Pioniers in de tulpenbroeierij
Jan Hageman, cultuurbaas bij Leo van Grieken, was aan het experimenteren met het vervroegen van tulpen door warmte. In 1929 werd dit in de praktijk gebracht. Zij betalen Hageman f. 10000,- voor een volledige beschrijving en geheimhouding tot eind 1932. De resultaten in de loop der jaren waren matig tot slecht. De animo daalde tot een dieptepunt. Andere ontwikkelingen met koeling snelden de groep voorbij.
door Jan Hageman
NIEUWSBLAD Jaargang 11 nummer 4, oktober 2012
Inleiding.
Wie tegenwoordig midden in de winter een bosje tulpen wil kopen, hoeft niet veel moeite te doen en kan daarvoor bij iedere bloemenkiosk terecht. Toch is dit niet normaal. Tulpen bloeien immers pas in de maanden april en mei. Die mogelijkheid hiertoe werd gegeven door de opkomst van broeierijen in de laatste 50 jaar. De eerste stappen tot het broeien van tulpen waren niet eenvoudig. Allerlei technische beperkingen en vooral het gebrek aan verfijnde wetenschap t.a.v. het groeien en bloeien van tulpen blokkeerden een degelijk productieproces.
Pioniers.
Begin jaren 20 van de vorige eeuw waren Professor van Slogteren en Nicolaas Dames al intensief bezig met het vervroegd laten bloeien van hyacinten. Dat gebeurde met redelijk succes, waardoor beide heren flink in aanzien stegen bij alle grote en kleine kwekers uit de omgeving. De combinatie van deze twee personen was ook uiterst sterk. Van Slogteren was de wetenschapper van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek en Nic. Dames een befaamd kweker. Toch bleken er naast deze twee grootheden ook andere pioniers bezig te zijn met het ‘jaarrond telen’ van bloembollen. Een daarvan was Jan Hageman uit Lisse. In het dagelijks leven cultuurbaas bij Kwekerij en Handel Leo van Grieken. Jan Hageman moet als specialist in de hyacintenteelt op de hoogte zijn geweest van de verrichtingen van Van Slogteren en Dames. Dit bracht hem tot het idee te experimenteren met tulpen. Zo ontwikkelde hij het Systeem Hageman. Het stond weliswaar nog in de kinderschoenen, maar hij vond het al rijp genoeg om het aan te bieden aan grote kwekerijen en exporteurs uit de omgeving. Zijn gedachte was dat, wanneer het systeem zou slagen, kwekerijen eindelijk ook in de winter werk hadden voor hun personeel. Daarnaast zouden exporteurs nieuwe markten kunnen aanboren in het buitenland. Hij vertrouwde zijn kennis aan het papier en benaderde enkele grote kwekerij- en handelsbedrijven in en rond Lisse.
De start.
De benaderde bedrijven, die uiteindelijk ook deelnamen aan de ‘werkgroep’ waren niet de minste:
N.V. v/h J.J. Grullemans & Zn te Lisse, N.V. v/h H. de Graaf & Zn te Lisse, J.A. v.d. Voort & Co te Sassenheim, N.V. v/h W. Warnaar & Co te Sassenheim, N.V. Gebr. Segers te Lisse en N.V. v/h C.J. Speelman & Zonen te Sassenheim.
Op 22 januari 1929 vindt ten kantoren van C.J. Speelman de eerste bijeenkomst plaats. Gastheer Joh. Speelman zit de club voor en overtuigt de aanwezigen dat het ontwikkelen van het ‘Systeem Hageman’ niet alleen goed is voor het vak, maar ook een zeer zinvolle bezigheid is gedurende de altijd rustige wintermaanden voor de kwekers. Hij beseft dat het systeem nog in de kinderschoenen staat, maar desondanks veel belooft. Jan Hageman geeft zijn geheimen natuurlijk niet voor niets prijs. Er wordt daarom het volgende afgesproken. Hij ontvangt van de genoemde firma’s een bedrag van Fl. 10.000,- te betalen op 5 februari 1929 tegen overgave van een volledige beschrijving van het systeem Hageman. Alle partijen verbinden zich deze broeimethode onder alle omstandigheden geheim te houden tot ten minste l oktober 1931.
