KORT HISTORISCH OVERZICHT VAN LISSE EN DE GROTE KERK AAN HET VIERKANT

Een historisch overzicht vanaf de goederenlijst tot de graven van Holand met de kapel worden weergegeven.

door Aad van der Geest

Nieuwsblad Jaargang 13 nummer 4, oktober 2014

Inleiding

We nemen u mee terug in de tijd toen alles nog onzekerder was dan tegenwoordig. Toen Lisse maar een vlek was op een nog te ontwerpen landkaart. We nemen u mee langs een tijdlijn die ons via de Goederenlijst van St. Maarten voert naar de Graven van Holland, die in Lisse zo nu en dan een aardige verblijfplaats zagen. Aangezien Kerk en Heerschappij in die eeuwen hand in hand gingen, gaat de rest van de tijdlijn door de Grote Kerk aan het Vierkant van Lisse. Vanaf de geboorte als een nederige kapel tot aan het beeldbepalend pand van vandaag, in het oude centrum van Lisse.
Wat er aan vooraf ging De alleroudste geschiedenis van het dorp Lisse is nog steeds in de nevelen van de donkere middeleeuwen gehuld en laat maar spaarzaam haar licht over hedendaagse inzichten schijnen. In 1998 bestond Lisse onder die naam in ieder geval op papier 800 jaar, terwijl er op het grondgebied van de huidige gemeente al veel eerder sprake was van menselijk aanwezigheid. Hiervan getuigen de nodige archeologische vondsten die her en der uit de grond tevoorschijn zijn gekomen. Het wereldlijk erfgoed dat Willibrord en zijn opvolgers nalieten aan de Kerk van St. Maarten te Utrecht is samengevat in de zogenaamde “Goederenlijst”. In de 8e en 9e eeuw had deze kerk met name ook in het westen vele bezittingen verworven, zoals landerijen, wateren, visrechten, bossen en inkomsten uit bepaalde nederzettingen, geschonken door vorsten, edelen en grootgrondbezitters. Deze schenkingen waren destijds vastgelegd op oorkonden, schenkingsakten en giftbrieven. Later, na de terugkeer van de Utrechtse Bisschop uit zijn vrijwillige ballingschap vanwege het destijds dreigende Noormannen / Vikingen gevaar, werden deze in de eerste helft van de 10e eeuw allemaal in één keer aan het perkament toevertrouwd en gebundeld, “De Goederenlijst”. Deze lijst had tot doel hernieuwde aanspraken op voormalige bezittingen en inkomsten van de Utrechtse St. Maartenskerk van vóór die Noormannen / Vikingenperiode te doen gelden. Gebruik werd gemaakt van bestaande gegevens, maar ook van nieuwe aanvullingen, interpolaties en reeds veranderde omstandigheden van de 9e en 10e eeuw. Grote gebieden in het westen van het land waren na 885/889 inmiddels stilzwijgend overgenomen door Graaf Gerulf en zijn nakomelingen, die bekend zouden worden onder de naam “Graven van Holland”. Dit betekende een enorme inkomstenderving voor de Bisschop van Utrecht, vandaar die lijst. Op deze Goederenlijst staan twee namen die met Lisse in verband zouden kunnen worden gebracht n.l. “Lux” en “Liusna”. Van beiden kan echter nog steeds niet met absolute zekerheid worden vastgesteld wat de voorloper van de huidige naam Lisse zou kunnen zijn geweest. Wel dat ze in die periode reeds met het Christendom kennis hadden gemaakt, anders waren die vermeldingen niet op de Goederenlijst terecht gekomen.. Eerst aan het eind van de 12e eeuw krijgen we meer vaste grond onder de voeten.
