De woelige stal: De boeiende historie van een boerderij in hartje Lisse

De Woelige Stal aan de Grachtweg behoorde toe aan de RK kerken tot de reformatie. Toen werd het in beslag genomen en verkocht. In 1636 wordt het verkocht aan Maertensz Block, die later Keukenhof zou bouwen. De bewoners en de geschiedenis vanaf die tijd wordt besproken.

door Rob Pex

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 1, januari 2005

De voormalige boerderij De Woelige Stal, gelegen aan de Grachtweg behoorde toe aan de rooms-katholieke kerk. Ten tij de van de reformatie werd al het roomse grondbezit in beslag genomen en verkocht om met de opbrengst de zogenaamde “kerckendienaren” te ondersteunen in hun voornaamste levensbehoeften.

In 1636 wordt het gedeelte aan de Grachtweg verkocht aan Adriaen Maertensz Block. Block was “commandeur” geweest in de Molukken in dienst van de VOC. Later, in 1641, zou hij de bouwer worden van het huis Keukenhof. Bij bovengenoemde verkoop in 1636 is ter plaatse van de latere Woelige Stal reeds sprake van “seecker woninge, als huys, barch (hooiberg) ende geboomte daerop staende”. Reeds “op den laatsten Novembris 1636” verkoopt Block zijn aandeel in de gronden tussen de Grachtweg en de Broekweg weer door. Jan Janse Werkijn wordt dan de nieuwe eigenaar.

Diverse eigenaren, 1636-1722

Na het overlijden van Werkijn hebben zijn erfgenamen de woning aan de Grachtweg verkocht aan Hubert Quirinse Geel. Hij ging op zijn beurt een grondruil aan met dorpsgenoot Claas Adriaans van der Helder. Geel stond hierbij zijn huis aan de Grachtweg af en in ruil daarvoor verkreeg hij een huis met erf in het Oosteinde van Lisse (dus aan de noordkant van het dorp). Zo was dus Claas van der Helder vanaf 1698 de nieuwe eigenaar geworden van het huis aan de Grachtweg. Niet voor lang overigens, want negen jaar later verwisselt de woning weer van eigenaar en krijgt Jan Clase van Rode het huis in bezit.

Jan Clase

Jan Clase behoort tot een zeer omvangrijke familie die afwisselend Van Rode, De Roo of zelfs Van der Jagt of Ruijs wordt genoemd. Als Katholieke familie worden ze uitgebreid genoemd in het pas uitgebrachte werk over de parochianen van St. Agatha, 1687-1812. Jan Claesz van Rode was een zoon van Claes Jorisz, chirurgijn van beroep, en Crijntje Willemsdr Brelofsbergen. Hij huwde in 1699 met Catharina Cornelisdr Duyndam, maar deze kwam al spoedig te overlijden. Hij hertrouwde in 1706. In 1727 is Jan Clase overleden. Hij overleefde zijn vader slechts zes jaar. Het moet heel gewoon zijn geweest om voortdurend met leven en dood te worden geconfronteerd. De hygiënische omstandigheden waren nu eenmaal niet optimaal en voor vele ziekten bestonden nog geen medicijnen. Zo’n vijftien jaar heeft Van Rode genoten van zijn bezit. In 1722 bracht hij het weer in de verkoop. Als koper trad naar voren Otto Jacobse Kranenburg.

Bakker Kranenburg, 1722-1749

Kranenburg was bakker van beroep. Hij was in 1715 in het huwelijk getreden met Ariaantje Symons Hoogkamer. Daaruit waren zeven kinderen voortgekomen, waarvan er drie vroegtijdig overleden. Kranenburg zat er warmpjes bij. Hij had van zijn vader een en ander aan landerijen geërfd en ook van de kant van zijn vrouw waren bezittingen ingebracht. Zo bezat hij naast het huis aan de Grachtweg een drietal andere huizen. Een van de huizen had een erf met daarop een ovenhuis. Mogelijk zal Kranenburg dus hier zijn broodbakkersbedrijf uitgeoefend hebben. Ten behoeve van zijn dochter, Aagje, had hij in 1730 nog een huis met schuur en erf gekocht in het zogenaamde Oosteinde van Lisse. Aagje is er later een broodbakkerij begonnen en trad dus in de voetsporen van haar vader.

Gestolen zakken met rogge

“Lisse 1932”. Uiterst rechts Gerrit Warmerdam sr. (1866-1947). Links van hem zijn zoon Theodorus Petrus (geboren 1901). Achter het paard een zoge-naamde tilbury. (Coll Mw. Meeuwis s en-Warmerdam, Lisse.)