Punt was nog wel dat Hageman als werknemer van N.V. v/h Leo v. Grieken genoodzaakt was zijn werkgever deelgenoot te maken van deze overeenkomst, evenals een reeds eerder door hem benaderd bedrijf: N. V. Gebrs. van Zanten te Hillegom. Daarnaast wordt afgesproken dat Hageman gedurende het jaar 1929 zelf alle -bij de aangesloten bedrijven- opgezette bloembollen volgens het systeem zal controleren. Hiervoor ontvangt hij nog eens Fl. 2.500,-, af te rekenen op l september 1929. Ook geldt voor Hageman een boeteclausule van Fl. 3.000,- indien het geheim door zijn toedoen, hetzij opzettelijk of ongewild aan anderen wordt bekend gemaakt. De bijeenkomst van 5 februari verschuift naar 22 februari 1929. Nu zijn ook Leo v. Grieken en J. Veldhuyzen v. Zanten aanwezig. Tevens zijn uitgenodigd notaris ten Bruggencate en kandidaat notaris Houtzwagers uit Lisse. Nogmaals wordt er lang vergaderd over de geheimhoudingsplicht. Wat te doen als buitenstaanders een vermoeden krijgen en er naar vragen? ‘Bij eventuele navraag dient geantwoord te worden, dat men er niet over spreken mag’, vermelden de notulen. Over de boeteclausule voor de heer Hageman m.b.t. de geheimhoudingsplicht had notaris ten Bruggencate nog wel enige aanmerkingen. Deze afspraak werd door hem te eenzijdig gevonden. In het conceptcontract werd daarom een algemene boeteclausule opgenomen zonder een bedrag te noemen. Ook werd aan Hageman verzocht de geheimhoudingstermijn met nog een jaar te verlengen (tot 1932), waarna allereerst nieuwe afspraken gemaakt zouden worden alvorens naar buiten te treden. De werkwijze van de werkgroep wordt ook vastgelegd. ledere firma broeit zelf 10 soorten bollen volgens systeem Hageman geprepareerd en brengt ze ieder jaar rond 15 januari bijeen, ‘teneinde op die wijze elkaars resultaten te kunnen vergelijken en bespreken, dit tot lering van allen ‘.
Aan het werk.
Een week later zit de groep weer bij elkaar op de inmiddels vaste locatie van N.V. C.J. Speelman & Zn. Men keuvelt nog wat na over de belangrijke besluiten van de week daarvoor. Zo meent de heer J.M. v.Til (N.V. H. de Graaff & Zn) dat ‘het vak door het systeem Hageman veel gebaat zal worden, omdat door onderlinge samenwerking en vertrouwen de zaak veel vervroegd zal kunnen worden wat ook de omzet zal verhogen’. Daarna gaat men over tot het echte werk. Kernzaken van de methode zijn dat te prepareren tulpen het jaar te voren niet te laat geplant mogen worden en dat tijdens de preparatie niet hoger gestookt mag worden dan 68 a 70 graden. De preparatie zelf duurt circa 3 weken. Hoe vroeger de tulpen bloeien, des te beter zij zich het jaar daarna laten vervroegen. Ook een gelijkmatige temperatuur is het beste voor de tulpen.
Al deze soorten worden in uniforme kistjes geplant met 9 bollen per kistje. Presentaties zullen -alleen voor de contractanten- worden gehouden bij N.V. H. de Graaff & Zn. te Lisse. Het enthousiasme is groot en twee dagen later vergadert de voltallige groep weer ten kantore van C.J. Speelman & Zn. Er moet nog het een en ander geregeld worden. Men besluit dat Hageman alle bollen voor de proefnemingen bij één firma aankoopt. Daarnaast koopt hij nog eenzelfde aantal bollen, die niet geprepareerd zullen worden. Hiermee kan men een mooie vergelijking maken. De reden dat de bollen bij één firma gekocht zullen worden is omdat men dan zeker weet dat alle bollen zijn gegroeid in dezelfde grond. Tenslotte wordt iedereen verzocht van zijn eigen partijen ook een kistje op te planten met geprepareerde tulpen. De ’techniek’ van het systeem Hageman laat zich als volgt omschrijven: ‘Bollen voor vroegbroei moeten na de preparatie niet direct opgepot worden, doch kunnen wachten tot de laatste week van Augustus. Wanneer tulpen, welke geprepareerd moeten worden, binnenkomen, dan tot 80 graden stoken, 17 dagen op temperatuur houden en dan langzaam minderen. Wanneer de eerste dagen 80 graden gestookt wordt, moet men niet te veel luchten, omdat het om te broeien van belang is de huid niet te hard is. Stughuidige tulpen moeten even rijper zijn met rooien’.
