Familiegeschiedenis van Van der Tang (10)

Alida van Klaveren trouwde in 1825 met Jan van de Boon. De belevenissen van Dirk van der Tang in 1825 tot 1828 worden beschreven.

door Aad van der Tang

NIEUWSBLAD Jaargang 11 nummer 3, juli 2012

Jan van der Boon

Geesje Slootheer bleef met haar dochter wonen op de boerderij die haar man vele jaren terug had gekocht en die in de 19e eeuw in de bevolkingsadministratie van Lisse bekend stond als huis 185. Behalve de boerderij had Gerrit van Klaveren zijn vrouw en kinderen veel land nagelaten. Alida van Klaveren was een goede huwelijkskandidaat. Degene die haar trouwde zou in een gespreid bedje terechtkomen. Ofschoon ze zijn ouders goed kende zal Geesje in dit verband niet aan Dirk van der Tang hebben gedacht. Dirk was niet alleen zeven jaar jonger dan haar dochter, hij was ook een wildebras. En als doopsgezinde had ze de levenswijze van Dirks grootvader Bastiaan van der Tang, op wie de jongen erg gesteld was, niet zo kunnen waarderen.

Op een dag vertelde Alida haar moeder dat ze een kind verwachtte. De man die haar had bezwangerd was Jan van der Boon, een boerenzoon uit Hazerswoude die daar 27 oktober 1798 ter wereld was gekomen. Jan (rond voorhoofd, blauwe ogen, een kleine neus) was ongeschikt bevonden voor de militaire dienst. Ten tijde van zijn huwelijk oefende hij geen beroep uit, maar uit zijn mooie handtekening valt op te maken dat hij geen ongeletterde was. Jan en Alida trouwden op 17 april 1825 in Hazerswoude. Als getuigen traden alleen familieleden en bekenden van de bruidegom op. Geesje Slootheer had door middel van een notariële akte haar “formele toestemming” tot het huwelijk gegeven en schitterde op de plechtigheid zelf door afwezigheid.

Jan van der Boon trok bij zijn schoonmoeder in. Zal in het begin hun relatie koel zijn geweest, toen er op de boerderij (klein)kinderen werden geboren – als eerste Hendrika van der Boon in september 1825 – moest Geesje wel bijtrekken. Maar tot haar dood bleef ze de baas op de boerderij en stond Jan van der Boon in haar schaduw.

Teuntje van Tol vond dat Geesje Slootheer het had getroffen met haar schoonzoon. Jan van der Boon stak op de boerderij van Geesje de handen flink uit de mouwen en begon in Lisse vrienden te maken, zoals met de Van der Meij’s en Siem de Graaff, de enige erfgenaam van diens rijke oom Meindert de Graaff. Op 16 mei 1828 was Jan als goede vriend bij Siems derde huwelijk getuige. Een week later zou Dirk van der Tang, pas ontslagen uit de gevangenis, in Hillegom trouwen met een meisje van vijftien. Teuntje had haar besluit al aan Geesje meegedeeld: ze zou op de bruiloft van haar zoon verstek laten gaan.

Dirks schoonfamilie

Of Teuntje van Tol het inderdaad bij het huwelijk van haar zoon liet afweten valt uit Dirks huwelijksakte niet op te maken. Haar handtekening ontbreekt onder de akte, maar dat geldt ook voor de handtekening van Anna van Teijlingen, Dirks schoonmoeder. De beide vaders, Kees van der Tang en Gijsbert Visser, waren er wel bij, evenals Dirks zwager Simon Galjaard en Jacobus van Teijlingen, een oom van Coba Visser. Ofschoon de aanleiding tot dit huwelijk Kees van der Tang niet aanstond, moest hij toegeven dat zijn zoon het met zijn schoonfamilie niet slecht had getroffen. De familie Visser stond in Hillegom goed aangeschreven. Frederik Visser, de grootvader van Coba Visser, was schepen van Hillegom geweest. In 1823 verkocht hij zijn boerderij en landerijen aan zijn zoon Gijsbert, onder voorbehoud dat Frederik en zijn vrouw tot hun dood drie vertrekjes in het voorste gedeelte van het huis mochten blijven bewonen zonder daarvoor iets te hoeven betalen. Deze bepaling bleef van kracht nadat Gijsbert driejaar later zijn boerderij en land verkocht aan de timmerman Johannes Guldemond en zijn zwager Jacobus van Teijlingen, tuinman in Vogelenzang. De kopers verhuurden het perceel vervolgens aan Gijsbert.

Na de dood van zijn vrouw in 1830 verhuisde Gijsbert Visser naar Haarlem waar hij nog twee maal trouwde. Gijsbert overleed in 1850 en zijn weduwe Maria Catrina Blad in 1877. Misschien heeft Teuntje van der Tang, toen ze dienstbode was in Haarlem, grootmoeder Visser nog opgezocht.

Was Dirk van der Tang oudere zussen gewend geweest, nu had hij twee schoonzussen die jonger waren dan hij. Trijntje, de oudste van de zusjes Visser, trouwde met de voerman Teunis Maaskant. Beiden overleden kort na elkaar in juni 1845. Engeltje Visser, de tweede zus, was een jaar ouder dan Dirks vrouw. Omdat ze een van hun dochters Engeltje noemden mogen we aannemen dat Dirk en zijn vrouw hun (schoon)zus een warm hart toedroegen. Engeltje Visser woonde het grootste deel van haar leven in Amsterdam waar ze in 1871 ongehuwd overleed, twee buitenechtelijke kinderen nalatend.

Blijkbaar ging Dirk niet direct bij zijn vrouw in Hillegom wonen want toen hij enkele maanden na zijn huwelijk de geboorte van zijn zoon Bastiaan aangaf, schreef burgemeester Jan Huyser in de geboorteakte dat Dirk in Lisse woonde. Al met al zou Dirk het jaar 1828 niet snel vergeten. De Lissese broodbakker Johannes Rotteveel noteerde in zijn journaal dat er in de winter van 1828 van Lisse naar Amsterdam kon worden geschaatst. Wellicht bond ook Dirk van der Tang de ijzers onder om tijdens de lange tocht – handen op de gekromde rug en zijn grote neus recht vooruit – de enerverende gebeurtenissen van het afgelopen jaar van zich af te zetten.

klik hier voor het volgende deel