Lissers en Hillegommers onder mekaar (1764)

In Hillegom ontstond na een drankgelag een flinke ruzie tussen Lissers en Hillegommers. Dit kwam voor de grote Vierschaar. Personen, het verloop van de ruzie en de hoogte van de boetes wordt besproken.

Arie den Hoed

NIEUWSBLAD Jaargang 11 nummer 2, april 2012

Op den 11c juli 1764 verschenen Dirk Huijgen van der Klugt, oud ca. 38 jaar en Pieter Hendrikse Wassenaar oud ruim 25 jaar, beide woonachtig in Lisse voor Jacobus Sennepart “Notaris Public bij den Edele Hoove van Holland, mitsgaders bij den Hoog Edel Welgebooren Heere van Lisse geadmitteert”. Beide heren legden daar een verklaring af, “dienhalve bereid zijnde alhun gedeposeerde des gerequireert werdende Solemneele Eede te bevestigen”, ter requisitie van Thomas van Dijk, Mr. Smit te Lisse. Nou, nou dat is nogal wat, daar moet wel iets bijzonders aan de hand geweest zijn. En dat was er ook.

Op zondag l juli 1764, ’s namiddags om half vijf waren in Lisse de beide getuigen, in gezelschap van, Ary van Graave, Pieter Teunisse, Jan van der Klugt en Cornelis Reks bij elkaar. Het gezelschap besloot naar Hillegom te gaan naar de herberg van ene Ruth zijnde de hospes van een herberg naast het Rechthuis tot Hillegom. Meer konden ze er niet over vertellen.

Ter verduidelijking

Als men in die tijd van Lisse via de Heerenweg naar Hillegom ging liep men, na passage van de brug over de Beek en met Het Hof aan de rechterkant, recht tegen de herberg De Gouden Leeuw aan en dat was het Rechthuis van Hillegom. Dan volgden een huis en een doorgang en daarna, midden op de Houttuin, recht tegenover de pomp,was de herberg van Ruth Gerritsz.: Het Wapen van Vrieslandt. Bij die herberg was ook een koljbaan.

Weddenschap

Ary van Graave en Jan van der Klugt gingen daarbij de weddenschap aan dat degene die de schietkloot in de minste worpen in Hillegom bracht twee vaan ( een vaan is 8 pinten) oud bier zou moeten betalen, die zij gezamenlijk zouden consumeren. Om ongeveer half zes was het gezelschap bij de genoemde herberg, aangekomen, waar zij voor de deur zittend, blijkbaar was het die dag mooi weer, de twee vanen oud bier consumeerden. Maar er was daar meer te doen dan alleen pintjes bier te drinken, je kon er ook pintjes bier verdienen, b.v. met kolven. Ary van Graave en Pieter Teunisse besloten al gauw een spelletje op de kolfbaan te gaan doen, Thomas van Dijk en Cornelis Reks volgden al snel. Inmiddels hadden zich ook een paar andere Lissers t.w. Dirk Komijn, een broodbakker uit Lisse, en Jan Leendertse Wassenaar al bij het gezelschap aangesloten en zij gingen ook kolven, elk spelletje om een kannetje oud bier. Tenslotte deden Pieter Teunisse en Ary van Graave nog een aantal spelletjes, elk spel om een fles witte wijn waarmee ze vier flessen witte wijn verdienden. Daarna gingen ze weer lekker voor de deur van de herberg zitten en nadat alle drankjes opgedronken waren, zijn Dirk Komijn en Jan Leendertse Wassenaar naar huis gegaan.

