Familiegeschiedenis van Aad van der Tang (13)

De periode rond 1831 wordt besproken. Gouda van der Teng en Hendrik Kramm, Simon de Graaff komen voorbij.

Door Aad van der Tang

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 2, april 2013

Gouda van der Tang en Hendrik Kramm

Nadat Elisabeth van der Tang in 1831 te Haarlem was getrouwd met de blikslager Abraham Renst, was Gouda, de jongste dochter van Kees van der Tang en Teuntje van Tol, als enige van hun kinderen nog ongehuwd. Met Gouda kon Dirk van der Tang het goed vinden. Zo vernoemde hij zijn tweede dochter niet naar zijn moeder die volgens de regels van de naamgeving toen aan de beurt was maar naar zijn zus. Toen men begon te vrezen dat Gouda niet meer aan de man zou komen, verscheen Heinrich Andreas Gramm in haar leven. Deze uit Duitsland afkomstige vleeshouwer (slager) had zijn naam vernederlandst tot Hendrik Andries Kramm.

De oude Gramm was in de Franse tijd dragonder

Hoewel hij bijna veertig jaar was vroeg hij zijn vader in Duitsland om toestemming voor zijn huwelijk. De oude Gramm, die in de Franse tijd dragonder was geweest, gaf schriftelijk zijn vaderlijke toestemming maar voegde er wel aan toe “dat het mij geheel onverschillig zal zijn, hoe deszelfs bruid ook heeten moge”.

Kramm was bevriend met Jan van der Boon en Willem van der Meij. Op zijn verzoek waren beiden getuigen bij zijn huwelijk, dat op 20 augustus 1837 te Lisse plaatsvond. Voor Gouda traden haar broer Dirk van der Tang en haar zwager Simon Galjaard als getuige op.

Op de trouwdag van zijn zus ontmoette Dirk ook zijn ouders, wat niet vaak gebeurde. Teuntje van Tol zag dat haar kleinkinderen flink waren gegroeid. Bastiaan was nu negen, zijn broer Gijsbert zeven en hun zusje Anna vijfjaar. Goutje, de jongste van het stel, was nog een peuter. Teuntjes schoondochter Coba Visser, in verwachting van haar vijfde kind, was nu een volwassen vrouw en leek niet meer op het meisje waarmee Dirk negen jaar geleden moest trouwen.

Evenals het echtpaar Van der Tang hadden ook Jan van der Boon en Alida van Klaveren vier kinderen. Jansje, hun jongste dochter, was vorig jaar geboren. De oudste twee meisjes, Hendrika en Gerarda, waren respectievelijk twaalf en acht jaar. Hun enige zoon Aart van der Boon was een jaar ouder dan Goutje van der Tang.

Met grootmoederlijke belangstelling zagen Teuntje van Tol en Geesje Slootheer hoe de kinderen van Dirk van der Tang en Jan van der Boon tijdens het trouwfeest van Gouda en Hendrik met elkaar omgingen. Hendrika en Gerarda van der Boon hadden weinig oog voor de broertjes Van der Tang. Op hun beurt hadden Bastiaan en Gijsbert geen aandacht voor de kleuter Aart van der Boon. Die moest zich maar zien te vermaken met Anna of Goutje. Omdat Anna nogal bazig was dribbelde Aart uiteindelijk naar Goutje, die   dat kon hij natuurlijk toen niet weten   net als zijn moeder op 23 november jarig was en ooit zijn vrouw zou worden. Teuntje van Tol en Geesje Slootheer glimlachten veelbetekenend naar elkaar.

Ome Siem

Simon Adrianus de Graaff woonde sedert het begin van de jaren veertig met zijn vrouw Aartje Koger bij de Van der Boons in. Siems vader Jan de Graaff was de vervaardiger van de Lisser Arkadia, een reeks dichterlijke voorstellingen van Lisse uit omstreeks 1770, waarin onder meer de buitenplaats van de familie Meerhout wordt bezongen. Na de inval van de Fransen in 1795 zou Jan de Graaff een mislukte aanslag op de “landverrader” generaal Daendels hebben gepleegd en in een Leidse gevangenis aan zijn verwondingen zijn overleden. Het kostte zijn weduwe zeshonderd gulden om zijn lijk naar Lisse te mogen vervoeren om het daar in de kerk te laten begraven. Haar financiële situatie werd zo zorgelijk, dat ze zichzelf onder curatele liet stellen.

Siem de Graaff was op kosten van zijn rijke ongehuwde oom Meindert de Graaff opgevoed en door hem in diens testament goed bedacht. Maar Siem was geen goed zakenman en zijn grote gezin ondervond daar de gevolgen van. Toen hij bij de Van der Boons woonde werd hij door zijn familie ondersteund, met name door zijn schoonzoon Gijsbert Blokhuis.

Gijsbert Blokhuis was eerder gehuwd geweest met een nicht van Siem de Graaff. Met zijn zwager Hermanus de Graaff (de man van Adriana van der Bron) was Blokhuis tot 1840 deelgenoot in de firma Cornelis de Graaff en Zonen, die het tuinbouwbedrijf uitoefende. Bijna twintig jaar na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde Gijsbert Blokhuis in 1839 met Neeltje, een dochter van Siem de Graaff en diens eerste vrouw Bartha van der Zaal.

Gijsbert Blokhuis was de stamvader van een familie die een burgemeester (van Sassenheim) en enkele wethouders (van Lisse) heeft voortgebracht, maar die toch vooral naam verwierf in de bollenkwekerij. Aart van der Boon verkocht in 1880 zijn laatste landerijen in Lisse aan twee kleinzonen van Gijsbert Blokhuis. Wie tegenwoordig door Lisse wandelt kan niet om het winkelcentrum Blokhuis heen.

Hoewel Siem de Graaff geen directe familie van Aart van der Boon was, zal de jongen in hem een gezellige ouwe oom hebben gezien, die mooie verhalen kon vertellen over het Lisse van vroeger. Siem had ze allemaal gekend, mensen als Aarts grootvader Gerrit van Klaveren, de winkelier Barend van der Bron (die samen met Aart van der Meij het testament van Siems suikeroom had uitgevoerd), de oud burgemeesters Cornelis Tromp en Bastiaan van der Tang, wiens bejaarde zoon Kees en zijn vrouw – de grootouders van Goutje van der Tang – vlakbij woonden. En als zijn geheugen hem in de steek liet dan kon Siem de Graaff altijd nog terugvallen op de kroniek van zijn zwager Cornelis van der Zaal. Maar het verhaal – wat daarvan ook waar mag zijn geweest – over de tragische dood van de vader van ome Siem zal op Aart van der Boon toch de meeste indruk hebben gemaakt.

Toen de grootouders van Aart van der Boon waren gestorven (Geesje Slootheer in maart 1844 en Jacob van der Boon in december van dat jaar) ging Siem de Graaff met Aarts vader mee om hun overlijden bij de burgerlijke stand aan te geven.

Klik hier voor het volgende deel