We hebben het over de jaren ’20, toen gebruikte men nog de eenheid Fahrenheit voor temperatuuraanduiding (80°F=27,7°C) De echte handelaren uit het gezelschap denken dan alweer een stapje verder. Hoe moet men namelijk de geprepareerde tulpen transporteren naar het buitenland? Er ontstaat een levendige discussie, vooral ook omdat niemand een pasklare oplossing heeft. Uiteindelijk wordt op l voorstel van dhr. Van Til (H.de Graaff&Zn) besloten, dat de N.V.C.J. Speelman & Zonen voor gezamenlijke rekening een paar kisten bollen als proef, verpakt in viltpapier, met opzij in de kist 3 l gaten voor ventilatie, naar Amerika zendt.
Het complex van H. de Graaff en Zonen
De resultaten van de eerste broeiproeven worden besproken op 30 december 1929. In de pakplaats van H. de Graaf & Zn staan alle ingezonden kistjes opgesteld. De resultaten waren nogal wisselend. Ten kantore van genoemde firma wordt de bijeenkomst voortgezet en worden alle proeven per firma en soort uitvoerig besproken (en genotuleerd) met de bijbehorende beoordeling. Ook de proefkisten kwamen ter sprake. Speelman was uitgegaan van een gewone kist, die aan de binnenzijde bekleed was met viltpapier. Midden in de kist had men een buis met houtwol en kalk geplaatst om het eventuele vocht van de bollen op te nemen. Op 25 september van dat jaar werd de kist in Amerika weer geopend en gesloten. Vervolgens werd een maand later op de eindbestemming de kist definitief geopend. De kalk was tijdens het vervoer dan wel door de bollen gegaan, echter de bollen bleken kurkdroog en zagen er goed uit. In deze kist bevonden zich o.a. de soorten Copeland en Vuurbaak. Eenzelfde kist had men tussen 16 augustus en 3 november bij een warmte van 85 gr geplaatst bij Fa. v.d. Voort & Co. In deze kist bevonden zich La Reine soorten en Darwin soorten. Eerstgenoemde hadden verdroogde neuzen, terwijl de Darwin soorten zich uitstekend gehouden hadden. De algehele conclusie is dat men er nog niet is. Men wijt dit aan de koude winter gevolgd door een warme zomer van 1929. Een week later op 8 januari 1930 zet de discussie zich voort ten kantore van H. de Graaff&Zn. Er worden allerlei redenen aangedragen waarom de testen wat tegenvielen. V.d. Voort wijt dit aan de eerder genoemde warme maanden augustus en september. Hij vermoedt dat er veel klachten zullen komen uit de niet noordelijke landen. De heer Veldhuyzen van Zanten meldt daarentegen dat Berlijn en Kopenhagen best zijn. Ondanks de magere resultaten wordt er door de deelnemers dus al flink verkocht in het buitenland. Gezamenlijk is men van mening dat de bewaarplaats NA het behandelen van even groot belang is als het prepareren zelf. De heer Hageman voegt er aan toe dat de geprepareerde tulpen het verst heen waren in ontwikkeling. Deze bollen hebben naar zijn mening dan ook het meest geleden van de warmte in september. Wanneer de bloem iets gekrompen is door de warmte en de neus beschadigd is, komen ze altijd stugger op. En naast de warmte van de zomer is er ook veel droogte geweest. Hetgeen volgens hem de tulpen ook geen goed heeft gedaan, omdat deze bollen weinig vocht van zichzelf hebben. Men maakt nieuwe afspraken voor een volgende proef komende zomer. Unaniem is men van mening dat deze volgende proef serieuzer dient te zijn en dat er goede afspraken moeten worden gemaakt. In dezelfde maand op 22 januari komt het gezelschap nog bijeen voor de beoordeling van de 2e periode. Ook hier zijn de resultaten zeer wisselend. Men is ook nog niet in staat aan te geven waarom de vroegbroei soms wel lukt en een andere keer niet. De heer Joh. Speelman stelt voor om een andere bekende tulpenbroeier, dhr. Zoeteman, bij de groep te betrekken. De heer Veldhuyzen v Zanten werpt echter tegen dat Zoeteman weliswaar een succesvol broeier is in februari, echter ‘dat hij van zijn vroegbroei nog nimmer wonderen heeft gezien’.De anderen zijn het daarmee volledig eens. Wel wordt afgesproken dat de heer Grullemans een collectie tulpen door Zoeteman zal laten broeien (tegen vergoeding), maar dat hij buiten de club