Familiegeschiedenis van Van der Tang (5)

Dirk van der Tang is geboren in 1804 en overleden in 1899. na zijn huwelijk met zijn 2e vrouw, woonde hij in Amsterdam en overleefde de meeste van zijn kinderen. De geschiedenis van de familieleden van Tol, Klaveren, van der Bron en Tromp in die tijd worden weergegeven.

Aad van der Tang

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

De burgemeester van Lisse

Geboren in het jaar dat Napoleon keizer werd groeide Dirk van der Tang op tussen mensen uit de 18e eeuw, zoals zijn ouders en grootpa Bastiaan. Dirk overleed in 1899 op zeer hoge leeftijd in Amsterdam, waar hij zich in 1859 met zijn tweede vrouw Elisabeth van der Linden, weduwe van een rentenier, had gevestigd. Dirk overleefde de meeste van zijn kinderen, zoals zijn oudste zoon Bastiaan en zijn zoon Gijsbert, die in 1895 op 65-jarige leeftijd overleed. Toen zijn oudste dochter Anna, weduwe van de brugwachter Albert Alders, in 1893 in Lisse hertrouwde vermeldde de  ambtenaar van de burgerlijke stand in de huwelijksakte dat de vader van de  61-jarige bruid reeds overleden was! Dirk zal de kinderen van zijn dochters Gouda en Teuntje vaak hebben gezien omdat de Van der Boons sedert 1883 in Amsterdam woonden. (Direct na de dood van haar man in 1890 woonde Teuntje van der Tang met haar kinderen enige tijd in de Leidse buurt, dichtbij haar ouders en nog dichter bij de plaats waar op 23 januari 1893 een jongetje werd gevonden.) Een van Dirks kleinkinderen, Grad den Hengst-van der Boon, stierf in 1973. Ze kon zich haar grootvader – ze was een jaar voor zijn overlijden getrouwd – nog goed herinneren: hij woonde in een hofje (de “Onbekendegang” in de Korte Leidsedwarsstraat) en had een papegaai (misschien meegebracht door Dirks stiefzoon George Haselbach die op het einde van zijn korte leven als eerste stuurman op de westkust van Afrika voer).

Dirk van der Tang kende heel wat oude familieverhalen. Mogelijk is het verhaal over “de burgemeester van Lisse” van hem afkomstig. Volgens een versie van deze overlevering (met dank aan Eric Verschure) was Dirks schoonzoon Aart van der Boon korte tijd burgemeester van Lisse en zou hij, na een deel van de gemeentekas te hebben “opgezopen”, met zijn gezin naar Amsterdam zijn vertrokken. Noch Aart, noch zijn vader Jan van der Boon was burgemeester van Lisse en ze hadden daar evenmin zitting in de gemeenteraad. Dit verhaal kan betrekking hebben op de tijd dat Lisse vier burgemeesters telde. Bastiaan van der Tang en Gerrit van Klaveren (de grootvader van Aart van der Boon) waren burgemeester, een functie die echter niet te vergelijken was met die van een  plattelands)burgemeester van na de Franse tijd. Maar van dat verschil was in de tweede helft van de 19e eeuw bijna niemand meer op de hoogte. Dat de herberg De Witte Zwaan – waarvan Aart van der Boon van 1869 tot 1877 eigenaar was – ook als rechthuis heeft dienst gedaan kan bij het ontstaan van dit verhaal een rol hebben gespeeld.

Een verstoorde relatie

Teuntje van Tol, de weduwe van Kees van der Tang, werd gedurende haar laatste levensjaren in haar huisje aan de Heereweg te Lisse verzorgd door haar inwonende dochter Elisabeth Renst-van der Tang, die zich na het overlijden van haar man weer in Lisse had gevestigd. Ook Elisabeths oudste zus, Metje Galjaard-van der Tang, woonde na de dood van haar man enige tijd bij haar moeder.

Toen de oma naar wie ze was genoemd in 1861 op zesentachtig-jarige leeftijd overleed was Teuntje van der Tang bijna negen jaar en woonde ze in Amsterdam. De verhalen van Dirk van der Tang over zijn moeder zullen niet altijd vleiend zijn geweest, zodat Teuntje van haar grootmoeder misschien een verkeerd beeld had. Grootmoeder had in haar lange leven veel meegemaakt en Teuntje zou, als ze toen wat ouder was geweest, ongetwijfeld geboeid naar haar levensverhaal hebben geluisterd en begrip voor haar hebben kunnen opbrengen.

