PTT, Post Telegraaf Telefoon

Waar nu de Madelief staat, stond vroeger het statige postkantoor. In de vijftiger jaren werkten er 16 personen. De werkzaamheden worden besproken. De looproute in de Poelpolder is interessant.

door dirk Floorijp

NIEUWSBLAD Jaargang 10 nummer 2, april 2011

Soms zie je in oude akten aansprekende beroepen zoals schotvanger, klapwaker, spekslager of brie vengaarder. Wat deden die mensen eigenlijk, er is weinig van opgeschreven. Zo wil ik eens weergeven hoe er vroeger en niet eens zo lang geleden grote bedrijvigheid was aan de Heereweg 254, het statige postkantoor dat op de plek stond van het huidige winkelcentrum de Madelief.

In de vijftiger jaren van de vorige eeuw stond het postkantoor nog aan de Heereweg, er werkten daar zo’n 16 ambtenaren: een directeur en een adjunct, 5 loketambtenaren en 9 postbestellers bovendien was er een telefooncentrale. In het bevolkingsregister zie je ook als beroep telefoniste, die werkten daar en waren er vaak inwonend. Zoals men toen zei, in de kost. Op de binnenplaats van het postkantoor stond nog een grote bunker, die de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog hadden gebouwd, waarin een nood telefooncentrale was, voor het geval er een bom op het postkantoor zou vallen. En er was het stookhok voor de centrale verwarming waar Cor

Boot in de winter elke dag kolen schepte in de grote kachel. De post voor het dorp kwam nog aan met de trein op het station Lisse en werd met de bakfiets opgehaald. De tegenwoordige Berkhoutlaan heette toen nog Stationsweg tot aan de Heereweg. Eindjaren 50 kwam hier een einde aan en kwam de post per auto. Alle post werd nog in zakken aangeleverd en ook verzonden,in tegenstelling tot nu waar alles in bakken en containers gaat. Er waren drie verschillende zakken. Een grote voor de pakketpost daar onder een voor de gewone post en de pakjespost en een kleine voor aangetekende en waarde papieren, daar moest degene die kantoordienst had voor tekenen en die waren voorzien van een masker met een lakstempel. Om 05.30 uur kwam de post en werd op een grote storttafel geleegd .Op de foto’s is de postauto net geweest, de klok wijst kwart voor zes aan en men is al druk aan het sorteren op wijken. In de kasten daarachter werd alles op straat gesorteerd en vervolgens op huisnummer volgorde gezet. Op de sorteerkast staat een weegschaal om te controleren of de brief zwaarder is dan 20 gram, die werden dan beport met een zegel erop en afgerekend aan het huisadres. Door routine wist je bijna zeker dat een briefte zwaar woog.

Tussen 8.00 uur en 8.30 was het sorteren klaar en kon de besteller de wijk in. Aan de wat langzamere sorteerders werd wat hulp geboden zodat ieder gelijk de deur uit kon. ’s Middags was er een tweede bestelling om 15.00 uur. In de winter liep men gedeeltelijk in het donker met in het knoopsgat een zaklantaarn met een grote witte kat batterij erin. Nachtdiensten bestonden nog niet op het dorp. Die waren alleen in de stad waar expediteurs ’s nachts de post sorteerden voor de stad en de post voor de omliggende dorpen.

Een postbode had stratenkennis nodig en moest weten hoe de huisnummering liep. Straten werden altijd genummerd vanuit het centrum naar buiten en nooit een oplopende huisnummering richting het dorp, de linkerkant van de straat waren de oneven nummers en de rechterkant de even nummers. De postbode was in de buitenwijken een soort rijdend postkantoor, hij had postzegels, formulieren en postwissels bij zich en betaalde AOW aan huis uit. Er kon zonder probleem met een paar duizend gulden op zak gewerkt worden. Toen waren er nog mensen die alleen een kruisje konden zetten als ondertekening, l Ook had hij aangetekende en waarde stukken plus gerechtelijke brieven bij zich. Bij zijn aanstelling in vaste dienst moest de postbode de eed afleggen voor geheimhouding als ambtenaar. Voor veel mensen was hij ook een vertrouwens persoon.

Nog heel lang zijn bij de PTT Franse invloeden gebleven. Een overblijfsel van de Franse overheersing van rond 1812 waar alle akten zoals geboorte, huwelijk en overlijden in het Frans moesten worden opgemaakt. Zelfs Franse uitdrukkingen kwamen na anderhalve eeuw tot in de jaren ’60 nog bij de post voor en een dagelijks gebruik van het woord depêche (voor waardepapieren en geldzendingen) chemise (omslagmap voor rondzending) of borderel (lijst met namen en bedragen van kwitanties) was heel gewoon. Als men hier later bij postbodes naar vroeg stonden ze te kijken of je van een andere planeet kwam. Ja, ambtelijke molens malen nu eenmaal langzaam.

