DE OMWENTELING: dagboek van Van der Zaal
De bevrijding van de Fransen in 1913 wordt beschreven naar aanleiding van een dagboek van Cornels van der Zaal. De Prins van Oranje kwam ook nog langs.
Door Arie de Koning
Nieuwsblad Jaargang 14 nummer 3, juli 2015
In het jaar 1813 is ons land verlost van het Franse juk. Geallieerde legers onder bevel van Lord Wellington versloegen definitief Keizer Napoleon en er kwam een omwenteling. Ook in Lisse. Op de 10e van de maand november kwam er een gerucht dat ons land had gecapituleerd, met wie en hoe wist niemand. De Maire, de heer van der Staal, was die dag bij de Prefect ontboden waar hem werd gelast de goede rust in Lisse te handhaven want er kwamen eerdaags vreemde troepen naar deze regio. De Maire ging bij alle burgers in het dorp langs om te verzoeken zich rustig te houden. Geruchten bleven zich verspreiden tot maandag de 15e, toen kreeg het gemeentebestuur een brief dat het alle valse geruchten waren en Keizer Napoleon weer op zijn troon zetelde. Toch namen enkelen het zekere voor het onzekere en vertrokken. Douanen en Fransche Heeren namen de wijk, toch bevreesd voor eventuele vergelding. In Amsterdam braken op de 15e om 19.00 uur relletjes uit en onder het scanderen van Oranje, Oranje begon men huizen van douanen in brand te steken. Lisse lag op de route Den Haag – Amsterdam en aan doorkomende koetsen en ruiters meende men op te maken dat het alles Oranje was geworden. Ook hier begon men op de 12e ’s avonds luidkeels oranje te roepen maar rellen bleven uit. Maire van der Staal had op de 15e een man naar Leiden gestuurd om te zien welke vlag er op de toren stond. Deze kwam terug en meldde dat de hele stad versierd was met Oranje. Cornelis van der Zaal werd op donderdag verzocht de Nederlandse vlag op de toren van Lisse te zetten. Deze had de avond ervoor een Franse vlag verbouwd tot een Nederlandse door de strook rood te vervangen voor een oranje strook. Het was niet mogelijk gebleken om in Leiden een vlag te kopen want op woensdagavond waren de stadspoorten gesloten. Drie dagen lang zong de bevolking van Lisse uitbundig Oranjeliederen en gingen ze rond bij burgers en boeren voor een drinkpenning of om getrakteerd te worden. Het was een vrolijke boel in het anders zo rustige dorpje. Maar zondag en maandag veranderde de sfeer toen grote groepen deserteurs in het dorp verschenen. Ook waren er een boel jonge mannen uit Lisse onder de wapenen van Napoleon opgenomen of werkten in werkbataljons, zij waren nog niet terug.
Maar nog steeds waren er geen vreemde troepen verschenen en begonnen de talrijke bossen rond Lisse zich te vullen met stroopbenden van deserteurs, het werd gevaarlijker. Op woensdagavond, toen men de kerkdienst bijwoonde hoorde men van buiten een trompetgeschal en enkelen gingen eens buiten kijken. Het was een kapitein van de Nationale Garde, welke vroeg om vrijwilligers om op te treden tegen de stroopbendes in de omgeving. Een menigte Fransen kwam plunderend vanuit Utrecht richting Leiden. Zeventien personen van Lisse meldden zich en ook in Hillegom sloot zich een groep aan. In Lisse zelf werd er een wacht geformeerd, zeventien bewapende mannen zouden Lisse verdedigen.
Het hoofdkwartier werd strategisch ingericht in de Witte Zwaan en telkens werden patrouilles van twee man uitgezonden. Nog steeds werden er geruchten verspreid en niemand wist waar men aan toe was. Eindelijk op maandag de 29e november kwamen er bij Scheveningen Engelse schepen aan welke 250 soldaten ontscheepten welke naar Den Haag marcheerden. De Engelsen vertelden dat de Prins van Oranje zou volgen. Dinsdagmiddag om vijf uur kwam de prins aan land en ging per koets naar Den Haag. Op twee december is de prins naar Amsterdam gegaan en in Lisse aangekomen werden de paarden ververst en ging het gezelschap in de Witte Zwaan naar de Rechtkamer om zich te verfrissen. Opvallend was dat Zijne Hoogheid de aangeboden wijn niet aanraakte waarop de andere heren het zich goed lieten smaken. Het was voor het dorp Lisse een heuglijke dag. Na een half uur vertrok het gezelschap naar Amsterdam.
