Oud Nieuws: KLOPJES VAN LISSE
De Kloppenbrug is vernoemd naar de klopjes, lekenzusters, die bij de schuilkerk aan het Mallegat kerkelijke diensten deden.
Jaargang 19 nummer 2, 2020
door Dirk Floorijp
Weten we eigenlijk wel dat de klopjes onder ons hebben geleefd? Zijn er nog die klopjes in hun
familiegeschiedenis tegenkomen? Hoeveel klopjes waren er in Lisse?
Het kloppenleven ontstond na 1581 toen de gereformeerden een algeheel verbod op kloosterorden invoerden. De r.-k. religie mocht wel beleden worden, als het maar niet gezien werd. Daarom kwamen er schuilkerken die verstopt werden achter muren of binnen gebouwen of achter bosschages schuilgingen. Het was een typisch Nederlands iets. Nog steeds zijn er tekenen van zichtbaar, zoals de bekende schuilkerk “Ons’ Lieve Heer op Solder” in Amsterdam en de schuilkerk aan het Mallegat bij de Engel, al is daar niets meer van te zien dan alleen de grafsteen van de pastoors die er hebben gediend.
’t Huys Dever had ook een schuilkerk, de kapelzaal herinnert ons daar nog aan. Achter de grote kastdeuren heeft ooit een albasten altaar gestaan. Ook in het oude Meerenburgh zou zo’n kapelzaal geweest zijn. Deze kapelzalen waren vooral voor de elite, het zou niet moeten mogen, maar verschillen waren er toen ook. Het gewone kerkvolk moest het doen met een omgebouwde stal, voor hen geen plaats in….. hmm, komt dat bekend voor? Het verhaal gaat dat niet alleen in het westen, maar ook in andere delen van het land de klopjes deuren langs gingen en met klopsignalen aankondigden dat er een mis plaats vond. Volgens historici is dat niet juist. Klopjes waren zoals in akten steeds voorkomt r.-k. geestelijken die de gelofte van kuisheid hadden afgelegd. Zij leefden niet binnen een klooster, maar thuis of met enkele vrouwen samen in één huis. Zij werkten veel in de zorg of gaven les op school. De oudere generatie kan de lesgevende klopjes nog hebben gekend of er van hebben gehoord, al wisten ze misschien niet dat ze zo heetten. Het laatste klopje overleed in 1930. In Twente zijn nog enkele klopjeswoningen bewaard gebleven. Ook in Lisse heb ik een drietal klopjes ontdekt, maar er zullen ongetwijfeld meerdere zijn geweest. In 1765 woonde Antje Cornelisdochter Ruijgrok van der Werve met Antje Maartensdochter van de Velde samen op de buitenplaats Wassergeest. In een testament laten ze aan elkaar hun bezit na. Ook Lena van Oerle, dochter van de wagenmaker Pieter van Oerle, in 1767 thuiswonend, was een klopje. De klopjes stonden in hoog aanzien. In een oude akte lezen we dat in 1813 pastoor Johannes Christophorus Freede van de schuilkerk op zijn ziekbed zijn testament opmaakt. Op één legaat na laat hij alles achter aan zijn geestelijk dochter (Klopje) Lijbje Hendrikse Karstens wonende te Lisse. Tot nu toe hebben we al vier klopjes achterhaald, maar wie weet komen er nog meer over de brug?
De Kloppenbrug op de Achterweg over het Mallegat herinnert ons nog aan deze klopjes. Het verhaal gaat dat zij tijdens de dienst in de boerderij daar een oogje in het zeil hielden en als er dan gevaar dreigde dat ze op de brug met hun klompen stampten. Zo werd het kerkvolk tijdens de mis gewaarschuwd als er iets mis was. In haar proefschrift ‘Beelden voor passie & hartstocht’ toonde de kunsthistorica Evelyne Verheggen met behulp van diverse afbeeldingen op devotieprenten aan, dat de verklaring voor de naam klopjes is, dat Christus op de deur van het hart van deze vrouwen klopte, waarna zij de deur van hun hart voor Hem openen.