gehouden zal worden. Intussen vindt het broeien van bollen in een kas ook opgang. Dit geeft de deelnemers weer enig nieuw perspectief. De heer Hageman wordt derhalve verzocht prijzen op te vragen voor de bouw van een broeikas ten laste van het gezelschap. Wat betreft de transportkisten had de heer Hageman in de afgelopen zomer een nieuwe kist ontworpen, waarbij aan de binnenzijde van iedere hoek een plankje schuin was aangebracht. De hierdoor ontstane ruimtes konden dan gevuld worden met kalk teneinde de bollen tijdens transport droog te houden. De aanwezigen waren enthousiast over dit idee en besloten octrooi aan te vragen, ‘ zodat de kist alleen maar beschikbaar kon zijn voor de deelnemers van de vroegbroei proeven. Op 28 mei 1930 komt het gezelschap weer voltallig bijeen. De bijeenkomst begint met het uitwisselen van de ervaringen in het buitenland. Van der Voort meldt dat er klachten kwamen uit Denemarken over de lichte kleur van Copeland. Warnaar had veel klachten gekregen uit Engeland en de USA. Daarentegen had Segers geen klachten. Ook Van Grieken had geen goed en geen kwaad gehoord. Van Zanten had problemen in Duitsland met La Reine soorten en Speelman had buiten Copeland geen bijzondere meldingen gehad. Voorts komt het voorstel van Zoeteman aan de orde. Besloten wordt dat Grullemans bollen zal prepareren volgens het systeem en door Zoeteman zal laten broeien. Ook de door Hageman opgevraagde offerte voor een broeikas van 10×6 meter ad Fl. l .775,- komt ter sprake. Men houdt dit nog even aan in afwachting van de resultaten van het nieuwe seizoen. Daarna volgt een minutieuze opstelling van een plan de campagne voor het nieuwe jaar. Aan het slot van de bijeenkomst spreekt men af dat de heer Warnaar een paar kisten met behandelde tulpen zal laten opslaan in een koelinrichting en dat de firma Speelman zal zorg dragen voor een kist bollen naar de USA die op dezelfde wijze verpakt zal zijn als het afgelopen jaar. Tenslotte stelt dhr Joh. Speelman voor dat de heer Hageman Fl. 20,- per dag mag ontvangen voor het toezicht houden in de preparatie kamers. Zijn werkgever Van Grieken vindt dit een vorstelijke beloning en behoudt zich het recht voor om hierover eerst onder vier ogen met Hageman te spreken. De volgende bijeenkomst is op 14 januari 1931. Als eerste wordt de brief behandeld die de heer Warnaar heeft geschreven naar het hele gezelschap. De heer Warnaar zelf is niet vanaf het begin bij de besprekingen aanwezig geweest en stelt daarom de vraag wat er precies is afgesproken met Hageman. Aanleiding hiervoor is natuurlijk het matige resultaat van alle proeven tot nu toe. De heer Joh. Speelman antwoordt dat alle aanwezigen toch echt iets in het systeem zagen en vonden dat er iets goeds in zat. De heer Grullemans vult aan dat men alleen de kennis van Hageman heeft gekocht en dat het gezelschap zelfde proeven moeten uitwerken en moet onderzoeken of het geschikt is voor export. Hij onderstreepte dat Hageman geen garantie kon geven. De heer Warnaar was hiermee snel tevreden gesteld mede doordat juist de ingebrachte zendingen van v.d. Voort en Warnaar zelf van uitstekende kwaliteit waren. Vervolgens worden weer alle ingebrachte bloemen per inzender uitvoerig beoordeeld en genotuleerd. De waarderingen variëren weer van knap tot matig/slecht. Tenslotte vindt er een levendige discussie plaats over de geweldige resultaten van gebroeide hyacinthen door de Vereniging De Hyacinth, die de plaatselijke pers hebben gehaald. De heer Joh. Speelman vraagt zich af of dit systeem te koop is en zou graag zien dat de overige deelnemers mee zouden doen met deze ontwikkeling. Eventueel zou men de vereniging aan kunnen schrijven, daar de meeste deelnemers aan het systeem Hageman lid zijn van genoemde vereniging. De heren Grullemans en Van Zanten wijzen dit voorstel echter af, omdat dit bij de vereniging thuis hoort en dit de exclusiviteit van deze combinatie zou kunnen schaden. Een meerderheid van de aanwezigen is het hier mee eens. Een nieuwe bijeenkomst staat gepland op vrijdag 23 januari 