Tussen Dirk van der Tang en zijn moeder had het niet geboterd – vele jaren na zijn huwelijk vernoemde hij eindelijk een dochter naar haar. Mocht hierdoor hun verstandhouding zijn verbeterd, toen Dirk in 1858 hertrouwde met een weduwe uit de Jordaan en een jaar later met zijn gezin naar Amsterdam vertrok, was de situatie weer als vroeger.

Waren Dirks wangedrag, waardoor hij enkele malen in de gevangenis belandde, en het feit dat hij met een jong meisje moest trouwen de directe oorzaak van hun brouille, toen Dirk zijn eerstgeboren zoon niet naar zijn vader maar naar zijn grootvader vernoemde was voor Teuntje van Tol de maat vol.

De goede band tussen haar schoonvader Bastiaan van der Tang en haar zoon moet Teuntje van Tol een doorn in het oog zijn geweest. Dit had te maken met gebeurtenissen die zich vóór Dirks geboorte hadden afgespeeld en waardoor Bastiaan van der Tang met Teuntjes familie in onmin was geraakt.

Teuntje van Tol en haar familie

De moeder van Teuntje van Tol was Metje Gijsberts van der Horst, wier voorouders van moederskant (de Stellingwerfs) al in de 17e eeuw in Lisse woonden. Metjes zus Jaapje van der Horst was gehuwd met de veel oudere veerschipper Govert van Parijs, in de 18e eeuw een markant figuur in Lisse. Deze oom van Teuntje van Tol bleef tot op hoge leeftijd deel uitmaken van het dorpsbestuur. Ook diens zoon Gijsbert van Parijs – Teuntjes neef – komen we vaak als bestuurder tegen. Dat geldt eveneens voor Cornelis Tromp, die met een stiefdochter van Govert van Parijs was getrouwd en voogd was over de kinderen van Metje van der Horst. In 1765 trouwde Metje van der Horst te Lisse met Dirk Leenderts van Tol, een weduwnaar uit Woubrugge die aanvankelijk turfschipper was  in 1775 verkocht hij zijn boot. Later was hij winkelier, zoals onder meer blijkt uit een bewaard gebleven eigenhandig geschreven rekening. Toen hij in 1775 overleed liet hij zijn vrouw met drie kleine kinderen achter: Leendert, Goutje en Teuntje. Hadden de oudste twee kinderen hun vader nog gekend, Teuntje was een baby toen hij stierf. Voor haar was de man die haar opvoedde haar vader. Dat was de winkelier Barend van der Bron, met wie haar moeder in 1776 hertrouwde. Een jaar later werd halfzus Grietje geboren en bestond het gezin van Barend van der Bron – de jonge Barend genoemd omdat zijn vader dezelfde voornaam droeg – uit hemzelf, zijn vrouw en vier kinderen.

Stiefmoeder Tromp

Op 20 juni 1785 werd “voor ’t ziekbed van de testatrice ” het testament van Metje van der Horst en Barend van der Bron opgesteld. Bijna twintig jaar eerder had Metje met haar eerste man een testament gemaakt. Ze lag toen “aan de kinderpokjes ziek te bedde”. Nu was haar ziekte ernstiger: ruim een maand nadat ze haar testament had ondertekend werd ze ten grave gedragen.

Teuntjes broer Leendert van Tol, in 1786 gehuwd met Leuntje Admiraal, vestigde zich in Amsterdam. Ook grote zus Goutje (of Gouda) was van plan de ouderlijke woning te verlaten. In het voorjaar van 1787 trouwde ze, negentien lentes jong, met de uit Duitsland afkomstige koopman Jacob Matthijs Gabel. Goutje ging in Hillegom wonen, waar haar man de trotse eigenaar was van de buitenplaats Duyn en Weg. Kort daarna trad Barend van der Bron in het huwelijk met Aaltje, de dochter van Cornelis Tromp.

In het najaar van 1787 sloegen de patriotten op de vlucht voor het leger van de koning van Pruisen en kwam diens zwager Prins Willem V weer aan de macht. Teuntje van Tol vroeg zich af waar haar dorpsgenoten waren gebleven die in hun soldatenpakjes zo graag exerceerden en die, zo had Teuntje begrepen, allemaal “paterjotten” waren en Kees heetten. Om de terugkeer van de Prins en zijn gemalin te vieren werd heel Lisse met oranje versierd.