Op 3 oktober 1736 heeft Otto Jacobse, als vader en voogt van zijn dochter Aagje, Jan Kluyt voor het gerecht gedaagd. Aagje had bij de korenmolen bij de Gracht zes zakken rogge doen brengen. Nadat deze door de molenaar, Adriaan Luk, waren gemalen werden de zakken klaargezet om te worden opgehaald. Voordat dat kon gebeuren had echter bakker Jan Kluyt er zijn ogen op laten vallen. Toevallig had hij het meel op dat moment hard nodig. Hij sprak dan ook met de molenaar af de zakken ’s nachts bij hem te bezorgen. Dat gebeurde inderdaad, maar er was verraad in het spel. Toen de molenaar diezelfde nacht weer terugkeerde en het erf opreed van zijn molen werd hij gearresteerd door een viertal personen. Luk kreeg een geldboete aan zijn broek en werd verbannen “uyt den Lande van Rijnland”. Bakker Kluyt kwam er beter vanaf. Hij hoefde slechts de waarde van de gestolen rogge te vergoeden aan Aagje Kranenburg, alsook de waarde van “de ses sakken selfs”.

In het krijt bij de schout

Inmiddels bevond Kranenburg zich in financiële problemen. Reeds in 1725 en vervolgens in 1733 en 1734 had hij in totaal zo’n f 6000,- geleend van schout Jacob van Dorp. De schulden stapelden zich daarna steeds meer op, want over het geleende geld moest uiteraard rente betaald worden en de grondbelasting moest hij ook nog zien op te brengen. En die was hoog, want Kranenburg bezat nu eenmaal aardig wat huizen en landerijen. Al gauw stond onze bakker dan ook diep in het krijt bij de schout. Hij slaagde er niet in het hoofd boven water te houden en in 1749 ging hij dan ook over tot de openbare verkoop van een groot deel van zijn bezittingen. Ook het huis aan de Grachtweg werd verkocht: “Een Huys ende Erve aan de Graftweg (…) met de kot ende een Hooibarg daer op staende”. Nieuwe eigenaar werd Jan van der Jagt.
Otto Jacobse Kranenburg overleed in 1773. Kranenburg stierf als een arm man. Hij liet een zeer schamele inboedel na, waarin slechts een paar voorwerpen als “een paar goude hembsknoope” nog lijken te herinneren aan de welstand van weleer. In totaal beslaat de opsomming van zijn bezittingen één enkele pagina. Aan “gereede penningen” is een bedrag van slechts twee stuivers aanwezig…

Bewoners

Inmiddels is niet duidelijk wie er zoal op de plek van de Woelige Stal woonden. Waren de diverse eigenaren van het huis tevens bewoner? We weten het niet. Slechts één enkele maal lezen we de naam van een bewoner, namelijk die van Leendert Pieterse Wassenaer. In 1728 was hij in het huwelijk getreden met Trijntje Jansdr van Rode, zodat we na lange tijd de familie Van Rode toch weer aantreffen aan de Grachtweg. Trijntje heeft Leendert vijf kinderen geschonken, waarvan er waarschijnlijk twee jong zijn overleden. Na haar vroegtijdige dood in 1736 hertrouwde Leendert met Maria Dirksdr van Beijeren. Leendert is in 1774 overleden, zijn tweede vrouw in 1776.

De familie Van der Jagt, 1749-1817

We hebben reeds vernomen dat in 1749 Jan van der Jagt de nieuwe eigenaar was geworden van het huis aan de Grachtweg. Van der Jagt was reeds schout van Voorhout. Later, na het overlijden van de Lissese schout en secretaris Jacob van Dorp in 1746, kreeg hij er ook het schout- en secretarisambt van Lisse bij. Zo was dan Van der Jagt een vermogend man geworden. We zien hem dan ook overal in de omgeving van Lisse, Hillegom en Voorhout en zelfs in Haarlem huizen en gronden aankopen, daar dit immers als een goede geldinvestering werd gezien. Maar waar woonde hij nu in deze periode? Gedurende de laatste levensjaren van de vorige schout van Lisse, Van Dorp, had Van der Jagt bij hem, op diens fraaie buitenplaats Mossenhof (tegenover de kerk aan de Heereweg), ingewoond. Waar hij na de dood van Van Dorp in 1746 heeft verbleven, hebben wij helaas niet kunnen achterhalen. Mogelijk was hij op Mossenhof blijven wonen, dat hij inmiddels zelf aangekocht had. De latere Woelige Stal zal waarschijnlijk verhuurd zijn geweest, maar aan wie is onbekend. Reeds in 1754 maakt hij te Rotterdam zijn testament op. Hij legateert hierin aan zijn jongste broer Maarten zijn bezit aan de Grachtweg. Op 31 december 1762 kwam de Lissese schout en secretaris te overlijden en trad Maarten van der Jagt in het bezit van het bovengenoemde goed. Deze werd na zijn dood in 1787 opgevolgd door Cornelis van der Jagt. Van deze persoon weten we dat hij tevens bewoner is geweest van de latere Woelige Stal. Bovendien wordt hij bij verschillende gelegenheden ook aangeduid als “Bouwman”, dus boer, waardoor we dus kunnen stellen dat het door hem verworven bezit aan de Grachtweg in deze periode de functie had van boerenbedrijf.
In 1817 heeft Van der Jagt zijn boerderij aan de Grachtweg verkocht aan Simon Langeveld. De familie Langeveld zullen we hier tot 1900 aantreffen.

