Familiegeschiedenis van Van der Tang( 7)
De familiegeschiedenis vanaf 1802 tot 1813 wordt besproken. Jacoba de Smet, Leendert van der Werff, Bastiaan van der Tang, Kees van der Tang, bollenbedrijf de Graaff en Dirk van der Tang zijn enkele namen, die de revue passeren.
Door Aad van der Tang
NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 4, oktober 2011
Leenderts wangedrag
Ondanks het legaat dat zijn vrouw Naatje van der Tang uit de nalatenschap van haar tante Jacoba de Smet had ontvangen raakte Leendert van der Werff in financiële problemen. Misschien leefde hij net zoals zijn schoonvader op te grote voet en had hij meer land gekocht dan goed voor hem was. In april 1802 – kort na de veiling van Bastiaan van der Tang – tekende hij een schuldbekentenis voor de firma Veltman & Co te Leiden voor geleverde maar niet betaalde granen ter waarde van achttienhonderd gulden. Als onderpand stelde hij zijn bakkerij aan de Heereweg.
Nadat Bastiaan van der Tang in Lisse van het toneel was verdwenen kwam de familie nog niet in rustiger vaarwater. Alweer had het te maken met de nalatenschap van Jacoba de Smet. Gijsbert van Parijs en Leendert van der Werff waren behalve als voogden over Adriana Cornelia de Smet ook als curatoren over Arij van den Oever aangesteld. In 1797 – toen Bastiaan en Leendert nog druk bezig waren met het beredderen van Jacoba’s boedel – was deze neef van Jacoba de Smet meerderjarig geworden. Door zijn geringe verstandelijke vermogens was hij echter niet in staat zelf zijn erfportie beleggen.
Terwijl Bastiaan van der Tang op het punt stond om in Leiden in het huwelijk te treden met Reinera Reinders werd op 5 mei 1804 in een vergadering van het dorpsbestuur van Lisse een brief van Gijsbert van Parijs behandeld, waarin hij onder meer schreef: “(..) Geeft te kennen dat hij benevens Leendert van der Werff, toen ter tijde meede alhier woonachtig, is aangesteld tot curator over de persoon en goederen van Arij van den Oever en tot voogden over Adriana Cornelia de Smet. Dat Leendert van der Werff door deszelvs wangedrag zig zoo verre heeft te buijten gegeven dat deszelvs eigen zaaken buijten eene goede directie zijn gekoomen en door hem zijn verwaarloosd geworden, ’t welk ten gevolgen gehad heeft dat deszelvs huis bij executie reets is verkogt en denzelven Leendert van der Werffzig buyten deezen dorpe genoodzaakt heeft gevonden elders deszelfs kost te moeten gaan winnen.”
Op voorstel van Gijsbert van Parijs werd Leendert van der Werff vervangen door Covert Tromp. Als diaken had Govert Tromp in augustus 1803 de akte van indemniteit ondertekend voor de kinderen van Leendert van der Werff voor de armbezorgers van Haarlem. Mochten ze daar in armoede geraken dan zouden ze in Lisse weer in onderstand worden opgenomen. Terwijl Leendert nog in Haarlem woonde kocht hij in december 1804 in het Vierkant te Lisse een bakkerij. Met welke middelen is niet duidelijk, want een jaar later – hij is dan met zijn gezin in Lisse teruggekeerd – verklaart hij dat hij wegens zijn armoede de kooppenningen niet kan voldoen.
In 1808 wordt Leendert nog broodbakker in Lisse genoemd. De voogden over de kinderen uit zijn eerste huwelijk met Cornelia Bol trekken Leendert aan zijn jas omdat hij hun moederlijk erfdeel nog niet heeft uitgekeerd. De zaak wordt afgedaan met een minnelijke schikking. Omstreeks die tijd verhuist Leendert naar Oegstgeest en komt hij alleen nog naar Lisse om de bakkerij – die nog steeds op zijn naam staat – te verkopen. Hij overlijdt in januari 1809 te Oegstgeest.
