Pa Grim’ en het ‘Lisser verschijnsel’

Wilhelm  Grimme werd in 1912 leraar aan de tuinbouwschool in Lisse. Naast de dagelijkse temperatuur en regenval werd ook het grondwater met peilbuizen geregistreerd. In 1926 en in 1930 werd na hevige regenval  het grondwater veel meer verhoogd dan verwacht. Dit werd het Lisser verschijnsel genoemd.

door Liesbeth Brouwer

Nieuwsblad jaargang 21 nummer 1, 2022

Pa Grim’ en het ‘Lisser verschijnsel’

W.F.A. (Wilhelm) Grimme werd geboren op 5 oktober 1874 in ambt Almelo. Zijn ouders hadden daar een hotel: Bellevue. Als oudste zoon in het grote gezin zou je verwachten dat hij ook in de zaak zou komen. Mogelijk speelde toen al zijn wat zwakke gezondheid hem parten. Want terwijl twee jongere broers wel in de onderneming kwamen werd hij onderwijzer. Zijn opleiding zal hij wel gehad hebben aan de Rijksnormaalschool zoals de opleiding voor onderwijzers toen heette.

Grimme zal een gedegen opleiding afgerond hebben, want hij kreeg een benoeming op een school waar je niet zomaar terecht kwam, nl. op de Koningsschool in Apeldoorn. Deze school was in 1851 aan de Loolaan gesticht door koning Willem III.

Vóór die tijd stond daar wel een school, maar die was volgens de schoolopzichter de slechtste van Apeldoorn. En dat voor een school waar de zonen van het personeel van de majesteit opgeleid werden! De koning dacht oorspronkelijk aan het stichten van een specifieke school voor ambachten, maar de adviescommissie raadde toch een gewone lagere school aan, maar wel met als extraatje keuzemogelijkheden voor diverse handvaardigheden. Kwamen die gereedschappen en werktuigen die de koning uit Engeland had laten komen toch nog van pas. Op die school gaf Grimme les. Hij zal ongetwijfeld ook middelbare onderwijsbevoegdheden gehaald hebben in meerdere afzonderlijke vakken. Bekend is dat hij met de fiets naar plaatsen op de Veluwe ging om tuinbouwcursussen te geven.
Tuinbouwonderwijs naar Lisse Op het gebied van tuinbouwonderwijs liep Nederland achter. In België was al sinds 1849 een prima opleiding voor tuinbouwonderwijs. In de laatste decennia van de 19e eeuw werden ook in Nederland tuinbouw(winter)scholen opgericht, voor de sectoren bloemen, bomen en groenten, maar het bollenvak moest het nog zonder stellen. Initiatieven waren er zeker wel, maar er was ook een hoop tumult over waar zo’n specifieke school voor het bloembollenvak nu zou moeten komen. Uiteindelijk werd door de minister in 1910 beslist dat het Lisse moest worden. Eind 1910 werd ir. Volkersz benoemd als directeur, tevens als tuinbouwconsulent. Een school was er toen nog niet. Het Rijk was verantwoordelijk voor het bouwplan, voor het ontwerp van de gevel stelde de gemeente Lisse geld beschikbaar voor een prijsvraag. Lisse was zeer content met de school en stemde ruimhartig in met het bouwkrediet. In 1912 was de school gereed, met een zeer representatieve voorgevel gesierd met het wapen van Lisse. Dat sjieke uiterlijk was ook verwarrend; vreemden dachten te maken te hebben met een hotel of met het gemeentehuis. Er zijn verhalen van orgeldraaiers die dachten
er een vergunning te kunnen halen. Het schooluiterlijk had dus allure, maar verder moeten we ons toch vooral een school voorstellen die nog totaal opgebouwd moest worden. Aansluiting op het elektriciteitsnet kwam pas in 1922. De watervoorziening kwam van regen- en welwater. Pas eind 1925 kwam de aansluiting op het waterleidingnet.

Leerkracht in Lisse

De lerarenkamer van de Rijksbloembollenschool met aan de wand de getekende periodieke ontwikkelingsgang van verschillende bolgewassen. De groep “vaste leraren” van links naar rechts W. F. A. Grimme, ir. K. Volkersz, J. Bernard en P. K. Cittert.

