen van Van der Stel, bevinden alle meubelen en andere roerende zaken zich op Meerenduin. Uit dit laatste zouden we kunnen opmaken dat Willem Adriaen de laatste jaren van zijn leven heeft gesleten op deze buitenplaats die hij in 1711 voor zijn jongste zoon had gekocht. Of Meerenduin werkelijk zoveel meer voorstelde dan de boerderij waarin hij vanaf 1715 was gaan wonen, valt te betwijfelen. In de verponding leveren buitenhuizen evenveel op, namelijk het relatief geringe bedrag van l gulden, 10 stuivers en 12 penningen. Dit roept eigenlijk meer, dus ook voor wat betreft Meerenduin, het beeld van een herenboerderij op.
In hetzelfde memorabele jaar 1715 laat hij een brede sloot graven dwars door de Meerenduinse Polder tot in de Haarlemmermeer, teneinde “het duynwater dies te beter te kunnen losen tot gerief, verversinge, ende verbeteringe van sijn voorsz woninge ende landen “. Om de sloot te kunnen doortrekken tot aan de polderkade moet een molentje verplaatst worden. Ook deze moet weer een eigen sloot krijgen, via welke de nieuwe molen de polder bemaalt. Voor een landbouwer als Van der Stel was er op het gebied van de waterbeheersing ook in Lisse genoeg werk te verrichten!
Wat nu met Uytermeer?
Inderdaad. De lezer die misschien vaker het bekende boekje van Hulkenberg, getiteld ’t Roemwaard Lisse, ter hand heeft genomen, zal zich inmiddels deze vraag wel gesteld hebben: Wat nu met Uytermeer? Deze buitenplaats zou immers in handen zijn geweest van Willem Adriaen van der Stel en hij zou er zelfs hebben gewoond! Dat blijkt althans uit het onderschrift bij de prent van Rademaker van deze buitenplaats in Rhynlands fraaiste Gezichten (1732).
Er hoort ook een gedicht bij, dat luidt:
“Daar zie ik Uitermeer, een plaats die de ogen streelt
Waar langs het water zo bekoorlijk ruischt en speelt
En waarop Van der Stel de Staatszorg lust te ontschuilen
En al zijn Landvermaak niet missen wil of ruilen
Voor al die heerlijkheid, de luister, zwier en pracht
Des Aardrijks, door den dwaaz’, die ’t ijdle steeds betracht
Alleen te zoeken. Hier geniet hij onbekommert
Daar ’t bladerrijkgeboomt’ ’s mans sierlijk huis belommert
Een rust, die hem ontbreekt, die na de grootheid woelt
En meerder zijn belang, dan zijn vermaak bedoelt
Smaak o Heer Van der Stel die rust een reeks van j aar en
Terwijl ik u begeve om verder voort te vaaren “
Ook als bewoner komt hij eigenlijk nauwelijks in aanmerking. Zoals we weten bewoonde hij in de jaren 1710 tot 1715 het huis Meerenburg. Vanaf 1715 bewoonde hij een (heren?)boerderij die hij huurde van de eigenares van Zandvliet. Heeft dus Willem Adriaen van der Stel Uitermeer bezeten in deze jaren?Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk, daar hij in de belastingkohieren wél als eigenaar en huurder genoteerd staat van talloze stukken grond in de Meerenduinse Polder, maar er bevindt zich niet één perceeltje grond bij dat in de Lisserpoelpolder gesitueerd ligt! Bij zijn dood tenslotte in 1733 blijkt hij woonachtig te zijn op huize Meerenduin. Ook wordt in de boedelinventaris geen melding gemaakt van nog lopende huurcontracten ten laste van de overledene. Het lijkt dus uitgesloten dat hij in 1732 op Uitermeer woonde. Waarschijnlijk is dit dus één van de zeer zeldzame gevallen waarin de samenstellers van Rhynlands fraaiste Gezichten zich vergist.