Kees van der Tang
Kees van der Tang deed het rustiger aan dan zijn vader en zijn zwager. Uit de nalatenschap van Jacoba de Smet kocht hij een partij wei- of hooiland in de Lisserbroekpolder, genaamd De Kruijshoek. In 1805 verkocht hij dit land aan Jacob Steenvoorden.
In juni 1804 kocht Kees van de “roomse armen” een huis met erf op het Oosteinde van het dorp aan de Heereweg. De koopprijs bedroeg 140 gulden. Van het geld dat hij van tante Jacoba had geërfd was toen blijkbaar niet veel meer over, want hij moest de rooms-katholieke armmeesters nog vijftig gulden betalen, waarvoor hij een schuldbekentenis tekende. (Kees van der Tang en zijn vrouw leenden soms geld van hun welgestelde (schoon) zus Gouda van Tol in Hillegom.)
In januari 1813 verkocht Kees van der Tang – dan dagloner genoemd – dit huis ten overstaan van de keizerlijke notaris A. Vereijck van Bommel te Warmond aan Cornelis van Bakel, metselaar te Lisse. Sinds de inlijving bij Frankrijk moesten alle officiële stukken zowel in het Nederlands als in het Frans zijn opgesteld, zo ook deze koopakte. Kees is nog opzichter van het armenhuis te Hillegom – waarin hij met zijn gezin woont – als hij in maart 1819 dit huis (nummer 84) van Cornelis van Bakel terugkoopt. In 1828 dient het huis als onderpand voor de vierhonderd gulden die Kees van zijn buurman, de koopman in wijnen J.G. Geertsema Jullens, heeft geleend. Sedert de volkstelling van 1830 staat dit huis als Straat- of Heereweg nummer 82 bekend. Kees van der Tang zou er in 1858 overlijden en Teuntje van Tol in 1861. Kees bezat nog een ander huis, waarvan de herkomst niet duidelijk is. Terwijl hij opzichter was in het armenhuis te Hillegom haalde hij als huisbaas de huur op bij de Medicinae Doctor B.J. van Dieren, die in Lisse in huis 85 praktijk hield, naast het pand dat Kees in maart 1819 van Cornelis van Bakel had teruggekocht. Het huis beviel de dokter wel, want in oktober 1819 kocht hij het van Kees voor zeshonderd gulden. De genoemde wijnkoper Geertsema Jullens vond het blijkbaar ook een aardig huis, want hij kocht het op zijn beurt van Van Dieren en ging er zelf in wonen.
In 1802 kocht Kees van der Tang van zijn vader een riant huis met grote tuin en stalling aan de Grachtweg. Waarschijnlijk was het niet de bedoeling dat Kees dit pand zelf behield, want nog dezelfde dag werd het met grote winst doorverkocht aan Johan Elias Rom te Amsterdam.
Familie De Graaff
Van de “vriendenkring” van vóór 1795 was weinig meer overgebleven. Bastiaan van der Tang woonde met zijn tweede vrouw in Leiden waar hij tapper was. Hij bezat er enkele huizen, waarvan de glazen bij de kruitramp van 1807 wel gesneuveld zullen zijn. Nu ook Leendert van der Werff met zijn gezin Lisse had verlaten, was de Van der Tangclan er behoorlijk geslonken.Met de Van Parijzen en de Trompen behoorde Barend van der Bron, de stiefvader van Teuntje van Tol, tot de betere stand van Lisse. In 1803 – het jaar waarin op het Lisser dorpsplein twee Franse moordenaars werden opgehangen – was Barend samen met Aart van der Meij, de neef van Gerrit van Klaveren, aangesteld als executeur testamentair van de rijke Meindert de Graaff.
