De verdwenen geit van Halfweg (1847)

Op 17 november 1847 werd in Halfweg een geit van Koos Marten vermist. De dader werd aangewezen. Het bleek een roddel te zijn.

door R.J. Pex

INHOUD Jaargang 7 nummer 2, april 2008

Uit het politierapport van Lisse, deel 9

Daar de buurtschap Halfweg het afgelopen jaar vaak in de publiciteit is geweest, onder meer vanwege de herdenking van 350 jaar Leidsevaart, leek het mij interessant het hiernavolgende incident, dat zich voor een belangrijk deel in deze buurtschap afspeelt, eens de revue te laten passeren. Het is ook weer ontleend aan de bekende politierapporten in het gemeentearchief van Lisse.

Blik op Halfweg vanuit het oosten, circa 1905/1910. Rechts de brug over de Leidsevaart. Coll. auteur

De ‘vette geit’ van Koos is weg!
Op 17 november 1847 bevond Jacobus Martens zich op het weiland bij zijn huis. Jacobus (1817-1859), in het politierapport ook wel Koos genoemd, woonde waarschijnlijk in de buurtschap Halfweg. Hij was gehuwd met Marytje Mens en wordt in de bevolkingsregisters aangeduid als ‘werkman’. Hij keek die dag dus uit over het weiland en het bleek hem al gauw dat ‘zijnen vette geit’ spoorloos verdwenen was! Korte tijd later vond Martens ‘de huid, de kop en de ingewanden’ terug in een sloot. Wie kon dat op zijn geweten hebben?

Het getuigenis van Cornelis Beijk
Spoedig sprak de hele buurtschap er schande van. Er was één persoon die beweerde van de hoed wel de rand te weten en dat was Cornelis Beijk. Hij wordt ‘arbeider, wonende te Lisse’, genoemd en dat is ook gelijk alles wat we over hem weten. Hij had heel wat te vertellen aan Martens. In aanwezigheid van Gerrit van Opzeeland [1] vertelde hij hem dat hij ‘dien morgen (van 17 november) den geit was tegengekomen’. Op zich wel heel opmerkelijk dat Cornelis zich zo’n goede voorstelling kon maken van deze specifieke geit van Martens. Het exemplaar dat hij zogezegd was tegenkomen kon immers zoveel eigenaren hebben….. Nog merkwaardiger wordt het verhaal als we lezen dat de veronderstelde geit in een zak werd meegevoerd door ‘een man die (…) hem niets dan binnensmonds brommend gegroet had en geschrikt scheen bij de ontmoeting’. Een wat schuchtere man dus die weinig van zich liet horen. Dat was natuurlijk heel verdacht!

Het is vast Jan Baik!
De man met de zak liep weer gauw weg en terwijl Cornelis hem nastaarde viel hem op dat zijn ‘houding, kleeding en omgang alle overeenkomst hadden’ met ….. Jan Baik! Het verhaal ging onmiddelijk als een lopend vuurtje door het buurtschapje en al gauw wist iedereen dat Jan Baik de dader was!

“Ik zal Baik den hals afsnijden!”
Iedereen was natuurlijk verontwaardigd over de vermeende daad van Baik. Ze zouden hem maar wat graag achter slot en grendel willen hebben! Maar er is er natuurlijk altijd één die wat verder wilde gaan. Het was Jan Verhoeven ‘onderopzigter op den spoorweg bij Halfweg’. Na Van Opzeeland dus de zoveelste spoorwegarbeider! Op 29 november, dus 12 dagen nadat de geit van Martens was verdwenen, had hij ‘een vrolijken partij in zijn huis’. In hetzelfde huis, waarschijnlijk gelegen aan de spoorweg, woonde een zekere vrouw Van der Klugt. De weduwe P.H. Molenaar, waarschijnlijk Geertruida van Beek (1801-1868), herbergierster in het latere Spoorzicht op de noordwestelijke hoek van de Delfweg en de Leidsevaart, was juist op bezoek bij haar. Ze kon alles horen wat Verhoeven tegen zijn gasten vertelde. Het ging over Jan Baik. Verhoeven zei letterlijk: “Ik zal een mes nemen en Baik den hals afsnijden, zoo als hij den geit van Koos (Jacobus Martens) gedaan heeft !”. Later kwam de herbergierster Jan Baik tegen en waarschuwde hem met de woorden: “Pas maar op dat hij u niet krijgt, want hij zal u den hals afsnijden, zoo als gij het den geit gedaan hebt !”.

Het is inmiddels wel duidelijk dat Baik zich niet bepaald op zijn gemak gevoeld moet hebben met al die dreigementen en verhalen die over hem de ronde deden…

Een storm in een glas water…
Gelukkig bleek het een storm in een glas water, want op 1 en 2 december zijn bovengenoemde personen voor de veldwachter of de burgemeester verschenen. Cornelis Beijk, van wie het hele verhaal over Jan Baik afkomstig was, moet zich wat schuldig hebben gevoeld, want hij verklaart: ‘Dat hij echter alleen geweest zijnde en de ontmoeting (met de man met de zak) wat onverwacht, hij niet stellig durft te verklaren den persoon van Jan Baik herkend te hebben…’. Op de vraag van de veldwachter of de verdachte persoon die Cornelis tegen het lijf was gelopen ‘niets bepaalds gezegd had, waaruit men het vermoeden tegen J. Baik had opgemaakt’ werd door Cornelis ontkennend geantwoord.

En daarmee was dan de hele zaak afgedaan. Voor Jan Baik echter zal de schrik er goed in gezeten hebben!

Conclusie
Bij het doorlezen van de politierapporten valt steeds weer op dat roddel en achterklap een belangrijke rol gespeeld moeten hebben rond het midden van de negentiende eeuw in een kleine gemeenschap als Lisse en dat de gevolgen daarvan voor de betrokkenen heel vervelend konden zijn. Het was dan destemeer zaak om, wanneer bepaalde feiten boven water kwamen, deze vast te laten leggen door een notaris of (in ons geval) door de veldwachter/burgemeester. Reeds eerder behandelden we een soortgelijke zaak: een hardnekkig roddeltje dat door iemand in de lokale herbergen verspreid was. Het zou je maar overkomen dat je beticht werd van een zaak waar je zelf in het geheel niets van af wist! In het Lisse van rond 1850 was dat echter allemaal mogelijk.

Noten
[1] Gerrit van Opzeeland (1802-1876) was spoorwegarbeider en woonde met zijn vrouw Anna Hoekman aan de huidige Stationsweg in het zogenaamde Lammetje Groen, de oude boerderij uit de zeventiende eeuw die nog altijd bestaat. Zie: A.M. Hulkenberg, “t Lammetje Groen” te Lisse, in: Leids Jaarboekje 1973, p. 156, 157.

Geraadpleegde bronnen:
-Gemeentearchief Lisse inv.nr. 1115 (politierapporten)
-J.L. van Diemen, P. de Ridder, P.A.M. Wassenaar, Lisse, Parochianen van St. Agatha 1813-1903, Reeks Genealogische Bronnen van de dorpen rondom Leiden 10 , pp. 27, 166, 178, 271.
-A.M. Hulkenberg, Lisse in oude ansichten II (derde druk, Zaltbommel 1987), p. 27.
-A.M. Hulkenberg, “’t Lammetje Groen” te Lisse, in: Leids Jaarboekje 1973, p. 156, 157.

Copyright © 2008 Vereniging Oud Lisse