HOE KLOOTSCHIETEN TOT EEN VEROORDELING LEIDDE
Eerst wordt een uitleg gegeven wat klootschieten inhoud. Een wedstijd klootschieten van Lisse naar Hillegom ontaardde door drankgebruik in een vechtpartij met gewonden.
door Leo van der Geer
Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020
De schietkloot in de minste worpen van Lisse naar Hillegom gooien, daartoe hadden de Lissese Arie van Graave (de baggerman) en Jan van der Klugt elkaar uitgedaagd. De verliezer zou op twee vaan oud bier, ongeveer 16 pinten bier, moeten trakteren die ze gezamenlijk zouden consumeren.
Klootschieten is misschien wel een van de oudste balspelen die we kennen. Het is een eenvoudig volksspel waarbij het erom gaat wie het verst met een houten met lood verzwaarde bal, en dat is dan de kloot, kan gooien. Wie in een vooraf bepaald aantal beurten de grootste afstand weet af te leggen, is winnaar. In wat tegenwoordig Nederland is werd het spel van de vijftiende tot de zeventiende eeuw alom beoefend. Het was niet zonder gevaar. In Amsterdam werd in de vijftiende eeuw al een speelverbod uitgevaardigd, ‘Alsoo der Stede muren daerdoor beschadigt werden’. Hier en daar werd met ijzeren in plaats van met houten kloten gespeeld. Dat werd al in de vijftiende eeuw in Leiden verboden. ‘So moet nyemant doer die stede cloeten dan mit houten cloeten’. Ook in Lisse werd de sport beoefend en veroorzaakte ongelukken. Daarom besloten de schout en burgemeesteren (wethouders) van Lisse op 11 maart 1749 dat de sport verboden werd binnen de bebouwde kom met de volgende tekst: Schout ende burgemeesteren van Lisse, voorgekomen sijnde verscheijden klagten van jon(g) gesellen met het schieten van de kloot en met het tollen, en daar op gevolgde ongelukken, verbiedende hiermede aan allen, ende een ijgelijk met de kloot te schieten, veel minder de kloot te mogen goijen tegens eenige dorps boomen, of palen soo als men segd op den aftrek alsmede met taas of swieptollen te mogen tollen ende ook wel expresselijk het soogenaamde herrejen (is een voorwerp laten draaien op een pin) met de tol ende dat tusschen de gehuijsdens in den dorpe van Lisse van de Lisserbrugge tot Adam Vreburg Graftweg, Broekweg ende Veenderweg, op verbeurte t’ elkens van ses stuijvers d eene helfte ten behoeve van den Schout van Lisse ende de andere helfte ten behoeve van den H Geest Armen van Lisse, sullende de ouders voor haarlieder kinderen ende de voogden voor hare wesen, moeten instaan, ende dese boete betalen, onvermindert het regt van den heer balliuw. Aldus gedaan gekeurt ende verboden bij den schout ende alle de burgemeesteren in ’t regthuijs van Lisse, op den 11 maart 1749 en op den 12 daar aanvolgende na voorgaande klokkegeslag ter poeje (is pui in de betekenis van een verhoging van waaraf men een menigte toespreekt) van het regthuijs van Lisse voor den volke afgelesen en geaffigeert.
(bron: gemeentearchief Lisse inv.nr. 16, Erfgoed Leiden en omstreken).
