LISSESE ARCHITECT AAD PAARDEKOOPER SCHIEP VEEL MARKANTE GEBOUWEN
De Lissese architect Aad Paardekooper schiep veel markante gebouwen. Voor een deel van zijn creaties dreigt sloop. Paardekooper verleed in 1991.
NIEUWSBLAD Jaargang 5 nummer 4, oktober 2006
door Sjaak Smakman
‘Een gebouw moet kunnen sterven,’ zei de Lissese architect Aad Paardekooper ooit over de boerderij van Ruigrok aan de Kanaalstraat die plaats moest maken voor de nieuwbouw van audiocentrum Johanv an Steijn. Het lijkt nu echter ook te gaan gelden voor tal van zijn eigen scheppingen. De Mariakerk, de MVO Lucia, de CNB, de Don Boscoschool. Allemaal markante scheppingen van Paardekooper die op de nominatie staan voor gehele of gedeeltelijkesloop. Maar wie was Aad Paardekooper?
Jacoba van Beierenweg 136 oogt als het zoveelste bedrijf langs deze straat in Voorhout. Maar aan het eind van de oprijlaan is er plotseling een prachtig door bomen omzoomd binnenpleintje met een paar fraai gerestaureerde eeuwenoude panden. Hier woonde en werkte de bekende Lissese architect Aad Paardekooper vanaf 1978, nadat hij zijn zelf ontworpen woning aan de Laan van Rijckevorsel verliet.
Kees Morseveld, als 16-jarige begonnen bij het architectenbureau Paardenkooper en Barnhoorn, woont hier nog altijd. Hij herinnert zich nog hoe in 1972 zijn baas het oog had laten vallen op deze plek waarvan de gebouwen – of beter gezegd: de bouwvallen – ten prooi dreigden te vallen aan de slopershamer na het overlijden van de drie broers Warmerdam.
Belasting op lichtinval
Morsevelds huidige woning, een boerderij uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw, was toen weinig meer dan een stal annex garage met een dak van golfplaat. De ramen waren al ruim anderhalve eeuw eerder dichtgemetseld toen Lodewijk Napoleon een belasting op licht(inval) invoerde en de boer geen zin had om te betalen voor het daglicht van zijn beesten.
De Voorhoutse gemeenteraad vond de dood van de broers Warmerdam een mooie gelegenheid om alles te slopen. Slechts dankzij zijn goede relatie met de toenmalige burgemeester kon Paardekooper dat afwenden. Het werd een kostbare verbouwing: Paardekooper was immers een gesettelde architect en dat was voor Monumentenzorg een reden om de lat hoog te leggen bij de restauratie van wat uiteindelijk wél rijksmonumenten waren: eindelijk iemand die een échte restauratie kon betalen! Morseveld kreeg één van de twee woningen en heeft er nog altijd plezier van.
Gods schepping versterken
Zo succesvol als Paardekooper in die jaren was, zo moeizaam was zijn start. Geboren op 11 april 1918 als zoon van een timmermansbaas, zoals dat toen heette, volgde hij de HBS en ging hij in 1936 bouwkunde studeren aan de Technische Hogeschool in Delft. Die studie ging niet zonder hapering: Paardekooper weigerde in 1943 een ariërverklaring te ondertekenen en moest op last van de Duitsers derhalve stoppen met zijn studie. Pas in 1948 zou hij uiteindelijk afstuderen. Maar toen was hij al jaren aan het werk. In 1945 ging hij aan de slag bij het bureau Granpré-Moliere, een van zijn professoren die van enorme invloed was op zijn opvattingen over , architectuur. ‘Hij was erg van hem onder de indruk en die colleges gaven hem al een soort voorraad: als ik later architect word, dan wil ik zó gaan bouwen’.