De welgestelde Lissese bloemkwekersfamilie De Graaff zou tot op de dag van vandaag in deze branche bekendheid genieten, tezamen met de aanverwante familie Blokhuis. De enige erfgenaam van Meindert de Graaff was diens neef Simon Adrianus de Graaff, die later bevriend raakte met Jan van der Boon en op diens boerderij zijn laatste levensdagen sleet. In 1809 was Barend van der Bron kerkmeester. In die hoedanigheid ondertekende hij samen met onder anderen Gijsbert van Parijs een lange brief aan het gemeentebestuur van Lisse over de aanspraak die de rooms-katholieken in Lisse op het kerkgebouw van de hervormden maakten. Dat gebouw was ooit eigendom van de katholieken geweest en tijdens de Tachtigjarige Oorlog door de hervormden in bezit genomen. In het hele land probeerden de katholieken hun genaaste kerkgebouwen terug te krijgen. In enkele plaatsen lukte dat maar in Lisse niet.
Bevrijd
Nadat de populaire koning Lodewijk Napoleon zijn kroon had verloren lijfde zijn broer ons land in 1811 bij Frankrijk in. De conscriptie (dienstplicht) werd ingevoerd en het toezicht op de naleving van het continentaal stelsel (het verbod op handel met Engeland) werd strenger. De Fransen, die door velen met gejuich waren binnengehaald, werden nu gehaat. Met de economie ging het bergafwaarts. De rijken van weleer moesten hun buitenplaatsen verkopen of laten afbreken. De censuur ging zover dat in kranten zelfs de familieberichten in het Frans moesten worden afgedrukt.
Het debacle van de veldtocht naar Rusland (waarbij vele Nederlandse mannen en jongens het leven lieten) lag nog vers in het geheugen toen er in januari 1813 een nieuwe lichting militairen werd opgeroepen. Burgers die het zich konden veroorloven probeerden hun kroost uit het leger te houden door voor hen een remplacant (plaatsvervanger) te kopen. Dat deed ook de Lissese bloemkweker Cornelis de Graaff. Deze broer van Meindert de Graaff vond iemand voor ruim dertienhonderd gulden bereid om in plaats van zijn zoon Hermanus als kanonnenvlees te dienen.
Cornelis Tromp, de voogd van Teuntje van Tol en de schoonvader van Barend van der Bron, stierf hoogbejaard op 18 december 1813. Tromp, die tijdens het ancien régime zoveel functies in Lisse had bekleed, mocht nog meemaken dat ons land van het Franse juk werd bevrijd. Op 2 december, enkele dagen na zijn landing in Scheveningen, konden de Lissers de erfprins met eigen ogen aanschouwen. Terwijl hun paarden werden ververst verbleven de prins en zijn gevolg enige tijd in herberg De Witte Zwaan. De Lissese notabelen verontschuldigden zich voor het feit dat ze wegens tijdgebrek geen erepoort hadden kunnen oprichten, maar de prins toonde zich tevreden met het warme onthaal dat hem in het dorp ten deel viel. Van de flessen wijn die hem werden aangeboden gebruikte hij niets. Onder de nieuwsgierige dorpsjeugd, die door de ramen van De Witte Zwaan een glimp van de prins probeerde op te vangen, zal zich ook Dirk van der Tang hebben bevonden. Dirk, op dat tijdstip bijna tien jaar, maakte het einde van de Franse overheersing en het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden bewust mee. (Als hoogbejaarde Amsterdammer zou hij in 1898 nog getuige zijn van de feestelijkheden rond de inhuldiging van Wilhelmina, de achterkleindochter van de erfprins.) Nadat de prins zijn reis naar Amsterdam had vervolgd reden enkele Kozakken Lisse in. De Russische ruiters lieten de hun aangeboden sterke drank goed smaken en ook aan hun eetlust mankeerde niets. Een heer uit Amsterdam, die Russisch sprak, trad op ls tolk. In de wetenschap dat op die gedenkwaardige 2e december 1813 de erfprins in Amsterdam als soeverein vorst was ingehuldigd en als koning Willem I ons land zou regeren, sliep Cornelis Tromp vredig in.
wordt vervolgd