Rijkstuinbouwschool ca. 1915

Grimme had in Apeldoorn een prima betrekking in het onderwijs, maar had problemen met zijn gezondheid. Het advies was om in een gezondere omgeving te gaan wonen. Aan zee zou beter voor hem zijn. Dus toen in Lisse een leerkracht gezocht werd voor een type onderwijs wat hem op het lijf geschreven was werd de keus snel gemaakt. In 1912 begon hij aan de tuinbouwschool in Lisse. Het was de eerste jaren een tweejarige opleiding met dagonderwijs van oktober tot juni. De bedoeling was dat in de andere maanden de jongens in de praktijk werkten. Omdat het die eerste tijd bijna allemaal zonen van kwekers waren was dat heel praktisch. In 1919 werd het een driejarige opleiding. Toen werd de officiële naam Rijksbloembollenschool. Die naam werd in 1926 weer veranderd in Rijkstuinbouwschool voor de bloembollen. De scholieren moesten 16 jaar zijn, liefst een mulo-opleiding gevolgd hebben en ook begrip van het bollenvak was indertijd een eis. Daar werd een toelatingsexamen voor afgenomen. Overigens waren er niet zo veel leerlingen. In het eerste jaar waren het er 15. Men hoopte op een groeiend aantal, maar de Eerste Wereldoorlog en daarna de crisis veroorzaakten stagnatie. De jongens konden thuis niet gemist worden, de bedrijven hadden het moeilijk. Voor Grimme was deze school een echte, inspirerende uitdaging. Praktisch alles voor dit onderwijs moest nog opgezet worden. Studieboeken ontbraken. Er waren geen modellen of monsters, plaatwerk en fotomateriaal was er nauwelijks. Men moest het zelf verzorgen. Zo bracht Grimme de ontwikkeling in maandelijkse groei, opbouw en afbraak van een narcis middels tekeningen in beeld. Daarmee werd duidelijk hoe de bloem zich ontwikkelde in de bol. Een andere leerkracht deed dat voor een tulpensoort. Naast onderwijs moesten de leerkrachten ook ondersteuning geven aan het consulentschap. Ze gaven les aan de eigen leerlingen van deze nieuwe Rijks Middelbare Tuinbouw(winter)school, maar werden ook ingezet voor andere opleidingen. Bijvoorbeeld voor die voor de akte tuinbouwkunde L.O. of voor tuinbouwvakonderwijzer. Die lessen werden soms in de tuinbouwschool gegeven, maar ook wel elders. Dan werd de fiets maar weer gebruikt.

Onderzoek

Het proeftuinschoolbedrijf, met op de voorgrond zelfregistrerende grondthermometers, er achter het bedrijfsgebouw met de vierdelige kas. Op de achtergrond de Rijkstuinbouwschool.

Eigenlijk ontbrak het in die beginperiode nog geheel aan fundamentele kennis van de grondslagen voor teelt  en gewassen. Praktische kennis was er, opgedaan door de kwekers, bijvoorbeeld in relaties tussen grondwaterstanden, bodem en temperatuur. De opzet van een proeftuin bij de school had hier een grote rol in moeten spelen, maar die kon vooralsnog niet verder opgezet worden vanwege alle problemen in de financiering.
Men zette zelf allerlei waarnemingen uit waaruit men conclusies hoopte te kunnen trekken. Grimme was als leraar – en scheikunde, grondkennis en bemestingsleer verantwoordelijk voor diverse waarnemingen en publiceerde o.a over bemestingsproeven bij bloembollen. Ook waren er contacten met diverse andere
organisaties zodat onderzoeksresultaten konden worden uitgewisseld.

Grondwater
Over grondwater was begin vorige eeuw weinig bekend. Dat het van belang was voor de bollenteelt was zeker. Voor de drinkwatervoorziening werd water opgepompt, ook dichtbij Lisse in het pompstation aan de 3e Loosterweg in Hillegom. Maar had dat gevolgen voor de bollenteelt, mogelijk in verband met verzilting? Allemaal zaken die voor de sector zeer belangrijk konden zijn en dus ook belangrijk voor de tuinbouwschool. Dat vroeg om systematisch onderzoek. Het ontbreken van een echte proefschooltuin speelde parten. In 1918 werd extra grond bijgekocht. Dat bood diverse mogelijkheden, natuurlijk voor een proefschooltuin, maar ook voor allerlei onderzoek, bijvoorbeeld naar grondwaterstanden. In datzelfde jaar begon de samenwerking met het meteorologisch instituut in De Bilt.