1931. Notulen hiervan ontbreken echter. Het zal dus nooit duidelijk worden of er een bijeenkomst op die datum heeft plaats gevonden. Het is bijna een jaar later, 29 december 1931, als het gezelschap weer bijeenkomt ten kantore van N. V. H. de Graaff & Zn. Door bemiddeling van de heer Hageman is na de voorafgaande zomer een partij bollen voor korte tijd in de koelinrichting van Prof. v. Slogteren opgeslagen geweest. Deze actie gaf echter geen zichtbare verbetering. Integendeel: enkele partijen vond men juist achteruit gegaan. Volgens Hageman is dit waarschijnlijk te wijten aan de te korte periode in de koelinrichting. Ook nu bleken de resultaten van de proeven matig en zeer wisselvallig. De heer Warnaar vindt dat men met dit systeem op de verkeerde weg is. Zijn animo is tot een dieptepunt gedaald. Ook constateert hij dat andere vakgenoten met de ontwikkeling van geprepareerde tulpen deze groep vooruit snelt. De heer C.J. Speelman bevestigt deze gevoelens. Schoorvoetend sluiten de overigen zich bij deze conclusie aan. Een maand later op 26 januari 1932 komt het gezelschap nogmaals bijeen. De groep is dan niet meer compleet, want de N.V. C.J. Speelman & Zonen hebben per brief te kennen gegeven niets meer te voelen voor een voortzetting met het systeem Hageman. Men ziet meer in het vervroegen van tulpen met het zogenaamde koelsysteem dat in opmars komt. Ook de heer Warnaar laat verstek gaan om dezelfde reden. De heer Veldhuyzen v. Zanten is een weinig teleurgesteld in de opstelling van deze deelnemers. Hij acht de bijeenkomsten in de winter een zeer zinvolle besteding. Het gaat tenslotte om iets van elkaar te kunnen leren. Zeker nu H.de Graaf & Zn NV deze keer een aardig resultaat heeft behaald met de geprepareerde bollen ziet hij nog ruimte voor verbetering van het systeem. Wel moet hij toegeven dat met de huidige resultaten er niet doorgegaan kan worden met het versturen van geprepareerde tulpen naar de klanten. Daarvoor is het systeem Hageman nog niet ver genoeg ontwikkeld. Na de bespreking van de inzendingen komt men tot de conclusie dat in deze tijd van het jaar behandelde tulpen een beter resultaat geven dan onbehandelde. Er wordt nog wel een nieuwe afspraak gemaakt voor de zomer. Notulen hiervan (en daarna) ontbreken echter. We mogen derhalve aannemen dat in het voorjaar van 1932 de groep uit elkaar gevallen is.
Epiloog.
Wat we weten van Hageman is dat hij een goede verstandhouding had met Van Slogteren van het laboratorium. Dat gold dan vooral op vaktechnisch gebied. Zijn gedachtegang is geweest het voorjaar voor tulpen te vervroegen door de ‘lente naar voren te halen’. Door de tulpen enige tijd in de schuur warm te bewaren had hij het gevoel deze methode een extra impuls te geven. Het uitbroeien moest dan de rest doen. Bij de aanvang van zijn experimenten waren gebruiksklare koelsystemen nog niet op de markt. Hij had dus geen andere keuze dan de warmtebehandeling. Toen rond 1930 wel de eerste bruikbare koelinstallaties op de markt kwamen werd er buiten deze groep kwekers volop geëxperimenteerd. Het bleek al snel dat een koude periode voorafgaand aan het uitbroeien (de ‘winter naar voren halen’) een beter resultaat gaf. De voortschrijdende techniek heeft zijn systeem a.h.w. ingehaald. Wat hij er natuurlijk wel aan over hield was de tienduizend gulden, een voor die tijd aanzienlijk bedrag. Een deel van het geld ging naar zijn gezin. Maar voor het overgrote deel had hij een andere bestemming. Achter in de tuin van zijn woonhuis aan de Julianastraat verrees een broeikas en opzij van het huis een kleine bollenschuur. Samen met zijn inmiddels vijftienjarige zoon Jacques richtte hij hiermee de Bloembollen en Dahliakwekerij J.H. Hageman & Zoon op. Teeltgrond was niet beschikbaar, dat werd dus gehuurd. En zo ontstond weer een kleine kwekerij, zoals er in die tijd al velen waren. In 1946 kwam Jan Hageman te overlijden en werd het bedrijf een eenmanszaak. Toen vervolgens halverwege de jaren ’50 zoon Jacques langdurig ziek werd, moest het bedrijfje noodgedwongen worden stopgezet.
