Familiegeschiedenis van Van der Tang (16)

De periode rond 1850 wordt besproken. Elisabeth van der Linden, dirk van der Tang en de familie Hasselbach komen aan de orde.

Door Aad van der Tang

NIEUWSBLAD Jaargang 13 nummer 2, april 2014

Elisabeth van der Linden

Elisabeth van der Linden was twaalf jaar jonger dan Dirk van der Tang. Ze woonde in de Tweede Leliedwarsstraat te Amsterdam en had twee kinderen van rond de twintig, Henriette en George. Haar zoon zag ze niet vaak omdat hij zeevarend was. Haar man was twee jaar tevoren in Duitsland overleden en het duurde vrij lang eer ze over een afschrift van zijn overlijdensakte kon beschikken. En toen dat document er eindelijk was moest het nog door een beëdigd vertaler uit het Duits worden overgezet.

Op 21 oktober 1858 gaven Dirk van der Tang (met zijn 54 jaar niet zo jong meer) en Elisabeth van der Linden elkaar in het stadhuis van Amsterdam het jawoord. Dirks zoon Kees trad voor zijn vader als getuige op. Kees van der Tang, die bij het 6e Regiment Infanterie had gediend en sedert een jaar met groot verlof was, was nog minderjarig. Om hem toch als getuige bij zijn huwelijk te kunnen laten optreden had Dirk bij de ondertrouw opgegeven dat zijn zoon al 25 jaar was. Was Kees de enige van de broers Van der Tang die zijn vader steunde in diens partnerkeuze?

Nadat Dirk zijn verloving had bekendgemaakt was Kees in de gelegenheid geweest om Elisabeth van der Linden en haar dochter (hij en Henriette waren even oud) in Amsterdam te ontmoeten – een kennismaking die hem zo goed kan zijn bevallen, dat hij graag met zijn vader meeging.

De huwelijksafkondigingen hadden in Lisse plaatsgevonden. Heel het dorp meende dus te weten dat Dirks verloofde de weduwe van een Duitser was, een zekere Johann Heinrich Hasselbach.  Dat was niet juist. De vader van Henriette en George heette Jan Hendrik Haselbach en was in 1818 in Amsterdam geboren. In Wiesbaden, waar hij was overleden, hadden ze zijn voornamen verduitst. Zijn overlijdensakte vermeldde dat hij Rentner (rentenier) was. Was Elisabeth van der Linden met een rijke heer getrouwd geweest, die om gezondheidsredenen de warme zoutwaterbronnen van Wiesbaden had bezocht?

Een mesalliance

Elisabeth van der Linden was op 28 augustus 1816 te Amsterdam geboren in de Pencelengang, een steeg van de Prinsengracht tegenover de Noordermarkt. Haar jeugd speelde zich grotendeels in de Jordaan af, wat aan haar accent waarschijnlijk wel te horen was. Op 13 september 1837 werd ze moeder van een dochter, Henriette Elisabeth, en twee jaar later, op 13 augustus 1839, van een zoon die ze George Henry noemde. Aangezien ze niet gehuwd was kregen haar kinderen de achternaam Van der Linden. Hun vader Jan Hendrik Haselbach, een man met een lang gelaat, een smal voorhoofd en bruine ogen, was een stiefzoon van Johan Jakob Meder, een rijke koopman en scheepsreder en oprichter van de Schiedamse distilleerderij J.J. Meder & Zn.

De vader van Jan Hendrik Haselbach woonde op Knapenhof bij Heemstede.

In Berkenrode bij Heemstede bezat Meder de buitenplaats Knapenburg. De door hem aangelegde tuin was volgens tijdgenoten een lust voor het oog. De moeder van Jan Hendrik Haselbach heette Constantia Gesina Rahder. Ook zij was afkomstig uit een welgestelde familie die, net als de Haselbachs en de Meders, haar wortels in Duitsland had.

Het was niet ongewoon dat een jonge heer van goeden huize een relatie had met een vrouw die niet tot zijn stand behoorde. Dat er uit zulke relaties kinderen werden geboren kwam ook voor. De vader was dan niet ongenegen de moeder van zijn buitenechtelijke kinderen financieel bij te staan. Maar een mesalliance (een huwelijk beneden je stand) was uitgesloten. Maar nadat hun relatie meer dan tien jaar had geduurd vroeg Haselbach (of was het andersom?) Elisabeth dan toch ten huwelijk. Op 27 april 1848, kort nadat hij zijn kroost officieel had erkend, verliet hij zijn woning in de Kalverstraat, kocht een bos bloemen en wandelde vervolgens naar het stadhuis. Daar zat Elisabeth op hem te wachten, zich bezorgd afvragend of hij zich misschien op het laatste moment had bedacht.

Meders testament

Haselbachs moeder overleed in 1842, Meder ruim eenjaar later. Beiden werden op het lutherse kerkhof te Muiderberg begraven. Meder had in zijn testament bepaald dat hun graf na zijn begrafenis “ten Eeuwigen dage” gesloten moest blijven en dus niet mocht worden geruimd. Vandaar dat het graf nog steeds bestaat. Meder had zijn testament kort voor zijn dood opgesteld toen hij al ernstig ziek was. In de uitgebreideen gedetailleerde uiterste wilsbeschikking lezen we dat hij zijn stiefzoon het vruchtgenot van twintigduizend gulden legateerde. Met andere woorden: Jan Hendrik Haselbach mocht van dit kapitaal jaarlijks rente genieten. Aan diens zuster Constantia Gesina van Rossum-Haselbach vermaakte Meder het vruchtgenot van dertigduizend gulden, zodat ze uitgebreider kon gaan rentenieren dan haar broer. (Ter vergelijking: Meders fraaie buitenplaats Knapenburg werd na zijn dood voor 24.700 gulden verkocht.) Meder maakte nog een ander onderscheid: als Constantia zou overlijden dan zou het vruchtgenot op haar kinderen – die ze niet kreeg – overgaan. Bij Jan Hendrik Haselbach ontbrak die bepaling. Elisabeth van der Linden zou na zijn dood met de gevolgen ervan worden geconfronteerd.

Haselbach verlaat zijn gezin

Na enkele verhuizingen binnen Amsterdam waren de Haselbachs in mei 1856 op de Prinsengracht neergestreken. Dan blijkt Jan Hendrik Haselbach met onbekende bestemming te zijn vertrokken. We komen hem weer tegen in Den Haag. Hij verblijft daar in een huis aan de Pieterstraat samen met Christina Schneider, een ongehuwde jonge vrouw. Christina Schneider kwam uit Badenheim, Duitsland. Mogelijk reisde Haselbach met haar daarheen om uiteindelijk in Wiesbaden terecht te komen. Daar overleed hij op 27 augustus 1856, 38 jaar oud. Precies twee jaar na zijn begrafenis, op 30 augustus 1858, zette de geestelijke L.W. Eibach zijn handtekening onder het afschrift van de overlijdensakte van Johann Heinrich Hasselbach, waar het Nederlandse gezantschap te Frankfurt om had verzocht. Via het ministerie van Buitenlandse Zaken kwam het stuk, voorzien van indrukwekkende stempels, in Amsterdam terecht. Daar moest het, zoals we weten, eerst nog uit het Duits worden vertaald. Toen kon Elisabeth van der Linden met haar zandbaas uit Lisse trouwen.

Klik hier voor het volgende deel