Diezelfde 2e december 1813 verschenen dan de eerste vreemde troepen, drie stuks “koezakken”, imponerende figuren op hun kleine paardjes. De Fransen waren doodsbang van deze taaie soldaten. Heel Lisse liep uit om hen te zien, het blijven natuurlijk gaapstokken, en men bood de overigens uiterst vriendelijke soldaten een glas jenever aan. Het hele dorp deed hen daarna uitgeleide tot buiten het dorp. De vrijdag daaropvolgend kwam er een expresse brief waarin werd meegedeeld dat de Prins weer door Lisse kwam en verse paarden verlangde. Rond het middaguur verschenen de koetsen van de Prins, gevolgd door een dertigtal kozakken. Zij hielden halt en vroegen om hooi en haver voor de paarden en vlees en brood voor hen zelf. Bovendien werd er drank verlangd want zij lustten daar wel pap van. Bij de slager werd 50 pond vlees gehaald en in ketels gekookt. Maar voor dat klaar was waren de kozakken de huizen ingegaan en vroegen de mensen om voedsel. Toen de 50 pond klaar was zette Van der Zaal schragen met planken neer bij Vreeburg en vielen de kozakken aan. Volop besproeid met jenever en bier. Het vervelende was dat men hen niet kon verstaan maar een passerende heer uit Amsterdam sprak hun taal en was bereid te tolken. Toen de soldaten de tafel hadden leeggegeten en alle flessen leeg waren verscheen het rijtuig van de Prins. Deze keer stapte hij niet uit maar deed wel zijn raam open en de heer Entink (schout) en de Maire converseerden met Z.H. Toen de paarden waren ingespannen vertrok het gezelschap onder het geroep van Oranje boven, gevolgd door de kozakken waarvan er vier in Lisse bleven om ordonnans te rijden. Men had gedacht ze bij Jan Lemmers onder te brengen maar de kozakken wilden niet bij Vreeburg vandaan en wilden weer vlees en brood hebben. Die middag was een aardige middag en niemand geschiedde enig leed. Zaterdagmorgen trokken grote groepen kozakken en een menigte Russische infanterie door Lisse, maar Lisse heeft daar geen hinder van gehad. Zij waren op weg naar Leiden. Zondag nog enige formaties kozakken op doortocht en ook de vier ordonnansrijders vertrokken maandag. Ook diezelfde maandag besloot het dorpsbestuur het dorp te “limmeneeren” versieren met verlichting, en daar is Lisse die middag druk mee geweest. ’s Avonds vierde men feest. Dinsdag in de namiddag kwamen er 1500 Spaanse krijgsgevangenen door welke voor de Fransen hadden moeten werken bij Den Helder en nu vrijgelaten waren. Ze hadden allen dienst genomen tegen de Fransen. Het dorpsbestuur besloot hen allen een slok jenever te geven, als ze maar door liepen.
Op vrijdag 10 december is ter poeje van ’t Regthuijs van Lisse afgelezen dat de Prins tot Soeverein Vorst was uitgeroepen. Daarna werden de doortochten van militairen minder. Wel moesten er iedere dag 10 wagens en 20 paarden gereed gehouden worden. Die moesten van vijf dorpen betrokken worden. Toen kwam eindelijk de definitieve wapenstilstand. Napoleon deed zijn kroon af en werd verbannen. Toen konden ook alle militairen naar hun vaderland terugkeren, ook de jongens en mannen uit Lisse. In de Kerk werd een dankzegging gedaan en kon Lisse weer verder.
Opvallend is dat patriottische mannen als de heren Steengracht, Van der Staal, Entink e.a. die aanvankelijk voor de Fransen hadden gewerkt na de bevrijding weer dadelijk een rol konden spelen. Dit was te danken aan de proclamatie van 1813 van de Prins van Oranje. Hierin stelt hij nadrukkelijk: “Alle partijschap heeft opgehouden, Al het geledene is vergeten en vergeeven”
Een bewerking naar het dagboek van Cornelis van der Zaal bijgehouden in de periode 178-1838.