Dood van Willem Adriaen, 1733
Tien jaar na het overlijden van zijn vrouw is ook Willem Adriaen overleden. Hij werd bijgezet in het graf waarin ook zijn in 1723 overleden vrouw en de jong overleden Willem Adriaen van der Stel de Jonge waren begraven. Het eigendom van het graf had Van der Stel in 1720 verworven voor het bedrag van f 100,-.
Van de nagelaten goederen van Van der Stel werd in november 1733 een uitgebreide inventaris opgesteld door de Lissese notaris Jacob van Dorp, die tevens schout was. Opvallend is het onroerendgoedbezit. Zo bezat hij niet alleen gronden in Lisse (Meerenduin) en in Hillegom (de zogenaamde Gerrit Avenweg op de grens met Lisse), maar had hij ook uitgestrekte bezittingen elders. Er zijn bijvoorbeeld landerijen in Voorhout en zelfs bezat hij een “vogelkoy ende Landen op Vriesekoop onder Leijmuiden “, hetwelk hij in 1719 had aangekocht. Zelfs op het eiland Abbenes in de Haarlemmermeer bezat hij een vogelkooi, alsook in Warmond in de Kooipolder aan de Norremeer. Deze bestaat thans nog. Verder worden er verschillende percelen in Alkemade genoemd. Het overgrote deel van deze percelen werd “door den overleden heer selfs gebmykt”, zoals we steeds lezen, wat erop duidt dat Van der Stel tot kort voor zijn dood het boerenbedrijf heeft uitgeoefend, of beter gezegd dat heeft laten uitoefenen. Verderop in de inventaris worden namelijk nog wel een boer en boerin genoemd die bij Van der Stel in dienst waren geweest. En bij de vogelkooi onder Leimuiden wordt nog duidelijk vermeld: “alles bij den overleden heer door Bedienden selfs gebruykt”. De opbrengsten van de landerijen waren dus waarschijnlijk voor Willem Adriaen zelf bestemd. Er is ook een grote veestapel aanwezig. Vermoedelijk liep op de landerijen in Lisse, Voorhout, Noordwijkerhout en elders voornamelijk vee rond, terwijl een klein aantal percelen met hout beplant was. Verder is er voor een enorm bedrag aan obligaties aanwezig en treffen we ook vele zakken met geld aan, alsook voor een fors bedrag aan juwelen. Ook treffen we in de verschillende vertrekken op Meerenduin porselein aan, zilverwerk, diverse schilderijen en op een “cabinetje” is onder meer een “schilderïe van den overleden heer” aanwezig. Was het er nog maar! Helaas heeft de schrijver van dit artikel nergens een dergelijk portret kunnen vinden.
Conclusie
Het verhaal dat Willem Adriaen met name in de laatste jaren van zijn leven gewoond zou hebben op de buitenplaats Uitermeer lijkt dus niet op te gaan.
Eerder moeten we hierbij denken aan Meerenduin, waar immers na zijn dood in 1733 de boedelinventaris is opgemaakt. Verrassend is voorts dat Willem Adriaen uiteindelijk de voorkeur schijnt te hebben gegeven aan het boerenbestaan, liever dan zijn leven te slijten op de buitenplaats Meerenburg. Landbouw bedrijven schijnt hem in het bloed te hebben gezeten, wat hij ook inderdaad al had aangetoond in zijn Kaapse jaren. Waarschijnlijk zal hij er niet alleen voor hebben gestaan in het omvangrijke boerenbedrijf. Hoogstwaarschijnlijk had hij diverse mensen in dienst. Anders dan met de verhuur van landerijen echter het geval was, ging in dit geval de opbrengst van alle agrarische activiteiten naar de eigenaar toe, cq. Van der Stel. Hij lijkt dus min of meer het leven op de Kaap in Lisse gewoon voortgezet te hebben. En kennelijk beviel hem dat uitstekend.