Drieëntachtig jaar Langeveld

Simon Langeveld was geboren te Aerdenhout in 1774. Hij huwde met Catharina van der Pol op 17 april 1817 en betrok de boerderij aan de Grachtweg. In het bevolkingsregister over de jaren 1830-1840 staan een zestal kinderen vermeld op huisnummer 159, namelijk Johannes, Jacobus, Petrus Johannes, Maria, Geertruida en Simon. Na het overlijden van Simon nam diens zoon Jacobus het boerenbedrijf aan de Grachtweg over. In 1866 huwde hij Jacoba Duindam, maar reeds in 1877 overleed zijn echtgenote. Jacobus zelf stierf in 1888. Eén van zijn dochters, Catharina genaamd, trouwde in 1891 met Gerardus Petrus Warmerdam, geboren te Noordwijkerhout in 1866. Ze zetten samen het boerenbedrijf voort en kre­gen veertien kinderen. Op 7 december 1900 heeft Gerardus de boerderij van de erven Jacobus Langeveld gekocht en kwam er aldus een einde aan drieëntachtig jaar Langeveld.

G.P. Warmerdam sr. en jr.

Het was een groot gezin dat omstreeks 1900 in de latere Woelige Stal woonde. Gerrit Warmerdam sr. had acht zonen en zes dochters. De meisjes sliepen op de zolder boven het eigenlijke woongedeelte aan de Grachtweg, terwijl de jongens boven de stal achter het huis de nacht doorbrachten. De koeien gingen in de maanden april tot en met oktober het land op.

Aanvankelijk graasde het vee op de Hoppoel , nabij de korenmolen aan de Gracht. De Hoppoel is later verkocht aan de gemeente Lisse. Boer Warmerdam kreeg er land in de Haarlemmermeer voor in de plaats. ’s Avonds werd er muziek gespeeld of geklaverjast met de buren of eigen familie. Mevrouw Langeveld: “Het zat in de traditie van de streek. Als je niet gepandoerd (geklaverjast) had, -was het niet goed met je buren “. De jaren gaan voorbij en we bevinden ons inmiddels in 1935. In dat jaar is boer Warmerdam overgegaan tot sloop van de oude boerenwoning. Een deel van het huidige gebouw van Grachtweg 9 is hierbij totstandgekomen. Einde van het boerenbedrijf

Op 20 mei 1943 heeft Gerrit Warmerdam jr. de boerderij overgenomen van zijn vader. Het wordt dan omschreven als: “De boerderij aan de Grachtweg, bestaande uit woonhuis, koetshuis, koestal, paardenstal, var­kensstal, houten stal en erf “. Gerrit jr. was geboren te Lisse in 1911 en getrouwd in 1940 met Catharina M.P. van der Stap. Halverwege de jaren zeventig heeft Gerrit Warmerdam zijn boerenbedrijf beëindigd. In verband met de aanleg van een parkeerplaats heeft de gemeente Lisse in 1980 het overgrote deel van het erf met daar op staande stallen gekocht en vervolgens gesloopt. Gerrit is tot aan zijn dood (2001) in De Woelige Stal blijven wonen.

Met dank aan: de heer en mevrouw Langeveld te Lisse, mevrouw Meeuwissen-Warmerdam te Lisse.

Geraadpleegde bronnen: Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage, Rechterlijk Archief Lisse, Gemeentearchief Lisse, bevolkingsregisters.

l De Hoppoel was een poeltje dat niet ver van de Gracht gelegen was. Het komt reeds op 17^e eeuwse kaarten voor.

De woelige stal begin 20e eeuw. Groepsfoto genomen vanaf de Grachtweg. Van links naar rechts: Catharina (1904-1943), Johanna en Jacobus Warmerdam (1906-1930). (Coll. J. Langeveld te Lisse.)