Wie zich er niet aan hield werd dus beboet met 6 stuivers. Arie en Jan startten daarom op zondag 1 juli1764 om half vijf ’s middags hun weddenschap bij de Lisserbrug, juist buiten het dorp, met als einddoel de herberg ‘Het wapen van Vrieslandt’, aan de Houttuin in het centrum van Hillegom. Ze werden aangemoedigd door hun dorpsgenoten Dirk Huijgen van der Klugt, Pieter Hendrikse Wassenaar, Pieter Teunisse, en Cornelis Reks, alias Kees Pons. Om ongeveer half zes was het gezelschap bij de genoemde herberg aangekomen, waar zij voor de deur de twee vanen bier consumeerden. Nu was bij de herberg ook een kolfbaan en Arie van Graave en Pieter Teunisse besloten om een spelletje te spelen om pintjes bier. Thomas van Dijk en Cornelis Reks voegden zich al spoedig bij hen. De Lissese broodbakker Dirk Romijn en Jan Leenderdse Wassenaar zagen hun dorpsgenoten en sloten zich bij het gezelschap aan. Elk spelletje kolf ging om een kannetje oud bier. Het bier dat men rond 1750 dagelijks dronk leek overigens niet op het bier dat we nu drinken. Het bevatte nauwelijks alcohol en smaakte waarschijnlijkmvrij zuur. Vandaar dat er veelal, zoals ook bij deze weddenschap, om oud bier werd gewed datmdonkerder van kleur was en zoeter. Ten slotte deden Pieter Teunisse en Arie van Graave nog een aantal spelletjes, elk spel om een fles witte wijn, waarmee ze vier flessen witte wijn verdienden. Daarna gingen ze weer voor de deur van de herberg zitten en nadat alle drankjes opgedronken waren, zijn Dirk Romijn en Jan Leendertse Wassenaar naar huis gegaan. Het was inmiddels bijna 10 uur ‘s avonds en de overblijvers legden ieder een stuivertje bij, wat veertien stuivers opbracht, zodat zij nog een laatste fles witte wijn konden kopen om daarna de terugtocht naar Lisse te aanvaar den. Dirk van der Klugt en Pieter
Hendrikse Wassenaar gingen de herberg binnen om de fles wijn te halen. De van oorsprong Limburger Ruth Gerritszoon, waard van de herberg ‘Het wapen van Vrieslandt’, zal geen probleem hebben gehad Dirk en Pieter nog een fles wijn te verkopen. ‘Binne die Lisser jongens hier nog, binne die nog niet weg’, zei de Hillegomse dagloner Ruth van Triest, die zich op dat late tijdstip bij de ingang van de herberg vertoonde. Had het gezelschap uit Lisse het bier en de wijn de gehele avond gemakkelijk door de kelen laten stromen, die uitdrukking van Ruth schoot bij hen toch in het verkeerde keelgat. Jan van der Klugt en Pieter Teunisse maakten Ruth duidelijk dat zij ‘die Lisser jongens’ geen gezegde vonden. Er ontstond een woordenwisseling en om de stemming niet al te veel te laten ontaarden bood Cornelis Reks aan dat Ruth wat wijn met hen dronk. Hij ging zitten en dronk vervolgens drie à vier glazen wijn. Nu was Ruth van Triest ook weer niet een van de gemakkelijkste Hillegommers. Op 24 juni 1756 was hij door de vierschaar van het baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout veroordeeld voor een geval van mishandeling. Vijf jaar later op 5 maart 1761 moest hij weer voor de vierschaar verschijnen omdat hij in september 1760 in de herberg de Morgenstar in Hilllegom ene Gerrit van Triest te lijf was gegaan. Voor het uithalen met een ijzeren tabakscomfoor naar het gezicht van Gerrit werd hij door de vierschaar voor de tijd van een jaar uit het baljuwschap verbannen. In die tijd hoorden de ambachten (dorpen) Hillegom, Lisse, Noordwijkerhout en Voorhout tot eenzelfde baljuwschap of hoge vierschaar. Het centrum van dit baljuwschap was Noordwijkerhout waar recht werd gesproken in het rechthuis en de eerste jaren ook gevonnist werd. Vanaf 1763 werden de vonnissen uitgevoerd in Lisse waar op het Vierkant een gevangenis werd ingericht en op welk plein ook een galg werd opgesteld voor misdadigers van ernstige misdrijven. Er werd recht gesproken door de baljuw of schout met een jury van dertien ‘welgeboren mannen’ ook schepenen genoemd. Dat zijn dus heren die bekend zijn in de ambachten die ze vertegenwoordigen en die van onbesproken gedrag zijn.

