Licht in de grote kerk (2)
De kerk is een aantal fraaie kroonluchters rijk. Bij de laatste restauratie van 2002 werden de kroonluchters losgemaakt en met de hand gepoetst en vervolgens gelakt. Daardoor kwamen de porseleinen plaatjes met daarop de namen van de vroegere gulle gevers weer tevoorschijn. Een van de kroonluchters is geschonken door schippers.
door Liesbeth Brouwer
Nieuwsblad jaargang 21 nummer 2, 2022
De Grote Kerk wacht een grote verbouwing opdat er naast de kerkdiensten ook allerlei culturele activiteiten kunnen
plaatsvinden. Hierbij weer een ander element uit de kerk.
De Grote Kerk stamt uit de 15e eeuw. De dorpskerk is naast kerkgebouw ook de ontmoetingsplek van de gemeenschap. Aan het eind van de 16e eeuw breken donkere tijden aan. De opstand tegen de Spanjaarden en de Reformatie brachten een soort aardverschuiving met zich mee. Er volgde een geloofssplitsing waarbij aanhangers van Rome tegenover de volgelingen van de Reformatie kwamen te staan. De Grote Kerk werd in deze troebele tijd verwoest. In 1592 werd de kerk hersteld, het koor volgde later. De Grote Kerk was inmiddels een gereformeerde kerk geworden. Een deel van de oorspronkelijke kerkgangers moest zijn heil zoeken in schuilkerken. Als ontmoetingsplek voor de hele gemeenschap van Lisse had de Grote Kerk afgedaan.
Kaarslicht
Voor verlichting zullen destijds waskaarsen hebben gezorgd. In die vroege tijd kwamen er voorschriften die stelden dat men in kerken en kloosters kaarsen met een bepaald minimum percentage aan bijenwas moest gebruiken. Dat was niet alleen vanwege de kwaliteit. De bijen die de was produceerden golden als maagdelijke dieren en werden daardoor geassocieerd met de Heilige Maagd Maria.
Na de Reformatie waren kaarsen natuurlijk nog steeds de verlichtingsbron. Mogelijk stond er in Lisse op de preekstoel ook een zandloper. Dominees hielden er van om zeer lang te preken. Het kon gerust anderhalf uur duren, vaak tot verdriet van veel toehoorders. De synode van Dordrecht besloot in 1574 dat een preek maximaal een uur mocht duren. Dat had ook een beetje te maken met de brandtijd van de kaarsen. De dominee moest zich wel aan de tijd houden. Soberheid gold binnen de Nederduitsch Gereformeerde Kerk. Voor een bank met zes of zeven plaatsen werd één kaars wel voldoende geacht. Trouwen en begraven bij kaarslicht gold in de 17de en 18de eeuw als buitengewoon deftig.
Kroonluchters
De kerk is een aantal fraaie kroon luchters rijk. Bij de laatste restauratie van 2002 werden de kroonluchters losgemaakt en met de hand gepoetst en vervolgens gelakt. Daardoor kwamen de porseleinen plaatjes met daarop de namen van de vroegere gulle gevers weer tevoorschijn. Een van de kroonluchters is geschonken door schippers. Die vormden hier destijds een belangrijke beroepsgroep. Het schildje vermeldt de schenking met de woorden: “gegeve bij Engel Jacobsse, Jan Jacobss in den Direkse en de Pieter Willems Schippers tot Lisse 1660”.
Kaarsnis
Bij diezelfde restauratie kwam achter de houten lambrisering aan de zuidzijde van het schip een gepleisterde nis tevoorschijn. De vorm van deze nis, met een keperboog, deed vermoeden dat het om een kaarsnis ging. De nis is na de restauratie in het zicht gelaten.
Petroleum, gas, elektriciteit
Andere manieren van verlichting volgden. Eerst petroleum. Die verlichting werd in 1915 vervangen door gaslicht. Een volgende modernisering volgde snel: in 1922 kwam er elektriciteit.
Middelpunt van de dorpsgemeenschap.
De Grote Kerk had na de Reformatie ingeboet als dorpsmiddelpunt. De huidige ontkerkelijking dwingt kerken tot drastische stappen. Kerken moeten zelfs sluiten. Binnen de Protestantse Kerk in Nederland zien ze een lichtpunt in het op nieuwe manieren vormgeven van de middelpuntfunctie van de kerk. In dat licht moeten we het initiatief van de Poetsen en polijsten van de onderdelen Glanzende kroonluchters komende verbouwing maar zien.