In die tijd had je ook in roulatie een kwitantiewijk,(met borderel) wat betekende datje soms met 10.000 gulden over straat moest, die net waren opgehaald bij de grossiers Verduijn en Schrama. Alles ging nog per kwitantie met veertien dagen zicht. Bedrijven en zaken die post verzonden wat aangeleverd werd via loket en brievenbussen werd in de avonduren gesorteerd. Alles werd in zakken ingepakt en ging om 19.30 uur richting Haarlem. De lokale post werd met de hand gestempeld en bleef op het postkantoor. Bedrijven die veel post aanboden waren de grote klanten zoals HBG en HOBAHO, die soms een aantal manden met post aanleverden (dat werd in bollenmanden gebracht). Het was altijd een race tegen de klok, alles moest gesorteerd worden op uitgangen door heel Nederland. Alle kleine plaatsen vielen onder een hoofdplaats en was het een sport om zo min mogelijk plaatsen over te houden die je niet wist. Heel Nederland moest je dus uit het hoofd kennen en watje niet wist kon je in een boek opzoeken. Later werd dat gedaan door een selecte groep, dat waren de expediteurs en zij kwamen alleen in de steden voor. Op zaterdag werd de post die binnenkwam via de brievenbussen om 12.30 uur met de busdienst van de NZH richting Haarlem meegegeven bij de bushalte aan de Oranjelaan.

Alle post voor een bestelwijk kon aan het einde van de week niet worden mee genomen, vooral vanwege het dikke weekblad Elsevier, dat werd dan in de wijk nagebracht als een steunpunt, een winkel of bij een benzine station. In die tijd werden er ook veel pakjes verstuurd. Rond St. Nicolaas was het erg druk en kon het gebeuren dat er op Sinterklaas avond nog pakjes aankwamen die voor de volgende dag in bestelling gingen, dan was Sinterklaas echter voorbij, zo ging men dus in donker met de bakfiets over de Heereweg richting de Engel naar huis ter Beek, het kindertehuis St. Vincentiushuis naast de Engelenkerk, om de kinderen toch maar niet in de kou te laten zitten.

Met Kerst en Nieuwjaar was het een topdrukte, half januari was men pas door de drukte heen en werden de laatste kaartjes met kerst- en nieuwjaarswensen bezorgd.

Het kwam gelukkig niet veel voor, maar ’s winters bij hevige sneeuwval werd de Poelpolder lopend besteld. Dan werd de fiets achtergelaten bij de brug op de Eerste Poellaan, dan rechts over de dijk naar boer Langeveld en links langs de dijk naar boer Verdegaal op de Poeleway. Vervolgens over de vuilnisbelt naar de Ringdijk langs het watergemaal van Koelewijn en via een tegelpad van een tegel breed naar de Middenweg waar een paar woningen stonden. De bewoners van een dezer woningen werden door de politie een beetje in de gaten gehouden omdat ze “de Waarheid lazen”. Men vond dat communistische blad een beetje verdacht. De politie kwam wel eens navraag doen welke mensen zoiets lazen. Vervolgens naar de molen van Duineveld en terug langs de Roversbroekdijk wat nog een dijk was en nog niet afgegraven, voorbij de Tweede Poellaan waar een paar huizen stonden en links de oude molenstomp van van der Vlugt weer richting de fiets bij de Eerste Poellaan. De hele poel werd bewoond door zo’n 20 a 25 gezinnen. In het Nationaal Archief in Den Haag zijn akten en tekening uit 1630 waaruit blijkt dat er heel wat molens in de polder stonden voor de bemaling.

Bij de directeur hing een lijst met alle directeuren die van af het begin aan het postkantoor waren verbonden. Bij navraag waar deze lijst is gebleven, wist niemand meer waar die is heen gegaan. Men zegt, misschien in de prullenmand. In de jaren ’50 was dat directeur Elsenga die woonde aan de Irissenstraat 32, daarna dir. Thies, woonde aan de Broekweg. Dir. J. Res, woonde aan het Doormanplein 4. De laatste Dir. was N.J. Hoekstra en woonde aan de Pr. Hendrikstraat 44. Met hem verdween de ambtenaren status en ook PTT, dat werd TNT en alles werd anders. Nu werd het een beheerder of manager. Het staatsbedrijf was niet meer, men was ambtenaar af. Machines gingen het werk overnemen, de postcode werd ingevoerd in 1978 na vooraf een inventarisatie van vier jaar om alle adressen in Nederland op te nemen en van een postcode voorzien. Al was je nog zo rap met sorteren daar kon niemand tegen op. Er kwamen grote machines uit Japan en op sorteercentra werden hele machinestraten geïnstalleerd. Ook de gewone brievenbussen verdwenen die waren te klein er kwamen tweeling brievenbussen.

Toen begon het graveren van de postcode op fietsen en kwam de politie regelmatig vragen naar het adres van de postcode die was gevonden, om weer eens een gestolen fiets terug te bezorgen. Later kregen zij zelf een bestand wat eens per maand aangepast werd en landelijk geleverd door de fa. Swets en Zeitlinger te Lisse. Veel is er verdwenen uit het oude postkantoor, de houten sorteerkasten werden vervangen door stalen kasten, de stempeltafel met een granieten blad kwam bij een boer aan de Loosterweg terecht.

In het museum de Zwarte Tulp is nog een van de oudste brievenbussen van Lisse, die gered werd van de vernietiging en geschonken is aan het museum. Hier was nog een speciaal verzoek voor nodig aan de directie van het Postdistrict Haarlem, en heeft jaren in de schuur gelegen tot ik er een bestemming voor vond. Deze brievenbus hing aan de muur hoek Julianastraat Heereweg.

Het oude Post, Telefoon en Telegraafkantoor op de hoek Kanaalstraat/Heereweg, Foto: Oud Lisse