De plaats van het delict! Het Dorpsperk te Hillegom door Jacob Cats (1741-1799). Deze nachtelijke tekening is de omgeving waar het verhaal van de Lissese klootschieters eindigde in een grimmige schermutseling
We gaan weer terug naar onze klootschieters uit Lisse. Toen Ruth van Triest zijn glazen wijn had gedronken en juist op weg was vroeg hij Cornelis Reks te spreken. Cornelis liep naar hem toe, maar keerde onmiddellijk weer terug naar de groep omdat hij zag, naar hij later zei, dat Ruth van Triest een ontbloot mes in de hand had en hem dreigde te steken. Cornelis ging weer bij het gezelschap zitten en de groep ging ervan uit dat Ruth van Triest daarop naar huis was gegaan. Het was inmiddels al over elven en het gezelschap dronk daarom de laatste restjes wijn op en maakte zich klaar om naar huis te gaan. Plotseling stond Ruth van Triest weer bij hen met het mes in de hand wat hij over de keien van de straat haalde, zodat de vonken ervan af spatten. Jan van der Klugt ontstak in woede door deze provocatie en ging naar hem toe gevolgd door Thomas van Dijk, die bezig was zijn pijp met de houten kaars aan te steken. Het aansteken van een pijp gebeurde vroeger meestal met gloeiende kool. Een nadeel was dat de gloeiende kool soms inbrandsporen naliet op de boven zijde van de pijpenkop. Om dat te voorkomen werd de pijp daarom, zoals Thomas deed, aangestoken met een stuk smeulend hout, een zogenaamde houten kaars. Al ruzie zoekend dwaalden de strijdende partijen in het donker af naar het kerkhof, waar het onder de bomen nog donkerder was. Het kerkhof lag toen nog rond de Maartenskerk midden in het dorp. Thomas verklaarde later dat hij Jan volgde omdat hij bang was dat Jan komend vanuit het licht op het donkere kerkhof niet zou zien waar Ruth zou staan met zijn mes. Hij zou in een hinderlaag kunnen lopen, letsel kunnen oplopen of zelfs door Ruth om het leven kunnen worden gebracht. Ruth schijnt gezegd te hebben ‘bliksems kind moet jij bij ligte’. De achtergebleven Lisser zagen dat de meegenomen houten kaars, op het kerkhof aangekomen, uit ging. Kees Pons was het tweetal naar het kerkhof gevolgd. Wat er precies op het kerkhof is gebeurd, weten we uit het verslag van 11 juli 1764 van een tweetal leden van de groep, namelijk Dirk Huijgen van der Klugt en Pieter Hendrikse Wassenaar, een verslag dat werd vastgelegd bij notaris Willem Jacobus Sennepart te Lisse. Verder vinden we ook details van het gebeurde in de notulen van de verhoren van 12 juli 1764 door de vierschaar van Noordwijkerhout, op 13 december 1764 door de baljuw en op 23 januari 1765 door de vierschaar van Hillegom. Na enige tijd keerden Jan en Thomas weer terug van het kerkhof en vertelden de groep dat Jan van der Klugt de aanval van Ruth van Triest goed had afgeslagen, Kees Pons daarna Ruth op de grond had gegooid, waarna Thomas had gezegd dat het toen het moment was om Ruth van Triest aan te vallen waarna Jan hem zo geschopt had dat de zool van zijn schoen los gekomen was. Thomas van Dijk bleek Jan gewaarschuwd te hebben zijn eigen mes niet te gebruiken, waarop Jan van der Klugt het weggestoken had. Teruggekeerd van het kerkhof voegden zij zich weer bij het gezelschap, dat inmiddels op de weg stond te wachten omdat de herberg al gesloten was. Daarna ging de groep weer naar Lisse, eenieder naar zijn eigen huis na een enerverende avond. Wie nu denkt dat de Lissese klootschieters hiermee weg kwamen heeft het mis. We hebben al beschreven wie de Hillegommer Ruth van Triest was, maar laten we ook eens kijken wie de twee hoofdrolspelers uit Lisse waren. Thomas van Dijk werd in 1727 te Alkmaar geboren. Hij was meestersmid in Lisse. Thomas trouwde op 20-05-1759 te Lisse voor de schout en op dezelfde dag voor de kerk (RK) met Pieternelletje Harmensdr Schuurman, die toen 39 jaar oud was. Thomas was al snel weduwnaar en op 20-10-1765 hertrouwde hij (RK) met Maria Pietersdr van Oerle, die toen 27 jaar oud was. Uit het eerste huwelijk werden twee kinderen, Hendrik en Jannetje, en uit het tweede huwelijk vier kinderen, Pieter, Jacob, Hendrik en Sophia, geboren. Thomas overleed op 31-05-1771 te Lisse, waar hij ook begraven werd. Over Jan van der Klugt is minder bekend. Hij was mogelijk een broer van Dirk Huijgen van der Klugt, die hem aanmoedigde tijdens de weddenschap. Hoe komen we nu te weten of de Lisser klootschieters werden gestraft voor het mishandelen van Ruth van Triest? Daarvoor kunnen we de dingboeken raadplegen. Zoals al eerder beschreven behoorde Lisse met Hillegom, Noordwijkerhout en Voorhout tot één baljuwschap. De verslagen van de zittingen van de rechtbank van de baljuw werden vastgelegd in dingboeken. In het woord dingboek herkennen we ‘ding’ als juridische term zoals we die nu nog kennen in kort geding. In de dingboeken vinden we uitspraken over geschillen tussen dorpsbewoners over betalingen, eigendommen, criminele handelingen en gerechtshuwelijken (huwelijken tussen niet-gereformeerden).
