J.W.A. Lefeber en Zwanendreef
J.W.A. Lefeber begint in 1912 een eigen bollenkwekerij. Hij woonde in Riesenbeck op de hoek Heereweg en Laan van Rijckevorsel. Hij teelde bollen oa achter Riesenbeck en voor Zwanendrift. Hij koopt landgoed Riesenbeck in1909 van baron Heereman van Zuydtwijck van Dever.
Liesbeth Brouwer
NIEUWSBLAD Jaargang 12 nummer 2, april 2013
Familie J.W. Lefeber
In 1860 wordt Joseph Willem geboren, zoon van bakker Lefeber. Zoon J.W. kiest niet voor het vak van zijn vader, maar voor het bollenvak. Hij wordt daarmee de stamvader van de Lefeber dynastie. Deze J.W., zelf een hardwerkende en succesvolle ondernemer, eist van zijn zoons dat ze ook de handen uit de mouwen steken. Oudste zoon Joseph Willem Antonius (J.W.A., Willem genoemd, geb. 1890) komt vanaf zijn 15e bij vader in het bedrijf werken. Vader ziet een toekomst voor al zijn zonen als bollenkweker. Bij bestudering van het hieronder weergegeven plattegrondje is te zien hoe vader J.W. de namen van de percelen voor zijn zoons al heeft ingevuld.
Het uitgedachte plan wordt niet helemaal uitgevoerd, maar toch, al zijn zoons verdienden op een zeer verdienstelijke manier hun sporen in het bollenvak. We schreven hier in het Nieuwsblad van jan. 2009 al eens over.
J.W.A. lijkt voorbestemd om thuis op de kwekerij te komen, maar in 1912 begint hij een eigen kwekerij. De firma J.W.A. Lefeber is geboren. Waarschijnlijk eerst met bollenhandel en bollenteelt op de percelen van zijn vader. In de praktijklessen van zijn vader zal het winnen van zaad en het kruisen van bolbloemen behoorlijk wat aandacht hebben gekregen. Van meester Beumer uit Sassenheim leert hij een betere methode voor het winnen van narcissen- en hyacintenzaad. Nieuwe kleuren en vormen, verkregen uit hybridisatie, zullen een belangrijke uitdaging in zijn leven worden.
Familie J.W.A. Lefeber
De familie J.W.A. woont sinds 1915 in “Riesenbeck “. Deze villa lag op de hoek van de Heereweg en de Laan van Rijckevorsel. Een heel karakteristieke villa die in 2001 moet wijken voor een beoogde uitbreiding van het bedrijf Microformat. Natuurlijk is het niet ogelijk om alles wat karakteristiek is te behouden, maar het is wel wrang om te constateren dat de beoogde uitbreiding van Microformat achteraf niet echt noodzakelijk is geweest. De achterliggende bollenschuur die in 1910 door vader J. W. gebouwd is, komt in 1924 in handen van zoon J.W.A. In die tijd worden er bollen geteeld op de tuinen Riesenbeck, Zwanendrift en op de Zanderij in Hillegom. Het landgoed Riesenbeck kwam overigens al in 1909 in eigendom van J. W. Lefeber. Hij kocht het landgoed van baron Heereman van Zuydtwijck uit Riesenbeck, Westfalen. Deze baron was een nazaat van de eigenaren van Dever, de vroegere Ambachtsheren van Lisse. In 1911 staat in de Leidsche Courant het bericht dat:… werkzaamheden op de bloemisterij “Riesenbeck”zijn afgeslooten… …is thans een uitstekend terrein voor villabouw.
Die villa is in 1914 door J.W.A. gebouwd. Februari 1915 trouwt J.W.A. (Willem) met Johanna Cornelia Pijnacker en betrekken zij het huis. Er is dan alleen aansluiting op het gasnet, maar geen water en geen elektriciteit. Voor het water is er een pomp op de Eerste Poellaan. Het water wordt met bussen gehaald. In huis is gaslicht. Telefoon had de firma al snel. J.W. Lefeber had tel.nr. 12. Zoon J.W.A. kreeg 32 toegewezen. Eind 30-er jaren laat J.W.A. een villa bouwen in de net aangelegde Zwanendreef met de bedoeling daar met zijn gezin te gaan wonen. In de krant van 23/2/38 vinden we de mededeling van de bouwopdracht voor een landhuis in de Zwanendreef door aannemer Lemmers Voorhout. In dit huis is de familie Lefeber echter nooit komen wonen. In die onzekere tijd (mobilisatie) wil mevr. Lefeber niet verhuizen. In de villa op de Zwanendreef komt de bekende dr. Beyer van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek te wonen. Een aardige bijkomstigheid, het huis van 1250 m3 wordt gebouwd voor de prijs van fl. 7400,00.
