Familiegeschiedenis van Van der Tang (1)

De Lissese geschiedenis van Van der Tang vangt eind 18e eeuw aan met Bastiaan van der Tang. Hij was oorspronkelijk boer in Hazerswoude, waar hij op 28 oktober 1742 werd gedoopt. In 1773 duikt hij op in Lisse. Hij was gelinieerd aan landgoed Meer en Hout. Hij was in 1790 regerend burgemeester van Lisse en bezat flink wat land. De geschiedenis van Lisse in die periode wordt beschreven.

Door Aad van der Tang

NIEUWSBLAD 9 nummer 2, april 2010

Lisse in de 18e eeuw
“Het Vierkant” heet het Lisser dorpspleintje. De verkleurde geveltjes groepen er samen als afgeleefde oudjes, stil-glimlachend op een feestelijke dag. De zomer straalt uitbundig over de wereld; windloos is de lucht en zelfs onder de zware iepenbomen, die het pleintje beschaduwen, hangt de warmte, benauwd en loom.” Zo begint In de schaduw der
Molenwieken. Lisser familieroman uit de Patriotten-tijd van Joh. Dekker. Het verhaal (overde familie Van der Zaal, in de roman Van der Bijl genoemd) begint in 1774 en eindigt in 1796. In dezelfde periode speelt zich het eerste deel af van de Lisser familiegeschiedenis Van der Tang, met Bastiaan van der Tang in de hoofdrol.

Het huidige Lisse lijkt niet meer op het dorp zoals Bastiaan van der Tang het gekend heeft. Lisse was toen omringd door duinen, bossen en weilanden en grensde aan het Haarlemmermeer. In de omgeving bevonden zich fraaie buitenplaatsen, waar in de zomermaanden vooral rijke Amsterdammers verblijf hielden. Het was de tijd waarin de mannen driekantige steken en gepoederde pruiken droegen en hun dames hoepelrokken.

Het was ook de tijd waarin de patriotten en de prinsgezinden met elkaar overhooplagen. Het rechthuis van Lisse was de herberg De Witte Zwaan. Hier stopte de postkoets en vergaderden de dorpsbestuurders. De adellijke ambachtsheren van Lisse woonden in Duitsland en bemoeiden zich nauwelijks met dorpse zaken. Daar hadden zij hun schout voor, die samen met de burgemeesters en de schepenen het dorpsbestuur vormde. Van de vier burgemeesters, ook wel gezworenen genoemd, werden er jaarlijks twee vervangen door nieuwe. Het college van schout en burgemeesters oefende het gezag over het dorp uit en hield toezicht op de openbare orde.

Meer en Hout

“Ik wil liever zacht naar Meerenhout gaan wandelen In ‘t groen geboomt’, als dat ik steeds zou handelen Met dezen god [Neptunus]. Geen groter vreugd voor mij, Alsdat ik hier zie deez’plaats aan alle zij Omsingeld van de schone klaverweiden En welig vee. De uitzicht, waard te melden, Verstrekt tot op het Haarlemmer Spaar, Aan d’andre zij tot in het dorp voorwaar. Het zuiderend oogt tot ‘t vermaarde Leiden, Zodat men kan veranderen op drie zijden”.

Een van de buitenplaatsen was Meer en Hout, die circa 1770 door  Jan de Graaff in het bovenstaande gedicht werd bezongen. Aan deze buitenplaats herinnert het Meer en Houtplein, waar in Lisse ‘s maandags de markt wordt gehouden. Meer en Hout was in de eerste helft van de 18e eeuw eigendom van de vermogende Amsterdammer Cornelis Meerhout, die in Lisse ook huizen en landerijen bezat. Hij was gehuwd met Adriana Poock, telg van een vooraanstaande Leidse familie. Na de dood van Meerhout (hij was haar derde man) hertrouwde Adriana Poock met haar zwager Frans Robidé, koopman te Amsterdam en afstammeling van een naar Nederland gevluchte hugenoot, en ging wonen op diens buitenplaats Oud-Meerburg in Zoeterwoude. Adriana’s enige zoon en erfgenaam was Arnout Meerhout. Hij was in 1740 te Leiden geboren en werd in 1762 aangesteld tot notaris van Zoeterwoude, maar het is de vraag of hij die functie werkelijk heeft uitgeoefend. Mogelijk beheerde hij al tijdens het leven van zijn moeder de bezittingen van de Meerhouts in Lisse, die hij in 1772 van haar erfde. Toen zijn moeder stierf wasdeze laatste nazaat van het geslacht Meerhout ongehuwd.