De Graven van Holland in Lisse In 1182 wordt er (waarschijnlijk) in Lisse bruiloft gevierd. De bruid, Margaretha, is de dochter van Graaf Floris III van Holland en zijn vrouw Ada van Schotland. De bruidegom is Diederik van Cleef. De Egmondse annalen maken er melding van: “Theodericus comes de Cleve fi liam comitis Florentii et comitisse Ade Margaretam nomine uxorum duxit nuptiis magnifi ce Lis celebratis”. De bruiloft is hier dus niet gesloten, maar het feest is hier gevierd met een tournooi, “Magnifi ce Lis celebratis” = “het grote tournooise feest”. Melis Stoke zegt het in zijn Rijnkroniek als volgt: Groter feesten was destijds een aanduiding voor maaltijden en hoghen daden slaat op steekspelen. Misschien werd het tournooi wel gehouden op “de Groene Weyde” ongeveer het latere vierkant. In ieder geval is het woord Lis hier geen plaatsnaam maar een bijvoeglijk naamwoord. Zestien jaar later is de hele Grafelijke familie inclusief gevolg (weer ?) in Lisse. Graaf Dirk VII, zoon van Floris III, vaardigt te “Lis” een oorkonde uit. Onder de getuigen bevinden zich o.a. moeder Ada, zuster Margaretha, broer Willem (de latere graaf Willem I), broer Floris, Hugo van Voorne, Willem van Teylingen, Hugo van Noordwijk, Dirk van Haarlem en anderen, niet de minsten dus. De oorkonde wordt afgesloten met: “Acta sunt hec apud Lis, A.D. incarnationis MCLXXXXVIII”. Hier komt de naam Lisse voor het eerst in een begrijpelijk vorm tevoorschijn, reden destijds voor de viering van “Lisse 800”. Gezien de voorliefde van de Hollandse Graven (zoals ook later nog zal blijken) voor Lisse, lijkt het aannemelijk dat de bruiloft hier wel gevierd zou kunnen zijn geweest. Een groot deel van de entourage van 1182 is in 1198 namelijk gewoon weer van de partij. De plaatsnaam Lis van 1198 kan geënt zijn op de vermelding van 1182 die weer op een oudere grondslag kan zijn gebaseerd. (Lux of Liusna). Misschien stond er op de plek van de grote kerk aan het Vierkant al iets van een behuizing. Bewoning, iets noordelijker aan de Heereweg is archeologisch aangetoond vanaf ca. 1175. Er was in die tijd dus al wel iets van een dorp. De Graven van Holland zullen zeker wel een onderdak voor zichzelf hebben gehad. In feite kennen we natuurlijk ook alleen de officiële data van de aanwezigheid van deze Graven, terwijl zij hier meerdere keren tussendoor gewoon verbleven kunnen hebben.
De Kapel te Lisse, St. Agatha of St. Servaes ? Intussen zijn we aanbeland in het jaar 1248, wat een bewogen jaar zal blijken te zijn. Graaf Willem II van Holland is op 3 oktober 1247 gekozen tot Koning Duitsland. Dit feit wordt echter pas ruim een jaar later geconsacreerd als hij op 1 november 1248 daadwerkelijk tot “Romanorum Rex” wordt gekroond in de Dom van Aken. Willem II van Holland is koning van het Heilige Roomse Rijk. Vóór die tijd heeft hij in Lisse een Kapel gesticht, of zoals zal blijken een Kapellanie. Dit is een zogenaamde Vicarie of Altaar binnen de eigenlijke Kapel, gewijd aan een andere heilige dan die van de kapel zelf. Hoogst waarschijnlijk was het Altaar van Willem II opgedragen ter memorie aan zijn overleden vader Floris IV. Willem II en zijn opvolgers behielden het collatierecht van deze Kapellanie. Dit is het recht om een Priester voor deze speciale altaardiensten te mogen benoemen. In 1351 en 1354 maakt Hertog Willem van Beieren, dan Graaf Willem V van Holland gebruik van dit recht. Uit de akte van 1351 blijkt dat Willem V verzoekt om ene Willem Tairninc aan te stellen tot beheerder van de Kapel in Lisse, “Ad Capellum de Lisse, fundatum sive dotatam in honore sancti Servatii” die gesticht en geschonken is ter ere van St. Servatius. Na de dood van deze Willem Tairninc in 1354 beveelt