Familiegeschiedenis van Van der Tang (12)

Op 4 november 1833 beviel Alida van Klaveren van een zoon, Aart Jacobus van der Boon was zijn naam . Zijn toekomstige schoonvader was Dirk van der Tang.

Aad van der Tang

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 1, januari 2013

Geesjes kleinzoon

Sinds het huwelijk van haar dochter was Geesje Slootheer ver­scheidene keren grootmoeder geworden. Op 4 november 1833 beviel Alida van Klaveren op de boerderij van een zoon en mochten Hendrika en Gerarda van der Boon, aan de hand genomen door hun grootmoeder, hun pasgeboren broertje bewonderen. De boreling werd Aart Jacobus genoemd. Zijn roepnaam dankte hij aan zijn overleden oom Aart van Klaveren, die in Suriname fortuin dacht te maken. Zijn tweede voornaam was afkomstig van zijn grootvader van vaderszij­de, Jacob van der Boon. Aart werd op zondag 17 november 1833 in de dorpskerk gedoopt door dominee Pagenstecher van Groin. Deze neef van de vroegere schout en burgemeester Pagenstecher was toen al twintig jaar predikant in Lisse en zou dat ambt er nog ruim tien jaar bedienen.

Evenals zijn toekomstige schoonvader Dirk van der Tang groeide Aart van der Boon op als enige jongen tussen vier meisjes – Dirk als het jongste en Aart als het middelste kind. Misschien zag Geesje Slootheer in hem de zoon die ze verloren had en wiens gedachtenis ze koesterde. Aart van der Boon moet goede herinneringen aan zijn grootmoeder hebben gehad, want zijn eerste dochter vernoemde hij niet alleen naar zijn moeder maar ook naar haar. De voornamen Alida Gesina komen in de familie nog voor.

Gerrit van Klaveren was lang voor Aarts geboorte overleden. Toch kon Aart van der Boon zich van zijn grootvader een beeld vormen dankzij de mensen die hem van nabij hadden gekend, zoals diens weduwe en zijn tante Dirkje Tibboel, de oudste dochter van Van Klaveren. Met de familie van zijn moeder, zoals de Van der Meij’s en de Tibboels, had Aart van der Boon waarschijnlijk een betere band dan met de familie van vaderskant, die niet in Lisse woonde. Wel heeft Aart grootvader Van der Boon nog gekend want de oude man trok kort voor zijn dood bij hen in.

Cholera

In juli 1832 werd Dirk van der Tang voor de derde keer vader. Nadat Coba Visser hem twee zoons had geschonken – Bastiaan en Gijsbert -bracht ze een dochter ter wereld die Anna werd genoemd, naar Dirks schoonmoeder Anna van Teijlingen. Als hij nog de baldadige Dirk van vroeger was geweest zou het nieuws dat er dit jaar – in Hillegom op 26 augustus – geen kermis mocht worden gehouden hem vreselijk hebben opgewonden. Er heerste cholera in ons land. Ook openbare vermakelijkheden en drinkgelagen werden verboden. Dit leidde bij caféhouders tot protesten omdat zij daardoor inkomsten misliepen. Het gemeentebestuur van Hillegom was bang voor relletjes. Daarom kreeg de oude veldwachter Cornelis Verschoor tijdelijk hulp van een andere ordehandhaver. Met Verschoor had Dirk van der Tang het zes jaar geleden aan de stok gehad. Toen de veldwachter Dirk tegen­kwam was hij dan ook op zijn hoede. Maar Dirk groette hem beleefd en Verschoor tikte tegen zijn pet. Dirk had blijkbaar zijn wilde haren verloren en of het nu daardoor kwam of niet, in Hillegom bleef het rustig.

De Waterwolf

Door de grote overlast die het Haar­lemmermeer soms veroorzaakte werd het meer ook wel de Waterwolf ge­noemd. Twee hevige stormen in het najaar van 1836, de Lissese bakker Rotteveel maakte er in zijn journaal melding van, voerden het water van het Haarlemmermeer gevaarlijk dicht bij Amsterdam. Leiden liep gedeelte­lijk onder water en ook de dorpen rond het meer werden door het watergeweld geteisterd. Er bestonden al heel lang plannen om het Haarlemmermeer droog te maken, maar in 1837 werd daartoe definiet besloten. Leiden lag dwars omdat ze op een groot deel van het meer het visserijrecht be­zat. De stad eiste bijna een miljoen gulden aan schadevergoeding als de inkomsten uit de verpachting van viswater zouden wegvallen. Het besluit tot droogmaking was er dan wel, maar het zou nog ruim tien jaar duren eer daarmee werd begonnen.

Aanleg van de ringrijk om het Haarlemmermeer

Op 5 mei 1840 werd in het “schoone dorp” Hillegom onder veel belangstelling het startsein gegeven tot het graven van de ring vaart rond het Haarlemmer­meer en het opwerpen van de ringdijk. De voorzitter van de commissie die toezicht hield op de droogmaking stak een sierlijk bewerkte spade in de grond, waarmee “de eerste der millioenen steken gronds ter droogma­king van het Haarlemmermeer” een feit was.

Voor de aanleg van de ringvaart en de dijk moesten veel landerijen, schuren en huizen worden onteigend. Vaak was de onteigening oorzaak van processen. Ook van Jan van der Boon werd grond ont­eigend. Later beklaagde hij zich erover dat hij over zijn onteigende landerijen ook nog geacht werd belasting te betalen.

Wordt vervolgd