Bastiaan van der Tang
Bastiaan van der Tang stamde uit een familie van landbouwers en tuinders uit Hazerswoude, die in de 17e eeuw tot de remonstrantse kerkgemeenschap behoorde. Bastiaan werd op 28 oktober 1742 in de dorpskerk van Hazerswoude gedoopt. Hij was het jongste kind van Cornelis Leendertse van der Tang en diens tweede vrouw Lijsbeth Vassen de Groot. In 1767 trouwde hij met de drie jaar oudere Aaltje de Smet, dochter van een baggerman uit Leiden, en vestigde zich in haar woonplaats Leiderdorp. Mogelijk was Bastiaan in dienst bij of pachter van Frans Robidé, wiens buitenplaats zich weliswaar te Zoeterwoude bevond maar die in Leiderdorp ter kerke ging. Frans Robidé overleed in december 1773. Niet lang daarna duikt Bastiaan met zijn gezin, zijn schoonzus Jacoba de Smet en zijn zwager Jan de Smet in Lisse op. Als hij en zijn vrouw in 1776 hun testament laten opmaken, wonen ze op de buitenplaats Meer en Hout van Arnout Meerhout, waarschijnlijk op de boerderij die bij de buitenplaats hoorde. Notaris Sennepart (tevens schout van Lisse) komt zelf naar de hofstede want Bastiaan is “door een zwaare beenbruik pijnelijk ende zwakkelijk van lichaam”, zodat de voorlezing en de ondertekening van het testament “voor de leegersteede” van de zieke plaatsvinden. In 1778 koopt Bastiaan met geleend geld van Meerhout zijn eerste land in Lisse. Zocht Arnout Meerhout toenadering tot de familie van Bastiaan van der Tang? Dat moet haast wel want op een goede dag vroeg
Meerhout Jacoba de Smet, Bastiaans schoonzus, ten huwelijk. In december 1782 werd Jacoba de Smet “vrouwe” Meerhout en werd Arnout Meerhout de zwager van Bastiaan van der Tang. Mede door de familieband met Meerhout begon Bastiaans ster in Lisse te rijzen.

Bastiaan in het dorpsbestuur
In het najaar van 1787 viel een Pruisisch leger Nederland binnen om Prins Willem V weer in het zadel te helpen. Vele patriotten vluchtten naar het buitenland, onder andere naar Frankrijk waar ze twee jaar later getuige waren van de Franse Revolutie. Ook Van Lutsenburg, de patriotse schout van Lisse, moest vluchten. In et hele land kregen de prinsgezinden het weer voor het zeggen, dus ook in Lisse. Ongetwijfeld behoorde Bastiaan van der Tang tot deze groep, want in 1788, kort na de omwenteling, werd hij schepen van Lisse en nog later één van de vier burgemeesters. In de jaren tussen 1787 en 1795 komen we in officiële stukken zijn naam vaak tegen. Ook zijn zoon Kees
trad, zo jong als hij was, dikwijls als schepen op. Hetzelfde gold voor Leendert van der Werff, een uit Zandvoort afkomstige broodbakker, die in 1789 met Bastiaans dochter Naatje trouwde. Toen Arnout Meerhout in 1789 stierf liet hij zijn vrouw – hun huwelijk was kinderloos gebleven – als zijn enige erfgenaam achter. Bastiaan van der Tang gaf het overlijden van zijn zwager bij de gaarder aan in het hoogste tarief van dertig gulden. Op 15 juni 1789 werd Meerhout met veel ceremonie in het familiegraf in de kerk van Lisse bijgezet. Jacoba de Smet bleef niet lang weduwe: nog hetzelfde jaar hertrouwde ze met de heer Gillis van IJsselsteijn, baljuw van Zierikzee.