Drieëntachtig jaar Langeveld

Simon Langeveld was geboren te Aerdenhout in 1774. Hij huwde met Catharina van der Pol op 17 april 1817 en betrok de boerderij aan de Grachtweg. In het bevolkingsregister over de jaren 1830-1840 staan een zestal kinderen vermeld op huisnummer 159, namelijk Johannes, Jacobus, Petrus Johannes, Maria, Geertruida en Simon. Verderop in de straat richting de korenmolen woonde op nummer 158 Dirk Houwaard, gevolgd door Batha Roelofswaard. Op nummer 156 woonde molenaar Jan Jacobus van Rhijn. Daarnaast woonde metselaar Pieter Veldhoven met gezin, koopman Gerrit Hulsbosch en, ter plaatse van de huidige winkel van Tibboel, vrederechter Gerardus A. Entink, gehuwd met de uit Paramaribo afkomstige Sara Maria Andrika Bedloo. Na het overlijden van Simon nam diens zoon Jacobus het boerenbedrijf aan de Grachtweg over. In 1866 huwde hij Jacoba Duindam, maar het huwelijk was van korte duur. Reeds in 1877 overleed zijn echtgenote. Jacobus zelf stierf in 1888. Eén van zijn dochters, Catharina genaamd, trouwde in 1891 met Gerardus Petrus Warmerdam, geboren te Noordwijkerhout in 1866. Ze zetten samen het boerenbedrijf voort en kregen veertien kinderen. Op 7 december 1900 heeft Gerardus de boerderij van de ervan Jacobus Langeveld gekocht en kwam er aldus een einde aan drieëntachtig jaar Langeveld.
Dezelfde familie Langeveld is overigens ook eigenaar geweest van het zogenaamde “kaaspakhuisje”aan de Grachtweg, tegenwoordig Grachtweg 1a. Maar daarover meer in een afzonderlijke studie.

G.P. Warmerdam sr. en jr., 1900-2001

Het was een groot gezin dat omstreeks 1900 in de latere Woelige Stal woonde. Gerrit Warmerdam sr. had acht zonen en zes dochters. De meisjes sliepen op de zolder boven het eigenlijke woongedeelte aan de Grachtweg, terwijl de jongens boven de stal achter het huis de nacht doorbrachten. De koeien gingen in de maanden april tot en met oktober het land op. Aanvankelijk graasde het vee op de Hoppoel1) , nabij de korenmolen aan de Gracht. De Hoppoel is later verkocht aan de gemeente Lisse. Boer Warmerdam kreeg er land in de Haarlemmermeer voor in de plaats.
’s Avonds werd er muziek gespeeld of geklaverjast met de buren of eigen familie. Mevrouw Langeveld: “Het zat in de traditie van de streek. Als je niet gepandoerd (geklaverjast) had, was het niet goed met je buren”. De jaren gaan voorbij en we bevinden ons inmiddels in 1935. In dat jaar is boer Warmerdam overgegaan tot sloop van de oude boerenwoning. Een deel van het huidige gebouw van Grachtweg 9 is hierbij totstandgekomen.

“Lisse 1932”. Uiterst rechts Gerrit Warmerdam sr. (1866-1947). Links van hem zijn zoon Theodorus Petrus (geboren 1901). Achter het paard een zogenaamde tilbury. (Coll. Mw. Meeuwissen-Warmerdam, Lisse.)

Einde van het boerenbedrijf

Op 20 mei 1943 heeft Gerrit Warmerdam jr. de boerderij overgenomen van zijn vader. Het wordt dan omschreven als: “De boerderij aan de Grachtweg, bestaande uit woonhuis, koetshuis, koestal, paardenstal, varkensstal, houten stal en erf”. Gerrit jr. was geboren te Lisse in 1911 en getrouwd in 1940 met Catharina M.P. van der Stap.
Halverwege de jaren zeventig heeft Gerrit Warmerdam zijn boerenbedrijf beëindigd. In verband met de aanleg van een parkeerplaats heeft de gemeente Lisse in 1980 het overgrote deel van het erf met daaropstaande stallen gekocht en vervolgens gesloopt. Gerrit is tot aan zijn dood (2001) in De Woelige Stal blijven wonen.

Met dank aan: de heer en mevrouw Langeveld te Lisse, mevrouw Meeuwissen-Warmerdam te Lisse.
Geraadpleegde bronnen: Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage, Rechterlijk Archief Lisse, Gemeentearchief Lisse, bevolkingsregisters.

1) De Hoppoel was een poeltje dat niet ver van de Gracht gelegen was. Het komt reeds op 17de eeuwse kaarten voor.