DE STATENVERTALER Ds. WILLEM BAUDARTIUS STOND IN LISSE, DEEL 2

Ds. Willem Baudartius heeft diverse boeken over de geschiedenis van Nederland geschreven. De Morgenwecker is een boek uit 1610 over de strijd tussen de Spanjaarden en de Nederlanders. Hij is niet onpartijdig. Een tweede boek is heet Memoryen uit 1620. Het beschrijft de geschiedenis tussen 1612 en 1620. Zijn belangrijkste werk is medeauteur van de Statenbijbel.

Door Prof.dr. A.Th. van Deursen

Nieuwsblad Jaargang 7 nummer 4, oktober 2008

In deel 1 werd de persoon Willem Baudartius beschreven en werd zijn relatie met Lisse uitgelegd. Zijn belangrijke werken komen in dit deel aan de orde.

Geschiedschrijver en Statenvertaler
Daarmee zijn we toe aan de buitengewone dingen, die de naam Baudartius hebben doen voortleven. Dat zijn er twee. Ten eerste heeft hij enkele boeken geschreven, vooral over de Nederlandse geschiedenis. Ten tweede is hij in 1618 door de synode van Dordrecht aangewezen als één van de zes theologen, aan wie de nieuwe vertaling van de bijbel werd toevertrouwd. De boeken die hij schreef worden tegenwoordig alleen nog gelezen door beroepshistorici. Zijn werk als vertaler is aan iedereen bekend die gewoon is de bijbel te lezen in wat wij de statenvertaling noemen. Die vertaalarbeid begon hij in de laatste fase van zijn leven, toen hij de zestig reeds gepasseerd was. Zijn boeken had hij toen al geschreven, en het ligt dus voor de hand dat we daar onze aandacht het eerst op richten.
Het heeft niet veel zin, de hele catalogus van Baudartius’ werken in alle details door te lopen. We zullen er twee uitlichten die ook verreweg de belangrijkste zijn: de Morgenwecker, en de Memoryen. Beide zijn elk op hun eigen manier heel bijzondere boeken.

Morgenwecker
De Morgenwecker is voor het eerst verschenen in 1610. De Morgenwecker is een korte geschiedenis van de strijd tussen de Nederlanders en de Spanjaarden. Baudartius vertelt hierin uitgebreid over de wreedheden, de bedriegerijen, de verbroken beloften en de verdragen die nooit waren nagekomen door de Spanjaarden; zodat ieder die dit leest een afkeer van de Spanjaarden zal krijgen, en zal wensen dat deze landen nooit weer in hun handen vallen. Dat is dus geschreven in 1610, tijdens het twaalfjarig bestand.
In 1609 was de oorlog tegen de Spanjaarden tijdelijk tot stilstand gekomen. Er waren in ons land toen twee partijen. De ene wilde vrede, en de andere oorlog. Willem Baudartius was omdat hij een Vlaming was een overtuigd aanhanger van de oorlogspartij. Voor hem was de oorlog niet afgelopen, zolang zijn vaderland niet bevrijd was. De Morgenwecker is dan ook een opwekking aan het Nederlandse volk, vooral niet te vergeten waarom het zo bitter noodzakelijk was de strijd tegen Spanje straks weer voort te zetten.
Baudartius heeft met dat boek groot succes gehad. In het eerste jaar kwamen er meteen vijf drukken uit. Korte tijd later verscheen er, in 1614, ook nog een aparte bewerking voor kinderen, onder de titel: “De Spiegel der Jeugd”. In die vorm heeft het enorme opgang gemaakt. We mogen dus zeggen dat Baudartius eer van zijn werk heeft gehad.

Memoryen
In de Morgenwecker kiest Baudartius partij. Dat doet hij ook in zijn grote geschiedwerk, dat bekend staat als de Memoryen. Het is verschenen in 1620, als een overzicht van de meest recente geschiedenis, van 1612 tot 1620. Daar bleek wel vraag naar te bestaan, want in 1624 verscheen een tweede druk, waarin het verhaal tot dat jaar werd voortgezet. De Nederlandse geschiedenis van 1612 tot 1620 gaat over de kerkelijke twisten tussen remonstranten en contra-remonstranten, en over het conflict tussen Maurits en Oldenbarnevelt. Die hele strijd is in 1618 en 1619 beslist. Toen Baudartius zijn boek schreef kende hij dus de afloop al, en dat maakte de constructie van het verhaal gemakkelijker. Hij voelde zich bij de strijd nauw betrokken, en hij beschouwde de uitkomst als een zegen voor de kerk. Daar wilde hij in zijn boek getuigenis van afleggen.

