Nicolaas Dames (4)

Lisse dankt de Tuinbouwschool aan Nicolaas Dames. Het handelsspel met nieuw soorten van Dames en van der Horst wordt uit de doeken gedaan. Helaas overleed van der Horst te vroeg.

Arie in ’t Veld

NIEUWSBLAD Jaargang 4 nummer 3, juli 2005

Nicolaas Dames , de oprichter van het bedrijf en een belangrijke bollenteler in Lisse Een foto uit 1932 van Nicolaas Dames

In vorig afleveringen is geschetst hoe Herman van der Horst en Nicolaas Dames gezamenlijk optrokken en hun vakkennis tentoon­spreidden. Toen de Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur een tweetal tentoonstellingen hield ter opnaamstelling van enkele (Cottage) tulpen, bleek dat Van der Horst en Dames velen reeds voor waren. Er ontstond na die opnaamstelling een levendige handel in deze tulpen en de beide heren hebben daarvan op handige wijze gebruik gemaakt.

Het is bekend, dat toen die handel enigszins begon te verflauwen, de beide kramen in hoofdzaak in andere handen waren overgegaan. Dames en Van der Horst zaten dus op goud en konden een aardig winstje boeken. Van der Horst kweekte door en breidde zijn kraam weliswaar uit, maar op een wijze zoals men dat van een vooruitstrevende kweker verwachten mag. Hij zocht meer zijn kracht in nieuwe soorten die hij, op bij vele nog bekende wijze, wist aan te prijzen en ze aan de man bracht. Na nog enkele jaren te hebben gekweekt, ging hij ertoe over om zijn gehele zaak te liquideren. Hij verkocht land en bollen en veranderde tegelijk van woonplaats. Van der Horst verliet Lisse om in Bennebroek met zijn beide dochters in een mooie villa te gaan wonen.

Handelsspel

Onder de soorten die Van der Horst kweekte, behoorde de algemeen bekende dubbele tulp Scarlet Cardinal, een zaailing van de heer De Ruyter te Uitgeest. Hij had deze soorten meermalen vervroegd en de goede eigenschappen daarvan in wijde kring bekend gemaakt. Hij was reeds in het bezit van een mooie partij en was daar (zo dachten velen) zeer aan gehecht. Dit was echter schijn, hij deed dit om daar ter gelegener tijd goede munt uit te slaan en deze gelegenheid bood zich vrij spoedig aan. Er boden zich serieuze kopers aan en de eigenaar, die nooit iets vergat, maak­te van de bemiddeling van een oude vriend gebruik om de hoogst mogelij­ke prijs te bedingen. Hij had aan deze vriend, toen deze ooit in geldverle­genheid verkeerde, geld geleend. Uit oude vriendschap, die hij steeds van elk naar waarde wist te schatten, gaf hij de schuldbekentenis op het zilve­ren huwelijksfeest van zijn vriend als geschenk terug. Maar hij maakte er toch de navolgende bepaling bij:  .„Amice, hierbij uw schuldbekentenis met de kwitantie der betaalde rente als herinnering aan oude vriendschap op uw heugelijk feest cadeau. Maar ik verwacht van u als dank slechts, dat wanneer het soms te pas mocht komen, gij me uw medewerking wel zult willen verlenen… “

Briefkaart

In de bloeitijd van de tulpen kreeg deze vriend van Van der Horst een briefkaart: „Kom aanstaande maandag voormiddag in café Brinkman te Haarlem, ik wil u gaarne spreken. ” De vriend, die reeds vermoedde dat de tijd was aangebroken om zijn dankbaarheid te tonen, voldeed aan dat ver­zoek. Hij kwam op de aangewezen tijd en plaats en na de gebruikelijke begroeting zei Van der Horst: „Jammer, de auto is juist weg met een drie­tal liefhebbers om naar mijn Scarlet Cardinal te gaan kijken. Het zijn gegadigden voor de partij. ” Een ogenblik van nadenken en toen sprak hij: ,,Ik bestel direct een wagen en gaat gij dan ook de partij eens bezichtigen en onder voorbehoud dat indien uw oordeel gunstig is, geef dat dan onom­wonden te kennen. ” Het vermoeden bestaat dat Van der Horst het handelsspel goed opzette en de aanstaande kopers een duwtje in de rug wilde geven door een nieuwe geïnteresseerde te laten opdraven…. De vriend, een toenmalig bekend tussenhandelaar, ging naar Hillegom, waar hij het drie­tal bij de uitgang van de tuin ontmoette en zij hem vroegen: „Gaat gij ook naar Scarlet Cardinal kijken? ” „Ja”, antwoordde deze, „ik heb een opdracht de partij te kopen. “

Toekomstsoort

Een kwartier nadat de gegadigden in Haarlem terug waren, kwam ook de vriend terug en op de vraag “Hoe vindt gij de soort? Gaf deze ten ant­woord (en het was ook zijn mening): „Deze soort voldoet aan alle eisen en kan een toekomstsoort genoemd worden. “Van zaken doen was voor de vriend geen sprake en daar was het hem die dag ook niet om te doen geweest. Van der Horst zei tegen hem: „Kom om één uur terug, dan zullen wij verder spreken. ” De vriend ging naar de toenmalige beurs en kwam precies op tijd terug, nieuwsgierig naar het ver­dere verloop van de zaak. Van der Horst klopte de vriend op de schouder en zei: „Kom wij gaan naar de andere zijde van het restaurant en daar gaan wij eens lekker eten. Onze lunch en ook uw obligatie zijn boven Pampus. Juist uw komst was de oorzaak dat ik op de vraag kon inspelen. Ik heb mijn aanvankelijke vraagprijs namelijk verhoogd en zij namen de bollen toch!”

