MET DE VRIJHEID IN ZICHT
Je verheugt je al op de dag die er aan zit te komen. Dan slaat het noodlot toe. Willem Heemskerk werd vermoord door plunderende Wehrmachtsoldaten. Hij stierf een dag voor de afkondiging van de capitulatie. Een grote samenvatting wordt gegeven.
door de redactie
Nieuwsblad Jaargang 19 nummer 4, 2020
Overval op de boerderij van Heemskerk
Op de avond van twee mei, tegen half acht gaan twee gedeserteerde Wehrmachtsoldaten, waarschijnlijk ingelijfde soldaten uit Turkmenistan op strooptocht door De Engel. Op de fietsen die ze mogelijk eerder bij de ‘Sophiahoeve’ van Warmendam hebben gestolen. Ze kloppen aan bij de achterdeur van Van der Vlugt het eerste huis aan het laantje naar Heemskerk. Zij kunnen voorkomen dat de twee bij hun binnen komen. Daarna vervolgen de half bezopen mannen het laantje naar de boerderij van Willem Heemskerk. Die had in verband met de verduisteringsvoorschriften alle raamluiken gesloten. De opkamer had geen luiken, daar kon je bij door op het kelderluik te klimmen. Willem en zijn vrouw Jans hoorden gestommel rond de hoeve en Fikkie begon te blaffen. “Ga jij even kijken”, zegt hij tegen haar. “Als het Moffen zijn, laat ze dan maar hun gang gaan want alles zit goed dicht. Ze kunnen toch niet binnenkomen. Als ze wat kippen stelen, is dat het ergste niet”. De twee zijn om het huis gelopen en belanden op een gegeven moment aan de kant waar de opkamer is, waarin de twee ledikanten staan van Corrie en Nel de dochters van Heemskerk. De kleinste klom op de luiken van de kelder en kon toen met een geweerkolf het raam van de opkamer inslaan, waar hij eerst wild op had geklopt. Corrie: “Vlug ging ik mijn bed uit om vader te roepen, terwijl Nel in bed bleef ”. In de slaapkamer van vader en moeder was het glasgerinkel te horen, alsmede ‘t roepen om hulp. De kleine soldaat was door het kapotte raam naar binnengeklommen en stond aan het bed bij Nel met het geweer op haar gericht. Vader was in één sprong uit bed, na het gegil van de meisjes en rende naar hun slaapkamer. Hij brulde: “Weg jij… eruit met jou”. Het geweer werd op hem gericht en een kogel ging dwars door zijn buik en het hout. De kogel sloeg de kalk uit de muur van de kelder en ketste terug in het hout van de opkamertrap en de bedstee. Deze kogel werd later door zoon Hein terug gevonden en is altijd bewaard gebleven. Vader Willem stortte ter plekke neer. Moeder Jans, die achter hem stond, smeet Fikkie in de bedstee bij de zonen Kees en Piet, deed snel de deuren dicht en ging terug naar de voordeur om hulp te roepen. Bij de deur stond de langere tweede soldaat met het geweer op moeder gericht. Moeder haalde hem binnen en zei hem: “Kijk nou toch eens wat die andere soldaat heeft aangericht”. Die soldaat werd kwaad op die kleinere omdat hij geschoten had. De dochters Nel en Corrie mochten niet bij hun vader komen en werden met het geweer teruggeduwd. Oudste zoon (Jan) was inmiddels naar beneden gekomen en vluchtte naar buiten om hulp te gaan halen bij de buren. De twee soldaten kwamen achter hem aan, maar Jan wist zich te verschuilen in de sloot. De mannen vertrouwden het niet en vluchtten weg op de fiets richting Sassenheim. Die tronies van de twee Mongoolse soldaten zouden Nel en Corrie altijd bijblijven. De vlucht van die twee gaf de familie de gelegenheid om zich om hun vader te bekommeren. Piet, Kees en Siem kwamen van beneden naar boven en zagen hun vader liggen. Nel rende naar de zusters, pastoor De Groot en kapelaan Huibers om hulp te halen. De buren snelden naar Sassenheim en naar Lisse om een huisarts te halen. Leo Berbee kwam terug met dokter Dommisse uit Sassenheim, die meende niets te kunnen doen. Adriaan van der Vlugt kwam wat later met dokter Haase. De Ortskommandant van Lisse en hoofd politie Minck kwamen op de motor met zijspan. De laatste maakte na een onderzoek van de kalk in de kelder een politierapport op. De kogel kon hij niet vinden. Willem Heemskerk lag bloedend op de vloer, en werd met de komst van de dokters op bed gelegd. Dokter Haase uit Lisse kon alleen maar constateren dat hij levensgevaarlijk gewond was en dat hij bij vervoer naar het ziekenhuis (in Leiden) al snel onderweg zou overlijden. Er was niets meer wat men voor hem kon doen, de kogel had zijn buik doorzeefd. Willem stierf om kwart over één op 3 mei, de volgende dag werd de capitulatie afgekondigd. Eén
van de laatste zinnen van Willem Heemskerk luidde “Wat toch een tijd”. (Deze uitspraak werd later de titel van het boek dat Ed Olivier schreef ter herdenking aan de oorlogslachtoffers.) Hij riep na het aanroepen van zijn broers ook nog speciaal om Hein, daar maakte hij zich het meest zorgen om. Hij was 55 jaar. De bloemen op zijn graf waren deels dezelfde die gebruikt werden voor hun 25-jarige bruiloft die nog op zondag 29 april was gevierd.
Bronnen:
‘Een Bollendorp bezet’ 1990 van Herman van Amsterdam en Peter van der Voort. ‘Wat toch een tijd’ 2005 van Ed Olivier.
Op aangeven van Piet Heemskerk n.a.v. het verhaal in De Volkskrant.
Lees het hele verhaal op Tragedie in De Bollenstreek aan’ t eind van de 2de wereldoorlog.