Hoe een uitgaansdag in 1845 tragisch eindigde

Na bezichtiging van het nieuwe gemaal de Leegwater sloeg de boot om. Sijmen Barnhoorn, Jacob Koopmanschaap en Cornelis van Riek verdronken  toen.

door Dirk Floorijp

NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 1, januari 2013

Ze gaan met hun zeilboot richting Buitenkaag om het gemaal de Leeghwater te bekijken. De machtige stoommachines in bedrijf te zien die de Haarlemmermeer moeten leegpompen, en met elke slag 88 m3 water de ringvaart in te lozen. De Leeghwater maakte op 22 juli 1845 zijn eerste slag. In 1849 kwamen de gemalen Cruquius en Lijnden erbij en was de klus in 1852 geklaard. Het was een wonder om te zien en daarvan getuige te zijn. Met vijf man waren ze vertrokken en na een enerverende dag tegen de avond huiswaarts getrokken. Ter hoogte van de Greveling sloeg echter het noodlot toe. We volgen het proces dat door de politie toen is opgetekend. Procesverbaal Op heden 10 augustus 1845 savonds ongeveer 7 ure compareerde voor ons mr. Johannis Cornelis van Rossen Burgemeester van Lisse, Anthonie Beltzer, koetsier oud 33 jaren wonende te Hillegom, en Petrus Johannes Hageman tuinman, oud 56 jaren mede aldaar woonachtig,welke ons verklaarden. Dat zij van eene zeilpartij ter bezichtiging van de leeghwater terugkerende in de ringvaart in de omtrek der Greveling waren omgeslagen en drie der hunnen verdronken waren – als- Sijmen Barnhoorn, jager oud 46 jaren Wonende te Hillegom. Jacob Koopmanschap, timmermansknecht oud 29 jaren wonende te Weespercarspel, thans werkende te Hillegom en Cornelis van Riek oud 26 jaren wagenmakersgezel, bij zijne moeder weduwe wonende te Lisse. Cornelis zijn vader Jacob Jansz van Riek was reeds in 1833 overleden, gehuwd met Maria Ariensdr. van Noort. en woonden bij het Vierkant. Dat zij omgeslagen waren, toen zij den schuit wilden wenden om een haak te krijgen die hun ontschoten was, Denkelijk door eene te hevige windvlaag, of het vast blijven houden der schoot. dat bij het omslaan hij koetsier uit gesprongen was en zwemmende de wal bereikt had. Dat onder zijn zwemmen hij door den wagenmaker was achterhaald en deze zich aan hem vastgeklampt had, dat hij zich echter losgewerkt had en daarna den wagenmaker niet meer gezien had, dat hij tuinman met den jager en de timmermansknecht bovenvermeld op den bodem der schuit waren geklommen dat de schuit daarop gezonken zijnde hij zich andermaal aan den schuit heeft vastgehouden, terwijl hij de andere twee vlak nevens elkander zwemmende gelijkelijk heeft zien zinken, dat na op het geroep van den koetsier eenige poldergasten aan de greveling wonende, waren te hulp gekomen en hem in hunne schuit geholpen hadden, dat zij als nu niets anders bij zich hebbende dan boomen zonder haken en de vermisten reeds om het half uur waren onder geweest en er andermaal teveel tijd moest verloopen eer men zich van haken had voorzien zij gemeend hadden dat aan geen redding meer te denken was en besloten hadden om van het gebeurde slechts aangifte te gaan doen. Van welke aangifte na gedane voorlezing dit relaas is ondertekend. A.Beltzer P.J.Hageman J.C.van Rossen Nog compareerde de gemelde poldergasten Willem van Genderen oud .. tig jaren wonende te Sliedrecht en Jan Gelerblom oud 22 jaren wonende te Hartingveld beiden thans aan gemelde ringvaart werkend- verklarende: dat hij op het geroep van zijn dochtertje was buiten gekomen, eenige menschen in het water had zien worstelen maar dat eer hij een schuit had losgemaakt om er heen te varen niets meer gewaar was geworden dan een man die tegen den dijk opkroop. Dat de tegenwind en stroom het naderen vrij onmogelijk en langdurig gemaakt had en hij ter plaatse komende behalve den man die tegen den dijk geklommen was nog een man even met het hoofd boven water had gevonden zich vasthoudende aan het boord van een omgeslagen schuitje, dat hij overigens uit consideratie als boven besloten dan met de geredden en zijn schuit naar het dorp te vervoeren. De comparanten verzocht dat relaas te ondertekenen verkaarden niet te kunnen schrijven. Op 12 augustus 1845 doen de overlevenden Antonie Theodorus Beltzer, koetsier en Petrus Johannes Hageman, timmerman op het gemeentehuis van Lisse aangifte van het overlijden van hun drie kameraden in de akten nr. 27, 28 en 29.

Bron:

Gemeentearchief Lisse inv.nr.1115 , Bevolkingsregister Lisse

Gemaal de Leeghwater in 1846