Uitbreiding bollenbedrijf J.W.A. Lefeber
In 1920 koopt J.W.A. grond van boer Verdegaal. Dat is de boer van Zwanendrift, voorganger van boer Schrama. Het land is tot dan toe gewoon in gebruik als boerenland. Door J.W.A. wordt het omgezet naar bollenland. In die tijd is er van de Zwanendreef en de Laan van Rijckevorsel nog geen sprake. De percelen lopen, zeg maar, van de sloot bij de Matenesselaan tot de Elka. Een gebied van 11 ha.
In de CAO voor de bloembollenarbeiders staat in die tijd dat de arbeiders recht hebben op een groentetuintje en een naar gezin of leeftijd bepaalde oppervlakte aardappelen. Op de percelen worden afwisselend tulpen, hyacinten en narcissen geteeld. Het vierde jaar komen er geen bollen te staan maar worden er aardappels gepoot. Tegenwoordig zou dat niet meer kunnen want onze regio ‘De Zuid’ geldt als ‘aardappelteeltverbodsgebied’. Het winnen van nieuwe soorten narcissen en hyacinten is een grote hobby. In januari 1922 kan J.W.A. op de bloembollenbeurs in Haarlem een pot “Pink Pearl” tonen. Deze uit zaad verkregen hyacint gaf in 1917 voor het eerst goede bloemen. Uit deze “Pink Pearl” zijn later nog vele mutanten voortgekomen. En nog steeds is een derde van het hyacintenareaal terug te voeren tot deze hyacint. Ook andere cultivars, Carnegie en Delfts Blauw zijn door J.W.A. gewonnen en zijn nog steeds zeer succesvol. Natuurlijk gingen de zaken niet altijd voor de wind. De crisistijd (1929-1932) is in het bollenvak ook zeer voelbaar. Er worden te veel bollen geteeld. De export blijft achter. Dan blijkt al het organisatietalent van J.W.A.
Er moeten maatregelen komen om de sector weer gezond te maken. Vele malen wordt het toen nog bestaande Ministerie van Landbouw bezocht. De besprekingen daar hebben tot resultaat dat er een systeem van “teeltrecht” wordt aangenomen. Er worden minimumprijzen afgesproken en er wordt een Surplusfonds gesticht. Hoewel er zeker ook nadelen aan het systeem kleven (Voor jonge kwekers is het bijna onmogelijk een kwekerij te beginnen) heeft het systeem toch tot het ontstaan van de Europese Gemeenschap gefunctioneerd. Uit een toespraak van Lefeber citeert het Leidsch Dagblad van juli 1935: “Laat desnoods volgend j aar de prijzen los, maar wacht u voor ongebreidelde teeltuitbreidingen”.
Op 20 mei 1941 staat in de Leidsche Courant een verslag van de bollenbeurs. Daarin wordt verhaald van een nieuwe narcis, aangeboden door J.W.A. Lefeber, waarvoor t.z.t. bij de R.H.S. (Royal Hortical Society) ter registratie de naam Oranje Mei wordt voorgesteld. Een vorm van stil verzet. De narcis is inderdaad geregistreerd, maar al lang uit de handel. Blijkbaar toch niet zo’n goede.
Maatschappelijk actief
Lefeber is in die tijd al zeer maatschappelijk gericht. In 1932 wordt hij bestuurslid bij de Boerenleenbank. Deze plaatselijke boerenleenbank (voorloper van onze huidige RABO bank) werd in 1907 opgericht. In die tijd werden overal in het land Boerenleenbanken opgericht. Met de verzamelde spaargelden van de inwoners van het platteland werd in de behoefte aan krediet van landbouwers voorzien. Ook in de Bollenstreek is een dergelijke bank een noodzakelijkheid. In de vergadering waarin het 25 jarig bestaan van de bank wordt gevierd wordt Lefeber benoemd als bestuurslid. Hij is sinds 1936 actief in de gemeenteraad voor de R.K. Staatspartij (voorloper van de KVP en het latere CDA). Hij is lange tijd wethouder en ook een tijd locoburgemeester. Natuurlijk blijft hij ook maatschappelijk actief op zijn vakgebied, bijvoorbeeld in de Coöperatieve veilingvereniging H.B.G.(nu CNB) en als lid van het hoofdbestuur van de Koninklijke Algemene Vereniging van Bloembollencultuur. En als medeoprichter van Keukenhof.