Willem V ene Willen Pijs of Pijl aan tot diens opvolger voor de Capel(lanium) te Lisse. Het “Ad Capellum” van 1351 is het best te vertalen als “ter Capelle”. In de akte van 1354 wordt er expliciet over de “Capellanium van Lisse” gesproken. Dit Capellanium duidt op een situering bij een reeds bestaand object, in dit geval dus de Kapel van Lisse zelf. En deze kapel werd zoals bekend immers rechtstreeks bediend vanuit de toentertijd reeds zelfstandige Parochiekerk van Sassenheim. De inkomsten uit de Kapel te Lisse gingen dan ook naar de kerk van Sassenheim. Later, na de afscheiding van Lisse, zou men daar zelfs voor gecompenseerd worden, zoals we nog zullen zien. De inkomsten uit het bijaltaar of vicarie waren bestemd voor het in stand houden hiervan en dienden tevens voor het levensonderhoud van de vicaris of kapelaan. Uit bovenstaande mag blijken dat de Kapel van St.Servaes niet het hoofdaltaar van de Kapel van Lisse was, maar een bij-altaar of Vicarie. De eigenlijke Kapel van Lisse, van oudsher dus bediend vanuit de Parochiekerk van Sassenheim, moet dan al gewijd zijn geweest aan St. Agatha. Die Kapel moet dus ouder zijn dan het altaar van Willem II. De vraag of de Graven van Holland daar in een eerder stadium mogelijk ook de hand in hebben gehad is op dit moment niet te beantwoorden. Hoewel die mogelijkheid zeer plausibel lijkt. Ca. 950 was er in Sassenheim reeds een Kapel en had de Graaf van Holland inkomsten uit dit dorp. Rond 1162 had Sassenheim in ieder geval een zelfstandige Parochiekerk, als ene Ambrosius aldaar Pastoor is. In november 1248 schenkt Graaf Willem II de kapel van Hillegom met alles wat daarbij hoort aan de Abdij van Egmond. Het gaat hier dus om een al bestaand kerkelijk gebeuren dat al jaren gefl oreerd moet hebben. Gezien de vroege betrekkingen van de Hollandse Graven met Lisse en het reeds voorkomen van kerken en kapellen in de buurdorpen, zal de oorspronkelijke Kapel van Lisse mogelijk ook ouder blijken te zijn dan tot nu toe steeds wordt gedacht. Er is alleen geen stichtingsdatum voorhanden, maar die hebben we van Sassenheim en Hillegom ook niet. Bij de overgang van Kapel naar zelfstandige Parochiekerk op 27 april 1461 is er verder ook weer geen spoor van twijfel wie de Patroonheilige van deze Lissese kerk gaat worden, St Agatha. De laatste kapelaan die vanuit Sassenheim de Kapel van Lisse bediende, t.w. Dirck van Oosterwyck, wordt de eerste Pastoor van Lisse. Die overgang werd destijds reeds bevestigd in een Pauselijke Bul van 28 november 1460. Uit deze bul blijkt tevens dat de Capel(lanie) te Lisse is gesticht door “Willem Roomschen Koning” toen nog Graaf van Holland. Dit moet dus in ieder geval plaats gevonden hebben vóór 1 november 1248 en niet onmogelijk zelfs vóór 3 oktober 1247. De kerk van Sassenheim werd gecompenseerd voor het verlies van de opbrengsten uit de erediensten van Lisse met “5 oncen louter zilver jaarlijcks ten eeuwige tyden”. Deze eeuwige tijden hielden in 1628 reeds op te bestaan. Bij het verzoek van Lisse destijds aan de Paus om de Kapel te mogen omdopen tot zelfstandige Parochiekerk, zal de Capellanie van Willem II gezien de inhoud van de tekst wel vereenzelvigd zijn geworden met de gehele Kapel. Het gegeven dat het hier ging om de Kapel van een voormalig Rooms Koning, moet zelfs bij Paus Pius II indruk gemaakt hebben, hoewel er ook nog andere sentimenten meespeelden. Dom waren die Lissers toentertijd in ieder geval niet.