Granpré-Moliere was een bekeerde katholiek die, in de woorden van Morseveld, ‘zocht naar wegen om in de bouwkunst Gods schepping te versterken’. Heldere structuren van binnen- en buitenruimten, markante dakvormen en gebruik van ambachtelijke materialen als baksteen, hout, pannen en leien. Zo ontstond de zogeheten Delftse school, die weer sterk was geënt op de Bossche Kring van pater-architect Don van der Laan. ‘Veel collega’s van mij hadden het ook over de Roomse stijl’, zegt Morseveld.
Katholiek netwerk
In die begintijd ontmoette Paardekooper Kees Barnhoorn, die toen al ruim twintig jaar architect was in Lisse. Met de associatie met Barnhoorn in oktober 1946 in het Architectenbureau Paardekooper en Barnhoorn – gevestigd aan de Grachtweg 3 waar Barnhoorn toen woonde en zijn kantoor had – kreeg de katholieke Paardekooper meteen een groot netwerk. Een katholiek netwerk uiteraard, want, zo herinnert Morseveld zich, een katholieke ondernemer liet zijn gebouw ontwerpen en bouwen door geloofsgenoten. ‘Ik weet nog dat mijn vader regelmatig met een toeter door het dorp ging om acties van de middenstand aan te kondigen. Op een keer hielden ze ook een enquête met de vraag waarom mensen hun spullen kochten bij magazijn De Vlijt of bij Tissing. Daar stond dan in negen van de tien gevallen: omdat die van mijn geloof zijn. Zo was het in die tijd.’
Morseveld zelf kwam in 1946 in dienst van het bureau ‘als een jochie van 16 dat tekenen leuk vond’. Het echte vak leerde hij in de praktijk van Paardekooper. Een goede maar strenge leermeester die altijd afstand hield. ‘Het was altijd ‘u’ en ‘meneer Paardekooper’. Toen ik – en alléén ik – hem na zijn afscheid in 1981 Aad mocht noemen en zijn vrouw Ploon, was dat enorm wennen na veertig jaar’.
Bouwen zonder beperkingen
En het was hard werken – eerst aan de Grachtweg en van 1961 tot 1975 aan de Achterweg: van maandag tot en met vrijdag van acht tot vijf en op zaterdagmorgen van 9 tot 11. Een lichtpuntje waren weer de extra vrije dagen, want katholieken hadden in die tijd de nodige feestdagen en Barnhoorn was naast zijn werk ook kerkmeester. Allerzielen, Driekoningen, Maria Hemelvaart en het feest van Sint Agatha: dagen waarop het personeel wel naar kantoor moest komen om vervolgens gezamenlijk naar de kerk te gaan. Daarna hadden ze de rest van de dag vrij.
De jaren vijftig waren de grote jaren van Paardekooper. In die tijd zette hij de gebouwen neer waarmee zijn naam onlosmakelijk verbonden is. De Mariakerk aan de Nassaustraat was zijn grote trots, zegt Morseveld. Mede door de gulle giften van rijke bollenboeren hoefde hij zich geen beperkingen op te leggen en het resultaat is er naar: van de achthoekige rondo’s in het plafond tot aan het massieve siersmeedwerk en de (helaas ooit overgekalkte) schildering van Jezus Triomfator achter het altaar. Het metselwerk is markant. Er werd gemetseld in een zogeheten wild verband, waarbij vrij willekeurig halve stenen werden geplaatst om zo een onregelmatig patroon in de muren te krijgen. De speciaal gebakken baksteen was 5,5 centimeter hoog en tussen de rijen bakstenen moest precies 1,5 centimeter specie. Zo werd elke laag het heilige getal van 7 centimeter dik.