Gillis van IJsselsteijn
Was de omwenteling van 1787 in Lisse vrij rustig verlopen, in Zierikzee was ze gepaard gegaan met een hevig oproer waarbij de huizen van patriotten werden geplunderd; er vielen zelfs doden. Gillis van IJsselsteijn, lid van een oud Zierikzees geslacht, had als baljuw (een soort officier van justitie) de moeilijke taak om de rust te herstellen. (Deze zwarte bladzijde uit de geschiedenis. van Zierikzee is uitvoerig beschreven in het boek Zeeland in de Patriottentijd van A.M. Wessels.) Van IJsselsteijn mocht, hoe wel hij patriots was, van de Prins zijn ambt blijven uitoefenen. Zijn financiële positie wasec hter niet best. Zo was hij niet in staat zijn herenhuis af te laten bouwen. In 1788 was hij weduwnaar geworden en een huwelijk met een welgestelde dame zou hem goed uitkomen. In december 1789 trouwde hij in het verre Lisse met Jacoba de Smet, nadat ze bij een notaris in Leiden hun huwelijkse voorwaarden hadden laten opstellen. Bastiaan van der Tang had nu een zwager die weliswaar met patriotse sympathieën was behept, maar die gezien zijn afkomst en positie toch een aanwinst voor de familie zou moeten zijn. Van IJsselstein liet zich in Lisse vrijwel niet zien. Wel liet hij vanuit Zierikzee een pachter van zijn vrouw vervolgen wegens achterstallige huur. In 1790 legde hij zijn ambt neer en vertrok hij naar Holland. Wegens zijn financiële problemen werd hij in Amsterdam gegijzeld. Pas nadat hij aan zijn verplichtingen had voldaan (zijn herenhuis in Zierikzee werd ten bate van zijn schuldeisers verkocht) vertrok hij, blijkbaar zonder van zijn vrouw en schoonfamilie in Lisse afscheid te hebben genomen, naar de westkust van Afrika, waar hij tot fiscaal was benoemd. In 1791 werd Jacoba de Smet “gesepareerde” huisvrouw van Van IJsselsteijn genoemd en nadien heette ze weer de weduwe Meerhout. Toen Van IJsselsteijn begin 1794 te Sint George del Mina (in het huidige Ghana) overleed was hij in Lisse allang vergeten.

Bastiaan van der Tang was in 1790 regerend burgemeester van Lisse. Hij bezat  flink wat land, dat hij onder meer van zijn schoonzus had gekocht. In 1794 kocht hij het veer van Lisse op Haarlem en Leiden, de zogenaamde schipperij.
De Bataafsche Vrijheid In januari 1795 trokken Franse troepen over de dichtgevroren rivieren ons land binnen. De patriotten die in 1787 waren uitgeweken keerden naar Nederland terug en namen met hun medestanders de macht over. Prins Willem V vluchtte met zijn gezin naar Engeland en Nederland heette nu de Bataafse Republiek. Bastiaan van der Tang zal beslist niet om de vrijheidsboom hebben gedanst, net zomin als die andere dorpsgenoten met wie hij de afgelopen jaren in Lisse de diensthad  uitgemaakt. Jan de Graaff, die de buitenplaats Meer en Hout zo mooi had bezongen, verzette zich in Leiden tegen de nieuwe machthebbers. Hij stierf in de gevangenis aan zijn verwondingen. Ofschoon de Van der Tangs – en anderen die in Lisse na de omwenteling van 1787 op het kussen geraakten – sedert “het eerste jaar van de Bataafsche Vrijheid” geen deel meer uitmaakten van het dorpsbestuur,
behoorden ze nog wel tot de “bovenlaag” van het dorp. Kees van der Tang had trouwplannen met Teuntje van Tol, een stiefdochter van de winkelier Barend van der Bron, met wie zowel Bastiaan als Kees van der Tang het dorp had bestuurd. Teuntje had haar vader Dirk van Tol (eveneens een winkelier) niet gekend want hij was al in 1775 overleden, het jaar waarin zij was geboren. Door zijn huwelijk (in juli 1796) raakte Kees van der Tang verzwagerd met bekende Lisser families zoals Van Parijs en Tromp.

Wordt vervolgd

Zie deel 2