EEN MOORDJEUGD IN VREEWIJK
De wijk Vreewijk lag ooit tussen de weilanden. In 1894 zijn er 25 huizen gebouwd op land in eigendom van Pieter Marseille. De bewonersgeschiedenis wordt beschreven.
door Ine Elzinga Fotografie: Hans Smulders
NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 3, juli 2005
‘Een teil oliebollen voor de hele straat’
De wijk Vreewijk van Lisse lag ooit tussen de weilanden. Over die beginperiode is niet zoveel bekend. In de archieven valt te lezen dat er nabij de Oranjelaan in 1894 vijfentwintig huizen zijn gebouwd op land dat in eigendom is van Pieter Marseille. In 1919 verkoopt Marseille de huizen aan de familie Verduijn, die de woningen in 1927 aan Willem Potman en in 1928 aan Willem Potman en Johannes Potman & Consorten verkoopt.
Zij richten in 1935 de NV Potman’s Woning Maatschappij op. De huizen blijven tot 1979 eigendom van deze NV. Het is heel waarschijnlijk dat bovengenoemde omschrijving de oneven nummers van Vreewijk betreft. De naam Vreewijk is echter in de oude archieven niet teruggevonden. Het was een arbeiderswijk. Mensen, die daar nog over kunnen verhalen, zijn moeilijk te vinden.
Over de periode na de Tweede Wereldoorlog halen drie geboren en getogen Vreewijkers aan een keukentafel jeugdherinneringen op: Piet Molkenboer, Fedor Baak en Anisija van Ruiten-Baak. ‘Vreewijk stond bekend als achterbuurt, maar wij noemden onze straat de Rue de Peu of het Peujenpark, ik weet echt niet wie dat bedacht heeft of hoe je dat schrijft, maar het klonk goed.’
Veertig huizen
In de jaren vijftig is Vreewijk een straat met aan weerszijden in totaal een veertigtal woonhuizen. Zoals een goed Nederlands gebruik betaamt, aan de ene kant de even, er tegenover, aan de noordzijde de oneven nummers. Vanaf de Heereweg smal, maar breder naar het oosten toe. Bij de hoek Wilhelminastraat is de stoep wel een meter of vier breed. Een straat met tweerichtings-verkeer en dat betekent af en toe een solex, er wonen twee trotse solexeigenaren in de straat, en op zaterdags de bakfiets van Geert van der Meij, de bloemenverkoper.
Zeker in de beleving van genoemde Vreewijkers heeft het buurtje een eigen karakter en staat wat los van de rest van Lisse. Aan de noordzijde van de Oranjelaan weilanden, daar was ook de ijsbaan in echte winters, naar het zuiden toe wel enige woningen zoals in het ‘kromme ellebogie’ (de Prins Hendrikstraat), maar de Nassaustraat is weiland, ongeveer tot aan de Wagendwarsstraat. De Nieuwsloot mondt uit in het Kanaal (Ringvaart): ‘Ooit heeft de kermis achter de Willemskade gestaan, heb ik gehoord, maar dat was voor onze tijd.’ In en rond Vreewijk zijn voldoende winkels voor de dagelijkse boodschappen, die meestal op de pof worden gedaan.
Geen voordeur
Een echte arbeiderswijk met grote gezinnen en veel saamhorigheid: ‘Als er bijvoorbeeld iemand naar het ziekenhuis moest of zo vingen de buren de kinderen op, als vanzelfsprekend.’
De oneven nummers hebben geen voordeur: ‘Je ging door de poort en dan kon je aan beide kanten drie woningen bereiken.’ Er is wel stromend water, maar voor toiletbezoek ga je naar de schuur, een put met deksel. De put wordt regelmatig leeggezogen. De gemeente legt riolering in de straat aan, maar wie een toilet wil, moet daar zelf voor zorgen, de huurbaas heeft er geen geld voor over: ‘Ik weet nog dat Castien op de hoek woonde. Daar kon je nog wel eens restjes hout krijgen. Menigeen heeft die gebruikt voor de bouw van het kleine kamertje.’ De woningen zijn klein. Vlak na de oorlog wordt wekelijks f 5,30 aan huur opgehaald. In veel huisjes is de bovenverdieping met behulp van gordijnen in slaapkamers verdeeld, voor de ouders, en voor de jongens en meiden apart: ‘Het was geen probleem om een vriendin te laten logeren, dan werd er gewoon een matras bijgelegd.’ Voor de wekelijkse wasbeurt gaat iedereen in de teil. Later heeft Solexeigenaar Vergunst van nummer 44 een douche in een houten hok achter het huis. De buurt mag hier voor veertig cent komen douchen: ‘Wel met badslippers aan, de voetschimmels tierden welig.’ Halverwege de jaren tachtig zijn de oneven nummers gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De even nummers staan er anno 2005 nog steeds, aangepast aan de eisen van nu. Deze woningen waren altijd al wat beter en duurder. De even nummers hebben een voor- en achterdeur en boven twee slaapkamers met een zolder daarachter. De huizen hadden gewone puntdaken, later zijn de voorgevels van de woningen opgetrokken, de huizen zijn vandaag de dag koopwoningen in de goedkopere sector. Al pratende komen steeds meer namen van buurtbewoners naar voren, buurtbewoners die doen denken aan die speciale herinneringen die je als kind bijblijven. Zoals de familie Warmerdam die als een van de eersten tv heeft. Alle buurtkinderen mogen op woensdagmiddag voor een stuiver tv komen kijken. De voormalige Vreewijkers raken op dreef: ‘Weetje nog dat Arie Tet (eigenlijk heette hij Van Steijn) aan huis een winkel in ondergoed had. We kochten daar op de pof, de lange onderbroeken van pa bijvoorbeeld. Wekelijks kwam Van Steijn langs de deur, dan werd er met centen afgelost en kregen wij een snoepje. Maar geen aflossing, geen snoepje.’ De winkeliers van toen passeren hardop de revue: ‘Op de hoek Wilhelminastraat-Emmastraat zat kruidenier Schrama. Daar kocht je ook op de pof, de klanten hadden er een boekje waarin de boodschappen keurig werden opgeschreven. Maar kwam je voor nieuwe boodschappen moest je eerst iets van de vorige week aflossen, anders kreeg je niets mee.’ en : ‘Eerst zat er melkboer Koot, later Knook, die is ook kruidenierswaren gaan verkopen. En op de Heereweg tegenover waar nu het autobedrijf is gevestigd zat bakker Schakebos. Daar gingen we ’s morgens vroeg achterom warm brood halen.’ Met mooi weer doet Vios, toen gevestigd in de Kanaalstraat met zijn ijskar de straat aan: ‘Pa trakteerde de jeugd wel eens op een ijsje van vijf cent, met de tekst ‘en daarna opsode— — allemaal.’ En met Oud en Nieuw bakt Bert van der Meij, onder het genot van een fles jenever een teil oliebollen, voldoende voor de hele straat: ‘Maar het bijzondere was dat zijn oliebollen na twee weken nog lekker waren!’
De Bomzak
Als je naar het voortgezet onderwijs gaat, krijg je een fiets, een ongeschreven wet bij veel gezinnen, ook die wordt niet contant betaald. De fïetsenzaak van Meijer, in Vreewijk beter bekend onder de onbegrijpelijke naam De Bomzak, op de Willemskade is daarvoor de aangewezen plek: ‘Hij was bijziende. Zijn zoon deed het meeste in de zaak. En een lawaai altijd bij de fïetsenreparatie, alsof er alleen met zaag en hamer werd gewerkt, zo klonk het.’
De straat is het speelterrein voor de kinderen, er is nog ruimte en geen verkeer. In de diepe achtertuinen van de oneven huizen is ook veel te beleven. Daarachter ligt een grote boomgaard, waar het voor de lieve jeugd goed appeltjes en zelfs druiven pikken is: ‘Kaasboer Langeveld stond altijd voor het raam. Om hem te plagen spuugden we soms de afgekloven klokhuizen tegen zijn raam. Op een dag kwam hij ons achterna door de straat, de poort door. Wij, twee meiden, wisten ons te verstoppen in het nachthok van de kippen van Janis van der Berg. Die vertelde dat hij niets gezien had. Maar toen Langeveld uit het zicht was verdwenen, liep hij rechtstreeks naar onze verstopplek, maakte het deurtje open en zei alleen, en nou opsodem….’ De tuinen worden efficiënt gebruikt. Zo houdt opa Warmerdam biggen in zijn schuur. Er is er wel eens één ontsnapt door de heg toen de vrachtwagen het dier kwam ophalen. Sensatie voor de kinderen in de buurt, die er allemaal achteraan rennen. En opa Komijs heeft een schuur vol konijnen.
Boterbonnetjes sparen
Wanneer de slacht met de Kerst voor de deur staat, komen de kinderen kijken. En soms is er een uitje, buurtvereniging Wilhelmina organiseert een uitstapje naar Diergaarde Blijdorp, mits er voldoende boterbonnetjes zijn gespaard. Of met een hele stoet kinderen met de bus naar Langevelderslag, één moeder liep voorop, één moeder sloot de rij kinders. En in de bloementijd natuurlijk slingers rijgen, bij Schoone. Pubers hangen rond, ook toen. Voor hangjongeren die overlast geven is een adequate oplossing: ‘Wij stonden altijd op de hoek Wilhelminastraat-Vreewijk. Maar als we te luidruchtig waren, kregen we vanuit het slaapkamerraam van de aangrenzende woning één waarschuwing en als dat niet hielp werd de inhoud van de po over ons uitgestort.’ Dat het welkom voor de onwelriekende puber thuis niet erg hartelijk is, laat zich raden. Lief en leed is er gedeeld. Maar alles overdenkend zegt Anisija Van Ruiten-Baak: ‘Ik heb er een moordjeugd gehad’. De beide heren knikken.