In het crimineel dingboek van de jaren 1747-1776 van de baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout vinden we vanaf bladzijde 82 een verslag van de rechtdag gehouden te Lisse op 13 december 1764. Thomas van Dijk stond toen terecht voor baljuw Elbert Testart, die tevens hoogheemraad van Rijnland was en oudburgemeester van Haarlem. Thomas werd gedwongen op 32 van tevoren opgestelde vragen te antwoorden over wat er nu toch was voorgevallen op die eerste juli 1764 in Hillegom. Hij bevestigde dat hij op 1 juli 1764 met Dirk en Jan van der Klugt, Pieter Teunissen, Pieter Korsen, Arie van Gra(a)ve(n) en Cornelis Reks, bijgenaamd Kees Pons, voor de Hillegomse herberg van Ruth Gerritsz heeft gezeten en gedronken heeft. Hij vertelde dat hij de Hillegommer Ruth van Triest kende waarmee hij om 10 uur ’s avonds een woordenwisseling heeft gehad en dat Cornelis Reks op verzoek van Ruth van Triest naar hem toegegaan is. Dat daarna Cornelis uitbracht dat Ruth een mes bij zich had. Thomas beschreef dat later op de avond Ruth terug kwam en langdurig met een groot mes over de stenen van de straat schraapte. Cornelis Reks zou tegen Pieter Teunisse hebben gezegd ‘wie staat er op’, waarop Jan van der Klugt is opgestaan ‘met groote furie’, waarbij eenieder heeft gezien dat Jan een mes in zijn handen had. Thomas zette uiteen dat Jan Ruth geslagen en een schop gegeven heeft. Betreffende de brandende kaars bevestigde hij dat hij die in de hand had toen hij op het kerkhof was, maar dat die kaars al spoedig uit was gegaan en daarom niet de plaatsdelict kan hebben bijgelicht.
Op 11 juli 1764 waren Dirk Huigen van der Klugt en Pieter Hendrikse Wassenaar al verschenen voor Willem Jacobus Sennepart, notaris te Lisse, waar zij een beëdigde verklaring aflegden ten behoeve van Thomas van Dijk. In deze verklaring stonden dezelfde feiten vermeld als door Thomas op 13 december 1764 werden bevestigd. Op 23 januari 1765 verscheen Jan van der Klugt voor de vierschaar van Hillegom, waarbij hij bevestigde dat zowel hij als Ruth van
Triest messen bij zich hebben gehad. Hij bevestigde tevens dat Ruth van Triest door Kees Pons op het kerkhof van Hillegom werd vastgegrepen en op de grond gegooid, dat Thomas van Dijk het geheel bijlichtte met een kaars en dat hij Ruth op aanraden van Thomas van Dijk heeft geslagen en getrapt. Op 18 april 1765 werden beiden veroordeeld voor de mishandeling van Ruth van Triest. Jan van der Klugt werd veroordeeld tot een boete van 14 gulden en 7 gulden voor de kosten van de rechtszaak, totaal dus 21 gulden (koopkracht nu ongeveer € 250,-), voor de mishandeling van Ruth van Triest. Thomas van Dijk werd veroordeeld tot een boete van 7 gulden en 14 gulden en drie stuivers voor de kosten van de rechtszaak, totaal dus 21 gulden en 3 stuivers, voor het bijlichten van de mishandeling met een kaars. De Lisser vriendengroep zal niet snel meer een wedstijd klootschieten hebben gehouden.
Geraadpleegde bronnen o.a.
DTB (doop, trouw en begraafregisters) Lisse; archief Notaris Willem Jacobus Sennepart en een transcriptie gemaakt door Arie den Hoed uit dat archief; crimineel dingboek van de jaren 1747-1776 van het baljuwschap Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout (Erfgoed Leiden en omstreken).