De klok weer terug

Ofschoon in Lisse de rooms-katholieken ver in de meerderheid waren en de ambachtsheren van Lisse – de in Duitsland wonende familie Heereman van Zuydtwijck – de roomse godsdienst beleden, werd Lisse bestuurd door een kleine groep hervormden. In de Republiek mochten alleen leden van de heersende (hervormde) kerk openbare bestuursfuncties bekleden. De patriotten, onder wie zich veel katholieken bevonden, wilden aan zulke toestanden een einde te maken (vrijheid en gelijkheid voor iedereen), maar na de omwenteling van september 1787 was het met hun beweging voorlopig gedaan. De klok werd teruggedraaid en er brak een periode aan die in de vaderlandse geschiedschrijving als “onbeduidend” te boek staat. In Lisse geraakten Govert van Parijs en zijn schoonzoon Cornelis Tromp, die vóór de opkomst van de patriotten ook al dorpsbestuurders waren geweest, weer op het kussen. Hun collega Barend van der Bron was door zijn huwelijk met Metje van der Horst een zwager van Govert van Parijs geworden en toen hij met Aaltje Tromp trouwde werd hij ook nog eens diens aangehuwde kleinzoon. De “neven” Gijsbert van Parijs en Govert Tromp vertegenwoordigden de nieuwe generatie bestuurders binnen de familie.

In die tijd begon Bastiaan van der Tang een man van aanzien te worden in Lisse, niet in de laatste plaats door zijn familieband met Arnout Meerhout en later met Gillis van Usselsteijn, baljuw van Zierikzee. Met zijn schoonzoon, de broodbakker Leendert van der Werff, en zijn zoon Kees van der Tang trad hij toe tot het van patriotten gezuiverde dorpsbestuur. Er was ook een nieuwe schout aangesteld: Mr. Theodorus Johannes Alexander Pagenstecher. De bestuurlijke samenwerking tussen twee families moest natuurlijk tot iets moois leiden: in 1796 trouwde Teuntje van Tol, de stiefdochter van Barend van der Bron, met de zoon van Bastiaan van der Tang.

Barend van der Bron herbergier

Het ambt van burgemeester in een dorp als Lisse was in het laatste kwart van de 18e eeuw geen zware baan. Als er wat te bespreken viel nodigde de schout de vier burgemeesters uit voor een vergadering, zoals op 17 maart 1789. Toen verleenden de regenten aan Barend van der Bron toestemming om in Lisse als herbergier en tapper te fungeren. Het jaar daarvoor was Barend van der Bron na lange tijd weer vader geworden. Zijn achttien jaar jongere vrouw Aaltje Tromp had hem een zoon geschonken, die naar opa Cornelis Tromp werd genoemd. Cornelis van der Bron nam in 1807 als huzaar dienst in het leger van koning Lodewijk Napoleon en was na de Franse tijd belastingambtenaar. Zijn vier jaar jongere zus Adriana van der Bron – Barends oogappel – deed in 1816 een goed huwelijk met de welgestelde bloemist Hermanus de Graaff. Met haar halfzus Grietje van der Bron zal Teuntje van Tol een hechtere band hebben gehad dan met Cornelis en Adriana, die een stuk jonger waren dan zij en geen bloedverwanten van haar waren.

Gerrit van Klaveren

Barend van der Bron was bevriend met Gerrit van Klaveren, een Sassenheimer die zich eindjaren zeventig met zijn gezin in Lisse had gevestigd en na de omwenteling van 1787 in de kring van dorpsbestuurders was opgenomen. Na het overlijden van Van Klaverens vrouw Grietje Ouwehand in 1790 werden op zijn verzoek zijn “goede vrienden” Barend van der Bron en Leendert van der Werff als voogden over zijn twee dochtertjes aangesteld: de veertienjarige Dirkje van Klaveren en haar pasgeboren zus Neeltje.

Neeltje van Klaveren was geboren op de boerderij op de hoek van de Heereweg en de Broekweg (nu Kanaalstraat), die haar vader in 1786 had gekocht. Ook de beide kinderen uit Van Klaverens tweede huwelijk, zijn kleinkinderen (onder wie Aart van der Boon) en enkele achterkleinkinderen zouden er het levenslicht zien.