De hal vol klompen
Ook bij de bouw van het woonhuis van de toenmalige HBG-directeur Van Leeuwen – die erg onder de indruk was van de kantoren en hallen van wat toen de HBG was en later de CNB werd – aan de Noordwijkerhoutse Brink in 1959 kreeg Paardekooper de vrije hand en ook dat behoorde tot zijn favoriete werk. Woningen bouwde Paardekoper overigens relatief weinig. De stijl van de Delftse school leende zich door zijn karakter meer voor grote bouwwerken. ‘Paardekooper bouwde wel veel bollenschuren. Ik herinner me hoe regelmatig de hal vol stond met klompen. Maar als ze er een huis bij wilden hebben, gingen de opdrachtgevers vaak naar een andere architect. Dat vond Paardekoper overigens niet erg. Die bollenboeren wilden toch een huis met regenton en luikjes en zo’n piepend weerhaantje op het dak en dat soort huizen wilde Paardekooper ook helemaal niet bouwen.’ Toch staat er her en der wel wat: het hele Engelplein is van de hand van Paardekoper, evenals een rij woningen langs de Oranjelaan en de Koningstraat. Ook in zijn geboorteplaats Zoeterwoude heeft hij een aantal huisjes gebouwd. Maar het was lastig in die jaren vijftig. Veel materiaal was op de bon. In een huis mocht maar 6 kubieke meter hout worden gebruikt en dat valt niet mee in een bouwstijl waarvan onder meer brede houten kozijnen een kenmerk was. ‘We zaten vaak te knibbelen in de marges om binnen die grenzen te blijven’, weet Morseveld. ‘Maar uiteindelijk bouwden we daar voor gezinsbelang huizen met een woonkamer, een keuken, drie of vier slaapkamers, een zolder, een wc en een douche voor 12.000 gulden.’
Gasbeton als isolatie
In de jaren zestig kwam er een kentering. Nieuwe materialen, nieuwe tijden, nieuwe inzichten. Wie herkent in de in 1961 gebouwde en een paar jaar geleden gesloopte kantoorflat van Schulte en Lestraden aan de Sassenheimse Parklaan de hand van Paardekooper? Paardekooper werkte veel met het bedrijf samen. Het gasbeton werd uitgevonden en dat bleek uitstekend geschikt als isolerend bouwmateriaal. Schulte en Lestraden bedacht een systeem met ventilatoren waarmee je bollen naar wens kon drogen en koelen en gezamenlijk ontwierpen en bouwden ze veel bollenschuren waar dit nieuwe klimaatbeheersingssysteem werd toegepast. De ‘bunkerbouw’, zoals de Delftse school in de volksmond heette, raakte langzaam uit beeld. Bovendien was de bouw duur. Vooral de handgebakken bakstenen waren te duur, zegt Morseveld, ook al werd er op een gegeven een procédé uitgevonden waarbij de stenen fabrieksmatig(er) konden worden gemaakt.
Agathapark verbaasde
Desondanks keken Morseveld en de andere medewerkers wel even op toen Paardekooper met het ontwerp kwam van het Agathapark. Op de donkergekleurde baksteen na lijkt het in niets op de Delftse school. Maar het paste wel dat andere kenmerk van Paarekooper: ‘Hij was een hele goede trendvólger, geen trendsetter. Dat geldt voor al zijn bouwwerken. Hij is nooit een uitvinder van iets geweest. Toen ze in de jaren zeventig uitgekeken raakte op de kloosterbouw, schakelde hij heel gemakkelijk om naar iets anders. Toen hij met het Agathapark kwam, vonden wij het een hele rigoureuze overgang. Maar hij zelf zei: ik moet wel, want ze willen dat andere niet meer. En je moet niet vergeten dat het bureau in die tijd vijftien medewerkers telde en er moest wel brood op de plank komen. Bij middelgrote architectenbureaus is het altijd een kwestie van geven en nemen’.
Een echte Paardekooper
Paardekooper bouwde méér dat haaks stond op de Delftse school. Het winkelcentrum De Madelief, waar nu Horsman een geheel nieuw complex aan het optrekken is, was een schepping van hem. Hetzelfde geldt voor de opslagloods van Mijnders aan de Heereweg, waar nu de nieuwbouw van de CNB verrijst. En ook het pand van Johan van Steijn aan de Kanaalstraat pal naast het Hofje van Six is toch heus een echte Paardekooper.