Het was inmiddels bijna 11 uur en de overblijvers legden ieder een stuivertje bij, wat veertien stuivers opbracht, zodat zij nog een laatste fles witte wijn konden kopen om daarna de terugtocht naar Lisse te aanvaarden. Dirk van der Klugt en Pieter Hendrikse Wassenaar gingen de herberg binnen om de fles te halen. Toen zij terugkwamen in het gezelschap hoorden zij dat Ruth van Triest, een Hillegomse daggelder, bij het gezelschap gekomen was en gezegd had “binne die Lisser jongens hier nog ,binne die nog niet weg “. Jan van der Klugt en Pieter Teunisse hadden daarop Ruth van Triest duidelijk gemaakt dat zij “die Lisser jongens ” geen gezegde vonden. Het gezelschap ging vervolgens weer zitten, maar Ruth van Triest bleef staan en zei: “Heb ik dat gezegd, ik weet het niet”. Cornelis van Reks bracht hem daarop een kelk witte wijn en zei: “drink die kelk uit, wij zijn immers nog broeders “, waarop Ruth van Triest antwoordde: “Ja wij zijn nog broeders “, ging zitten en dronk vervolgens drie a vier glazen wijn met het gezelschap. Daarna verzocht Ruth van Triest Cornelis van Reks te spreken, die liep naar hem toe, maar keerde onmiddellijk weer terug omdat hij zag, naar hij later zei, dat Ruth van Triest een ontbloot mes in de hand had en hem dreigde te doorsteken. Cornelis ging weer bij het gezelschap zitten en men dacht dat Ruth van Triest daarop naar huis gegaan was. Het was inmiddels al 11 uur geweest en het gezelschap dronk de laatste restjes wijn op en men wilde naar huis gaan. Toen stond Ruth van Triest plotseling weer bij hen met een ontbloot mes in de hand waarmee hij over de straat stond te krassen zodat de vonken ervan af spatten. Jan van der Klugt ontstak in woede en ging naar hem toe gevolgd door de requirant,Thomas van Dijk die bezig was zijn pijp met de houten kaars aan te steken. Al ruzie zoekend dwaalden de strijdende partijen in het donker af naar het kerkhof, aan de overkant van het plein, waar het onder de bomen nog donkerder was. Het kerkhof lag toen nog rond de Maartenskerk midden in het dorp. Uiteindelijk waarschuwde Thomas van Dijk Jan van der Klugt het mes niet te gebruiken, waarop deze zijn mes opgestoken had. Later verklaarde Jan van der Klugt dat hij Ruth van Triest zo geschopt en geslagen had, dat de zool van zijn schoen los was geraakt. Teruggekeerd van het kerkhof voegden zij zich weer bij het gezelschap, dat inmiddels op de weg stond te wachten omdat de herberg al gesloten was. Daarna ging men weer naar Lisse, een ieder naar zijn eigen huis. Maar hiermede is het hele verhaal natuurlijk nog niet ten einde. Nu was die Ruth van Triest ook weer niet een van de gemakkelijkste Hillegommers. Hij was al meerdere keren door de Vierschaar veroordeeld. Op 24 juni 1756 was hij door de Vierschaar van het baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout veroordeeld voor een geval van mishandel ing. Vijf jaar later op 5 maart 1761 moest hij weer voor de Vierschaar verschijnen. In september 1760 was hij in de herberg De Morgenstar in Hillegom ene Gerrit van Triest (een broer?) te lijf gegaan. Voor het stoten met een ijzeren tabakscomfoir in het gezicht van Gerrit van Triest, waarbij deze gekwetst werd, veroordeelde de Vierschaar hem toen tot verbanning uit het baljuwschap voor de tijd van een jaar. De herberg De Morgenstar lag iets verder in de later zo genoemde Hoofdstraat, ook aan de rechterkant en iets voorbij het Domineeslaantje, nu de Hofstraat. Na op een aantal Regtdagen van de Vierschaar van het baljuwschap van Noordwijkerhout, Lisse, Hillegom en Voorhout voorgeleid te zijn namelijk op 12 Juli 1764 te Noordwijkerhout, op 13 december 1764 te Lisse, waar Thomas van Dijk 32 vragen moest beantwoorden, en op 18 April 1765 te Lisse. Tijdens deze laatste zitting werden, voor de mishandeling van Ruth van Triest veroordeeld: Jan van der Klugt tot een boete van 14 gulden en 7 gulden voor de kosten van de vergadering, totaal dus 21 gulden, voor de mishandeling van Ruth van Triest, Thomas van Dijk werd veroordeeld tot een boete van 7 gulden en 14 gulden en drie stuivers voorde kosten van de vergadering, totaal dus 21 gulden en 3 stuivers, voor het bijlichten van de mishandeling met een kaars. Het zal niet de laatste vechtpartij zijn geweest tussen Lissers en Hillegommers. Met name tijdens de Kermisdagen in de beide dorpen wilde het nog wel eens botsen. Als een Hillegommer het oog had laten vallen op een Lisses meisje werd hij weieens, even voor de Watertoren bij het toenmalige bollenbedrijf van Eduard Nieuwenhuis, opgewacht en werd hem hardhandig duidelijk gemaakt dat hij beter naar Hillegom kon gaan. Mijn schoonvader (geb. 1905) een Hillegomse jongen, die het oog had laten vallen op een Lisses meisje, is dat nog wel overkomen. Omgekeerd was dat ook het geval, dan stonden de Hillegommers aan de Leidsestraat, ter hoogte van het huis De Hartenbaan, de Lisser jongens op te wachten.

Een overdekte Kolfbaan