Zwanendreef
In de krant van 20 jan. 1938 komt het voorstel van B. en W. aan de orde tot het geven van den naam “Zwanendriftlaan aan de door den heer W.A. Lefeber aangelegde straat over de tuinen Zwanendrift.” Lefeber zelf voelde meer voor “Zwanendreef’. Raadslid Komijn kon zich niet in deze naam vinden omdat de straat geen dreef was, de straat was te smal voor die naam. Raadslid Tromp maakte daarop het geintje om Zwanendreefje voor te stellen. Het werd, zoals bekend, toch Zwanendreef. Wat ging hier nu aan vooraf. In 1937 overleed opoe Zon. Zij was de moeder van mevr. Verdegaal-van der Zon, die woonde in het naastgelegen Nieuw Zomerzorg. Om de Zwanendreef verder te ontsluiten moet men het water over. Een duiker zou een oplossing zijn, maar dat idee wordt gedwarsboomd daar de bollenfirma Slechtkamp. Deze zit aan de Heereweg, maar wil via de vaart de mogelijkheid behouden om over water de Greveling te bereiken. Nu ligt er nog steeds een restant van de vaart richting Heereweg. En je vraagt je af of er ooit gebruik van gemaakt is. Feit is dat daarom besloten wordt om de Zwanendreef verder te ontsluiten met een brug. De jongste zonen van Lefeber mogen de eerste steen metselen. De uitvoering van brug en de bestrating zijn uitgevoerd door het bedrijf Schouls uit Leiden. In de Leidsche Courant van 7 dec. 1938 vinden we onder de kop Straataanleg het verzoek “tot straat- en rioolaanleg voor de verlegging van de Zwanendreef vanaf de brug.” “Met algemene stemmen wordt de vereischte vergunning verleend’. Op 18 juli 1939 staat in de krant het voorstel voor overname van een gedeelte Zwanendreef. De heer Lefeber heeft aan de verplichtingen voldaan en het voorstel wordt dus aangenomen. Gerard Lefeber herinnert zich nog een autotochtje met zijn vader om naar huizen te kijken, geschikt voor het vervolg van de Zwanendreef. In Oegstgeest, in de Louise de Colignylaan, staan identieke woningen. De krant van 17/7/39 vermeldt een bouwvergunning voor de heer L.P. Buschman voor het bouwen van 4 woningen, architect is M Laurentius uit Voorschoten. Er worden uiteindelijk 8 woningen gebouwd. In de laatste woning, nr 28, komt notaris GJ. Roes te wonen die op 28 okt 1939 tot notaris is benoemd als opvolger van mr. A. van Pelt. De familie verhuist in mei 1940 vanuit Den Haag naar Lisse. Zoon Leopold woont nog steeds in deze woning. In het huis ernaast, op nr. 26, is het notariskantoor. In ’51 wordt notaris Roes opgevolgd door J.M. Pinxter. Er is in die tijd nog steeds woningnood. Ook in de Zwanendreef worden veel huizen dubbel gebruikt. De familie Pinxter komt boven het notariskantoor te wonen. Maar niet meteen, er woont daar tijdelijk nog een andere familie. Eerst wonen ze nog in bij nr. 24, bij de familie van Hulten (waarvan de zoon Michel later staatssecretaris zal worden).
Mogelijkheden voor uitbreidingsplannen
Op de hoek Heereweg / Eerste Poellaan staat de bollenschuur van J. J. Grullemans en Zonen. Op 25/10/1941 brandt de bollenschuur geheel uit. Gelukkig is de wind niet zuid, anders waren de woonhuizen die er pal naast staan, er aan gegaan. Nu vormen ze nog steeds een mooie ingang naar het dorp. De aan de andere kant gelegen bollenschuur van Lefeber loopt wel gevaar, maar blijft gespaard. De brand
veroorzaakt een gat in de bebouwing van de Heereweg, maar Lefeber ziet daarin ook mogelijkheden voor een ontsluitingsweg. De doorgang door het dorp wordt met de toename van het verkeer steeds lastiger en de Blauwe tram worstelt zich van twee richtingen door het dorp. Op 4 maart 1941 staat er een bericht in de krant over onderhandelingen over aankoop van grond van Grullemans met als doel een uitbreidingsplan Eerste Poellaan en Zwanendreef. “Tevens vormt dit perceel de monding der oostenlijken randweg om de Gemeente-kom”. Dat het in de tijd van oorlog en wederopbouw niet zo snel gaat is te verwachten. Het tracé voor de weg is al lange tijd uitgezet, maar verder gebeurt er niks. In de oorlog wordt door de firma J.W.A. Lefeber op het tracé tabak geteeld. Tabak is op de bon en maar beperkt verkrijgbaar. Daarom is er veel eigen teelt. In de kranten staan advertenties waarin tabakszaad wordt aangeboden en bedrijven zich aanprijzen om tabak te fermenteren. De bloembollenteelt is grotendeels stilgevallen. Veel bollenkwekers begeven zich op het terrein van de tabaksteelt. Dat is een lucratieve business. De tabaksbladeren hangen in de bollenschuren te drogen. Dat is dan oppassen geblazen want er wordt nogal eens wat gepikt. Fermenteren is een lastig karwei en wordt uitbesteed. Er wordt terug geleverd met tabak en pakjes Consi (sigaretten).