In de latere jaren ging ging Paardekooper elke vrijdag naar Rotterdam, naar het Instituut Stad en Landschap, om daar werk van andere architecten te beoordelen. En daar, zo is de stellige overtuiging van Morseveld, is hij vanaf zijn zestigste gaan uitkijken naar een opvolger. ‘Hij had een behoorlijk inzicht in de capaciteiten van anderen en hij wilde als zijn opvolger iemand met dezelfde kwaliteit als hemzelf. Hij zocht niet naar een kloon van hemzelf, dat had trouwens ook niet gekund. Dat zijn opvolger veel moderner zou zijn dan hijzelf, vond hij ook niet erg, als hij maar kwaliteit had. We hebben wel een keer of vier iemand hier in Voorhout gehad die werd voorgesteld als een mogelijke opvolger.’
Die opvolger werd uiteindelijk Fons Verheijen, die in 1975 cum laude was afgestudeerd in Delft. Een totaal ander type dan Paardekooper. ‘Veel opener. Jong nog,’ herinnert Morseveld zich, ‘en bruisend. Het was meteen ‘je’ en ‘jij’ en ‘Fons’, ook met zijn vrouw, en er ontstond snel een band. Het was even wennen, maar het wende snel. En Fons was – en is – een originelere architect dan Paardekooper.’
Dat Verheijen de opvolger was en Paardekooper er mee wilde stoppen, bleek snel. De twee hebben maar drie jaar, van 1979 tot 1982, het bureau samen gerund. Verheijen is daarna nog jaren in Voorhout gebleven, maar verhuisde in 1990 naar Leiden. De tien bij twintig meter grote bollenschuur op nummer 136 die Paardekooper had gesloopt om op de fundamenten een geheel nieuw kantoor te bouwen, werd te klein. Ook Paardekooper bleef niet op het complex. Hij vertrok naar Oegstgeest, waar hij op 24 november 1991 overleed. Zijn weduwe overleed begin dit jaar, op 87-jarige leeftijd.
Opmerking in het volgende Nieuwsblad:
Architect Aad Paardekooper
In het artikel van Sjaak Smakman in het Nieuwsblad van oktober j.1. over architect Ir. A.H.J.Paardekooper zijn wat foutjes geslopen. Allereerst is de gepubliceerde foto niet van architect Paardekooper, maar van Henk Paardekooper, die secretaris was van de atletiekvereniging ‘De Spartaan’. De heer Morseveld dient te zijn de heer C. J.M.Mosseveld. Ik weet dit allemaal zo goed, omdat ik zo’n 17 jaar heb gewerkt bij Aad Paardekooper! Lisse, Ignus Maes
Karikatuur Aad Paardekooper
De op de voorpagina van het Nieuwsblad van oktober 2006 geplaatste karikatuur van architect Aad Paardekooper is niet in overeenstemming met wat de Vereniging Oud Lisse beoogt, namelijk waardering, aandacht en mogelijk behouden van Paardekoopers in Lisse gebouwde ontwerpen. Nergens staat de bronvermelding van deze karikatuur. Dan is het beter deze te plaatsen in zijn context. Lisse, Ignus Maes
Noot van redactie: In het colofon op pagina 3 staat vermeld: ‘Tekening cover: Piet Berrevoets’
Foto Aad Paardekooper
Met veelbelangstelling het nieuwe nummer van het nieuwsblad nr. 4 gelezen. Daar staat een artikel in over ir. Aad Paardekooper. De foto die erbij staat afgedrukt is volgens mij niet van ir. Aad Paardekooper, maar van Henk Paardekooper (oude-secretaris van de Spartaan). Is dat juist ? Lisse, Co Lieverse
Noot van de redactie: Dat is helaas juist.
Foto Aad Paardekooper
De foto bij het verhaal over architect Aad Paardekooper is niet van hem maar van Henk Paardekooper van de Spartaan, niet eens familie! Wat zullen de kinderen van Aad Paardekooper er wel niet van zeggen?
Lisse, Puck de Vroomen
Noot van de redactie: Cees en Vincent zullen zeggen: Wat een sufferds