Gerrit van Klaveren en Barend van der Bron kochten in mei 1793 een huis in het Vierkant, het Lisser dorpsplein. Bij de overdracht van dit huis werd schout Pagenstecher vervangen door regerend schepen Kees van der Tang, Barends toekomstige schoonzoon. Ook Kees’ zwager Leendert van der Werff was in zijn functie als schepen bij de transactie aanwezig. We mogen aannemen dat zulke bijeenkomsten in een sfeer van ouwejongens-krentenbrood plaatsvonden. Aan deze tijd zal Leendert van der Werff met

gemengde gevoelens hebben teruggedacht nadat hij met de “vrienden” van weleer in conflict was gekomen en in Lisse niet meer gezien was.

Burgerhuwelijk

In de zomer van 1796 – het tweede jaar van de Bataafsche Vrijheid – gaven de 21-jarige burgeres Teuntje van Tol en haar zeven jaar oudere verloofde, de burger Kees van der Tang, elkaar het jawoord. Barend van der Bron glom van tevredenheid. Kees van der Tang was een goede partij voor zijn dochter, vond hij. Als mede-dorpsbestuurder had hij zijn schoonzoon goed leren kennen. En dat Jacoba Meerhout-de Smet, de in mei overleden tante van Kees, haar neef een legaat van duizend gulden had vermaakt, was leuk meegenomen.Van dat bedrag had Kees nog geen stuiver gezien. Bastiaan van der Tang en Leendert van der Werff hadden Jacoba’s inboedel inmiddels verkocht, maar de veiling van haar huizen en landerijen zou pas in het najaar plaatsvinden.

Op het einde van haar leven woonde Jacoba de Smet bij haar zus en zwager en werd haar buitenplaats Meer en Hout verhuurd. Zorgzaam als Bastiaan van der Tang was zal hij haar belangen zo goed mogelijk hebben behartigd en vond hij het niet meer dan zijn plicht om als haar rentmeester op te treden. Toch zullen er lieden zijn geweest die vonden dat Bastiaan zich als een landjonker gedroeg en betwijfelden of hij echt zo onbaatzuchtig was.

Twintig jaar eerder had Bastiaan een zware beenbreuk opgelopen. Waarschijnlijk liep hij daardoor mank en was hij niet in staat om op het bruiloftsfeest van zijn zoon een dansje te doen. (Dat hoefde ook niet, want Adriana, de kleine meid van Barend van der Bron, stal met haar kokette danspasjes de show.) Onder goedkeurende blikken van familie en vrienden hield Bastiaan een tirade tegen de nieuwe machthebbers, die volgens hem de schuld waren van de zorgelijke situatie waarin ons land verkeerde. Govert van Parijs, de oom van Teuntje van Tol, was begin dit jaar op hoge leeftijd gestorven. Maar als hij er nog was geweest zou hij met alle aanwezigen het glas hebben geheven op de gezondheid en spoedige terugkeer van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje en zijn gemalin.

Het was nu anderhalfjaar geleden dat ons land door de Fransen was “bevrijd”. Frankrijk eiste ongeveer honderd miljoen gulden als schadeloosstelling, duizenden Franse soldaten moesten op onze kosten in de kleren worden gestoken (“Ze hebben geen kousen en schoenen meer an…”) en we raakten aan Frankrijk grondgebied kwijt. Pagenstecher, de voormalige schout van Lisse, had in het dorp niets meer te zoeken. Het dorpsbestuur heette nu Municipaliteit en bestond uit vertegenwoordigers van de nieuw orde, zoals de bloemist A.F. Wundel, die het testament van Jacoba de Smet had opgemaakt. De nieuwe baljuw Mr. Isaac van Buren had op zijn hofstede Wassergeest een vrijheidsboom laten oprichten. Voor dit symbool van de Bataafse Revolutie haalden Bastiaan van der Tang en zijn vrienden hun neus op. Ook waren ze wars van andere Franse poespas, zoals het elkaar aanspreken met burger of burgeres. Ze hoopten op de terugkeer van de Prins, zoals in 1787 was gebeurd. Maar Willems tijdperk was voorbij en het zou nog lang duren eer zijn zoon, de latere koning Willem I, voet op Nederlandse bodem zette.