Familiegeschiedenis Van der Tang (8)
Deze aflevering begint met het overlijden van Barend van der Bron in 1815 en eindigt met het overlijden van Gerrit van Klaveren in 1814. Namen die genoemd worden zijn Aaltje Tromp, Cornelis van der Bron, Antoinette Liefting en Teuntje van Tol.
Door Aad van der Tang
NIEUWSBLAD Jaargang 11 nummer 1, januari 2012
Mevrouw De Graaff
Barend van der Bron overleed in oktober 1815 en werd in de dorpskerk begraven. Zijn weduwe Aaltje Tromp zette hun winkel voort. Hun dochter Adriana van der Bron – het stiefzusje van Teuntje van Tol – trouwde in de zomer van 1816 met Hermanus de Graaff, de zoon van de bloemkweker Cornelis de Graaff. Govert Tromp was voor zijn nicht getuige en Gijsbert Blokhuis voor zijn zwager. Gijsbert Blokhuis, getrouwd met een dochter van Cornelis de Graaff, was deelgenoot in de firma Cornelis de Graaff en Zonen en toen zijn schoonvader in 1820 overleed waren hij en Hermanus de Graaff diens enige erfgenamen. Had Aaltje Tromp alle reden om trots te zijn op haar dochter, haar zoon stelde haar teleur.
Cornelis van der Bron trouwde in november 1816 te Den Haag met Hermina Antonetta Lieftink, een naaister. Zijn moeder gaf van haar afkeuring of onverschilligheid blijk door via een notariële akte haar toestemming te geven. Cornelis was aanvankelijk vleeshouwer. Later werd hij belastingambtenaar, eerst te Den Haag en later te Rotterdam. In 1837 hertrouwde hij met de ruim twintig jaar jongere dienstbode Joanna Maria Garnier. Cornelis – bijna vijftig jaar – vroeg zijn moeder weer om toestemming, maar ook nu schakelde ze de notaris in. Misschien was dit het laatste levensteken dat hij van haar ontving, want Aaltje Tromp overleed het jaar daarop.
Teuntje en haar dochters
Net als haar stiefmoeder Aaltje Tromp kan ook Teuntje van Tol de verwachting hebben gehad dat haar kinderen een goed huwelijk zouden sluiten, zoals Adriana van der Bron had gedaan. De partners van haar kinderen waren echter eenvoudige lieden, die niet uit Lisse kwamen. Metje van der Tang trouwde in 1824 te Hillegom met de tuindersknecht Simon Galjaard. Bij dit huwelijk was Simons grootvader Jan van Teijlingen getuige. De Galjaards en de Van Teijlingens waren in die tijd bekende tuindersfamilies in Hillegom met tamelijk veel land. De grootvader van vaderszijde van Simon, Jacobus Galjaard, was ooit schepen van Hillegom geweest en mede-eigenaar van de buitenplaats Duyn en Weg. (Deze buitenplaats kwam later in bezit van Jacob Mathijs Gabel, de man van Gouda van Tol.) De weduwe van Jacobus Galjaard, Margaretha Kok, hertrouwde met genoemde Jan van Teijlingen, die evenals Harmen van Teijlingen (waarschijnlijk een jongere broer van Jan) uit Duitsland afkomstig was. Deze Harmen van Teijlingen en zijn vrouw Magdalena Galjaard (de stiefdochter van Jan van Teijlingen) waren de grootouders van Jacoba Magdalena Visser, het meisje waarmee Dirk van der Tang in 1828 moest trouwen.
Aaltje van der Tang, de tweede dochter van Teuntje van Tol, was als eerste van haar zussen getrouwd. Teuntje en haar man reisden in 1823 naar ‘s-Gravenzande om bij haar huwelijk aanwezig te zijn. Schoonzoon Hendrik Fredrik Zonderwijk (vrijgesteld voor de militaire dienst wegens een “kwaad hoofd”) was een kind van Jan Adam Frederik en Maria Zonderwijk. Aangezien zijn ouders niet waren getrouwd droeg hij de achternaam van zijn moeder (Zonderwijk) en was zijn tweede voornaam (Fredrik) de familienaam van zijn vader. Aaltje van der Tang zou in Lisse nog van zich doen spreken, evenals haar dochter Grietje Zonderwijk.
Twee deugnieten
Nadat hij zijn baan als opzichter in het diaconiearmhuis in Hillegom had opgezegd en zich met zijn gezin weer in Lisse had gevestigd, trof Kees van der Tang daar een oude bekende aan: Mr. Th.J.A. Pagenstecher. Als schepen had Kees schout Pagenstecher – die destijds in Leiden woonde en niet voor elk wissewasje naar Lisse wilde komen – weieens vervangen. Pagenstecher had in 1795 het veld moeten ruimen voor de nieuwe machthebbers. In 1817 was hij weer schout van Lisse geworden, welke functie hij – laatstelijk als burgemeester – tot 1832 zou vervullen. Als woonplaats beviel Lisse hem aanvankelijk niet. In 1819 probeerde hij er weg te komen, onder andere omdat er volgens hem in Lisse voor zijn ziekelijke vrouw geen goede dokter was. Van de dorpsinkomsten over 1818 moest Pagenstecher aan de ambachtsheer van Lisse nog een groot bedrag afdragen. Dit tekort was veroorzaakt door Adam Adriaan Boers, een stiefzoon van Pagenstecher. Boers bracht zijn stiefvader nog meer in verlegenheid door zijn omgang in Brussel met de kroonprins, de latere koning Willem II. Willem hield van drank, spel en vrouwen en Boers en zijn vrienden maakten van diens zwakte misbruik. Boers’ betrokkenheid bij een complot om de kroonprins op de Franse troon te krijgen leidde tot zijn verbanning naar Suriname (met een aardig jaargeld). Hij stierf in 1850 te Parijs.
Toen zoon Dirk door zijn wangedrag met de justitie in aanraking kwam zal het voor Kees van der Tang een schrale troost zijn geweest dat zulk gedrag ook in hoge kringen voorkwam. Pagenstecher kon erover meepraten.
De weduwe Van Klaveren
Ofschoon Geesje Slootheer, de vrouw van Gerrit van Klaveren, een stuk ouder was dan Teuntje van Tol waren hun kinderen van dezelfde leeftijd. Op haar veertigste was Geesje weer moeder geworden. Gerrit van Klaveren was zeer ingenomen met zijn stamhouder, die de voornaam Aart kreeg. Maar Gerrit zou zijn jongste kinderen niet volwassen zien worden. Toen hij in 1814 overleed was Alida zeventien en Aart vijftien jaar.
Hun stiefzusters Dirkje en Neeltje van Klaveren (inmiddels gehuwd met respectievelijk PieterTibboel en Johannes Hoepeling, de zoon van de voormalige procureur van Lisse) deden afstand van hun rechten op de nalatenschap van hun vader en ontvingen van zijn weduwe elk zeshonderd gulden. In hetzelfde jaar verkocht Geesje Slootheer een huis in Sassenheim, dat sedert 1773 in het bezit van de familie Van Klaveren was geweest. Tot toeziend voogd over haar minderjarige kinderen benoemde ze Aart van der Meij. Deze voormalige schepen van Lisse en oomzegger van Gerrit van Klaveren kwamen we al tegen als getuige bij de doop van Alida van Klaveren. Met de Van der Meij’s bestond een hechte band. Hield Aart van der Meij toezicht op de opvoeding van Alida van Klaveren en haar broer, zijn zoon Willem van der Meij zou later hetzelfde doen met betrekking tot de kinderen van Alida van Klaveren, onder wie Aart van der Boon.
Wordt vervolgd