Vaarwel 

Nog slechts korte tijd genoot Van der Horst van wat hij noemde zijn rust. Steeds meer openbaarde zich de kwaal die hem ten grave zou doen dalen. Hij vertrok naar Haarlem naar de Mariastichting, waar hij bewust zijn naderend einde tegemoet zag. Zijn talrijke vrienden bezochten hem daar geregeld en nadat hij enkele ogenblikken met hen gesproken had over zijn ziekte, kwam de oude bollenkweker weer boven en kon hij, hoe zwak ook, nog spreken over bloembollen en nog eens bloembollen. Steeds vond men in zijn kamer een vaas, bij voorkeur met bolbloemen en toen de laatste tul­pen hun bladeren lieten vallen, schreef hij in dichtmaat de volgende ont­boezeming: „ Vaarwel mijn schoone bloemen, Vaarwel mijn schat van goud, Vaarwel de kracht mijns levens, Waardoor mijn welstand werd gebouwd, Door het beoefenen van u te kweeken, In het bewond’ren uwer pracht, Heb ik ramp­spoeden kunnen trotseeren, Waarmede God mij ruimschoots heeft bedacht. ” Op 8 maart 1920 overleed GR Van der Horst, die op 15 augustus 1862 te Haarlem geboren was. Zijn stoffelijk overschot werd te Lisse in het familiegraf, in de onmiddellijke nabijheid van de grafplaats van zijn vriend Dames, ten ruste gelegd.

Het monument voor Niclaas Dames staat nu in de voortuin van de opvol­ger van het bollenlaboratorium, PPO, Praktijkonderzoek Plant en Omgeving aan de Heereweg in Lisse. Het is na de verhuizing uit de tuin van de voormalige Rijkstuinbouw-school grondig gereinigd.

Nicolaas Dames.

Nicolaas Dames was dus al niet meer op dit ondermaanse. Hij was bloem-bollenvakman in hart en nieren, ter wiens nagedachtenis nog altijd bij het nieuwe Laboratorium van Bloembollen Onderzoek (nu PPO geheten, Praktijkonderzoek Plant & Omgeving) zijn buste een prominente plaats inneemt. Wanneer ooit het bekende spreekwoord “Eenvoud is het kenmerk van het ware ” goed toegepast wordt, dan geldt dat beslist wanneer gespro­ken of geschreven wordt over Nicolaas Dames. Dames was ongetwijfeld een bolleboos op bollengebied, maar aan niets was te merken dat hij dat zelf ook wist. Een eenvoudig, bescheiden mens dus en dat was ook tijdens zijn leven en werken zo, want in niets onderscheidde hij zich van bijvoor­beeld de bloemistknechts die bij hem werkten. Opmerkelijk dus, vooral als in aanmerking wordt genomen dat we het hebben over pakweg begin 1900, toen de baas nog patroon heette en menige patroon zich huizenhoog boven het werkvolk verheven wist en dat dus vaak liet blijken ook. Dames dus niet. Hij stond ook bovenop de barricades toen het om het stichten van een Tuinbouwschool in Lisse ging. De school die nu, pakweg een eeuw later niet meer als zodanig dienst doet, maar nog wel als monument behouden is gebleven.

Strijd

En er was indertijd een grote strijd over de vestiging van de school. De een wilde de school te Haarlem en de ander was voor de vestiging in één der plaatsen van de bloembollen-streek, bij voorkeur Lisse. Er werd een algemene vergadering van de kwekersvereniging uitge­schreven waarop zou worden uitgesproken in welke plaats men de school wilde vestigen. Namens de regering was de heer van Hoek, inspecteur van het Land- en Tuinbouwonderwijs, aanwezig, die opdracht had om de regering verslag te doen van de gevoerde debatten en naar aanleiding daarvan een besluit te nemen. Het hoofdbestuur was in meerderheid voor de vestiging te Haarlem en de woordvoerder daarvan, de heer E.H. Krelage (die ook bepaald geen kin­derachtige reputatie had opgebouwd) verdedigde de vestiging in Haarlem op waardige en welsprekende wijze. Geen argument liet hij ongebruikt om het pleit voor Haarlem te winnen. Het was een mooie gedocumenteerde rede, die niet naliet indruk te maken, hetgeen later ook bleek.

Gejuich

Voor de afdeling Lisse was de voornaamste woordvoerder de heer Nicolaas Dames. Deze, hoewel geen redenaar en bijna nooit op een vergadering optredend, trachtte op zakelijke gronden de argumenten van Krelage te ontzenuwen. Maar hoe hij ook pleitte, de meerderheid bleef aan de zijde van Krelage staan. Ieder verwachtte dus dat de school in Haarlem gevestigd zou worden. Het tegendeel kwam echter uit! Na korte tijd kwam de beslissing van de regering en deze besloot tot de vestiging van de school in Lisse. Een gejuich ging op bij de voorstanders van Lisse en niet het minst bij Dames zelf. Uit geen enkel geschiedenisboek blijkt het, maar aangenomen wordt nog altijd dat het mede aan de argumentatie van Dames te danken is geweest dat de Tuinbouwschool op het grondgebied van Lisse werd gevestigd. En de school had ongetwijfeld baat bij het feit dat in de onmiddellijke nabijheid éé der kwekerijen van Dames was gevestigd en meer nog de onmiddellijke nabijheid van de persoon zelf: Hij, de man die beter dan wie ook wist dat de praktijk een bijl is zonder steel en de theorie een steel zonder bijl. Graag zag hij beide hand aan hand werken en daarvoor heeft hij zich ingezet tot zijn laatste snik.

Klik hier voor het volgende deel.