Statenvertaler
De belangrijkste verdienste die Baudartius zich voor het nageslacht heeft verworven is echter niet zijn werkzaamheid als geschiedschrijver. Als zijn naam thans nog met ere genoemd mag worden, is het omdat hij tot de bijbelvertalers heeft behoord. Dat de synode van Dordrecht hem daarvoor zou kiezen lag wel voor de hand. Ten eerste was hij één van de beste kenners van het Hebreeuws, ten tweede had hij voor het vertaalwerk altijd al grote belangstelling aan de dag gelegd. De bestaande Nederlandse bijbelvertaling, gebaseerd op een vertaling van Luther was van zeer matige kwaliteit. Daarom deed de behoefte aan een betere uitgave zich steeds sterker voelen, en ook de overheid erkende dat, door in 1594 Marnix van Sint Aldegonde aan te wijzen als bijbelvertaler. Die heeft echter zijn taak maar zeer ten dele volbracht. Toen hij stierf in 1598 waren slechts enkele fragmenten gereed gekomen. Een paar Hollandse predikanten kregen toen opdracht om verder te gaan, maar veel schot zat er niet in. Het begon de kenners te verdrieten, en de schrijflustige Baudartius heeft zich toen al met de zaak bemoeid, door in 1606 een boekje uit te geven dat geheel aan het probleem gewijd was: de ‘Wechbereyder op de verbeteringh van den Nederlantschen Bijbel’. De synode van Dordrecht heeft de vertalers pas aangewezen in 1618, twaalf jaar na de verschijning van Baudartius’ Wegbereider, en toen zou het nog tot 1637 duren eer hun werk gedrukt was. De noodzaak van een goede bijbelvertaling zag ook de overheid in, en dus begreep zij dat de kosten voor haar rekening moesten komen. Daarom spreken we nog altijd van de statenvertaling. Maar het heeft nog tot 1626 geduurd, eer de vertalers naar Leiden konden reizen om daar samen het vertaalwerk ten uitvoer te leggen. Zes mannen had de synode daartoe aangewezen, en veiligheidshalve waren er enkele plaatsvervangers aan het lijstje toegevoegd. Het bleek wijze voorzorg, want één van de zes was al overleden toen het eigenlijke werk begon.

De drie oorspronkelijk aangewezen vertalers voor het Oude Testament waren wel nog alle drie in leven. Naast Baudartius waren dat Johannes Bogerman, de praeses van de Dordtse synode, en Gideon Bucerus, die predikant was in Veere, en net als Baudartius een Vlaming van geboorte. Twee Vlamingen dus en een Fries voor het Oude Testament. Voor het Nieuwe Testament nog een Vlaming, Antonius Walaeus, en nog een Fries, Festus Hommius. Die vijf hebben de statenvertaling gemaakt. Een Vlaams-Friese coóperatie dus, en niemand uit de provincie Holland. De vertaling van het Oude Testament werd in januari 1633 voltooid. De vertalers zijn vanaf 1626 ruim zes jaar in Leiden bezig geweest met het vertalen. Wat ieder van hen precies gedaan heeft is niet bekend. Bucerus heeft het einde niet gezien. Toen hij stierf in 1631 was hij bezig met Ezechiël 21. Bogerman en Baudartius hebben getweeën het vertalen van de laatste profetenboeken in het Oude Testament voltooid.
Op de vertaling volgde een tweede ronde, waarin het hele werk vers voor vers besproken werd met de zogenaamde revisoren. Pas na die uitvoerige en gedetailleerde controle kon de vertaling naar de drukker. Toen eindelijk op 17 september 1637 de complete gedrukte bijbel aan de Staten-Generaal kon worden aangeboden, waren er negentien jaar verlopen sinds de synode de opdracht had verstrekt. Van het oorspronkelijke zestal vertalers was nog slechts één in leven. Dat was Willem Baudartius. In 1628 had hij al een korte autobiografie geschreven, opdat zijn zoon het verhaal van zijn leven kennen zou. Hij leek toen te denken dat het de hoogste tijd was, want hij schreef dat verhaal, naar hij zelf zegt, in zijn ‘grooten ouderdom’. Hij was toen naar we weten drieënzestig jaar. Hij had in 1640 het voornemen uitgesproken om een verslag te schrijven van het hele vertaalwerk, maar er is niets meer van gekomen, want in datzelfde jaar 1640 is hij overleden.
En dat is dan zijn leven: een dominee met gewone en buitengewone eigenschappen; geen genie, geen begenadigd schrijver, wel een man die met zijn gaven de kerk naar beste vermogen gediend heeft. Eén van de weinigen vooral, wiens werk na zoveel eeuwen nog dagelijks gelezen wordt door de velen die de bijbel het liefste lezen in de vertaling van 1637, de Statenvertaling. Alleen kan niemand ook maar één vers in dat hele Oude Testament aanwijzen, waarvan met zekerheid te zeggen valt: dit is nu Baudartius. Vertalen is nu eenmaal een dienende arbeid, waarbij de persoon van de vertaler geheel op de achtergrond blijft, zeker wanneer het de bijbel geldt. Dat is de geest, waarin de statenvertalers gewerkt hebben, en daarom is ook Willem Baudartius in de anonimiteit gebleven.

Baudartius is geboren op 13 februari 1565 te Deinze in Vlaanderen

e Statenvertaling verscheen in 1637. Het is de eerste Nederlandse bijbelvertaling direct vertaald uit de grondteksten. De Synode van Dordrecht (1618-1619) had de beslissing genomen deze vertaling te laten maken en bijna twintig jaar later is zij daadwerkelijk verschenen bij Paulus Aertsz van Ravensteyn te Leiden