AANVULLINGEN/REACTIES
Ie winter staat weer voor de deur en daarmee ook de broeierij van tulpen. Een jaar geleden stond in het Nieuwblad het verhaal van de methode Hageman om tot een nieuwe methode van broeierij te komen en de ‘werkgroep’ die zich daar omheen vormde. Dat de methode ook in die
tijd al als achterhaald te beschouwen was blijkt uit onderstaande ingezonden brief. Het aardige van het originele artikel is natuurlijk dat, hoewel de methode ook toen al aantoonbaar incorrect was, het een tijdsbeeld schetst waarin zelfs bedrijven van naam niet volledig op wetenschappelijk onderzoek vertrouwen en daardoor op het verkeerde paard wedden.
Maarten Timmer schrijft aan Jan Hageman
“Met belangstelling het verhaal over uw vader gelezen. ‘Pioniers ‘stond er boven het stuk dat handelt over de periode 1929 tot 1932. Maar gezien tegen de context van wat toen al bekend was over de broeierij van tulpen zou ik liever zeggen ‘achterlopers’. Een korte historische schets om dat toe te lichten.
Toen N. Dames in 1910 trots het vak liet weten dat hij een methode (het preparen) had gevonden die Kerstmisbloei van hyacinten garandeerde was Van Slogteren nog in geen velden of wegen te bekennen. Die kwam pas in 1917 naar Lisse en had toen zijn handen meer dan vol aan onderzoek naar de bestrijding van ziekten en plagen. Hij kwam pas in 1930 toe aan onderzoek naar de ‘vroegbroei van onze bolgewassen’. Toen bouwde hij voort op het werk van de echte pionier als het gaat om de vroegbroei van tulpen: de Wageningseprofessor Blaauw. Die begon in september 1917 in Wageningen . Na en in overleg met Volkersz, de directeur van de Rijks Middelbare Tuinbouwschool en Rijkstuinbouwleraar in Lisse, koos hij als onderwerp het preparen en forceren van bloembollen. Volkersz zorgde dat hij hyacintenbollen kreeg en het onderzoek was uitermate succesvol. Zo leverde Blaauw in 1920 al de wetenschappelijke grondslag van de methode van Dames. In 1922 begon Blaauw aan het onderzoek naar de invloed van de schuurbehandeling van tulpen. De bollen daarvoor kreeg hij van de firma Tubergen uit Haarlem terwijl de Hollandsche Cultuur Maatschappij uit Vogelenzang een groot deel van het onderzoek betaalde. In 1925 slaagde Blaauw erin om Darwintulpen met Kerstmis in bloei te krijgen zonder abnormaal vroeg te rooien of andere kunstgrepen (grondverwarming) toe te passen.
Volkersz die natuurlijk goed op de hoogte was van het onderzoek was inmiddels ook Rijkstuinbouwconsulent geworden en vond dat begin 1928 de tijd rijp was om over de Blaauwse methode uitgebreid voorlichting te gaan geven. Zijn lezingen waarmee hij het land doortrok trokken honderden belangstellenden. Bovendien gaf Volkersz in zijn lezingen allerlei tips voor het forceren van tulpen die hij ontleende aan de Rijnsburgse praktijk, de bakermat van de tulpenbroeierij in Nederland.
Dus toen Hageman in 1929 met zijn methode kwam was eigenlijk alles al bekend en kunnen we met behulp van de Blaauwse methode wel aangeven waarom het regelmatig mis ging bij de methode Hageman. Hij gaf namelijk tijdens de bewaring teveel warmte waardoor de aanleg van de bloem werd geremd en men gaf na de warmte te weinig koude om de strekking op gang te brengen.
Dat men daar nou zoveel geld voor over had is eigenlijk het meest wonderlijke in uw verhaal…