Onbetrouwbaar personeel
Op l oktober 1727 is ter secretarie van Lisse Johanna van Hellingdoorn verschenen, dienstmaagd van Willem Adriaen van der Stel op zijn “hofstede” te Lisse. Ze verklaart meerdere malen gezien te hebben dat Catharina Kerven, die ook in dienst was bij Van der Stel, niet te vertrouwen was. Ze had eens een beugeltas (een soort geldbeurs) van een andere huishoudster op haar schoot en had uitgeroepen: “Sie, wat al geld heeft Lys in haar tas “. Een andere keer had ze een stuk rauwe spek in haar zak gestoken, afkomstig uit de kelder en was daarmee weggelopen. Tenslotte was er eens een “signet” (zegelring, zegelstempel) vermist. Johanna van Hellingdoorn vond hem terug op zolder en haalde er een andere dienstmaagd bij, maar toen ze terugkwamen was het weg… In die tussentijd was Catharina Kerven van Lisse naar Amsterdam vertrokken.
Bron: Nationaal Archief, Rechterlijk Archief Lisse inv.nr. 32.
Hoe is het nu verder gegaan met Meerenduin na het overlijden van Willem Adriaen van der Stel? Symon van der Stel, zijn zoon, verkreeg het volledige eigendom en bleef er wonen tot zijn dood in 1780. Tot 1790 bleef Meerenduin in het bezit van de familie Van der Stel. Korte tijd behoorde het aan Carolina S.L.F, gravin van Gronsveld, maar het wordt al spoedig verkocht aan prof. dr. Lambertus Bicker. In 1801, kort voor zijn dood, verkocht hij zijn bezit aan Jacob E. Smissaert te Amsterdam. Elf jaar later komt het in handen van de makelaar Christiaan Stumphius. Nu is het
spoedig gedaan met de buitenplaats Meerenduin. Het huis wordt in 1812 overgedragen aan Hendrik Nieuwenhuis, tuinder van beroep. Hij laat het slopen en zo ook de koepel en de parkaanleg. Er kwam bollengrond voor in de plaats. Nog weer later treffen we hier industrieterrein Meerenduin aan. We zijn dan in de huidige tijd aangekomen.
Bronvermelding
NA = Nationaal Archief.
GA = Gemeentearchief.
NA, Rechterlijk Archief Lisse, inv.nrs. 13, 14, 15, 17.
NA, Rechterlijk Archief Lisse, inv.nr. 32.
NA, Notarieel Archief Lisse vóór 1842 inv.nrs. 5312- 5315, 5328.
NA, gaarders Lisse.
GA Lisse, inv.nr. 83 (verponding 1715).
GA Lisse, inv.nr. 84 (verponding 1725).
GA Lisse, inv.nr. 312 (morgenboek 1716).
Dr. P.C. Molhuysen en dr. Fr.K.H. Kossmann (red.), Nieuw
Nederlandsch Biografisch Woordenboek IX (Leiden 1933), kol. 1072, 1073.
- Verkaik, Een grafzerk in Lisse, de geschiedenis van Willem Adriaan van der Stel (z.p. 1993).
Rectificatie
De Lissese jaren van Willem Adriaen van der Stel
In vorige afleveringen van ons nieuwsblad heb ik een en ander geschreven over de periode waarin Willem Adriaen van der Stel in Lisse verbleef, dus de jaren tussen 1709 en 1733. Ik maakte daarin uiteraard ook gewag van het fraaie graf in de dorpskerk aan ’t Vierkant, waaronder zijn vrouw en hijzelf begraven zouden moeten liggen. ‘Zouden moeten liggen’ inderdaad, want al gauw belde iemand mij op met de mededeling dat dat laatste niet het geval is! Tijdens de restauratie van de Grote Kerk in 2002/2003 heeft men dit vast kunnen stellen. Hoogstwaarschijnlijk zijn de stoffelijke resten van Willem Adriaen en zijn echtgenote elders in de kerk bijgezet, maar waar is nog altijd een raadsel… Het leek me op zijn plek om dit even te vermelden. Met dank aan de tipgever uiteraard. R.J. Pex