Lisse verschijnsel
Langs de Vennesloot kwam een soort centrum voor weerkundige waarnemingen, waar ook de metingen, die later bekend werden als het Lisse verschijnsel, werden geregistreerd. Grimme was zeer nauw betrokken bij de opzet en de verwerking van alle gegevens. Neerslag werd gemeten, er waren peilbuizen voor het meten van de grondwaterstanden, direct naast de sloot en enkele meters er vandaan. Eind oktober 1926 deed zich een zeer vreemd verschijnsel voor. Het had in zeer korte tijd heel veel geregend. Je verwacht dat het waterniveau in de peilbuizen bijna net zo veel omhooggaat als de hoeveelheid regen die gevallen is. Maar het vreemde verschijnsel deed zich voor dat het water in de peilbuis, enkele meters van de sloot, veel meer omhoog was gegaan. Verklaren kon men het toen
niet. Het KNMI stelde zelfs betere meetapparatuur beschikbaar. Maar het verschijnsel herhaalde zich. Ir. Volkersz publiceerde er in 1929 over in het Weekblad van de Kon. Ned. Mij voor Tuinbouw en Plantkunde. Het was professor Thal Larsen van het Laboratorium voor Weg- en Waterbouw die het verschijnsel in 1930 verklaarde. Door het water wordt lucht ingesloten, de druk gaat omhoog en daardoor stijgt het water in de peilbuis meer dan je zou verwachten op basis van de hoeveelheid neerslag. De naam Grimme werd onlosmakelijk verbonden aan dit verschijnsel.

Pa Grim
Grimme was een zeer gewaardeerd leraar. De leerlingen hadden een soort koosnaam voor hem: Pa Grim. Ook het werk wat hij naast het lesgeven deed werd zeer gewaardeerd. Helaas kreeg hij steeds meer last van zijn gezondheid. Na lang wikken en wegen en overleg met de specialist koos hij er in 1935 voor om vrijwillig ontslag te nemen wegens invaliditeit. Afscheid nemen van de school viel hem moeilijk. Het vak en de contacten met de leerlingen kon hij niet echt loslaten. Hij kwam altijd nog naar de openbare eindlessen. Ook bleef hij actief in het reviseren van boekjes in bijv. scheikunde en plantenterminologie die in het tuinbouwonderwijs gebruikt werden. ‘Op het gebied van de scheikunde had hij al in 1907, dus ver voor zijn Lisser tijd, een boekje voor het onderwijs geschreven. Diverse revisies voltooide hij van het werk ‘Plantenterminologie, Alphabetische verzameling van kunstwoorden de planten betreffende, met hunne vertaling ten dienste van tuinlieden, bloemisten en bloemenvrienden’, dat door A. Fiet, hortulanus te Groningen, in 1900 werd uitgegeven. Grappig is het gebruik van het woord kunstwoord. Wij kennen die term helemaal niet meer. Vroeger werd kunstwoord gebruikt om woorden te duiden uit een bepaald vakgebied. In latere uitgaven werd dit woord niet meer gebruikt. Dit werk was een onmisbaar werk voor vakgenoten. Fons Hulkenberg, in Lisse befaamd om zijn vele geschriften op historisch gebied, verzorgde in zijn tijd als leerkracht aan de tuinbouwschool nog enkele revisies van dit werk, de laatste in 1963. Grimme bereikte, ondanks zijn broze gezondheid, de gezegende leeftijd van 85 jaar. Hij overleed in maart 1960.

Lisse effect
Relaties tussen grondwaterstand, slootwaterstand, neerslag en verdamping zijn ook nu nog onderwerp van wetenschappelijke studies. In de internationale wetenschappelijke literatuur is veel te vinden over het Lisse verschijnsel. De internationale term is Lisse effect. In 2002 publiceerde E.P. Weeks een nota getiteld ‘The Lisse Effect Revisited’. Ook in een recente publicatie voor de gemeenteraad van Den Haag, eind 2019, wordt het Lisse effect genoemd. Is het door de klimaatverandering met zijn plotselinge hevige neerslag actueler dan ooit? Voor wetenschappers is inzicht in de grondwaterproblematiek een uitdaging en dat was het voor pa Grim evenzeer.

Meetapparatuur opgesteld achter de Rijkstuinbouwschool.
Alle meetgegevens werden in grafieken opgetekend om een goed beeld te krijgen. Meten is weten. Zo werd het “Lisse verschijnsel” met
bovenstaande grafiek aantoonbaar gemaakt.