Op 26 jan. ’48 vermeldt een krantenbericht “Voorts zal de Laan van Rijckevorsel vanaf de le Poellaan tot de aan te leggen brug bij de kistenfabriek worden aangelegd en de Zwanendreef worden verlengd.” Vanaf ’49 volgen grondaankoop (en leningen) voor de aanleg van de Laan van Rijckevorsel en in ’50 lezen we voor de eerste maal over de Randweg (Oranjelaan, Gladiolenstraat, Laan van Rijckevorsel). Dan verrijzen ook de eerste woningen aan de Laan van Rijckevorsel.
Aan de noordkant van de Zwanendreef worden woningen gepland. De kavel tussen de Zwanendreef en de vaart is vrij breed. Er zou dus een ongelukkig stuk land tussen de woningen en de vaart overblijven. Maar dan is er een meevaller. B&W Leiden zoeken een terrein. In aug ’54 lezen we dat grond zal aangekocht worden door B&W Leiden voor “de bouw van een transformator- en schakelstation ten behoeve van de stedelijke lichtfabrieken”.
Zo langzamerhand wordt al het voormalige bollenland van fa. J.W.A. Lefeber verkaveld en volgt er woningbouw. In ’58 wordt ook een deel van de gronden na de verkaveling van het voormalige Lefeber-terrein verworven als gemeentelijk eigendom. Later (1968) wordt in deze omgeving een verzorgingsflat gepland. Naast het laantje van Onderwater. De naam wordt serviceflat Swaenendreef. In ’59 volgt een voorstel voor de verlenging van de Zwanendreef tot aan het Paulusbosje. Over de Don Boscostraat wordt gezegd dat het de bedoeling is deze ongeveer te laten eindigen bij de molen, maar de Don Boscolaan wordt pas in ’61 doorgetrokken tot de Zwanendreef. Het doortrekken tot de molen is, gelukkig, nooit uitgevoerd. Daarom hebben we praktisch midden in het dorp de heemtuin met het aardige paadje langs het weiland van boerderij Zwanendrift en langs de molen.
Fa J.W.A. Lefeber
Gerard Lefeber komt in 1947 bij zijn vader in de zaak werken. In 1971 wordt de zaak officieel overgenomen. De firma verhuist in hetzelfde jaar van de Heereweg naar de Delfweg, Noordwijkerhout. De volgende generatie J.W.A. Lefeber (zoon van Gerard) legt de eerste steen van het nieuwe bedrijfspand en grootvader J.W.A. sluit de steen af. In 1973 komt J.W.A. Sr. te overlijden. Daarmee is een einde gekomen aan het leven van een man die heel veel heeft betekend voor Lisse en voor het bollen vak. Het blijkt dat de brug in de Zwanendreef dan nog in het bezit is van J.W.A. Lefeber. De brug wordt aan de gemeente verkocht voor het symbolische bedrag van 1 gulden. Was het niet mooi geweest om, nu de bruggen een naam krijgen, deze brug te vernoemen naar de man die de brug heeft laten bouwen en zo verdienstelijk is geweest voor onze gemeente. Dus J.W.A. Lefeberbrug in plaats van Lefeberbrug. Dat laatste zegt immers niets over de geschiedenis. Er zijn zoals boven ook al geschreven is, vele zeer verdienstelijke Lefebers geweest, maar die hadden niets van doen met de brug. Die eer komt alleen J.W.A. toe.
Inmiddels staat er al weer jaren een J.W.A. Lefeber aan het hoofd van de firma. De kleinzoon van de oprichter. Indertijd had J.W. al een handel op Rusland. In de tijd van de Russische revolutie viel die markt weg. Maar inmiddels is communistisch Rusland verdwenen en heeft ook J.W.A. de handel op Rusland heropend. Afgelopen november vierde de firma J.W.A. Lefeber haar 100 jarig bestaan. Het is dan wel niet meer een Lisser bedrijf, maar de historische band met Lisse blijft! (en de Delfweg is toch bijna Lisse).
Reactie
Jan Mijnders reageerde op het artikel “J.W.A. Lefeber en Zwanendrift (gebied Zwanendreef)”. Hij schrijft: De holkamer van Gebr. Segers stond niet aan het vaartje (slootje) dat van de “Kerksloot” richting Zwanendreef naar het vijvertje bij de Marconiflat