De Grote kerk aan het Vierkant

Godfried de Noorman was een Deens Vikinghoofdman die in 885 de dood vond o.a. door toedoen van ene Gerulf die we daarna terug vinden als Graaf in Friesland. Dit besloeg de kustgebieden van de huidige provincies Noord en Zuid-Holland, van Kennemerland tot aan de toenmalige Maasmond. De officiële oorkonde is verloren gegaan, maar de Frankische Keizer Karel de Dikke moet hem hiermee begiftigd hebben. Toeval of niet, maar nog in dat zelfde jaar wordt de Kapel van wat nu Beverwijk is, gesticht met als patroonheilige St. Agatha. Zo oud is de Kapel in Lisse niet, terwijl het dorp zelf ook niet op de Bottinglijst (heel oude vorm van belasting) van de vroege Dirken voorkomt, Sassenheim bijvoorbeeld wel. Chronologisch door de tijd heen neemt de Kapel aan het latere Vierkant een voorzichtige aanvang ergens in de eerste helft van de 13e eeuw, of mogelijk toch iets eerder. Hoe het er destijds allemaal uit heeft gezien is niet te achterhalen, maar de aanwezigheid van tufsteen in de toren, al dan niet later hergebruikt, wijst op een oorspronkelijke datering in de 2e helft van de 12e eeuw. Dit n.a.v. de aanwezigheid van de Hollandse Graven of in een vroeger stadium een eventuele interventie vanuit Utrecht, analoog aan de oude dorpskerk van Sassenheim. Tufsteen is een importproduct en komt uit de Eifel in Duitsland. De gewone man kon zich zoiets niet permitteren en de verdere aanwezige huizen in Lisse zullen in hout zijn opgetrokken, gedekt met riet. Is de Leidse Burcht halverwege de 12e eeuw nog voornamelijk in tufsteen opgetrokken, de ringmuur van slot Teylingen die dateert van rond 1204 is reeds in baksteen gebouwd. De aanwezige tufsteen in Lisse verraadt derhalve een vroegere aanvang en wel vanaf de 2e helft van de 12e eeuw. Het lijkt erop dat er al heel vroeg een behuizing in tufsteen zal hebben gestaan ergens in de buurt of op de plek van de huidige grote kerk. Of dit reeds van meet af aan een kapel is geweest is niet te zeggen. Deze behuizing of kapel is in een zeker stadium afgebroken en het afbraakmateriaal diende later mogelijk als bekleding en/of bouwmateriaal voor de onderkant van de verder voornamelijk in baksteen opgetrokken toren. Kapel en toren (dan nog los van elkaar) bedienen de gemeenschap tot aan 27 april 1461 als Lisse een zelfstandige parochie wordt met de kapel als kerk. Mogelijk is de kapel toen vergroot, waarbij de oude ingang tevens hoofdingang werd van de nieuwe kerk. De R.K. gemeenschap houdt in de nieuwe St. Agatha stand tot na de beeldenstorm van 1566, als de Staten van Holland in 1573 alle openbare R.K. godsdienst uitoefeningen verbieden. De Nederduits Gereformeerde kerk wordt in 1579 de publieke kerk van de Republiek der zeven Verenigde Nederlanden. De R.K. gemeenschap zoekt haar heil in de schuilkerken en de aanhangers van de nieuwe leer betrekken de oude St. Agatha. Deze is na het beleg van Haarlem in 1572/73 en het beleg van Leiden in 1573/74 deerlijk gehavend uit strijd tevoorschijn gekomen. De toren is redelijk intact gebleven en de kerk lijkt in 1592 weer min of meer in bruikbare staat. Het koor is reeds in 1645 een feit en hierin komt de nieuwe hoofdingang. De zonnewijzer aan de toren komt er in 1729 bij, gemaakt door Vreyzen Breugel. Rond deze tijd noemen de (Nederduits) Gereformeerden zichzelf Hervormd. In 1796 beëindigen de Fransen de staatskerk en komt er meer godsdienstvrijheid. In 1816 krijgt de (Nederduits) Gereformeerde / Hervormde kerk, van Koning Willem I een nieuw reglement en een nieuwe naam “De Nederlandse Hervormde Kerk”. Ingrijpende restauraties van het gebouw zelf vonden in 1858 en 1861 plaats. Het op oudere prenten reeds aanwezige uitbouwtje van de consistorie is in 1910 en 1922 vergroot. In 1924 wordt de kerk vergroot met een z.g. transept, dit is de dwarsbeuk of noordvleugel. Tijdens de aanleg van de verwarming in 1938 en de verbouwingen van 2002/2003 zijn vele oude grafzerken tevoorschijn gekomen. De oude luidklok die in 1943 door de Duitse bezetter is weggehaald en voorgoed verdween, is in 1949 vervangen door een nieuwe. De toren zelf, 26 meter hoog, die tijdens Napoleon door de burgerlijke gemeente geannexeerd was, is in 1997 van de Gemeente Lisse overgenomen en maakt weer deel uit van het totale geheel. De Grote Kerk aan het Vierkant is thans het Godshuis van de ”Hervormde Gemeente te Lisse”.

Bronnen

De Aagtenkerk van Lisse, A.M. Hulkenberg, 1960

Fontes Egmundenses, O.Oppermann, Utrecht 1933

Kerken in 800 jaar Lisse, “Aan een onbekende God”, Ed Olivier,

1998 Lisse, Lux of Liusna?, Dever Bulletin 1991, jaargang 2, Aad van der Geest

De restauratie en renovatie van de Grote Kerk te Lisse 2002-2003, werkgroep publiciteit, Ph. van Hoven

Het Pancratius-Patrocinium (te Sassenheim) De Aschpotter nr. 29 nov. 2011, Aad van der Geest

De Rijmkroniek van Holland en zijn auteurs. J.W.J. Burgers Historische Vereniging Holland 1999

Bron van het bovenstaande artikel is het “Kort historisch overzicht” uit “Lisse Gereformeerd”, dopen 1620 – 1811, ondertrouw en trouwen 1620 – 1809, begraven 1747 – 1833, van de grote kerk aan het Vierkant. De uitgave hoort bij de reeks “Genealogische Bronnen” van de dorpen rondom Leiden, uitgegeven door de NGV afd. Rijnland. Het betreft nr. 16, 2013, door Elly Keus.