Een dienstmeid met teveel noten op haar zang, 1848
Janna van Dijk was dienstmeisje bij Jan van Riessen, tuinman van buitenplaats Wassergeest. Hij woonde recht tegenover de Deverlaan. Het dienstmeisje werd ten onrechte van diefstal beschuldigd. Toch werd zij ontslagen.
door R.J. Pex
Nieuwsblad Jaargang 9 nummer 4, oktober 2010
Uit het politierapport van Lisse, deel 12
Inleiding
In dit verhaal spelen de volgende personen een rol. Allereerst is dat Janna van Dijk. Ze was in dienst bij Jan van Riessen, tuinman op de buitenplaats Wassergeest. De tuinmanswoning bevond zich tegenover de Deverlaan aan de Heereweg. Van Riessen was in 1816 geboren te Beverwijk. In 1841 trad hij in het huwelijk met de uit Lisse afkomstige Johanna Lamberta van der Horst. Van Riessen verhuisde naar Lisse, waar D.P.J. van der Staal van Piershil, eigenaar van de buitenplaats Wassergeest, hem in dienst nam als tuinman. Verder zullen we in dit verhaal nog kennis maken met de tuinknechten Willem Kuneman en Dirk van Biezen.
Hoe het begon…
Op een dag is de dienstmeid Janna van Dijk bezig met de was. De vrouw des huizes komt langs en haalt uit de wasmand een wantje tevoorschijn die gedragen werd door één van haar kinderen. Vervolgens loopt ze er mee weg. De dienstmeid loopt haar achterna en vraagt of ze het wantje mag hebben, zodat ze verder kan gaan met de was. Tot haar verrassing antwoordt vrouw Van Riessen echter dat zij het zoek gemaakt had en dat zij het moest betalen. Wat nu?
Het kledingstuk is weer terecht
Op de zondag daarna ziet de dienstmeid één van de kinderen met het verloren gewaande wantje rondlopen. De maandag erop ligt het kledingstuk in de wastobbe. Ze nam het wantje uit de tobbe en ging ermee naar vrouw Van Riessen. Ze zei: ‘Vrouw, daar hebt ge nu het wantje dat ge gezegd hebt dat ik weggespoeld had’.
De dienstmeid wordt ontslagen
Vanaf dat moment zijn er meerdere versies van het gebeurde. Janna van Dijk, de dienstmeid, verklaart dat ze meerdere keren op het hoofd was geslagen door zowel Jan van Riessen als zijn vrouw. Vervolgens zou hij tegen haar gezegd hebben dat ze aanstalten moest gaan maken om te vertrekken, hetgeen ze ook deed.
Het getuigenis van Willem Kuneman
De meid vond dat ze onheus bejegend was en ging naar de burgemeester, J. van Rosse. Daar deed ze haar verhaal. Ze hoopte dat Van Rosse nog iets voor haar kon betekenen. Maar de burgervader kon natuurlijk niet alleen uit gaan van het getuigenis van de dienstmeid en daarom nodigde hij ook de tuinknecht Willem Kuneman uit om getuigenis te geven van de waarheid. Hierbij realiseerde Van Rosse zich echter niet dat de tuinknecht niet helemaal onpartijdig was. En dat gold ook voor de andere tuinknecht, Willem van Biezen en al helemaal voor Johanna Lamberta van der Horst, de echtgenote van Van Riessen.
Maar wat had Willem Kuneman nu precies te vertellen? Welnu, kort nadat de dienstmeid van de zolder weer beneden was gekomen en wilde vertrekken, werd Kuneman met Willem van Biezen naar boven gestuurd om een meubelstuk dat de dienstmeid bij de aanvang van haar werkzaamheden te leen had ontvangen van baas Van Riessen naar beneden te halen. Daarop zou de meid de weg verspert hebben op de trap. De baas heeft haar toen opzij geduwd. Janna van Dijk had eerder verklaart dat Jan van Riessen haar toen een klap op de wang had gegeven. Maar daar kon Kuneman zich (natuurlijk) niets van herinneren.
Willem van Biezen aan het woord
Vervolgens wordt Willem van Biezen gevraagd te vertellen wat er gebeurd was. Hij kwam net binnen om ‘naar de catechesatie te gaan’ (gaf Van Riessen voor het personeel catechese?) toen tuinbaas Van Riessen hem opdroeg om samen met Kuneman het hiervoor vermelde meubelstuk naar beneden te halen. Dit werd inderdaad bevestigd door het getuigenis van Kuneman en de meid. Van Biezen had echter niet gezien dat de tuinbaas en zijn echtgenote de meid hadden geslagen. En ook niet dat de meid op de trap was gaan staan om hem en Kuneman de weg te versperren.
Het getuigenis van vrouw Van Riessen
Tenslotte doet ook vrouw Van Riessen haar verhaal. Zij en haar man zouden de meid niet geslagen hebben. Ze hadden haar wel ontslag aangezegd, aangezien ze een grote mond had gehad. De meid was binnengekomen met het zoekgeraakte wantje en zou hebben gezegd: ‘Daar heb je nu het wantje, daar je zo’n beweging om gemaakt hebt’. Alles wel overwogen komt dit niet helemaal overeen met de woorden uit het getuigenis van de meid. De versie van de dienstmeid komt heel wat ‘beleefder’ over dan hetgeen vrouw Van Riessen hier beweert. Daarop zou haar man gezegd hebben: ‘Nu is het genoeg, nu moet ge weg’.
Tenslotte…
Tot zover de getuigenissen. De burgervader zat met een probleem. Het was het woord van vrouw Van Riessen en de tuinknechten tegen dat van de dienstmeid. Hij kon dus niets voor haar betekenen.
Conclusie
Daar gaat de meid dan met het kleine beetje bezit dat ze had, hopende dat ze elders nog een betrekking zou kunnen vinden. In deze tijd zou zij waarschijnlijk een beroep op haar bedrijfsvereniging hebben gedaan. Maar dan nog viel er weinig te bewijzen. En de maatschappelijke verhoudingen waren in die tijd zodanig dat de werkgevende partij er altijd beter af kwam. En die werkgevende partij was van mening dat Janna van Dijk een dienstmeid was met teveel noten op haar zang!
Noten
R.J. Pex, Wassergeest te Lisse (Lisse 2004).
Gemeentearchief Lisse, inv.nr. 1115.
Gemeenteachief Lisse, bevolkingsregisters.
Copyright © 2011 Vereniging Oud Lisse