Hoog bezoek in Lisse

Het CDA bestuur vergaderde  rond het aan het begin van de 20e eeuw in het gebouw aan de Bondstraat van de Katholieke Arbeidersbond. Het was een armoedige kroeg.  Een aantal leden van de Staten Generaal kwam op bezoek. De ordinaire omstandigheden in de kroeg worden besproken.

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

Van de heer Bas Romeyn kregen we een artikel dat op 28-8-2000 in de NRC-Handelsblad heeft gestaan. Hij beschrijft op hilarische wijze over CDA-vergaderingen in het KAB-gebouw, een tijdsbeeld om van te genieten.

door Bas Romeyn

Het zal een jaar of vijftien geleden zijn dat ik gevraagd werd om het CDA-bestuur in Lisse te komen versterken. Na ampel beraad, zoals dat zo mooi heet, besloot ik de uitdaging aan te gaan. De vergaderingen werden gehouden in het KAB-gebouw, aan de Bondstraat (overigens niets van doen met onze 007-held) te Lisse. Een schamel pand uit 1914, waar de Katholieke Arbeiders Bond haar hoofdkwartier had gevestigd. Een fraaie benaming voor iets dat gewoon een tempel van koning Alcohol was. Als je binnenkwam, ging je langs de biljarttafels l naar rechts. Daar kon je kiezen uit de meest steile trap die ik ooit in m’n leven heb gezien (hij stond vrijwel recht omhoog), óf de deur naar de urinoirs, een benaming die volledig recht deed aan de grondstof die daar afgewerkt werd. In deze ruimte stond een groot aantal granito bakken tegen de muur, alwaar duizenden katholieke arbeiders, sinds de Eerste Wereldoorlog hun door zware landarbeid op de bollenvelden gekromde ruggen nog krommer trokken bij het lozen van met ureum vermengde alcohol. Het resultaat mocht er zijn. Als je ooitaa n scholieren aanschouwelijk wilt maken hoe de grotten van Han zijn ontstaan, is één blik in voornoemde ruimte voldoende. Het spreekt voor zich dat een ieder die zelfs maar over een slechts gedeeltelijk reukvermogen beschikte, de urinoirs blindelings kon vinden.

Bovenaan de trap der alpinisten bevond zich onze vergaderzaal. Aan de grote wand hing een aantrekkelijk klein schilderij, voorstellende een heidelandschap met een wat moedeloos ogende herder met een dito sjokkende hond, naast een schier onafzienbare kudde schapen. Het bijzondere was dat om dit oliewerkje heen gewoon gordijnen aan een rails hingen, aldus de illusie wekkend dat de paarswollige gloed door een venster naar binnen scheen. Dat zou het geval geweest zijn, indien de verlichting redelijk zou zijn. Echter, vrijwel de gehele zoldering was bedekt met tl-buizen, aldus de oude Philips-slogan: “Wie licht spreidt, spreidt gezelligheid”, op rigoureuze wijze opvolgend.

De eerste keer schoof ik, duizelig van alle indrukken, aan een lange rij, terdege met formica voorziene, tafels aan. Voor de pauze kregen we een kop koffie, na de pauze nog een, geserveerd door de vaste kracht van het KAB-gebouw, een zekere Inge. Na een aantal vergaderingen deze consumpties met lede ogen aanschouwd te hebben, stelde ik dat aan de verzorging van het inwendige van het CDA-bestuur toch wel wat schortte en dat ik graag, als donatie aan het CDA, voortaan de catering zou willen verzorgen. Dat werd geaccepteerd.

Na een indringend gesprek met Inge, die opveerde gelijk eens Lazarus uit z’n graf, schets ik u een gemiddelde vergaderavond: Voor de pauze koffie met een werkelijk royale keuze uit taart, gebak en cake, vaak door Inge zelf gebakken. Daarna, na de pauze, zalmsalade, visschotel, sateh met stokbrood, al dan niet begeleid door versnaperingen uit de frituurpan. Tevens, ook niet onbelangrijk, de volledige keuze uit het bar-assortiment van de katholieke arbeiders. En neem maar aan, die was ruim. Op mijn verzoek werden hier wat betere wijnen aan toegevoegd.

Lid van bestuur was, de ook in Lisse wonende, Joep de Boer, voorzitter van de buitenland­commissie van de Tweede Kamer. Als Joep aanwezig was, hij was vaak buitengaats, werd door de voorzitter gevraagd of er nieuws was uit de Tweede Kamer of het buitenland. Met veel genoegen en uitvoerig, in alle betekenissen van het woord, kweet Joep zich van z’n taak, zodat de rest van het gezelschap zich kon spijzen en laven. Op zekere dag, het werd van tevoren aangekondigd, zou Joep langskomen met een delegatie Kamerleden. Inge werd tijdig gewaarschuwd. Het hoge gezelschap arriveerde wat later op de avond. Het bestuur was inmiddels al begonnen met vergaderen. Ik zal u uitleggen wat er te zien was: onder de onbarmhartig schijnende tl-buizen (de penningmeester droeg altijd een zonnebril), stonden de tafels vol met door Inge zelfgemaakte salades, dampende schalen met satehstokken, manden stokbrood, bitterballen en vlammetjes, alsmede restanten taart. Mannen en vrouwen, aan de shag dan wel sigaretten of dikke sigaren rokend, met handen glazen omklemmend, waarin bier, witte of rode wijn of limonadeglazen gevuld met ‘baco’s’ van Inge, die, het mag niet verzwegen worden, een uitzonderlijke nadruk legde op het gedeelte ‘ba’ en beduidend minder op de ‘co’.

Leden van de Staten Generaal

De leden van de Staten Generaal, al overweldigd door het gebouw en zaal, deinsden terug en keken zoals eens de vrouw van Lot moet hebben gekeken naar de ondergang van Sodom en Gomorra. Lang duurde dit niet, want ze werden allerhartelijkst, mogelijk zelfs een tikkeltje oneerbiedig, begroet. Pas aan het einde der vergadering zag ik door wat tabaksrook een hand over de tafel schuiven, toebehorende aan een Kamerlid uit de Anti-Revolutionaire bloedgroep, die het laatste satehstokje van de schaal pakte. Hij was de enige van het hoge gezelschap die dit aandurfde. Het voltallige bestuur was het er over eens: het was een grandioze avond geweest! Ik kan mij voorstellen dat een zekere gelijkenis met gepeperde avonden in Rotterdam zich opdringt. Vergeet echter niet, in Lisse was geen sprake van verteren van gemeenschapsgelden. Het CDA had in mijn tijd 10 van de 19 gemeenteraadsleden en nu zes. Zegt dat niet voldoende? Voor politieke adviezen houd ik mij beschikbaar.

De voorkant van het patronaatsgebouw